gisteren dag 63 woensdag 13 juni 2001 morgen
Vertrek te Lido di Torre Mileto (Foggia - Apulië) Aankomst te Serracapriola (Foggia - Apulië) Overnachting: convent franciscanen
Maximumsnelheid: 43 km/u Gemiddelde snelheid: 13,6 km/u Dagafstand: 48,74 km Duur etappe: 3:35u Totale afstand: 4025 km

De weerbots

De gebeurtenissen van vorig weekend achtervolgen me vandaag, nemen me zelfs geheel in hun greep. Ik zit te trillen, als vroor het stenen uit de grond. Ondanks de windstilte, het vrij vlakke landschap en een ideale temperatuur kom ik nauwelijks vooruit.

Steeds weer komt die stiletto me voor ogen: ogenschijnlijk ongevaarlijk ligt hij daar op de straatstenen, naast een plas bloed uit de gebroken neus van de jonge onverlaat. Dit had mijn bloed kunnen zijn. Voel ik die stiletto niet mijn buik binnendringen, waarna hij het leven uit me opdrinkt, gulzig en vol leedvermaak?

Het besef dat mijn leven in gevaar is geweest, in groot gevaar zelfs, verlamt mijn benen, verstoort het ademritme. Bijwijlen moet ik me het vocht uit de ogen wrijven, en voor het eerst gaat het niet om transpiratievocht… Gewoon aan het eind van mijn krachten, totaal op, arriveer ik aan het convent van de paters kapucijnen te Serracapriola. De kerk is open, stil trek ik me er in een hoekje terug. De emoties zitten echter geblokkeerd. Naast de tweewieler dommel ik in een hazendutje.

Een vrouw biedt me wat zoetigheid aan. Met moeite werk ik het lekkers naar binnen, maar het smaakt me niet.

En dan komt de temperamentvolle pater Antonio – zijn bijnaam luidt: frate Fuoco, pater Vuur - naar buiten. In vlekkeloos Engels vraagt hij me wat er schort, neemt me mee de kerk in en luistert naar mijn verhaal. Moeizaam komt het eruit, het vechttafereel. Maar ik verzuim niet hem te verhalen over de vele malen dat me gastvrijheid te beurt viel, of over de enkele malen dat ze me werd geweigerd.

Met vuur doe ik het verhaal over het ontroerende optreden van pater Agostino in het Sardische Villanova Tulo; op de ontvangst in het convent te Bivona reageert hij geestdriftig: “Was jij in Bivona?! Dat zijn mijn beste vrienden!”

En wat het onprettige voorval te Terlizzi betreft: nee, ik heb geen geld verloren, de fiets is nog intact, en buiten een paar schrammen op mijn arm, een pijnlijke enkel en een buil op mijn voorhoofd is er niets dat op een bijzonder gevaarlijke toestand wijst. Wat ik wel verloren heb is mijn innerlijke rust. En die hoop ik hier terug te vinden.

Het lijkt erop dat pater Antonio mijn gedachten kan lezen: “Nee, jij slaapt vannacht niet buiten, en ook niet in je tentje. Bedden in overvloed, hier.” Het oude pand werd twee jaar geleden grondig gerenoveerd: “Het oudste kapucijnenconvent in Apulië, dateert uit de zestiende eeuw”, zo leert de pater me. En trots toont hij me de cel waar de jonge pater Pio enkele maanden verbleef in het begin van de twintigste eeuw: “Een heilige plek in dit huis.” De inrichting is nog steeds die van honderd jaar geleden: Spartaans.

Deze pelgrim daarentegen krijgt de beste, de grootste, de mooiste kamer, mét eigen badkamer. Hoe je als reiziger vaak tussen twee uitersten wordt geslingerd, het heeft geen naam.

Het avondmaal is, zoals steeds in Italië, eindeloos. De pater doet zijn uiterste best om me een positieve indruk van zijn Apulië mee te geven. Maar ik stel hem gerust: ik heb Terlizzi verlaten onder vele, spontane eerbetuigingen. Zijn Apulië is een uniek stukje Italië met gastvrije bewoners. En die jonge criminelen? “Ach, pater Antonio, die vind je overal; ook bij ons in België!”

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996