gisteren dag 68 maandag 18 juni 2001 morgen
Vertrek te Villetta Barrea (L'Aquila - Abruzzen) Aankomst te Santa Francesca - Veroli (Frosinone - Latium) Overnachting: kleuterschooltje (vloer)
Maximumsnelheid: 42,5 km/u Gemiddelde snelheid: 13,7 km/u Dagafstand: 73,52 km Duur etappe: 5:22u Totale afstand: 4307 km

Wanneer je te groot bent

De normale conditie is er weer, met twee stevige ontbijten (ja, twee), en twee kopjes superstraf cafeïnevocht. Vandaag stijg ik tot 1565 meter boven de zeespiegel: nieuw record voor deze reis. Niet te geloven dat het oude record al dateert van mijn verblijf op Corsica: de 1310 meter hoge Col de Sorba, waaraan ik op 4 mei, laat na de middag nog begon.

Nee, voor deze Forca d’Acero ben ik niet meer bang, temeer omdat ik nog fris ben. Ook de temperatuur ligt ideaal, al ben ik verplicht een jogging aan te trekken. Drie kilometer voor de top eventjes een stevige bult, maar een paar fikse pedaalslagen trekken me er zo overheen. Slechts vier à vijf procent verder naar boven: ik vlieg met dertig kilo bagage en zeventig kilo mensenvlees in de hoogste versnelling, tegen zowat tweeëntwintig kilometer per uur!

De afdaling is even indrukwekkend als lang: op dertig kilometer daal ik duizend tweehonderd meter. Viermaal halthouden, kwestie de remmen niet te oververhitten. Sinds de gebarsten voorvelg in Zuid-Frankrijk, ben ik voorzichtig geworden. Zeker nu de achterrem plots blijkt door te slippen wanneer ze te heet wordt: de koelschijf is losgekomen, en die kan ik pas in Rome weer vastzetten.

Ja, die Forca d’Acero biedt op de top een onverwacht spektakel: je nadert hem vanuit het oosten over een beboste helling, vanuit een vrij nauw dal. Geen weidse panorama’s hier, maar wél een akoestiek als in een kathedraal. Voldoende gelegenheid om die echo eens uit te testen: verbazingwekkend van hoe ver je stem wordt weerkaatst.

Maar net over de top wijzigt het landschap op weergaloze wijze: kale hellingen laten je toe het verloop van de weg te volgen, een weg die eerst in lange rechte stukken, daarna bochtiger, naar de diepte slingert, deels oversluierd door lage wolken die de wind over de helling naar boven blaast. Arme automobilisten, die dit schouwspel wel zien, maar niet horen, niet voelen, niet de regen ruiken of de zuivere lucht smaken.

Ik zal die bergen altijd blijven verkiezen boven de zee. Ja, het is soms afgrijselijk hard, wanneer je op een mindere dag een helling van twaalf procent omhoog moet. Dan is het bijten, grommen, vloeken, zweten en wensen dat je er nooit aan begonnen was. Maar die zware uren vergeet je snel, en wat overblijft zijn de zware hellingen die je als een fluitje van een cent overwonnen hebt, het heerlijke gevoel boven de wereld te staan – ook letterlijk. En afdalingen? Ach, een noodzakelijk kwaad dat me uiteraard geen energie kost en me toelaat om een zelfde dorp of stad, een zelfde rots of een zelfde ruïne van alle kanten te bekijken, zeker als de weg erg slingert. De Forca d’Acero, totnogtoe de mooiste bergpas die ik ooit gezien heb.

Onder onweerswolken klim ik weer een paar honderd meter, word eenmaal kleddernat, en kan een tweede maal schuilen. Het stadje Veroli, waar ik normaal zou overnachten, ligt in zicht wanneer zich nog maar eens bandenpech voordoet. Toch reeds ruim een week zonder: in Italië blijkbaar een prestatie. De schuldige is snel gevonden: een glassplinter.

De tweewieler is nog maar net opgeladen of er komt een nonnetje voorbij. Ze haast zich, want de eerste druppels vallen al. Ik spreek haar aan i.v.m. onderdak: “Moet je Moeder-overste vragen. Kom maar gauw mee.” Moeder-overste heeft het goedmoedige gelaat van een vrouw die al één en ander heeft meegemaakt: “Oei mijnheer, wij hebben eigenlijk geen bedden.” Ach, ik hoef helemaal geen bed, slechts een plekje waar ik me – liefst binnen – op de grond kan neervlijen, en waar de fiets en ikzelf veilig zijn voor kwaadwilligen. Moeder-overste knikt bevestigend en biedt me het kleuterschooltje én en badkamer. Dat is meer dan ik vroeg; misschien heeft ze wel geroken dat ik me al twee dagen niet fatsoenlijk heb kunnen wassen. Wat me de warme – de warme! – douche nog dierbaarder maakt.

De nonnen hebben zich teruggetrokken. Ik eet mijn laatste brood en snoep op en schrijf deze regels neer. En dit alles in een omgeving die te klein is voor mij, niet op mijn maat. Raar hé, wanneer je te groot bent voor tafels en stoelen. In dit kleuterschooltje voel ik me wat zoals Gulliver zich moet gevoeld hebben in Lilliput. Nog een geluk dat de mens gemaakt is om in horizontale positie te slapen…

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996