Alfabetische trefwoordenlijst

Bachten de Kupe

De meest westelijke uithoek van België, de Westkust, door de inboorlingen poëtisch Bachten de Kupe genoemd, ligt rond het stadje Veurne. De grens met Frankrijk noemen ze schreve en hun dialect wijkt nogal af van de overige dialecten in het hele Nederlandstalige gebied, én van de standaardtaal zelf.

Maar aan de andere kant van de schreve spreken de oudere Fransen nog een gelijkaardige streektaal, die ze van hun voorouders erfden. Op 13 september 1996 trachtte een hotelbaas te Hesdin met me te converseren in dit dialect, wat niet bepaald eenvoudig was, zodat we even later naar het Frans overschakelden.

Botafumeiro

Het grootste wierookvat ter wereld, twee meter hoog, gevuld met veertig kilogram houtskool en wierook. De botafumeiro wordt alleen ’s zondags gebruikt, op belangrijke feestdagen, en ook op feestdagen van belangrijke heiligen. Wie een paar dagen in Santiago verblijft heeft vrij veel kans de botafumeiro in actie te zien.

Het gevaarte, gedragen door twee kerkdienaren, wordt na de communie vanuit de sacristie voor het altaar neergezet en aan een lang zeel bevestigd. Zeven kerkdienaren trekken ritmisch aan dat zeel, waardoor de botafumeiro op nogal spectaculaire wijze van links naar rechts slingert doorheen de ruime dwarsbeuk. Hij bereikt daarmee een hoogte van twintig meter, nauwelijks één meter lager dan het gewelf, en één slingerboog bedraagt vijfenzestig meter. In geen tijd verspreidt de milde geur zich tot in de verste uithoeken van de kathedraal.

Kwatongen beweren dat de botafumeiro eigenlijk een soort van airconditioning avant-la-lettre is. In lang vervlogen tijden werd niet veel aandacht besteed aan lichaamshygiëne. Honderden slechtgewassen bedevaarders, die toentertijd in de kerk logeerden – de refuge te Santiago zat steeds overvol – produceerden een geur die niet bepaald heilig was. Maar we moeten ons niet superieur voelen tegenover die arme middeleeuwers, want ook vandaag nog bewijst het wierookvat zijn nut…

Helemaal zonder gevaar is die botafumeiro toch niet. Want in de negentiende eeuw moet er eens een ongeluk gebeurd zijn, toen het rokende en vlammenspuwende projectiel loskwam van het touw en in de massa neerstortte. Tachtig mensen kwamen daarbij om in een zee van vlammen, en honderden anderen liepen zware brandwonden op.

De botafumeiro zag ik voor het eerst "in actie" op 30 juni 1996.

Callixto

Deze hond was in de jaren '80 en '90 van de 20e eeuw een begrip op de Camino. Vanuit het klooster van San Juan de Ortega vergezelde hij elke ochtend in de vroegte de voetpelgrims naar Burgos. Verdwalen deed daar niemand, vermits die hond buitengewoon vertrouwd was met de omgeving.

Toen ik in 1996 in San Juan passeerde werd Callixto al een jaartje ouder en speelde hij niet meer alle dagen gids. In 2001 heb ik hem niet meer teruggezien: waarschijnlijk heeft hij zelf zijn laatste tocht gemaakt. Maar geen pelgrim die zich hoeft ongerust te maken: overal zijn er (zwerf-)honden die zich bekommeren om de moedige trekkers, in ruil voor een aai, een stukje vlees of een vriendelijk woordje. Ook in San Juan is er naar verluidt een opvolger.

Hoe trouw ’s mensen beste vriend ook is, over het algemeen worden honden in Spanje – en in mindere mate in Italië – niet erg fair behandeld. En we hoeven die “primitieve” zuiderlingen niet met de vinger te wijzen. Want hoeveel dieren vinden bij ons een triestige dood, vastgebonden aan een boom, gedumpt omdat baasje met vakantie wil?

Camino

Het Spaanse woordje camino betekent gewoon reisweg (vergelijk met het Frans chemin). Wanneer we het met een hoofdletter schrijven, dan bedoelen we dé Weg naar Santiago de Compostela. En zelfs dan gaat het nog om verscheidene wegen. Hier de voornaamste ervan.

Ook in Frankrijk lopen er erg oude routes richting Compostela: les Chemins de Compostelle.

Camino Frances

De meest voor de hand liggende pelgrimsroute, vanuit Frankrijk naar Compostela. De meeste pelgrims volgen deze achthonderd kilometer lange route vanaf de Pyreneeën via de steden Pamplona, Logroño, Burgos, Leon, Astorga en Ponferrada. In de winter is het er vrij rustig, maar de laatste jaren komt ’s zomers een immense stroom voetgangers en fietsers op gang. Niet allen doen zij dit uit spirituele overwegingen, en dit toerisme kan voor sommigen storend zijn.

Maar de Camino Frances is bovenal een bijzonder boeiende route doorheen de meest verscheiden landschappen en langs beroemde monumenten. De plaatselijke bevolking wordt er al eeuwenlang geconfronteerd met de talloze vreemde voorbijgangers en stelt zich over het algemeen bijzonder gastvrij op, zolang je je niet als een coquillard gedraagt, natuurlijk.

Refuges vind je er bijna overal: in de kleinste dorpjes, en in de steden.

Cavaillé-Coll

Frans orgelbouwer uit de 19e eeuw, wiens instrumenten ontworpen werden met de bedoeling de sfeer van een symfonisch orkest te evoceren. Cavaillé-Coll vond geheel nieuwe klankkleuren uit en bouwde talrijke speelhulpen in. Daardoor kan de organist heel makkelijk en heel snel van klankkleur - ofwel registratie - veranderen.

Een Cavaillé-Coll-instrument is niet alleen in muzikaal opzicht een voltreffer, maar kent ook qua mechaniek nauwelijks zijns gelijke. Een dergelijk orgel bespelen kan je dan ook enigszins vergelijken met het besturen van een Rolls-Royce.

Hele scholen 19e-eeuwse musici lieten zich inspireren door deze revolutie in de orgelbouw. De belangrijkste van hen is César Franck.

Een zeer mooi instrument van deze bouwer vinden we in de basiliek van Saint-Omer.

Chemins de Compostelle

In gans Europa ligt een oud netwerk van routes naar Compostela. De belangrijkste routes voor bedevaarders vanuit onze gewesten zijn de volgende vier Franse routes:

Col

Met dit woord duiden de Fransen een bergpas aan. Als fietser heb ik reeds enkele mooie “cols” op mijn naam staan. De belangrijkste geef ik hier in chronologische volgorde. We beginnen in 1996.

In 1997 fietste ik gedurende twee weken in de Lozère. Vanuit de Gorges du Tarn ging ik naar de Ardeche en beklom er volgende bergpas:

In de jaren daarna verbleef ik voornamelijk in onze eigen Belgische (en Franse) Ardennen en beklom er menig hellinkje, soms vergezeld van vrienden die ik vaak het nakijken gaf. En dan breekt 2001 aan. De belangrijkste “prestaties”:

Compostela (brief)

Een brief, afgeleverd door de bisschop van Santiago, aan iedereen die kan bewijzen dat hij minstens de laatste honderd kilometer van een van de vele Camino’s al lopend heeft afgelegd. Fietsers moeten tenminste tweehonderd kilometer kunnen aantonen. Wie een motorvoertuig gebruikt krijgt geen compostela.

Hoe kan je dit bewijzen? Daartoe heb je een zgn. credencial nodig. Dit document kan je overal bekomen: voor je vertrekt, aan de Spaanse grens of in de meeste refuges. Elke dag vraag je minstens één stempelafdruk bij de pastoor, in het gemeentehuis, in een café, een winkel, een postkantoor, een benzinestation… ondertekend en gedateerd door degene die de afdruk plaatst.

Aan de hand van de datums en de plaatsnamen op de stempels kan men te Santiago nagaan hoeveel kilometer je van dag tot dag hebt afgelegd. Voetgangers die op één dag bvb. honderd kilometer afleggen kunnen hun compostela op hun buik schrijven.

