gisteren dag 152 maandag 10 september 2001 morgen

Achterstevoren

Het leven van de pelgrim die aankomt bij het graf van de Apostel (sic, zie het stuk van 25 juli), loopt zijn gewone gangetje, want heel veel staat er eigenlijk niet op het programma. Op het ontvangstbureau voor de bedevaarders leg je je credencial voor, waarop je alle dagen van je tocht een stempel laat zetten, mét de datum daarbij. Die stempel mag je overal vragen: bij de pastoor, op het gemeentehuis, bij de politie of de Guardia Civil, op een postkantoor, in een benzinestation, in een café… Aan de hand van die gedateerde stempels controleert de bediende op het bedevaarderskantoor of je de weg werkelijk te voet, per paard of per fiets hebt afgelegd. Voor voetgangers is honderd kilometer voldoende, rijwielen moeten minstens tweehonderd kilometer kunnen aantonen.

En dan? Dan krijg je je compostela: de brief die vroeger een min of meer waterdicht bewijs was voor iemand die de bedevaart als straf had afgelegd. Toch een fijne traditie die men vandaag vooral verder zet om de pelgrim iets tastbaars mee naar huis te geven. Mijn tweede compostela dus!

Op het middaguur wordt dagelijks in de kathedraal de mis voor de bedevaarders gevierd. Op tijd naar binnen dus, want meestal zijn alle zitplaatsen bezet, zodat sommigen rechtstaande meevieren. Dat zie je niet veel meer, heden ten dage: een overvolle kerk. En die kathedraal is toch niet zo klein hoor! Er staan lange rijen banken in de hoofdbeuk en in de ruime dwarsbeuk. Dagelijkse kost hier, want Santiago is niet voor niets een van de oudste bid-oorden van de hele christenheid.

Vandaag staan er een dertigtal celebranten aan het altaar. Grotendeels verloopt de dienst in het Spaans, maar ook deels in het Engels, het Duits en… het Italiaans. Want een groep Franciscanen doet een bedevaart hier en… zeg dat het niet waar is! Eén van hen herken ik: iemand uit het convent van Campobasso, waar ik op 15 juni toekwam en buitengewoon goed werd ontvangen. Na de viering spoed ik me dan ook snel naar de sacristie, en jawel hoor:

’s Avond bel ik frate Fuoco, niet alleen om hem te vertellen over de onverwachte ontmoeting met zijn confrater, maar vooral om hem te bedanken voor zijn niet onbelangrijk aandeel in het welslagen van deze fantastische reis. Wie meer wil weten over hoe we met elkaar in contact kwamen leze mijn belevenissen van 13 juni.

Het is iets rustiger nu in de kerk, dus profiteer ik ervan snel het ritueel te volgen dat alle pelgrims al eeuwenlang plegen vol te houden:

De rest van de dag houdt een rechtgeaard bedevaarder zich onledig met een siësta, een kaartje schrijven – ik moet er zo’n tweehonderd verzenden – of een wandelingetje door de straten rond het heiligdom, een bezoek aan de musea, en het bekomen van een gratis maal in het peperdure Hostal de los Reyes Catolicos.

Het middeleeuwse toevluchtsoord voor de arme pelgrims werd in de jaren vijftig omgebouwd tot een schitterende parador die – jammer voor mij – onbetaalbare luxe biedt aan de leden van de happy few, lieden die meestal géén tijd maken voor een lange pelgrimstocht, éénmaal in hun leven. Maar – en ik weet niet of dit klopt – in de Spaanse grondwet zou er een artikeltje staan dat de eigenaar van dit Hostal tot in eeuwigheid verplicht gratis voedsel te verschaffen aan de dappere pelgrims. Vandaag gaat dat als volgt in zijn werk: neem een fotokopie van je compostela en bied je daarmee aan bij de portier aan de deftige ingang van het luxehotel. Die verwijst je – nogal kortaf en bars – naar de garage, waarlangs men je – opnieuw nogal onvriendelijk – doorheen de ingewanden van het gebouw naar de keuken leidt.

In 1996 heb ik het gedaan: de slechtste maaltijd van mijn hele leven! Waterige soep, een halfrauwe kotelet, aardappelfrieten die zelfs niet halfgaar waren, bonen die anderzijds platgekookt bleken, en wijn waarvan ik later op de dag schele hoofdpijn kreeg. Dit jaar zien ze me daar niet meer. Ja, goed, een gekregen paard mag je niet in de bek kijken, maar dat mag nog geen reden zijn om iemand halfrauw vlees (salmonellarisico’s), rauwe aardappelen (ronduit giftig) en overkookte bonen (voedingswaarde nul komma nul) voor te zetten. En over de wijn zal ik het maar niet hebben…

Zo ontmoette ik in 1996 een Nederlander die deze maaltijdtoestanden enigszins verkeerd begrepen had. Hij trok zijn mooiste pak aan, schoor zijn baard af – de meeste pelgrims scheren zich niet of nauwelijks tijdens hun tocht – begaf zich naar het vijfsterrenrestaurant in de ruime, koele kelder van het Hostal, liet daar het dagmenu aanrukken (voor zo,n 2000,- BEF of € 50,- geloof ik), smikkelde het met smaak tot het laatste restje naar binnen en wandelde toen, zwaaiend met zijn compostela naar buiten, in de mening dat hij niet hoefde te betalen. De arme man werd voor de keuze gesteld: de politie, of twee halve dagen helpen afwassen in de keuken. Hij koos voor de afwas…

De laatste dagen is het zonnig in Galicië, tegen alle regels in, want meestal regent het nogal veel in Compostela. Toch zorgt een licht briesje voor wat herfstkoelte; mijn warme trui is nooit ver. Over die trui het volgende: sinds mijn jeugd al heb ik last om voor- en achterkant te onderscheiden. Hoe vaak dat het me niet overkomt dat ik een trui aantrek, en onmiddellijk weer uittrek omdat hij achterstevoren zit. Ik leer het nooit!

Dat heb ik van ons moeder. Ooit presteerde ze het, haastig om op tijd in de kerk te zijn voor de zondagsmis, gauwgauw een kleed achterstevoren aan te trekken. Dit tot grote hilariteit van de buren en de kerkgangers: een vrouw met twee borsten vooraan, én twee achteraan, dat zie je niet elke dag!!!

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996