gisteren dag 43 maandag 17 juni 1996 morgen
Vertrek te Santo Domingo de la Calzada (Rioja) Aankomst te San Juan de Ortega ( Burgos - Castillië en León) Overnachting: kloosterrefuge
Maximumsnelheid: 54 km/u Gemiddelde snelheid: 14,2 km/u Dagafstand: 49 km Duur etappe: 3:27u Totale afstand: 2474 km

Traag en snel volk op de Camino

Over het weer heb ik al wekenlang geen klagen meer, dus daarover zwijg ik dan maar. Deze morgen nog eens voor acht uur opgestaan, zodat ik dan ook tamelijk vroeg Santo Domingo verlaten heb. Een zestal kilometer verder ligt een dorpje op enige afstand van de grote weg (Grañon), maar de fiets heeft het grote voordeel dat je op zo'n tien minuten het - overigens nogal vervallen - kerkje bereiken kan. Binnen siert een zeer groot retabel de gehele voorste muur. Het verguldsel schittert in het halfduister en ik probeer het beeldhouwwerk - verscheidene kleine tafereeltjes uit het leven van één of andere heilige - te “lezen”. Ik slaag er maar niet in: wat zijn wij, Westerlingen, toch oppervlakkig! De middeleeuwers hadden er blijkbaar veel minder moeite mee, ondanks dat ze bijna allemaal analfabeet waren.

Een kleiner altaar in donker hout toont twee heiligenbeelden. Aan de tafelrand een soort fries waar de laatste dag van Christus is uitgehouwen: de doodstrijd in de Hof van Olijven, de kruisdraging naar Golgotha en de kruisafname.

Een zeer mooi polychroom beeldje van Johannes de Doper staat naast het hoofdaltaar. Het doet me denken aan onze eigen Sint-Sebastiaan in Waanrode, die zo afgrijselijk werd verknoeid, enkele jaren geleden.

Een pelgrim, ongeveer mijn leeftijd, met kaalgeschoren hoofd en veel te snel taterend, vraagt me waar de pastoor is, want hij moet zijn stempeltje hebben. Sommigen is het blijkbaar alleen om de stempels te doen, en ze vergeten wat voor moois er hier te bewonderen is. Even later zit hij alweer op zijn fiets, en ik onderneem echt niet de minste poging hem te volgen - al moet ik er in alle onbescheidenheid aan toevoegen dat mijn conditie zulks zonder problemen zou toelaten.

Middagpauze in Belorado, met de refuge naast het kerkje waar de toren - alweer - nestgelegenheid biedt aan een hele klad ooievaars. De twee bazinnen zijn erg sympathiek - één van hen spreekt zelfs zeer goed Frans (oef) - en ik warm wat water op voor een kop minuutsoep. Ik ontmoet hier twee sympathieke Franse "oudjes" (voor de tweede maal reeds, deze dagen), twee zestigers die hun vrouwen hebben thuisgelaten.

De tocht vervolgt naar Villafranca aan de “bergen” van Oca. Ik zet het woord “bergen” inderdaad tussen aanhalingstekens, want het hoogste punt (1150 m) vergt “slechts” een twintigtal minuten benenarbeid.

Voorbij de top scheidt een veldwegel zich af van de grote weg, en na zes kilometer rijd ik het klooster van San Juan de Ortega binnen, waar ik heel vriendelijk word ontvangen. Hier hoop ik de hond Callixto te ontmoeten, waarover Sandrine me in Lourdes heeft verteld.

's Avonds na de mis wordt hier de traditionele looksoep aan de pelgrims uitgedeeld. De pastoor hier is een erg humoristische babbelaar: wie de soep niet lust smijt ze maar door het raam naar buiten. Maar ze smaakt best, zelfs Callixto die intussen is thuisgekomen werkt zijn portie met veel smaak naar binnen.

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 2001