De geschiedenis van deze compostela hangt nauw samen met de Sint-Jakobsschelp.

Mijn eerste compostela haalde ik af op 30 juni 1996 en mijn tweede op 10 september 2001.

Compostela (stad)

Bijnaam van de stad Santiago. Er wordt nogal eens beweerd dat het woord een verbastering zou zijn van het Latijn campus stellae: het veld van de ster, het sterrenveld. Ook de Camino wordt soms aangeduid door de sterrenweg.

Tweemaal in mijn leven mocht ik te Santiago toekomen: op 29 juni 1996 en op 9 september 2001.

Coquillard

Coquillard is afgeleid van het franse woord voor schelp: coquille. Doorheen de eeuwen heeft dit slag van lui de Camino geteisterd: zogenoemd bedevaarder, maar met weinig eerbare bedoelingen. Wie naar Santiago reist mag niet zo naïef zijn te geloven dat de Camino het voorportaal van de hemel is. Let dus goed op je geldbeurs, je fototoestel, je GSM en alle andere waardevolle voorwerpen. Een verwittigd man is er twee waard. En coquillards vermommen zich nogal eens als zéér sympathieke lui, tegen wie je niet gauw argwaan koestert. Temeer omdat ook zij zich met een schelp tooien.

Maar er is geen reden om paranoïde te worden. Als je de Weg met plezier aflegt, dan ben je zonder twijfel eveneens in staat verantwoordelijkheid te nemen voor jezelf, je medereizigers en je bezittingen.

Mijn belevenissen van 28 september 2001 ter illustratie van hoe je best omgaat met coquillards.

Credencial

Een document met bewijskracht, ten einde een zgn. compostela te bekomen. Minstens eenmaal daags moet de pelgrim zijn credencial laten afstempelen en dateren, bvb. door een pastoor, de houders van de refuge, in een café...

Cruz de Ferro

Het IJzeren Kruis staat niet onder zijn Castilliaanse naam bekend, wat dat zou Cruz de Hierro zijn. Hier gaat het om de Asturische variant van het Spaans. Dit slechts even terzijde.

Boven, in de afgelegen Montes de León, tussen de vele spookdorpjes, ligt sinds mensenheugenis een hoop grote keien. Deze hoop zou ouder zijn dan het christendom, wellicht gaat het hier om een heidens heiligdom, waarvan we de betekenis niet meer kennen.

Ooit kwam iemand op het idee om boven op deze hoop keien een ijzeren kruis op een hoge houten paal te plaatsen. Zo kreeg die hoop stenen zijn huidige, christelijk geïnspireerde betekenis. Zodanig zelfs dat vele pelgrims een steen vanuit hun woonplaats meebrengen om op deze hoop te gooien.

Op 25 juni 1996 passeerde ik hier op heenreis, op 14 juli 1996 op terugreis en tenslotte nog éénmaal op 19 september 2001.

Cyclocomputer

Mijn fiets is uitgerust met een cyclocomputer met volgende functies:

Dimmer

De familie Dimmer baat een sympathiek hotelletje uit in Klein-Zwitserland, de Sûrevallei op de Luxemburgs-Duitse grens. Nogal wat familieleden brachten hier al eens een prettige vakantie door, en zelf ben ik er meermaals te gast geweest. Maar op 8 mei 1996 was ik - pas twee dagen daarvoor vertrokken - nog te onbesuisd om mezelf in de watten te laten leggen in een hotel.

Dinant

Dit Waalse stadje ligt in het nauwe Maasdal geprangd als een vier kilometer lange straat. De huizen die het verst van de oever staan, werden tegen de rotswand gebouwd.

In 1995 kwam een “klein steentje” van driehonderd ton los van die rotswand en verpletterde een supermarkt. Gelukkig vielen er geen slachtoffers.

Huizen, gebouwd onder overhangende rotspartijen in de vallei van de Lot, herinnerden me aan dit voorval.

Dutroux

In augustus 1996 werd België opgeschrikt door de arrestatie van Marc Dutroux. Die wordt verantwoordelijk geacht voor de verdwijning van verscheidene kinderen gedurende vele jaren. In zijn kelder vond men de lijken van Julie en Melissa, verhongerd. Ook An en Eefje werden door hem ontvoerd en mogelijk vermoord. En na zijn arrestatie kon men tijdig Sabine en Laetitia uit hun gevangenis verlossen, de enigen die het er levend vanaf brachten.

Dutroux wordt vervolgd o.w.v. pedofilie en het maken van kinderporno. Heeft hij op eigen houtje gehandeld, of werkte hij in opdracht van een (internationaal?) netwerk? Heeft hij bescherming genoten van hooggeplaatste personen die eveneens in zo’n netwerk betrokken kunnen zijn? Allemaal vragen waarop we tot op vandaag geen antwoord hebben. Krijgen we hierop ooit nog antwoord?

Pas in 2004, acht jaar na de feiten, nam het proces-Dutroux een aanvang in het stadje Arlon (Aarlen), hoofdplaats van Belgisch-Luxemburg, bijgewoond door honderden journalisten uit binnen en buitenland. Arlon werd voor de gelegenheid omgedoopt tot Dutroux-City, iets waarover de inwoners niet echt te spreken waren...

Marc Dutroux werd veroordeeld tot levenslang. De kans dat hij ooit vrijkomt is klein, omdat hij de publieke opinie tegen heeft.

Finisterre

De Galicische naam luidt Fisterra. Het is een samentrekking van het Latijn finis terrae: het einde van de wereld. Cabo Finisterre is één van de meest westelijke punten van het Europese vasteland.

Al tijdens de middeleeuwen plachten sommige pelgrims tot hier te komen, omdat zo’n eindpunt nu eenmaal een bepaalde sfeer uitademt. Heel mijn reis van 2001 stond in het teken van finis terrae, want ik heb er verscheidene bezocht:

De tweede maal dat ik op Cabo Finisterre stond, in 2001 dus, vergezelden mijn ouders me. Het was de dag dat beide torens van het World Trade Center in New York ophielden te bestaan…

Franck, César (Luik, 1822 - Parijs, 1890)

Frans-Belgisch componist in wiens oevre het onderscheid tussen het orkest enerzijds en het pijporgel anderzijds vervaagt: Franck behandelde het orkest als een orgel en het orgel noemde hij "ma petite orchestre". Dat kon omdat hij de nieuwigheden, die door Cavaillé-Coll in de orgelbouw werden doorgevoerd, tenvolle wist uit te buiten.

Het gevolg is dat zijn muziek ritme mist - het orgel is immers niet echt een ritmisch instrument. Maar Franck weet dit tekort op schitterende wijze te compenseren door een overvloed aan harmonische vondsten die evenwel nooit gekunsteld klinken. Daardoor krijgt zijn muziek bij uitstek een meditatief karakter.

Van jongsafaan raakte ik geboeid door deze muziek, zo totaal anders dan de hedendaagse popmuziek waar ritme net heel belangrijk is - jammer genoeg maar al te vaak ten koste van melodie en harmonie...

Gaia

Belgische vereniging van ecologisten, die zich speciaal toelegt op de bestrijding van dierenleed. Hun boegbeeld is Michel Vandenbossche.

Persoonlijk draag ik ze niet erg in mijn hart. Niet dat ze gewelddadig tewerk gaan; vaak zijn hun aanklachten tegen dierenmishandeling terecht. Maar mijns inziens mankeert het hun duidelijk aan nuancering. Ik betwijfel of zij wel eens het leven op de boerderij hebben beleefd, zoals ikzelf dat in mijn jeugdjaren beleefde op het bedrijf van mijn oom.

Vaak heb ik het niet gezien, maar af en toe gebeurde het dat bvb. een koe met geweld op een vrachtwagen moest worden gedreven: d.w.z. stevige stokslagen, soms tot bloedens toe. Het kwam me altijd voor dat mijn oom dergelijke methodes als laatste middel zag, wanneer dat beest echt niet op andere manieren ertoe te bewegen was één poot te verzetten. In zo'n gevallen kende hij geen genade, troefde het dier snel, vakkundig en zéér kortstondig af. En aangezien koeien kuddedieren zijn, volgden de andere koeien vanzelf, zonder één slag of stoot, nadat die eerste aan boord van de vrachtwagen was.

