gisteren dag 82 vrijdag 2 juli 2001 morgen

Als gij niet zijt als één van deze kleinen…

Zoals ik gisteren al liet uitschijnen, blijf ik vandaag in dit wondermooie, gastvrije Siena, om er de jaarlijkse paardenrennen, de zgn. Palio, bij te wonen. Eeuwenoude traditie, beroert dit gebeuren nog steeds de ziel van alle bewoners van deze stad. En dat zijn geen oppervlakkige uitingen, maar een diepgaande beleving van eigen cultuur.

In alle vriendschap, in hoofse, vaak komische rivaliteit, zo leven die zeventien stadswijken hier al eeuwenlang samen. Elke inboorling krijgt zijn identiteit aangemeten; die is niet zelf gekozen. Zo kreeg ook ik gisteren toevallig de identiteit van de Schelp, de Nicchio, toevallig ook het symbool van de bedevaart naar Santiago de Compostela.

Machtige ervaring, in groep doorheen de nauwe straatjes naar het kuipplein te marcheren, liederen zingend uit honderden, wellicht duizenden kelen. En uiteraard het avondmaal, in elke wijk afzonderlijk aan rijen tafels van honderden meters lengte!!!

Fier dat ze zijn, deze stedelingen. Fier koestert jong en minder jong deze traditie, tot ver buiten Italië bekend. Net als het San-Ferminfeest in Pamplona, waar loslopende stieren elk jaar de spoedgevallendienst van de ziekenhuizen ginder veel werk bezorgen, haalt de Palio van Siena geregeld de Vlaamse televisie.

Maar het wilde gedrag van de Spanjaard is de Italiaan vreemd. Het gaat er hier heel wat minder baldadig aan toe dan in de hoofdstad van Navarra. Politie en carabinieri, ze lopen er erg ontspannen bij: geen oproer, geen relletjes met dronkaards, geen afgerukte autoantennes, geen krassen in het koetswerk noch enig vandalisme, van welke aard ook. In tegenstelling tot het grote voetbalgebeuren van de laatste jaren, waar regeringen miljarden investeren om de orde enigszins te handhaven, en daarna de schade te herstellen, in tegenstelling tot dat moderne voetbalfeest dus, is deze eeuwenoude Palio één van de prachtigste toonbeelden van menselijke beschaving.

Samengedrumd op dat plein voor het stadhuis, ideaal werkterrein voor zakkenrollers. Op het eerste zicht zou je dat denken. Maar neen! Iedereen kuiert daar heel ontspannen rond, portefeuille bij wijze van spreken half uit de broekzak, draagbare telefoon grijpensklaar voor lange vingers… die echter nergens opduiken. Beschaving in de meest pittoreske zin van het woord!!! Erover wakend dat niets, geen vandalisme, diefstal, ruzie of vechtpartij ook maar de minste smet zou leggen op de trots van dit stadje.

Echt, ik heb niets tegen voetbal. Tenslotte wordt deze mooie sport door miljoenen overal ter wereld, van kindsbeen aan beoefend. Wat ik betreur is de manier waarop dit edele balspel verworden is tot een financiële melkkoe, wars van enige gevoeligheid. Massa’s supporters meeslepend in gevoelloze spektakels. Want niemand stelt zich vragen bij de onfatsoenlijk hoge salarissen van de spelers, terwijl iedereen die bedelares laakt, die voor een handvol kleingeld een fraai stukje komedie speelt, te Rome.

Dat verwijt ik het voetbal, correctie, het topvoetbal van nu. Dat verwijt ik de topsport in het algemeen (enkele uitzonderingen daargelaten), de helden van het witte doek, de megasterren enz… Deze moderne vormen van brood en spelen doden elke gevoeligheid in elk van ons, maken ons blind voor volledig scheefgetrokken financiële verhoudingen.

Die gevoeligheid vind ik integendeel wél terug, hier te Siena: het gaat hier niet om geld, maar om het respectvol behoud van een eeuwenlang in zwang zijnde traditie.

