Home Maillijst Vorige mail Volgende mail

Marseille, donderdag 19 juli 2001

Beste vrienden,

Reeds een hele tijd dat jullie niets meer van me hebben vernomen. Mijn laatste mail vanuit Midden-Italië moet ergens in de mystieke bit-emmer verdwenen zijn. Mijn zus in Gent, die voor eindredactie en distributie zorgt heeft hem nooit ontvangen. Daarom even de draad weer opnemen.

Zaterdag, 9 juni, arriveerde ik in Terlizzi, een klein dorpje in de streek rond Bari, Zuid-Italië. Iemand bood me onderdak in zijn kelder omdat een tweetal jongeren me net iets te sympathiek benaderden terwijl ik bezig was met kokkerellen, op een bankje in het park. Gelukkig was er veel volk en deed de sociale controle haar werk.

Lekker uitgeslapen ging ik 's anderendaags naar de hoogmis; de fiets stond buiten tegen de kerk, weliswaar op slot, en met veel volk op de straat. Iedereen die wist aan wie die fiets toebehoorde, want ik heb de gewoonte om onmiddellijk contact te zoeken met de plaatselijke bevolking. Mijn gastheer verliet regelmatig eventjes de kerk, en halverwege de - lange - preek wenkte hij me hem naar buiten te volgen.

Drie jongeren, de twee van de avond daarvoor met nog iemand, kwamen vriendelijk - te vriendelijk - op me af: "Geld of we stampen die fiets kapot!" Ik sprak degene aan die naar mijn oordeel de leiding heeft: "OK, durf jij de eerste stap zetten in de richting van mijn fiets?" Prompt nam die kerel - nog geen achttien jaar oud - een aanloop, maar kon hij weten dat ik toen reeds zo'n drieduizend zevenhonderd kilometer in de benen had. Ik greep zijn arm en hij tuimelde onzacht tegen de straatstenen, terwijl zijn twee jongere kompanen terugdeinsden.

Nog net merkte ik hoe de onverlaat recht sprong, met zijn hand naar zijn riem greep, en toen gebeurde alles als in een reflex: knie in de maagstreek, kopstoot. Huilend kroop hij over de grond, beken bloed die uit zijn gebroken neus vloeiden. Maar naast hem: een stiletto.

Binnen een paar seconden een volkstoeloop, de twee anderen verdwenen. De politie verscheen, samen met de vader die me prompt aanklaagde omdat ik zijn zoon met een stiletto zou hebben bedreigd. Ik moest wachten op de carabinieri, maar de mensen die me onderdak gaven, en hun buren, getuigden voor mij.

Op het bureau van de carabinieri werden mijn vingerafdrukken genomen - die me zouden vrijpleiten, want ik had die stiletto niet eens aangeraakt. Ik moest een verklaring afleggen en alles gebeurde heel correct: ik schreef mijn verklaring neer in het Nederlands en mocht vertrekken. Men vroeg me wel me elke avond bij de politie of de carabinieri te melden.

De mensen - ook de politieagenten - leken blij met de afloop: "Eindelijk kunnen we dat kereltje eens aanpakken, hij heeft ons al veel last bezorgd." Ook de vader kreeg stevige kritiek van zijn dorpsgenoten. Ik vertrok er echter onmiddellijk en liet een uurtje later mijn tranen de vrije loop.

De schok komt pas drie dagen later: steeds weer die stiletto die me dwarszit. Pas nu word ik me bewust van het risico dat ik loop door deze reis te maken.

In een klein klooster tref ik pater Antonio, Kapucijn, vrij jong nog, spreekt vlekkeloos Engels en is zo'n bewogen man dat zijn bijnaam Pater Vuur luidt. Hij biedt me vriendelijk een rustdag aan - in alle luxe overigens - en wijst me 's anderendaags op mijn verantwoordelijkheid, zonder omwegen, heel direct: "Jij mag nu wel graag op reis gaan, maar zoals met alle plezier gaat dit ook met verantwoordelijkheid gepaard. Kun je dat niet aan, dat koop ik morgen jouw treinticket naar België. Kun je dat wel aan, dan ga je verder naar Rome, met mijn zegen."