Vandenbossche verkoopt in mijn ogen mooie praatjes. Hij beschouwt het hierboven beschreven tafereel als dierenmishandeling. Mogelijk heeft hij gelijk. Maar kent hij een andere, minder gewelddadige methode om een 600 kg wegend beest, dat koppig blijft waar het staat, tot andere gedachten te brengen? Ik betwijfel het tenzeerste.

Wraakroepend vind ik het dat een deel van mijn belastinggeld als subsidies aan zo'n praatjesmaker wordt verspild. Mediageniek (of mediageil?) is hij wel, en met zijn radde tong overtuigt hij veel mensen, tot zelfs politici toe. Mij niet dus...

Eigenlijk vind ik Vandenbossche een gevaarlijk man. Hij is de levende illustratie van een samenleving waarin men genuanceerdheid pretendeert, terwijl daarachter je reinste kuddementaliteit schuilgaat. Als je "in" wil zijn, dan moét je wel tegen (echt of vermeend) dierenleed zijn. Op termijn zou dergelijke mentaliteit ons wel eens heel zuur kunnen opbreken.

Me ervan bewust dat deze scherpe taal mogelijk reacties losweekt, plaats ik hier een link naar mijn mailadres.

Gaia en Michel Vandenbossche kwamen eventjes ter sprake op 17 oktober 2001.

Gargano

De Gargano is het makkelijkst uit te leggen aan de hand van een landkaart van Italië. Halfweg de Adriatische Kust steekt er een landtong een kleine vijftig kilometer in zee. Met een beetje fantasie lijkt het Italisch schiereiland op een reusachtige Laars, met als Teen Calabrië, als Hiel Apulië en als Spoor de Gargano. De Gargano is bergachtig. Onder de Adriatische Zee loopt hij verder tot aan de Kroatische Kust.

Het uiterste puntje van deze kaap is één van de fines terrae die ik in 2001 heb bezocht.

Gîte d’étape

De Franse variant van een refuge, zij het dat je in Frankrijk niet per sé een bedevaarder moet zijn om in een gîte te overnachten. Ze zijn heel goedkoop, bieden een slaapzaal, sanitair en een voldoende uitgeruste keuken. Meestal gerund door een pastoor of door de gemeente. Als automobilist kan je er meestal niet terecht, omdat voetgangers en fietsers – uiteraard – voorrang genieten.

Hageland

Streek in het oosten van de provincie Vlaams-Brabant, grosso modo tussen de steden Aarschot, Diest, Zoutleeuw, Tienen en Leuven. Ook de Limburgse gemeente Halen hoort daarbij.

Het Hageland is een grotendeels agrarisch gebied. Vermits het niet ver van de fruitstad Sint-Truiden ligt, zijn fruitplantages (laagstam) een belangrijk gegeven in het landschap. In het noorden en het centrum bereiken de heuvels een hoogte tot iets meer dan honderd meter boven zeeniveau (Pellenberg: 104 m), het zuidoosten sluit aan op het vlakke Vochtig Haspengouw.

De heuvelruggen bestaan uit Diestiaan, of beter: ijzerzandsteen. In vroeger eeuwen een gegeerd bouwmateriaal. Talrijke kerken en kastelen werden opgetrokken uit deze bruine steen, die jammer genoeg erg lijdt onder de luchtvervuiling. Te bezoeken: Sint-Sulpitius te Diest, O.-L.-Vrouw te Aarschot, Sint-Eustachius te Zichem, de kerk te Halen, de bekende basiliek te Scherpenheuvel, het poortgebouw van de abdij van Averbode, het kasteel te Horst, enz… enz…

Natuurliefhebbers zullen in de talrijke holle wegen dit Diestiaan opmerken. De heuvels ontstonden immers zo’n zeven miljoen jaar geleden, als zandbanken in een ondiepe zee (Diestiaanse Zee), die veel overeenkomsten vertoonde met onze huidige Noordzee.

Horreo

Klein voorraadschuurtje, op poten van hout of van steen, afhankelijk van de streek. Deze horreos komen in het hele noordwesten van Spanje voor, dus ook in Galicië, waar zij een vertrouwd element zijn in het dorpslandschap. De poten onder het bouwsel moeten ratten en ongedierte de toegang tot de voorraden belemmeren.

Hospitalero

Spaans voor gastheer (of gastvrouw). Hun taak is onontbeerlijk voor het voortbestaan van de bedevaart naar Santiago. Zij houden de refuges open. Soms is het de pastoor van een parochie, of iemand van de gemeente, maar er zijn ook families die al generaties lang gastvrijheid bieden aan de vreemde pelgrim.

Ook talloze (buitenlandse) vrijwilligers offeren enkele weken vakantie op om een refuge te bemannen. En zelf hield ik de refuge van Sambol open in het najaar van 2003.

Pelgrim, bejegen je hospitalero met respect en vriendelijkheid, want dit pleziert hem veel meer dan je (bescheiden) financiële bijdrage!

Hostal de los Reyes Catolicos

Dit historische pand, gelegen aan het Praza do Obradoiro werd aanvankelijk gebruikt als refuge voor de bedevaarders. In de jaren vijftig werd het omgevormd tot parador. De Spaanse staat kocht in het hele land oude gebouwen op, om ze als duur hotel in te richten, de zgn. paradores. En naar verluidt is de parador te Santiago de duurste van allemaal. Ik heb de prijs gevraagd voor een kleine tweepersoonskamer en viel achterover: 85000,- pesetas (1996), zowat 21500,- BEF of 535,- euro!!!

Van arme pelgrims tot schatrijke lui, een hele sprong. Maar tot op vandaag zijn de eigenaars verplicht een aantal pelgrims een maaltijd te geven, gratis voor niks. En dit schijnt zelfs in de Spaanse grondwet opgenomen te zijn. Uiteraard zien de uitbaters die pelgrims niet zo graag komen, want ze beschouwen die vagebonden als armoezaaiers of tweederangstoeristen. Je moet een fotokopie van je compostela overhandigen aan de portier, die je vrij bars verwijst naar de garagepoort. Door allerlei gangetjes en trappen kom je in de keuken, waar men je het slechtste maal zal voorzetten dat je ooit op je tocht voorgeschoteld krijgt.

In schril contrast met de wijze waarop de lokale bevolking op de Camino zelf de pelgrim bejegent…

Lees meer in het verslagje van 10 september 2001.

Indogermaanse talen

Bijna alle talen in Europa hebben een gemeenschappelijke oorsprong. We noemen deze groep talen Indogermaanse talen. In de loop der tijden zijn deze talen uit elkaar gegroeid tot verscheidene families: Romaanse, Germaanse, Keltische, Baltische, Slavische talen. Hoewel deze talen onderling erg verschillen vertonen zij allen toch nog min of meer dezelfde structuur.

Hoewel een taal als bvb. het Spaans (Romaanse taal) heel erg verschilt van het Nederlands (Germaanse taal), hebben beide nog heel veel zaken gemeen, vertonen ze nog veel familietrekjes. Vandaar het gemak waarmee bvb. een Nederlandstalige deze talen kan oppikken, veel makkelijker dan bvb. Chinees of Arabisch.

Gedurende mijn reizen passeerde ik door Baskisch sprekende gebieden. Baskisch is een heel exotisch taaltje dat niets gemeen heeft met de Indogermaanse talen. Vandaar dat het zeer moeilijk is om deze taal aan te leren, voor de Spanjaarden zelf even moeilijk als voor ons, Vlamingen. Over deze exotische taal schreef ik een kort stukje op 30 juli 1996.

Jato

Familie uit Villafranca del Bierzo die al sinds generaties de traditie onderhoudt pelgrims te ontvangen. Vader Jesus Jato schijnt over mysterieuze gaven te beschikken en treedt als gebedsgenezer op bij al wie last heeft van benen en/of voeten. Volgens sommigen is hij helderziende, en gebeurt het al eens dat hij een volslagen onbekende voorbijganger verstomd doet staan door zijn uitspraken over die voorbijganger.

