Mijn topics.


 

                    
 

 Woord vooraf.

Deze pagina is het onderdeel van mijn web site, dat regelmatig zal aangevuld worden met allerhande gevarieerde onderwerpen. Indien een bijdrage na een zekere tijd niet meer op deze plaats te vinden is, dan werd ze zonder twijfel overgebracht naar de pagina Archief. Ik wens je alvast veel leesgenot en kijk uit naar je reacties.

 Lees hier meer over:
   
è De media over het leger: vroeger, nu, binnenkort. (15 maart 2002)
   
è De NAVO-AWACS, uniek in vele opzichten. (12 juni 2008)
   
è De electromagnetische puls of EMP, meer dan fantasie? (26 februari 2010) 
   
è Piloot worden, uw vragen, mijn antwoorden. (14 september 2009) 
   
è Zijn wij klaar om het biochemisch terrorisme aan te pakken? (5 februari 2003)
   
è Enkele bedenkingen bij de Concorde-crash. (2 oktober 2002)
   
è De eenmaking van het Europese luchtruim. (7 oktober 2004)
   
è   De observaties van een vliegtuigspotter... in 1954.(3 augustus 2002)
   
è De Belgische bijdrage tot de luchtoperaties boven de Balkan.(6 maart 2003)
   
è De Europese vlugge interventiemacht kritisch bekeken.(22 maart 2004)
   
è De macht van het profitariaat.(30 december 2004)
   
è CBRN bedreiging en overzicht van respons. (10 juli 2003)
   
è Moderne vliegtuigen en hun problemen. (2 februari 2006)
   
è F-16 simply the best. (30 juni 2006)
   
è   Het Belgisch militair luchttransport, alles altijd en overal. (5 december 2006)
   
è Airpower. (6 februari 2008)
 
 

De observaties van een vliegtuigspotter…in 1954.