Gevoeligheid is de basis van beschaving, van wederzijds respect, van vrede in het algemeen. Thuis tref ik maar al te vaak lieden die zich afvragen: “Waartoe dient cultuur nu eigenlijk? Wat hebben we nu aan een schilderij, een oud gebouw, een beeldhouwwerk, het oeuvre van een toondichter? Wat hebben we aan litteratuur? Kunnen we dat niet allemaal missen? Hebben we te eten, te drinken en een bed, en ook nog wat amusement, dan is alles toch OK?”

Sommigen drijven het nog verder: “Die oude kathedraal, wat een schande voor die tijd. Heeft een gigantisch fortuin gekost, terwijl de mensen van honger crepeerden. Kost vandaag handenvol geld aan onderhoud en verwarming. Eigenlijk zouden ze beter dat gebouw laten vervallen, het slopen of een paar kilo springstof eronder steken. Dan zijn we ineens van alle kosten af!”

Dergelijke redeneringen tonen niet alleen een totale afwezigheid van gevoeligheid aan. Ze ontkennen datgene wat de mensheid boven het dierenrijk kan verheffen. Een dier eet, drinkt, slaapt, en sommige lijken zelfs te spelen. En daar houdt het zo ongeveer mee op. Zijn wij, mensen, dan niet meer?

Niemand kan ontkennen dat mensen in staat zijn tot datgene wat voor de dieren onmogelijk is. Ook slechte dingen zoals oorlog, haat, onverschilligheid enz… Verzwijgen hoeft niet, we mogen niet blind zijn. Maar evenmin hoeven we misantroop te worden. Want mensen wier gevoeligheid wordt aangeboord, die zijn in staat tot het goede. En het beste middel om onze gevoeligheid aan te boren, dat is het culturele erfgoed van alle mensen van overal ter wereld: litteratuur, architectuur, beeldhouw- en schilderkunst, muziek… Dat zijn de instrumenten die onze Schepper ons ter beschikking stelde om gevoelige mensen te worden, die naar het goede streven.

Zelf ben ik bvb. enorm gefascineerd door de muziek: beluisteren van jongsafaan, enkele jaren scholing, speel niet onaardig tenortuba in enkele harmonie- en fanfareorkesten, veel gevoel voor harmonie en contrapunt. Jammer dat ik geen flauw benul heb van orchestreren, zodat ik me geen componist mag noemen.

Zingen doe ik bijzonder graag; een goede ademtechniek is belangrijk, en die heb ik verworven door het blaasinstrument te leren bespelen. Als knaap – en dit zeg ik zonder terughoudendheid – was ik begiftigd met een glasheldere, zoniet kristallen sopraan: krachtige jongensstem, zeer juist geïntoneerd, want ook mijn gehoor was reeds vroeg zuiver. Ook het interne gehoor: alvorens een toon te zingen of te spelen hoort een goed musicus deze noot al in gedachte. Vandaag spijt het me niet weinig nooit in een goed jongerenkoor te hebben meegezongen. Blijft enkel een zeer heldere herinnering aan die zilveren knapenstem.

De puberteit, de gevreesde baard in de keel, en weg was die stem. Langzaam vormt zich een vrij stabiele tenor, met degelijke kopstem. Ook al mis ik de techniek om snel van middenregister naar de hoogte te wisselen, en omgekeerd. Een goede zangleraar kan me dit wel eens bijbrengen.

Zingen is niet alleen het voortbrengen van zuivere toonreeksen. Ook het juist articuleren van de tekst is belangrijk. Er is trouwens een verschil tussen spreek- en zangarticulatie. Met een camera of een microfoon onder de neus spreek ik zonder terughoudendheid. Veel dictieles heb ik niet gevolgd, en hoewel ik een stevige poging doe om Algemeen Nederlands te spreken verraden sommige klinkers nog steeds mijn afkomst: het oosten van het Hageland, waar het Brabantse dialect al een stevige portie Limburgs bevat: de befaamde ik/ich-grens:

Nederlands Waanroods Duits
ik ich ich
mij mich mich/mir
u oech euch
uw öwr eur

Toch mag mijn gesproken Nederlands er zijn: ik ben me immers bewust van bepaalde fouten, en ik werk daar nog dagelijks aan.