Spijts mijn scepsis ten aanzien van parapsychologische fenomenen pleit het voor Jato dat hij geen vergoeding wil voor zijn behandelingen, en dat vele pelgrims inderdaad verklaren dat zij zich daadwerkelijk beter voelen. Zelf loopt de man er niet echt mee te koop, maar wie hem hulp vraagt krijgt die in alle bescheidenheid. Het enige waarvoor de Jato's een vaste vergoeding vragen is het avondmaal, hoewel pelgrims ook hun eigen proviand mogen nuttigen in de eetzaal.

Mevrouw Jato is de hartelijkheid in persoon, en verscheidene van de - intussen volwassen - kinderen helpen mee. De familie Jato is actief in de tuinbouw, en ook de (marginale) bewoners van de spookdorpen in de Montes de León - waaronder Tomas, refugehouder te Manjarín - varen hier wel bij.

Maar liefst driemaal was ik bij de Jato's te gast: op 25 juni 1996 (heen), op 13 juli 1996 (terug) en op 16 september 2001.

Klein Frankrijk

Gehucht tussen Waanrode, Kortenaken en Loksbergen, waar ik vroeger alle dagen per fiets passeerde op weg naar school. Het is een mooie, rustige omgeving, het Hageland op zijn mooist.

Koekelberg

Brusselse voorstad waar een van 's werelds grootste (en lelijkste) kerkgebouwen ter wereld verrees: de basiliek van het H. Hart.

Dit (wan)gedrocht is de exponent van de triomfalistische Kerk uit de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e. Toen was de katholieke Kerk een echte massabeweging waar je bijna nillens willens bijhoorde, als ware het de meest vanzelfsprekende zaak.

De reusachtige koepel van Koekelberg werd pas begin jaren '70 van de 20e eeuw afgewerkt, na het Tweede Vaticaans Concilie dus, toen het triomfalisme achterhaald was en de giften t.b.v. verdere afwerking heel sterk waren teruggelopen. Daardoor werd noodgedwongen afgezien van verdere detailafwerking.

Een synoniem van eigen vinding voor dat triomfalisme luidt "Koekelbergkatholicisme", en deze terminologie gebruikte ik op 21 juni 2001 en 18 oktober 2001.

Kortenaken

Hoofdgemeente, waarvan Waanrode deel uitmaakt. Tussen beide dorpjes bestaat er al generaties lang een “folkloristische” spanning.

Laat de doden hun doden begraven

Evangelie van de H. Matteüs, hoofdstuk 8, verzen 21 en 22:

Een andere van zijn leerlingen zei tot Hem: “Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven”. Jezus zei hem: “Volg Mij, laat de doden hun doden begraven.”

Jezus bepleit hier de totale onthechting, voorwaarde om Hem te kunnen volgen. De houding van deze leerling, een schriftgeleerde nog wel, staat in schril contrast met de roeping van de allereerste apostelen. Zelfde evangelie, hoofdstuk 4, verzen 18 tot en met 22:

Eens toen Hij zich bij het meer van Galilea ophield, zag Hij twee broers, Simon die Petrus wordt genoemd en diens broer Andreas, bezig met het net uit te werpen in het meer. Zij waren namelijk vissers. En Hij sprak tot hen: “Komt, volgt Mij; Ik zal u vissers van mensen maken.” Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder zag Hij nog twee broers, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en diens broer Johannes; met hun vader Zebedeüs waren zij in de boot de netten aan het klaarmaken. Hij riep hen, en onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader achter en volgden Hem.

Ik ben theoloog noch exegeet. Mijn interpretatie van deze tekst wordt dus niet noodzakelijk geïnspireerd vanuit de Rooms-katholieke traditie, afgezien van mijn (niet exclusief) geloof in die Kerk. Christus vraagt ons m.i. enkel een onderscheid te leren maken tussen dingen die belangrijk zijn enerzijds, en dingen die belangrijk schijnen anderzijds. Zie mijn stukje over dodenverering in het reisverslag van 2001, op 5 juni.

Legende van de kip en de haan

Te Santo Domingo de la Calzada huist er in de kerk pluimvee, levend wel te verstaan. Op deze wijze houdt men de herinnering levend aan een oude legende die zich hier ooit zou hebben afgespeeld. Eerlijkheidshalve moet ik vermelden dat deze legende zich ook op andere plaatsen zou hebben afgespeeld, tenminste als ik Portugese pelgrims mag geloven. De legende gaat als volgt:

Een echtpaar en hun achttienjarige zoon zijn op weg naar Santiago. In Santo Domingo logeren ze in een herberg, waar de dochter des huizes de jongeman het hof maakt. Die gaat daar echter niet op in. Het meisje voelt zich zodanig beledigd dat ze op wraak zint. Ze verstopt wat zilverwerk in de bagage van de pelgrims en beschuldigt de jongen ’s anderendaags van diefstal. Na het terugvinden van het zilverwerk in diens rugzak krijgt hij de doodstraf. Op het galgenveld buiten de stad bengelt al spoedig zijn lijk.

De ouders verlaten bedroefd de plek des onheils. Wanneer zij de galg passeren horen zij hun zoon plots roepen: “Vader, moeder, ik ben niet dood hoor. De H. Dominicus houdt me vast aan mijn voeten. Ga de heren van de stad waarschuwen dat ik onschuldig ben en dat ze me moeten vrijlaten.” In zeven haasten belanden de ouders bij de stadhouder die net aan tafel zit en verveeld reageert: “Ach mensen, ga heen! Jullie zoon is zo dood als het kippetje en het haantje hier op mijn tafel, die ik nu ga nuttigen.”

Terstond krijgen kip en haan kop, poten en pluimen terug en fladderen ze weg van de dis, de stadhouder in verwarring achterlatend. Die kan niet anders dan de zoon laten losmaken van de strop en de herbergierdochter in diens plaats laten ophangen.

Le Puy-en-Velay

Hoofdstad van het departement Haute-Loire (43); je vindt deze kleine stad terug op de kaart van Frankrijk, zo'n 150 km ten zuidwesten van Lyon.

Le Puy is van oudsher één van de vier belangrijkste Franse verzamelplaatsen voor pelgrims naar Santiago. Talrijke pelgrimsroutes komen er samen, en één van de vier Chemins de Compostelle, de zgn. Via Podiensis, leidt naar het Frans-Baskische stadje Saint-Jean-Pied-de-Port, aan de voet van de Pyreneeën. Uit gesprekken met verscheidene pelgrims die alle vier de Franse routes hebben gevolgd, blijkt dat de meesten van hen de Via Podiensis de meest authentieke vinden. In tegenstelling tot de andere drie Chemins doorkruist de route van Le Puy nagenoeg geen enkele stad van betekenis. Wie deze route volgt, komt in kleine dorpjes in contact met de authentiekste Zuid-Franse mentaliteit.

De stad is magnifiek gelegen te midden van een aantal lavakegels, waarvan sommigen meer dan 120 meter hoog. Op de hoogste, de Corneille, staat een 16 meter hoge Lieve-Vrouw: Notre Dame du Puy. De H. Maagd wordt hier immers al eeuwenlang vereert, en Le Puy bezit zelfs eeuwenoude banden met het Pyreneeënstadje Lourdes, lang vooraleer dit laatstgenoemde oord wereldberoemd werd t.g.v. de verschijningen van 1858. Een ander interessante bezienswaardigheid is de kapel van Saint-Michel d'Aighuilhe, opgetrokken op de top van een andere, 80 meter hoge lavakegel.

Deze lavakegels zijn het enige overblijfsel van vulkanen die vele miljoenen jaren geleden actief waren. Toen de vuurbergen uitdoofden, bleef er in de krater zeer hard lavagesteente (basalt) achter. Erosie deed de eigenlijke vulkanen verdwijnen, terwijl die veel hardere "lavaprop" tot vandaag getuigt van het "vurige" verleden van deze streek, die de Velay wordt genoemd. Niet alleen de lavakegels getuigen hiervan, maar ook de talrijke oude gebouwen in de binnenstad, die in donker basalt werden gebouwd, tot zelfs de plaveien in bepaalde straatjes toe; en uiteraard ook de Romaanse kathedraal uit de 12e eeuw.