Bijna een halve eeuw geleden was het spotten of observeren van vliegtuigen een eerder zeldzaam gebeuren. Toch meen ik dat het interessant kan zijn om de activiteiten uit die periode, die we als spotten kunnen omschrijven, toe te lichten. Het moge voor eenieder duidelijk zijn dat de beoefening van de hobby geen geval zware investeringen vergde. Het was juist een kwestie van optimale waarneming. Het menselijk oog was hierbij natuurlijk het belangrijkste instrument, dat de meest aantrekkelijke waarnemingen niet op een fototoestel of video registreerde maar wel op het netvlies. In een uitzonderlijk geval beschikte men over een verrekijker. Het hiernavolgend relaas is dan ook een samenvatting van wat vooral mijn netvlies destijds in 1954 waarnam.
Thunderjet of 31 SquadronHet hele verhaal situeert zich rond de ontplooiing van het 31ste smaldeel jagerbommenwerpers van de 10de Wing van Kleine Brogel naar het reservevliegveld van Weelde. Het 31ste smaldeel was qua ontplooiingen op dat ogenblik zeker niet aan zijn proefstuk toe. In volle post-Koreaanse periode waren trouwens alle vliegsmaldelen van Kleine Brogel een echte globetrotterrol toebedeeld. Geilenkirchen en Brüggen klonken op dat ogenblik als zeer vertrouwde kampementen in de oren. De aanleiding voor dit nomadenbestaan: men fluistert dat het probleem zich zou gesitueerd hebben bij de toenmalige militaire bouwwerken (te veel zand of te weinig cement gaf ook toen geen kwaliteitsbeton). Resultaat van de rekening, afbrokkeling van onder meer de startbaan, toen nog over haar ganse lengte uit beton, zodat het toenmalige paradepaard van de 10de Wing, de Thunderjet, naar betonvriendelijke oorden moest uitwijken. Tot hier dan de inleiding tot het verhaal. De auteur moet trouwens bekennen dat hij als getuige buiten de imaginaire omheining was opgesteld en als broekventje de vliegactiviteiten gadesloeg en ook oog en oor had voor de randgebeurtenissen en de reacties van de grote mensen.
Het decor: een rustig dorp in de Stille Kempen, grenzend aan Nederland, waar sinds enige tijd een reservevliegveld voor de NAVO was aangelegd. Het vliegveld van Weelde (Weld in de volksmond) was voor heel wat Kempenaars geen onbekende. De massa was er al eens naartoe getrokken om in 1953 een gestrande straaljager te zien (en vooral te horen) opstijgen, die er een noodlanding maakte op een startbaan in aanleg. Niemand maakte zich echter zorgen: een Groene Partij was nog onbestaande, de landbouwers hadden geen landbouwgrond moeten afstaan, de gemeente was waarschijnlijk rijkelijk vergoed voor de pasgekapte dennenbossen en de pastoor, één van de meest invloedrijke personen van het dorp, kon (voorlopig) de reservestatus van het vliegveld best aanvaarden.
In de loop van de maand mei 1954 komt er plots verandering in deze vredige situatie. Er valt heel wat beweging te noteren op en rond het vliegveld. Er wordt zelfs een heus tentenkamp opgericht op de terreinen, die gul door de gemeentelijke overheid worden ter beschikking gesteld, gelegen in de onmiddellijke omgeving van de gedempte vuilnisbelt. 1 juni 1954 wordt het magische ogenblik. De schoolmeester in onze klas tracht zijn publiek te boeien met, vermoed ik, een algemene herhaling voor de komende eindexamens. In de loop van de voormiddag verliest hij echter alle aandacht wanneer plotsklaps een oorverdovend lawaai het klaslokaal vult: vier straaljagers met bommen aan hun rechte vleugels (vier Thunderjets met droptanks naar wij later vernamen) komen aanvliegen naar de startbaan toe, draaien één voor één naar rechts en zakken na een weidse bocht rond de kerktoren weg achter onze kleine horizon. Die wordt immers bepaald door de boord van de ramen, die weliswaar uitzicht geven op het zuiden, maar die ons toch eerder tot auditieve getuigen maken van het spektakel. De concentratie op en rond de schoolbanken is volledig zoek. De inktpotten zullen langzaam maar zeker opdrogen. De decibels buiten het schoolgebouw doen immers alle verbeelding op hol slaan. Er kan immers geen tijd meer zijn voor enig ernstig schoolwerk. Op de Weldse hei ontstaat immers een nieuwe wereld, die niet alleen het jeugdig publiek boeit, maar die ook de volwassen wereld stilaan in zijn greep krijgt.Dorpsschool van Weelde