Een uitstekend intern en extern gehoor, een redelijke stem en een vlotte articulatie stellen me in staat de edele zangkunst met plezier en gevoeligheid te beoefenen, en nog meer te genieten van het beluisteren van andere zangers, koren en musici: zowel professionelen als amateurs. Op voorwaarde dat ze met gevoel zingen! Voeg daarbij het analytisch/synthetisch kunnen beluisteren van muziek, iets wat ik geleerd heb door zeer aandachtige, jarenlange luisteroefeningen, aangevuld met enkele jaren vorming in harmonieleer en contrapunt, en ik ben zeer wel in staat om met verantwoordelijkheidszin een amateur-koor uit de dilettantensfeer te halen om er een goed basiskoor van te maken. Muzikaliteit alleen volstaat daarvoor niet; je hebt nog meer diplomatie, mensenkennis nodig. En dat is iets waarin ik nog steeds mag bijleren.

De kans om dit alles in praktijk te brengen kreeg ik eerder toevallig, na thuiskomst in 1996, van de voorzitter van het Sint-Lambertuskoor te Heverlee. Ik was zijn postbode. Drieënhalf jaar slechts, zo had ik hen van in den beginne op het hart gedrukt. Want toen al rijpte deze reis in mijn hart. Veel heb ik er mogen bijleren. Wellicht heb ik ook fouten gemaakt, ik ben tenslotte geen professioneel musicus. Maar de attitude van de koorleden tijdens de repetities en de vieringen vervulden me niet alleen met een warm gevoel van vriendschap, maar zij gaf tevens blijk van een diep vertrouwen in hun dirigent. En alleen daarvoor al blijf ik die mensen uitermate dankbaar, blij dat ik in vriendschap kon vertrekken, mijn vertrouwen in handen gelegd van mijn piepjonge opvolger over wie ze daar heel tevreden zijn. Nogmaals, mensen van Heverlee: dankjewel, uit de diepste grond van mijn hart.

Muziek raakt me tot op de grond van mezelf, tot op het blote merg in alle botten. Muziek heeft van mij een gevoelig mens gemaakt; een beter mens ook. Muziek verzacht inderdaad de zeden. Maar dit geldt voor alle takken van de cultuurboom. Anderen worden in hun diepste wezen getroffen door een beeld, een schilderij, een gedicht, een boek, of welk product dan ook van menselijke, gevoelige inventiviteit. Cultuur als datgene wat ons naar het goede drijft. Was het daarom dat de Oude Grieken hun burgers betáálden om theatervoorstellingen bij te wonen? Precies het omgekeerde van vandaag!

Begrijp je nu, beste lezer, mijn woede over het zingen in sommige parochiekerken, zonder dat er de minste gevoeligheid aan te pas komt? Jammer genoeg ook in mijn eigen parochie. Wanneer gaan ze daar nu eens inzien dat de kracht van de muziek pas werkt, wanneer men gevoelig wordt voor harmonie, samenzang en ritme? Zonder die gevoeligheid werkt muziek – of wat daarvoor moet doorgaan – omgekeerd: afstompend. Wie gevoelig is voor muziek gaat dan elders ter kerke, of blijft gewoon thuis. Blijven diegenen over die me antwoorden: “Waarover jij je druk maakt. Er is toch geen kat die luistert.”