In 1996 arriveerde ik te Le Puy op zaterdag 25 mei. En in 1997 was de stad mijn uitvalsbasis voor een tweewekelijkse fietsvakantie.

Les Rosiers

Hôtel des Rosiers te Lourdes is jarenlang de vertrouwde pleisterplaats geweest van ons moe. Toen ik hier voor het eerst logeerde in 1996 trof me de hartelijkheid van Jean-Marie en zijn zus Dominique, die samen het hotel uitbaten.

Nogal wiedes dat dit hotel ook mijn vaste pleisterplaats werd in het bedevaartsoord: zo passeerde ik er ook in 2001 en 2002.

Leuven

Ondanks het vrij bescheiden inwonersaantal (ca. 80000) bekleedt deze stad een vrij voorname positie in België. Haar geschiedenis is er dan ook één van voornaamheid: Leuven was tijdens de middeleeuwen hoofdstad van het hertogdom Brabant, en verloor de wedijver met Brussel eigenlijk pas in de negentiende eeuw. Ze herbergt ’s lands grootste en oudste universiteit (vanaf 1425), met hieraan verbonden het grootste ziekenhuis in België (UZ Gasthuisberg). Tevens is ze de bakermat van één van de grootste holdings in ons land (Boerenbond, met neventakken). Naast hoofdstad van de provincie Vlaams-Brabant is deze bruisende, levendige stad zonder enige discussie dé hoofdstad van het bier, en draagt zij de reputatie van de bierproevende Belg (niet de bierdrinkende) tot ver buiten onze grenzen.

Kortom, Leuven had alles om de Belgische hoofdstad te worden, maar werd het niet door een gril van de geschiedenis.

Manjarín

Eén van de zgn. "spookdorpen" (verlaten dorpen) boven in de Montes de León. Maar sedert 1993 houdt Tomas, die zichzelf de Laatste der Tempeliers noemt, zijn refuge het hele jaar door open. De harde levensomstandigheden, vooral 's winters, weerhouden de man er niet van om zijn pluimvee te beschermen tegen verwilderde honden en wolven. Tomas krijgt in stilte veel hulp vanwege de familie Jato uit Villafranca del Bierzo.

Tomas is niet de enige bewoner van Manjarín. Zijn buurman Paulino, een oudere man die moeilijk te been is, woont in een kleine hut. Electriciteit voor zijn enige lamp betrekt hij van een klein zonnepaneel op het dak. Tragikomisch is het dat Tomas en Paulino sedert enkele jaren geen woord meer met elkaar wisselen. De bron van hun onenigheid is mij onbekend.

Tomas krijgt geregeld hulp van tijdelijke medewerkers, die enkele weken of maanden in Manjarín verblijven. Veel van deze mensen staan aan de rand van de samenleving, maar over het algemeen gedragen zij zich jegens de pelgrims uitermate correct. Wie als pelgrim te Manjarín overnacht, verblijft er in primitieve omstandigheden en stoort zich beter niet teveel aan het nogal onconformistische (maar nooit ergerlijke) gedrag vanwege de gastheren. Druggebruik wordt er als de norm beschouwd, hoewel niemand verplicht wordt daarin mee te gaan.

Een bijzonder pluspunt van deze refuge is dat het ten strengste verboden is om vóór 8 uur op te staan, zodat ieders nachtrust gegarandeerd blijft.

Ik bleef er eten heen en terug in 1996. En op 18 september 2001 genoot mijn doodvermoeide lichaam er een deugddoende nachtrust, na de ontstellend zware beklimming van de Montes de León vanuit Ponferrada.

Marie-Virginie Cambriels

Française afkomstig uit Le Puy-en-Velay, heel actief in Franse pelgrimskringen. Ik ontmoette haar voor het eerst op terugweg in 1996. Zij musiceert ook (fluit) en vertolkt werken uit de late middeleeuwen en de renaissance.

Marie-Virginie heeft geen website, maar wie haar naam intikt in de zoekmachine stoot zeker op concertagenda's en op verhalen waar andere pelgrims over hun ontmoeting met deze merkwaardige dame vertellen.

Zelf ben ik met haar in contact gebleven.

Meseta

Reusachtige hoogvlakte (800 à 1000 m boven zeeniveau) die het grootste deel van het noordelijk binnenland van Spanje omvat. Desolate graanwoestijn, halfverlaten dorpjes, en anderzijds steden die uit hun voegen zijn gebarsten.

In dit buitengewoon stille gebied, verscheidene malen groter dan België, veranderen vele toeristen op de Camino Frances in pelgrims. De eindeloze eentonigheid van het landschap, de zonder meer indrukwekkende rust op het platteland, het temperamentvolle klimaat (lange ijskoude winters en snikhete zomers, kort groen voor- en kaal najaar), alles draagt ertoe bij dat je tot in het diepste met jezelf wordt geconfronteerd. Vanaf het verlaten van de Rioja (te Santo Domingo de la Calzada), langs de steden Burgos en León, tot bij het stadje Astorga onderga je driehonderd kilometer lang deze weldoende energie.

Onbegrijpelijk dat sommigen per trein van Burgos naar León reizen, en zo het meest adembenemende en aangrijpende gedeelte van de Camino Frances aan zich laten voorbijgaan. Met het excuus dat in zo’n leeg land toch niets te zien of te beleven valt…

Ook de refuge van Sambol ligt helemaal verloren in een verlaten uithoek van de Meseta.

Montes de León

Dit gebergte tussen Astorga en Ponferrada scheidt de schrale graanwoestijn op de Meseta van de vruchtbare Bierzo, een overgangsgebied naar Galicië. De streek is nagenoeg verlaten, op een paar dorpjes na, waar mensen buiten de gewone samenleving een hard bestaan leiden. Eén van deze dorpjes, Manjarín, ligt op de Camino Frances. Pelgrims genieten er een hartelijk onthaal. Op slechts een paar kilometer van dit oord staat het bekende Cruz de Ferro.

Deze Leonese bergen vormen voor alle pelgrims een beproeving. Vooral de klim vanuit Ponferrada (op terugweg dus, van 600 naar 1500 m) is afgrijselijk zwaar. Jesus Jato, de baas van de refuge te Villafranca del Bierzo weet dat, en daarom bood hij me in 1996 een lift aan tot in Manjarín, boven in de bergen. In 2001, eveneens op terugweg, stond ik erop om zélf naar boven te fietsen: het is de allerzwaarste beklimming die ik totnogtoe heb ondernomen, die me - met 40 kg bagage op de tweewieler - bijna mijn krachten te boven ging.

Mudejar

Bouwstijl waarbij Moorse en Europese elementen met elkaar worden verenigd. De bouwmeesters waren van Moorse komaf en mochten hun geloof (de islam) belijden in de christelijke gebieden van Spanje. Soms werden ze evenwel gedwongen tot christen bekeerd, maar meestal vielen ze nadien het christendom weer af.

De foto hiernaast werd genomen tijdens mijn vakantie in 2004. De onlangs gerestaureerde toren van de kathedraal van het stadje Tarazona (provincie Zaragoza - Aragón) is een indrukwekkend voorbeeld.

De eerste maal dat ik echt kennismaakte met deze toch wel heel aparte bouwstijl was in Teruel op 9 augustus 2001.

Mulhacén

Hoogste berg van Spanje (3482 m) in de Sierra Nevada, ten zuidoosten van Granada.

Obradoiro

Letterlijk het Gulden Werk (vgl. Frans œuvre d’or). Het gaat hier over de wereldberoemde gevel van de kathedraal van Santiago. Het kerkgebouw uit de romaanse tijd werd in de achttiende eeuw aangepast naar de smaak van die tijd: de Spaanse barok, die de Spanjaarden churrigueresque noemen.

Voor deze fraaie westgevel ligt het centrale plein van de stad: de Praza do Obradoiro, waar pelgrims alomtegenwoordig zijn, zij het niet altijd even talrijk.