Ik wil met een blij gezicht in Rome arriveren, want daar wachten mijn ouders en familie me op. En ze kennen me door en door, komedie spelen met hen lijkt me uitgesloten. Eventjes een uittreksel uit mijn dagboek met mijn impressies van mijn aankomst in de Eeuwige Stad.

De reis door Toscane, waar ik in Siena de gast was van één van de stadswijken die deelneemt aan de zgn. Palio, de paardenwedren op het plein voor het stadhuis, een eeuwenoude traditie die op 2 juli en 15 (of 16?) augustus doorgaat. Laat ik nu net op 1 juli de stad binnenrijden, en een groepje mensen, op straat etend, merken mijn schelp op: symbool van alle pelgrims. Overal in deze stadswijk hangen blauwe vlaggen met een grote schelp erin: deze wijk heeft historische banden met Compostela. En wanneer ze mijn uitleg aanhoord hebben nodigen ze me prompt uit met hen te eten en krijg ik een slaapplaats in hun kantine. Zo kan ik 's anderendaags dat schouwspel persoonlijk meemaken waarover ik zomaar eventjes zeventien pagina's in mijn dagboek heb volgeschreven. Dat lezen jullie later maar...

Firenze: parel van Italië en van gans Europa. Soms beleef ik punten van verzadiging, denk ik dat ik alles al gezien heb. Maar in deze stad ben ik toch enkele keren bij wijze van spreken op mijn gat gevallen...

Het volgende uittreksel uit mijn dagboek om jullie te tonen dat ik me werkelijk goed voel, nog lang niet aan het einde van mijn Latijn.

Echt waar, beste vrienden, ik verkeer al dagen in een zotte bui. Getuige het uittreksel van de dag erna.

De meesten onder jullie kennen Mr Bean, dat onhandige, aandoenlijke figuurtje, vertolkt door Rowan Atkinson. Ik herinner me de klucht waarin Bean, op een bankje in het park zijn sandwich klaarmaakt, en werkelijk alles voorzien heeft. Zo diept hij uit zijn mantel zelfs een pot pekelharing op en gebruikt hij zijn sok om de sla droog te zwieren. Soms voel ik me wat verwant met hem...

Er is echter één probleem waarmee een rondtrekkend reiziger altijd te kampen heeft.

Ik kan nog vertellen hoe ik in Monaco door de ene heer werd uitgekafferd omdat ik, op de grond gezeten, een stuk brood met wat confituur opat. Een andere heer behandelde me heel wat welwillender en bood me twee koppen koffie aan, weliswaar tegen 25,- FF per stuk (3,81 EUR of 154,- BEF). Hij was het snobisme van vele andere Monegasken kotsbeu en dacht erover na een fiets te kopen en op reis te gaan...

Ik loop wat achter op schema, vind het niet erg, amuseer me en geniet nog na van dat prachtige Italië. Frankrijk doet me goed, ik voel me er thuis, omdat ik er al vele vakanties heb doorgebracht. En op deze 98e dag ben ik dus nog net niet halverwege, want de reis duurt precies 200 dagen. Het hete Spanje komt eraan, een land dat ik al in 1996 heb ontdekt en dat me toen enorm beviel. Maar eerst nog Lourdes, en daarna keihard klimmen. Want ik wil de Pyreneeën over langs de 1.700 meter hoge, legendarische, roemruchte, onmenselijk zware Col d'Aubisque, waar zoveel renners in de Ronde zich te pletter hebben gereden. Jullie horen er later wel van, als ik dat overleefd heb.

Bruinverbrande groetjes

Ludo Mineur

Home Maillijst Vorige mail Volgende mail