Durven zij dit ook antwoorden aan de zangers die alle maandagavonden vol goede moed repeteren, maar door gebrek aan goede leiding en begeleiding, sommigen afgestompt door jarenlang dilettantisme, de mensen de kerk hebben buitengezongen. Of om het met een opmerking van één der leden te zeggen toen de kerk nauwelijks halfvol liep op een grote feestdag: “Waarom repeteren we eigenlijk nog?”

Ooit heb ik dit koor in Waanrode geleid, twee jaar lang. Maar ik was té jong, té enthousiast, waarschijnlijk té kwetsbaar. En vooral een bedreiging voor de volslagen onbekwamen die dit koor geleid en begeleid hadden, alleen op basis van hun bekendheid in het dorp. In woede ontstoken – ja, ik was erg jong – liep ik weg, tot stille blijdschap van diezelfde knoeiers, die tot op de dag van vandaag lopen interessant te zijn. Hadden ze enig eergevoel gehad, dan onthielden ze zich tenminste van de verantwoordelijkheid een kerkkoor te (bege-)leiden. Dan gingen ze op zoek naar een bekwaam dirigent en een bekwaam orgelist.

Reeds ten tweede male dat ik van leer trek tegen bepaalde lieden in mijn dorp. Frustraties dienen nu eenmaal best niet opgekropt te worden; om ermee te kunnen omgaan vertrouw je ze aan het papier toe, in de hoop dat iemand dit ooit leest, zichzelf erin herkent en de verantwoordelijkheid durft te nemen om iets aan deze wantoestanden te doen. En al wie dit in mijn Waanrode wil proberen, die kan rekenen op mijn volle steun!

Bewust dat dé waarheid enigszins vervormd raakt door diezelfde frustraties, sta ik open voor elk argument tégen mij, elke kritiek op mijn houding. Op voorwaarde dat dit met de nodige gevoeligheid, het nodige respect gebeurt. Daarop meen ik als menselijk wezen recht te hebben. Zelf tracht ik met de beste wil dit recht bij anderen te respecteren, ook bij diegenen die me al jaren met alle moeite van de wereld op het zijspoor pogen te houden. Nogmaals herhalen hoe geduldig ik ben geworden: dat zijspoor mag dan héél lang zijn, maar het blijft vlakbij, vlak naast de hoofdroute. En de wisselmechaniek die me weer toegang geeft tot dat hoofdspoor komt ongetwijfeld dichterbij, samen met de rangeerder die die wissel in de juiste positie zet. Ik hoef niet persé de locomotief van die trein te zijn: een hedendaags elektrisch motorstel wordt immers op meerdere assen aangedreven. Eén van die drijfassen zal ik zijn.

Ongetwijfeld lachen bepaalde individuen met me. Dat ervoer ik vroeger als dirigent te Waanrode ook. Lui wie je vraagt om eens met gevoel te zingen, met inzet. Enkel wat hoongelach is hun reactie. Arme, arme sukkelaars: na jarenlange afstomping hebben ze zelfs verleerd hun gevoelens te uiten. Ze zijn er niet eens meer toe in staat. Dat er mogelijk diep, heel diep nog een klein vlammetje in hen brandt, willen ze niet meer geweten hebben. Ik hoef noch hun medelijden, noch hun hoongelach. Integendeel: zelf zijn ze beklagenswaardiger, leven ze niet meer, maar worden geleefd en ondergaan de realiteit in de ergste passiviteit. Ze maken niets meer mee, en dan bedoel ik het werkwoord mee-maken. Immers, ze hebben alles al meegemaakt. Denken ze… Niets, maar dan ook niets kan nog hun verwondering wekken. Ze zien noch horen. Ze voelen niet meer, de afgestompten: als volslagen doofstommen, en nog blind ook!

Eén categorie van mensen beziet onmiskenbaar de grootst mogelijke gevoeligheid: de kinderen. Zij zijn het die nog openstaan, vervuld kunnen raken van verwondering, vragen stellen, soms tot hilariteit, ja zelfs wanhoop van hun ouders. Hun gevoeligheid is zo groot dat ze synoniem is met kwetsbaarheid. Maar we zouden het net zo goed nieuwsgierigheid kunnen noemen. Kinderen moéten nu eenmaal nieuwsgierig zijn; hoe zouden ze anders in staat zijn volwassen te worden in een wereld die ze zelf mee-maken.