Ons moe

Mijn grootmoeder dwong van de hele familie respect af, gewoon om de persoon die zij was. Vele malen ging zij op reis, en meer dan tienmaal was het haar vergund naar Lourdes te reizen. Deze sterke dame overleed op 28 december 1999, bijna 102 jaar oud. Haar aanwezigheid te Lourdes in 1996 was me een geweldige morele opkikker.

Panem et circenses

Brood en spelen. Het is zo oud als de straat. Ook de Romeinse machthebbers wisten ervan. Wil je de massa te vriend houden, dan moet je ze spektakel geven. Zo zal het gepeupel zich geen vragen stellen omtrent hete politieke hangijzers.

Hoe sensationeler, hoe beter. Werp een aantal gevangenen voor de leeuwen in de arena: ambiance verzekerd! Laat twee gladiatoren op leven en dood vechten: de mensen zullen je op handen dragen.

Hoewel het er in onze hedendaagse brood en spelen minder bloedig aan toe gaat dan bij de Romeinen, durf ik – tegen een zeer grote meerderheid in – zonder meer te stellen dat bvb. de topsport geen enkele andere functie heeft dan de aandacht af te leiden van het gevoerde bewind door politici en het grootkapitaal. Mocht voetbal enkel bestaan voor het plezier van de gewone man, zonder ook maar de minste bijbedoeling, dan gooide men er waarschijnlijk veel minder geld tegenaan dan dat vandaag het geval is.

Porziuncula

Klein plaatsje op vier kilometer van Assisi waar Sint-Franciscus veel vertoefde en waar hij stierf. Op die plaats staat vandaag één van de grootste kerkgebouwen ter wereld. De basiliek van Santa Maria degli Angeli de Porziuncula: de Heilige Maria van de Engelen van Porziuncula.

Een weetje: in spaanstalige gebieden (ook in Spanje zelf) hebben de dorpjes soms erg lange namen. Diegenen die al naar Compostela trokken weten dat maar al te goed. Ook in Californië wordt tot op vandaag nog veel Spaans gesproken. Een klein dorpje droeg ooit moedig de volgende naam: El Pueblo de Santa Maria de los Angeles de Porciuncula.

Naarmate dit dorpje uitgroeide tot een stad werd de naam steeds ingekort. Zo heette deze stad ooit Los Angeles, maar voor de luie Amerikanen is zelfs dit te lang, en daarom noemen ze haar gewoon LA.

Op 24 juni 2001 kwam ik aan te Porziuncula, ideale uitvalsbasis om Assisi en omstreken te ontdekken.

Reconquista

Dit woord betekent “herovering”. De Reconquista beduidt in de geschiedenis van het Iberisch Schiereiland de geleidelijke terugloop van de islam vanuit het noorden naar het zuiden. Slechts zeer weinig gebieden in Spanje zijn nooit muzelmaans geweest. Zelfs Santiago werd in 998 met de grond gelijkgemaakt door de troepen van Al Manzoer. En tweehonderd jaar vroeger bereikten de Moren zelfs Poitiers in Frankrijk, waar ze in 732 werden verslagen en teruggedreven, alvorens ze blijvend hun invloed konden nalaten.

Ook de noordelijke gebieden van het Iberisch Schiereiland zoals Galicië en Castillië bleven nooit lang onder islambewind, dit o.m. door toedoen van veldheren als de roemruchte Cid, wiens lichaam in de kathedraal van Burgos rust. Hoe zuidelijker in Spanje, hoe langer onder Moorse invloed. En dat zal elke reiziger die vandaag Spanje in noord-zuidelijke richting doorkruist geweten hebben.

Dat vele dorpen en steden in het zuiden van Andalusië de toevoeging "de la Frontera" dragen illustreert de geleidelijkheid van de Reconquista. Lees hierover meer in het reisverslag van 2001, op 24 augustus.

Refuge of refugio

Herberg exclusief voor voetgangers, ruiters en fietsers die op weg zijn naar Santiago en in het bezit zijn van een credencial. Tegen een werkelijk symbolisch bedragje kan je er de nacht doorbrengen. Een aantal is zelfs gratis, maar dan staat er een busje waarin je vrijwillig een bijdrage stort. Bijna altijd gelegenheid tot douchen (niet altijd is er warm water.) Soms kan je iets te eten krijgen, of zelf wat kokkerellen. Er zijn herbergen die er netjes bijliggen, en in andere heerst een lossere (Spaanse) sfeer.

Maar wat telt is de gastvrijheid. En de pelgrim wordt geacht hiervan geen misbruik te maken. Tenzij je ziek bent word je geacht ’s anderendaags te vertrekken. Een refuge is géén hotel. Ter bescherming van bonafide reizigers kan de coquillard zijn credencial ontnomen worden, zodat hij geen toegang meer heeft tot andere refuges.

De refuge die me het meest aan het hart ligt is die van Sambol.

Ruta de la Plata

Waarschijnlijk de oudste Camino, al liep hij oorspronkelijk helemaal niet naar Santiago. Deze weg volgt een tracé dat al vanuit de Romeinse periode dateert: een heirbaan en handelsroute vanuit Gijón (Cantabrische Kust) tot Sevilla.

Toen rond de achtste en de negende eeuw de faam van Santiago zich begon te verspreiden, volgden christelijke bedevaarders van Moorse origine vanuit Zuid-Spanje deze route, via Astorga of Ourense. Vandaar de alternatieve naam Camino Mozarabe.

Wie deze reisweg volgt, maakt niet alleen een reis in de ruimte, maar ook in de tijd: Spanjes geschiedenis vanaf de Romeinen, over de Moren tot heden trekt aan je voorbij met een ronduit indrukwekkend défilé aan monumenten en levensstijlen. Dat is niet moeilijk te begrijpen, als je beseft dat de Moorse Kwestie op het Iberisch Schiereiland een noord-zuid koers beschreven heeft.

Minder refuges en minder pelgrims dan op de Camino Frances, maar stukken rustiger.

Tussen twee haakjes: de Ruta de la Plata heeft niets met zilver te maken. Ja, over deze weg werd zilver vervoerd, maar over welke weg in Spanje gebeurde dat niet? Het woord plata is een verbastering van het Moorse ballath, waarmee een verharde weg werd aangeduid.

Sambol

Wat mij betreft de allersympathiekste refuge op de hele Camino Frances. Vanaf het allereerste ogenblik dat ik kennismaakte met dit rustige oord, verloor ik er (een stukje van) mijn hart. Ik sloot onmiddellijk vriendschap met de toenmalige hospitalero Luis, en bleef er enkele dagen toen ik de terugreis had aangevat.

De volgende jaren bezocht ik Sambol en Luis minstens éénmaal per jaar, uiteraard per auto. Sambol maakte ik mee in de lente, de zomer en het najaar; de winter is er te hard en te koud.

In 2000, voor de zoveelste maal op bezoek, bleek Luis betrokken in een conflictsituatie met de bevolking van het nabijgelegen dorp Iglesias. Zijn goede vriend Udo, een Duitser, bleek de refuge te hebben overgenomen. Uiteraard passeerde ik in 2001 eveneens te Sambol, waarbij Udo me toch een drietal dagen kon "tegenhouden". In die drie dagen werden we zeer goede vrienden. Udo zou me de volgende jaren regelmatig een bezoekje brengen.

Najaar 2003 mocht ik zelf hospitalero zijn te Sambol. De herberg bleef dat jaar uitzonderlijk geopend tot 15 november. (Udo bleef slechts tot eind september, daarna sloot de refuge tot het volgend jaar begin mei.) Ik moet zeggen dat het een unieke ervaring is om daar te leven zonder modern comfort: geen electriciteit, geen stromend water binnen, toilet ergens te velde... Bovendien zijn de pelgrims in het najaar veel minder talrijk, of beter: de pelgrims blijven even talrijk, maar er zijn dan nagenoeg geen toeristen.

