gisteren dag 15 donderdag 26 april 2001 morgen
Vertrek te Crest (dept. Drôme) Aankomst te Rémuzat (dept. Drôme) Overnachting: gîte d'étape
Maximumsnelheid: 40,5 km/u Gemiddelde snelheid: 12,9 km/u Dagafstand: 78,22 km Duur etappe: 6:02u Totale afstand: 1131,4 km

De dagen worden steeds langer

De dagen worden steeds langer, en dit in elke betekenis van het woord. Veertien dagen geleden nu, dat ik thuis in alle kalmte wegreed, koude en nattigheid tegemoet. Vandaag is al die ellende vergeten, want de lucht is zuiders blauw. Ik pik de ochtendmis mee in het klooster, laat me het ontbijt rijkelijk smaken en rij de dag, de zon, de lentetemperatuur en alle goeds in de armen.

Al na zo’n vijftien kilometer zeg ik de lange broek eindelijk vaarwel, maar niet zonder mijn kaasvelletje te voorzien van een dikke laag zonnecrème, factor twintig!

Wat zich vandaag ontvouwt qua natuurschoon voor mijn stomverbaasde ogen is te groots. Ik wou dat ik met een soortement van camerabril was uitgerust, zodat de thuisblijvers op hun scherm a.h.w. door mijn ogen konden kijken. Wedden dat ze de hele dag voor hun TV zouden blijven zitten!

Het begint al net buiten het stadje Saillans, waar het dal van de Drome steeds smaller wordt, vermits ik de rivier al zo’n vijftien kilometer stroomopwaarts volg. Dan verwijst de potloodstreep op mijn kaart me een zijweg op, die het dal van het riviertje Roanne volgt: een nauwe kloof waar het water luidt ruist, soms slechts een paar meter onder je, soms vele tientallen meter lager. Voortdurend steek ik de rivier over van linker- naar rechteroever en weer terug. Vaak loopt het asfalt tegen de rotsmuren, en al even vaak er half onderin. De kloof is zo goed als onbewoond, en ik kom welgeteld drie auto’s tegen, op deze machtige zestien kilometer tot in het dorpje Saint-Nazaire-le-Désert. Vooral de bijnaam Désert (woestijn) vind ik goed gekozen.

Een praatje met een Nederlands koppel op de toeristenfiets: die hebben ook de Ruta de la Plata afgelegd. En dan vijfhonderd meter omhoog tot op de Col de Roustans, met zijn duizend achtentwintig meter het totnogtoe hoogste punt van de reis, én mijn eerste col van meer dan duizend meter.

Een lange dag weliswaar, mét een afdaling van twintig kilometer tot in een klein plaatsje, Rémuzat, mét een mooie gîte d’étape. De dagen zijn te kort: vierentwintig uur! Onze planeet draait te snel om haar as. Die tweehonderd dagen gaan nog te snel voorbij zijn. Maar er is hoop, en wel uit onverwachte hoek: de wetenschap, meer bepaald de kosmologie, iets wat me van jongsafaan al interesseerde.

Kosmologen vandaag beschouwen ons zonnestelsel als een middelmatig groot gloeiend hemellichaam, met een negental kleinere bollen die rond deze gloeiende ster draaien. De ster is – uiteraard – de zon, en de negen planeten werden genoemd naar oude Romeinse goden, in volgorde van afstand tot de zon: Mercurius, Venus, onze eigen Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en het kleine afsluitertje Pluto.

Met twee van deze planeten is iets eigenaardigs aan de hand: nl. Pluto en… de Aarde. Kosmologen beschouwen deze twee immers niet als gewone planeten, maar als dubbelplaneten. Beiden beschikken immers over een satelliet van niet veel kleinere omvang dan de eigenlijke planeet. Voor onze Aarde is dat onze Maan, die zich tot de planeet verhoudt als een tennisbal tot een basketbal. Dus hoewel de Maan viermaal kleiner is dan de Aarde, is ze groot genoeg om een stevige invloed op onze planeet uit te oefenen. Kosmologen spreken over getijdenkrachten. We zien het effect dagelijks aan onze eigen Noordzeekust: eb en vloed.