Weet je wat Jezus antwoordde toen Zijn gezellen Hem vroegen hoe ze hun hemel konden verdienen:

Hij nam een klein kind, zette het in hun midden en sprak: “Als gij niet zijt als één van deze kleinen zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan.”

En dit alles heb ik geschreven, gezeten op de grond, op het kuipvormige plein te Siena, waarbij ik regelmatig moest opstaan om een paar meter verder weer neer te zitten in de zich langzaam verschuivende schaduw van de grote toren die ik gisteren beklom. Op dit zowat anderhalf uur bewogen tientallen mensen zich samen met mij, op die smalle donkere vlek, beschutting tegen de stralende zon.

Toch een mooi kader om je frustraties van je af te schrijven, nietwaar!

De Palio

Al dadelijk na het middagmaal begeef ik me opnieuw naar het kuipplein. De urenlange openingsceremonie verveelt geen seconde: honderden figuranten op zijn middeleeuws, vendeliers, tamboeren met fanfare, een gigantische ossenwagen, en een letterlijk tot de nok gevuld centrum. Hoog boven dit alles de oude klok op de toren, die haar gebarsten stem onvermoeibaar laat horen. De toeschouwers gedragen zich hoffelijk jegens elkaar.

Meestal heb ik iets tegen massamanifestaties: een massa boezemt me angst in, kan levensgevaarlijk zijn indien in paniek of opgehitst. Maar hier te Siena heerst niet zo’n opgefokte sfeer. Het waterkanon dat vaak tegen een heethoofdige menigte moet worden ingezet dient hier enkel om de zandpiste vochtig te houden. Bovendien beleven de omstanders immens plezier wanneer de kanonnier de straal per “ongeluk” op hen richt. Als zovelen zoek ook ik even verkoeling onder deze gratis douche, want de zon is buitengewoon krachtig…

En dan het ogenblik van de waarheid. Na een vijftal valse starts zweven tien paarden over de arena. Al spoedig neemt het paard met de blauwe ruiter, die met de schelp, de Nicchio, de leiding om die twee ronden lang zienderogen te vergroten. Uiteraard bevind ik me tussen de supporters, dol van vreugde. Nog één ronde, de Nicchio nog steeds vele lengten voor. Niets kan de overwinning nog in de weg staan. Ik ben hier morgen waarschijnlijk nog niet weg, mijn gastheren zullen me pas laten gaan als de overwinningviering op passende wijze is afgelopen. En dat kan hier in Italië enkele dagen duren…

Nog een halve ronde, en plots… als bij donderslag valt dat paard stil. Hij haalt niet eens de eindmeet. De ontgoocheling is algemeen, ik voel mee met de andere supporters. Wat er gebeurd is? Verstuikt die knol zijn voet toch wel niet, zeker… Byebye Siena!

Velen laten hun tranen de vrije loop, mannen zowel als vrouwen. Heel eventjes het begin van een vechtpartijtje tussen een supporter van de Nicchio en iemand van de Leocorno, de overwinnaar. Zonder ruiter nog wel, die is van zijn paard gevallen. Maar het reglement van de Palio luidt onverbiddelijk: het eerste paard dat met of zonder berijder de eindmeet bereikt, wint.

De omstanders weten beide vechtenden al spoedig te scheiden, vooraleer het echt menens wordt. Met enkele scheldwoorden wordt het incidentje afgesloten, zonder dat er ook maar één agent van politie of carabinieri moet optreden.

Mijn gastheren doen geen moeite hun ontgoocheling te verbergen. Maar de wijze waarop zij hun gevoelens uiten, geeft blijk van een hoog niveau van beschaving.

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996