Tijdens mijn tijd als hospitalero onderhield ik nauwe betrekkingen met een aantal mensen uit het dorpje Iglesias, waarvan de gemeente eigenaar is van het gebouwtje. Sambol werd gebouwd in het begin van de jaren '90 van vorige eeuw, als uiterst rudimentair onderkomen voor pelgrims. Het gemeentebestuur hoopte daarmee druggebruikers die het oord frequenteerden, een hak te zetten. Maar in feite bezetten die druggebruikers het gebouwtje, en waagden er zich nauwelijks pelgrims.

Op zekere dag vond een boer zijn tractor uitgebrand terug, waar hij hem de avond tevoren had achtergelaten. Onderzoek wees in de richting van de junks. Er werd een razzia gehouden en voorlopig was Iglesias verlost van zijn kwelgeesten. Maar... ze kwamen weer.

Begin mei 1996 passeerde Luis, die er een nogal wazige levenswandel op nahield (nahoudt?), in Sambol. Hij zocht contact met de burgemeester en kreeg toelating om in het huisje te wonen en de pelgrims te ontvangen. Met politiehulp werden de druggebruikers verjaagd. De refuge was dus nog niet zo lang open toen ik er voor het eerst voorbijkwam. Luis heeft allerlei dingen verklaard inzake zijn verleden: hij zou ooit in een klooster ingetreden zijn, hij zou van joods origine zijn, hij zou zelfs piloot geweest zijn van een gevechtsvliegtuig... Ik heb hem die fantasieën nooit kwalijk genomen, maar zijn gebrek aan kennis van bvb. Gregoriaanse gezangen sprak zijn aanspraken op het kloosterleven van in den beginne tegen. Ook spreekt hij nauwelijks Engels, toch een conditio sine qua non voor piloten, dacht ik zo...

De eerste jaren deed Luis voortreffelijk werk in Sambol, samen met Brigitta, zijn Hongaarse vriendin. Vanaf 1998 veranderde zijn attitude jegens de pelgrims geleidelijk: naar willekeur liet hij sommigen toe in de herberg, en wees hij anderen bars de deur. Hoewel hij zich tegenover mij steeds heel correct heeft gedragen, kan ik me best voorstellen dat de mensen van Iglesias, in wier dienst hij eigenlijk werkte, allesbehalve tevreden waren. In 1999 verslechterden de relaties nog meer, en kort daarop verliet hij Sambol, waarbij de Duitser Udo zijn plaats innam. Die zou dat blijven doen tot het najaar van 2004. Er zijn nu meerdere kandidaat-hospitalero's, en ik ben er één van...

De naam Sambol, of ook San Bol, is een verbastering van San Boadillo, een lokale heilige waarnaar een vandaag verdwenen dorp genoemd werd. (We vinden diens naam mogelijk ook terug in het wat verderopgelegen Boadillo del Camino.) Dit dorpje werd begin 16e eeuw verlaten, en de redenen daarvan zijn niet heel duidelijk: volgens sommigen heerste er een gevaarlijke epidemie, anderen houden het erop dat het dorpje door joden bevolkt werd, die door de katholieke koningen het land werden uitgezet. Hoe dan ook, het enige dat overbleef was een hospitaal voor melaatsen, dat tot eind 18e eeuw bleef bestaan. Daarna werd de plek voorgoed verlaten; alleen de bron bleef opwellen.

Die bron bestaat vandaag nog steeds: zelfs in de droogste zomers blijft het water overvloedig stromen. Tijdens de bouw van het huidige gebouwtje leidde men het water door een betonnen bak, waarin ik me dagelijks met plezier stort. De lokale bevolking keek toe met lede ogen en gaf me de bijnaam "el Flamenco loco" ofte "de zotte Vlaming". De temperatuur van het water is winter en zomer onveranderlijk 10 à 11 graden Celsius.

Luis, nooit verlegen voor een grapje, verzekerde ooit een groepje Engelstaligen dat het water miraculeuze eigenschappen bezat: "Wie zijn voeten baadt te Sambol, zal de rest van de weg tot in Compostela geen last meer hebben van blaren, verzwikkingen enz..." In vele Engelstalige bedevaartsgidsen staat dit vermeld, en sedertdien luidt steevast, tot algemene hilariteit van de dienstdoende hospitalero's, de eerste vraag van elke Engelstalige voorbijganger: "Excuse me, where is this miraculous spring?" (Excuseer, waar is die mirakelbron?)

Voor zover ik weet heeft het water geen enkele geneeskrachtige werking. Het is en blijft doodgewoon, glashelder en gezond drinkwater, niets meer, niets minder.

San Damiano

Convent aan de voet van de heuvel waarop Assisi ligt. In de tijd van Franciscus stond hier een klein kerkje voor de armoezaaiers en melaatsen die uit de gemeenschap werden gesloten. Omdat zij geen geld hadden om hun kerkje te onderhouden verviel het gebouw. De jonge Franciscus voelde zich om één of andere reden tot dat plekje aangetroffen, en daar heeft God hem geroepen met de woorden: “Franciscus, bouw jij mijn kerk weer op?”

De jongeman stal geld van zijn rijke ouders en knapte het gebouwtje eigenhandig weer op. Geleidelijk rijpt zijn roeping, zodat hij later tot het besef komt dat God hem niet zozeer vroeg het kerkje van San Damiano op te kalefateren, maar wel de Kerk: toen (én vandaag?) het instituut van geld, macht en corruptie.

De Heilige Clara bleef haar hele leven in San Damiano, in tegenstelling tot Franciscus, die meermaals rondtrok. Hoewel er aanwijzigingen zijn dat Franciscus ook een bedevaart naar Compostela zou hebben gemaakt, zijn daar tot op de dag van vandaag nergens bewijzen van.

Op 27 juni 2001 bracht ik er het grootste deel van de dag door in gebed en meditatie, afgewisseld met interessante conversaties met interessante lieden.

Santiago de Compostela

Stad in Noordwest-Spanje, hoofdstad van de deelrepubliek Galicië. Met een kleine 100.000 inwoners, een belangrijke universiteit en één van de oudste christelijke bedevaartsites, bekleedt deze boeiende stad een vooraanstaande positie, niet alleen in het hedendaagse Spanje maar ook in de geschiedenis van Europa. Meer zelfs, deze stad geniet (genoot?) wereldfaam, want in de Nieuwe Wereld stichtte de Spaanse en Portugese bezetter niet minder dan achtenveertig steden die naar de apostel Jakobus werden genoemd: de Chileense hoofdstad bijvoorbeeld.

Jakobus heeft naar alle waarschijnlijkheid de Blijde Boodschap gepredikt op het Iberisch Schiereiland. Tot op vandaag koesteren de Spanjaarden – én de Portugezen – een diepe verering voor hem, meer nog dan voor bvb. Sint-Pieter of Sint-Paulus. In 44 keerde Sint-Jakob terug naar Jeruzalem naar de eerste kerkvergadering, waar een geschil tussen Petrus en Paulus op de dagorde stond. Jakobus werd als eerste van de apostelen het slachtoffer van de Romeinse vervolging. Pas in het Heilig Land voet aan wal gezet werd hij onthoofd.

Zijn vrienden zouden zijn lichaam met een bootje de zee hebben opgestuurd. Op wonderbaarlijke wijze strandde dat bootje na vele omzwervingen op de westkust van Spanje. Daar begroef men het stoffelijk overschot enkele tientallen kilometers landinwaarts, op een veld waarboven een ster verscheen. (Waar hebben we dat nog gehoord?) Zijn graf werd vergeten. Pas enkele eeuwen later zou de pelgrimsstroom op gang komen.

Tot zover de legende. Want dankzij wetenschappelijk onderzoek weten we vandaag dat het gebeente onder de kathedraal onmogelijk dat van de apostel kan zijn: dat skelet is enkele eeuwen ouder dan het christendom. De oorspronkelijke betekenis van het heiligdom te Santiago is verloren gegaan in de duistere coulissen van de geschiedenis. Er bestaat nog hoop voor de Fransen, die – chauvinistisch als ze zijn – eeuwenlang hebben volgehouden dat Zebedeüs’ zoon in de Saint-Sernin te Toulouse zou rusten. Maar misschien handelden zijn vrienden gewoon uit praktische overwegingen, en delfden ze zijn graf daar waar hij de marteldood stierf: in Jeruzalem.

