van Cindy Callaert:

Een houten steiger spiegelt zich
in 't schone donkse meer
en verder op een vissersboot
strijkt plots een reiger neer
die mij daar op de oever
... doet verlangen naar weleer

toen paling nog gevist werd
met een zelfgekliefde stok
of het vers gebrouwen biertje
fris gedronken uit een mok
muziek, gelach, gezelligheid
luid door de straten trok

en zo blijf ik daar starend
met een leesboek in de hand
wachten tot het golvend zilver
in de duisternis belandt
en mijn droombeeld over vroeger
in een zachte glimlach strandt

In 't nudistenkamp lag 't er een vrâa
Zonder sliepken en zonder beha
Mag ik vragen, zei 'Mang
Ligt gij hier al lang,
En krijgdegij zo gene kâa ?

Ne melker zat boven in 't kot
Te zagen en klagen lijk zot :
Mijn duiven moe'n dued
Ze wurren te gruet
En ze terten mijn pannen kapot !

Ne puit zei tegen een padde
Amai zoveel wratten, jawadde
In zulkene staat
Raakte gij nooit van 't straat
't Is serieus hoor, beséfte gij dadde ?

En toen,gepikeerd, zei die pad
Och zièkerken weette gij wát :
Mee da slijm op au lijf
Weette uek giènen blijf
En straks slipte en ligd'op au gat !

We hadden een hondje, dat heette Boe !
Dat plaste in huis als een koe.
"Dit pikken we niet !"
Riep hier toen de Piet.
Dus nu ligt Boe op de barbecue !!!