Aarde en Maan wentelen om elkaar heen en remmen elkaar in die beweging af. Wat de Maan betreft is dit remeffect al miljoenen jaren lang afgelopen: één omgang van de Maan rond de Aarde duurt precies even lang als één draai van de Maan rond haar eigen as. Concreet: wij zien altijd dezelfde zijde van onze nabije buur. Pas eind jaren zestig, ten tijde van de maanreizen, zagen de astronauten ook de ons volstrekt onbekende zijde.

Dit lot staat onze Aarde eveneens te wachten, alleen is het remproces hier nog niet afgelopen. Miljoenen jaren geleden tolde onze planeet sneller dan vandaag en waren de dagen nog korter: dagen van tien of vijftien uur i.p.v. de huidige vierentwintig. Zouden de dinosauriërs uitgestorven zijn omdat zij dagen van vierentwintig uur niet aankonden???

Maar – ik zei het al – het remmend effect van de Maan op onze Aarde gaat nog steeds verder, en de astol van onze planeet vertraagt ook vandaag. Af en toe, zowat één- tot tweemaal om de tien jaar, zien wetenschappers zich verplicht een schrikkelseconde in te lassen, omdat hun atoomuurwerken anders niet meer correct lopen. En atoomklokken zijn onvoorstelbare precisie-instrumenten.

De kosmologen hebben uitgerekend dat, wanneer onze Aarde geheel afgeremd is door de Maan, één enkele asomwenteling veertig huidige dagen zal duren: een dag die veertig maal langer duurt dan vandaag.

Kon ik mijn lichaam maar laten invriezen, zodat men het tegen die tijd weer tot leven kon wekken! En dan tweehonderd dagen (maal veertig!) de tijd nemen om een stukje van de wereld te zien! Ach, tegen die tijd zijn de Alpen en de Pyreneeën al lang weggeërodeerd, en bestaan er nieuwe gebergten, misschien even mooi, misschien nog mooier dan onze huidige bergketens. Ik vrees dat ik andere kaarten zou moeten aanschaffen om niet te verdwalen. En wat heb je aan een wereld waarin je jezelf verliest? Hoe mooi hij ook zou kunnen zijn…

Laat mij vandaag genieten van al dat moois, laat me vandaag de bergen beklimmen met mijn zwaarbeladen tweewieler. Laat me vandaag, hier en nu, beelden in mijn hoofd prenten, en af en toe halt houden om mijn fototoestel boven te halen, zodat de mensen thuis kunnen meegenieten van Gods schepping, zoals die er vandaag uitziet.

Want wij, mensen, zijn nog een zeer recent verschijnsel op deze aardbol, slechts enkele honderdduizenden jaren oud. En dat is echt niet veel als je bedenkt dat diezelfde Aarde al zo’n vier miljard jaar baantjes rond haar moederster trekt, en dat het leven hier toch al zo’n half miljard jaar geleden begon, met enkele virussen en eenvoudige microben.

Wij mensen, nieuwkomers, wij zijn begiftigd met een zekere graad van intelligentie, wat ons meteen een trapje hoger zet in de hiërarchie hier op Aarde. Wij hebben deze bol, vol met gloeiend hete materie, met daarrond een dun schilletje steen, in bruikleen. Laat ons ervan genieten, hem aan onze kinderen doorgeven, in dezelfde goeie staat waarin onze voorouders hem ons overhandigd hebben. Laten we dit generatie na generatie volhouden. Laten we onze Schepper zien dat we een sterke en vooral waardige soort zijn, die, met al haar onvolkomenheden, het toch verdient om verder uit te groeien tot hogere wezens, volmaakter dan wijzelf.

Laat ons geen tweede dinosauriërs zijn, die gedoemd waren uit te sterven omdat ze zich niet flexibel genoeg konden opstellen om de gewijzigde levensomstandigheden op onze planeet te overleven.

God houdt van ons. Wij zijn op dit ogenblik zonder twijfel hetgeen Hem het dierbaarst is. Zijn wij het omega van de schepping? Waarschijnlijk niet. Maar we mogen wel een bijzonder belangrijke nevenrol spelen in Gods werkplan, dat met het alfa begon, en ooit, heel ver in de toekomst, met omega eindigt: voor eeuwig en altijddurend.

Ik zou Pierre Teilhard de Chardin nog eens opnieuw moeten lezen, want die man ging heel diep in op dat alfa-omega.

Home Top Gisteren Morgen