Ofschoon het gebeente te Santiago niet aan de apostel toebehoort, staat dat geenszins de ontroering in de weg van de tallozen die vandaag een moment van gebed houden op het graf. En op 25 juli viert het hele land deze heilige. Valt die datum dan nog eens op een zondag, dan geldt een heilig jaar en worden de feestelijkheden met nog meer enthousiasme en luister gevierd. De heilige deur van de kathedraal wordt dan uitzonderlijk geopend.

Tweemaal in mijn leven mocht ik te Santiago toekomen: op 29 juni 1996 en op 9 september 2001.

Scherpenheuvel

Ofschoon niet zo bekend in het buitenland is Scherpenheuvel waarschijnlijk het belangrijkste Vlaamse bedevaartsoord, waar de Heilige Maagd wordt vereerd. Van kindsbeen ben ik reeds vertrouwd met dit fraaie stadje, op amper tien kilometer van eigen dorp, eveneens in het Hageland.

Sint-Jakob

Er waren twee apostelen die Jakobus heetten: de Meerdere en de Mindere. De beroemdste is Jakobus de Meerdere, die samen met zijn broer Johannes (de latere evangelist) als visser werkzaam was aan het meer van Galilea. Toen Jezus hen riep, lieten beide zonen hun vader Zebedeüs zonder veel boe of ba in de steek om Jezus te volgen. Ook Simon Petrus en diens broer Andreas hadden zich net bij Christus gevoegd. Jakobus wordt als een zeer belangrijk apostel beschouwd, vermits hij één van de drie apostelen was die getuige mocht zijn van Christus’ gedaanteverandering op de Taborberg, samen met Petrus en Johannes.

De stad Santiago de Compostela (Spaans voor Sint-Jakob) is o.w.v. uiteenlopende redenen zeer sterk verbonden met de figuur van de apostel. Lees meer hierover op in het reisverslag, op 25 juli 2001.

Sint-Jakobsschelp

Hét symbool bij uitstek van bedevaarders naar Compostela, al dragen ook pelgrims naar andere oorden vaak zo’n schelp mee op hun lange weg. Door zich met de schelp te tooien worden reizigers herkenbaar voor elkaar, waardoor ze makkelijk met mekaar in contact treden. Maar in vele landen – Spanje op kop – kennen ook de bewoners de waarde van de schelp, en ontvangen ze de drager ervan zeer gastvrij.

Het weekdier kwam in vroeger tijden voornamelijk voor aan de westkust van het Iberisch Schiereiland. Lieden die een voettocht naar Compostela moesten ondernemen om boete te doen – bvb. omdat er een misdrijf in het spel was – brachten zo’n schelp mee naar huis. Zo konden ze bewijzen dat ze werkelijk in Santiago waren geweest. De schelp stelde hen vrij van vervolging door het gerecht.

Sluwe individu’s zochten een heel pak schelpen bij elkaar op de westelijke stranden en verkochten ze op weg naar huis aan andere pelgrims die nog op heenreis waren. Zo keerden ook die naar huis, mét schelp, maar zónder daadwerkelijk aan het graf van de apostel gebeden te hebben. Deze fraude had men vrij snel door, en hieruit stamt ook het woord coquillard (Frans coquille: schelp). Daarom moest de veroordeelde voortaan een brief van de bisschop van Santiago mee naar huis brengen, waarin deze laatste bevestigde dat de betrokkene écht zijn plicht had vervuld.

Tot op vandaag kan iedere pelgrim zo’n brief vragen: de zgn. compostela.

Op 1 juli 2001 ondervond ik aan den lijve dat de schelp voor de inwoners van het Toscaanse Siena een heel andere betekenis heeft. Ook dat was een bijzonder deugddoende ervaring.

Sofhea VZW

Om mezelf extra te motiveren om het in 2001 meer dan zes maand lang vol te houden zamelde ik geld in voor het goede doel. Bij vrienden, kennissen en dorpsgenoten haalde ik meer dan € 3000 op. Die som werd integraal geschonken aan Sofhea VZW.

Sofhea VZW (Sociaal Fonds voor Hematologische Aandoeningen) is een vereniging voor mensen met bloedziekten, zoals o.m. leukemie. Haar actieterrein is zowel bewustmaking, ondersteuning van zieken en investeren in onderzoek om deze zieken te kunnen genezen.

Meer informatie vind je op de website van Sofhea. Zie de link-pagina.

Te griest

Deze uitdrukking komt uit bepaalde Brabantse en Limburgse dialecten. En ik, die dacht dat het Algemeen Nederlands was…

Wanneer iemand uit Waanrode beweert dat hij “te griest” gekomen is, dan bedoelt hij dat hij niet de weg heeft gevolgd, maar binnendoor is gegaan, eventueel zelfs recht door veld en wei, de kortst mogelijke afstand.

Versnellingsapparaat van mijn fiets

In de achternaaf van mijn postbodefiets, waarmee ik de reuzenreizen van 1996 en 2001 maakte, zit een Shimano Nexus 7-speed versnellingsnaaf. Volgende tabel geeft het aantal afgelegde meters per volledige pedaalslag voor alle versnellingen.

Voorblad: 33 tanden Kransje 1996: 16 tanden Kransje 2001: 18 tanden
1e versnelling 2,82 meter 2,50 meter
2e versnelling 3,30 meter 2,93 meter
3e versnelling 3,76 meter 3,34 meter
4e versnelling 4,41 meter 3,92 meter
5e versnelling 5,10 meter 4,53 meter
6e versnelling 5,95 meter 5,29 meter
7e versnelling 6,88 meter 6,12 meter

Vignemale

Tweede hoogste berg van de Pyreneeën (3298 m) tussen Pont d'Espagne en Panticosa; de top situeert zich precies op de staatsgrens. Op 31 juli 2001 maakte ik hier een prachtige dagtocht, in het gezelschap van twee sympathieke Vlamingen.

Vlaams Blok

Politieke partij in Vlaanderen die eind jaren '70 van vorige eeuw ontstond uit een radicalisatie van de Vlaams-nationalistische overtuiging.

Oorspronkelijk had deze partij als hoofddoel de ontbinding van België en de onafhankelijkheid van Vlaanderen. Vanaf begin jaren '90 profileerde ze zich meer en meer als beschermer van de Vlaamse eigenheid in een Vlaanderen dat vele migranten uit alle hoeken ter wereld ontving. Dat streven ontaardde echter in een discours dat zich vaak tot op het randje van racisme bewoog, vaak zelfs óver het randje. Met name de migranten uit moslimlanden worden geviseerd.

In 2004 werd het Vlaams Blok hiervoor veroordeeld. De partij werd daarop ontbonden, maar haar mandatarissen stichtten ogenblikkelijk een nieuwe partij, het Vlaams Belang. Deze nieuwe partij noemt zich een erfgenaam van het Vlaams Blok, en het is maar zeer de vraag of justitie met de veroordeling de wind uit de zeilen van het latente en openlijke racisme in onze samenleving heeft gehaald.

Waanrode

Het dorpje waar ik al mijn hele leven woon ligt ongeveer halverwege tussen de steden Diest en Tienen. Deze kleine plattelandsparochie telt zo’n 1750 zielen en het verenigingsleven is er verbluffend levendig, vergeleken bij de buurdorpen. Uiteraard brengt dit bloeiende verenigingsleven nogal wat spanningen mee. Ook ikzelf mag me erop beroemen een vrij hoge boom te zijn die veel wind vangt.

In 1977 werden in heel België de gemeentefusies doorgevoerd, waardoor Waanrode zijn zelfstandigheid verloor en opging in de fusiegemeente Kortenaken. Dit zette veel kwaad bloed bij de Waanrodenaren, die zich tot op vandaag achteruitgesteld voelen. Als inwoner van Waanrode kan ik uiteraard niet objectief oordelen, en dus hou ik mijn mening hier voor mezelf.

Wat er ook van zij, de fusie van 1977 heeft de oude naijver tussen beide dorpen weer doen opflakkeren. Vermoedelijk bestaan zulke “folkloristische” conflictsituaties ook elders in Vlaanderen en daarbuiten.