Inderdaad, straaljagers op een vliegveld, zonder omheining trekken nu immers veel volk, en zeker in een dorp waar buiten de alledaagse dorpspolitiek en de smokkelverhalen weinig te beleven valt. Op de eerste vrije donderdagnamiddag treffen we in de buurt van de startbaan niet enkel nieuwsgierige klasgenoten aan. Er schijnen ook heel wat "grote" mensen vrijaf te hebben, die met ons de vertrekkende en landende straaljagers gadeslaan. Wij hebben, gezien onze jeugdige leeftijd, weinig commentaar te geven op het gebeuren. We hebben één en al oog en oor voor de verzilverde vliegtuigen, die toch hier en daar aanleiding geven tot allerlei sterke verhalen. Een welbepaalde waarneming van een volwassen toeschouwer is me steeds bij gebleven. Hij was namelijk van mening dat het "friteskot" van de militairen toch wel wat gevaarlijk dicht bij de startbaan stond. In alle ernst beaamden alle aanwezigen deze vaststelling (dit was inderdaad de plaats van de caravan of startbaancontroletoren, waarvan het grote en het kleine publiek natuurlijk de bestaansreden nog niet kende).
De volgende zondag lijkt de invasie van militairen toch niet helemaal rozengeur en maneschijn te zijn. Zowel tijdens de vroegmis als tijdens de hoogmis steelt de pastoor van op zijn preekstoel de show. Hij richt zich hier voornamelijk tot het publiek dat zich in de linkerbeuk van de kerk bevindt. Hij waarschuwt met een vrij hoge stem voor het blauwe gevaar: "Moeders, let op uw dochters want de kans op zedelijk verval is zeer groot." Een wat eigenaardige reactie brengt ons, tienjarigen, op hetzelfde ogenblik een beetje verder in verwarring. Normaal ontstaat er tijdens de zondagspreek een zeker geroezemoes achteraan in de kerk. Het lossen van de duiven en de waarschijnlijke winstkansen komen er uitvoerig aan bod. Nu is en blijft het muisstil. Alle manskerels, met de duivenmelkers op de eerste rij, zijn enkele stappen naar voor geschoven en luisteren aandachtig naar hetgeen de pastoor te vertellen heeft. Wij hebben ooit al wel eens over de "blauwe geschelpte" horen spreken. We begrijpen echter niet wat de pastoor en de duivenmelkers tegen die voor ons toch sympathieke Blauwen kunnen hebben.
Inmiddels kan ook onze schoolmeester niet aan de nieuwsgierigheid voor de decibels weerstaan en beslist hij dat de schoolreis (gewoonlijk een geforceerde wandeling doorheen de Weldse natuur) dit jaar het vliegveld als bestemming heeft. Getuige hiervan de klasfoto van de uitstap genomen op het beton van het vliegveld.5de en 6de jaar op schoolreis in 1954
Stilaan gaat het leven zijn gewone gang. Het is weldra vakantie, en vermits in 1954 de meeste dorpelingen hun verlof ter plaatse doorbrengen, is en blijft voor ons het vliegveld de attractie bij uitstek. Wij hebben inmiddels onze uitkijkposten geïnstalleerd boven op de zandbermen, die rond sommige parkeerplaatsen zijn aangebracht. We kunnen op enkele tientallen meters afstand het opstarten meemaken: de piloot die vanuit een open jeep wordt afgezet en plaats neemt in de cockpit, het loeien van de straalmotor die zijn warme uitlaatgassen boven onze nieuwsgierige jongenshoofden blaast. Een schouwspel dat ons wel een beetje doet zweten maar dat ons nooit verveelt. De vakantie vliegt dan ook voorbij.
Het verblijf van het 31ste smaldeel te Weelde wordt buiten de omheining (?) gekenmerkt door enkele merkwaardige voorvallen. Ook tijdens de zomerperiode blijft de erg populaire hobby bij heel wat dorpelingen hoogtij vieren. Met het smokkelen van boter, varkens, kalveren en jenever kon men immers een schone bijverdienste binnenrijven. De osmose Leger-Natie gaat ook ogenschijnlijk hier zijn vruchten afwerpen. Zo maakt ook de pers op een zeker ogenblik gewag van een smokkelaffaire op en rond het vliegveld. Militaire vrachtwagens vol boter zouden het met de plaatselijke smokkelbazen op een akkoordje gegooid hebben. Het open vliegveld, op slechts enkele kilometers van de grens gelegen, blijkt een welgekomen doorvoerstation tijdens de nachtelijke smokkeltrips. Op een gegeven ogenblik spreekt men zelfs van loeiende koeien, van natuurlijk Nederlandse origine, die in het holst van de nacht midden op het vliegplein worden aangetroffen. Er wordt over het onderwerp veel "gepraat" in het dorp, maar vermits er geen Hoog Comité van Toezicht bij betrokken wordt, gaat het onderwerp dan ook vlug vervagen, mede door het uitblijven van nieuwe bezwarende feiten.
Een ander voorval, tijdens dezelfde ontplooiingsperiode, gaat ook voorpaginanieuws worden. Tijdens een zonnige vakantienamiddag, waarop ik spijtig genoeg niet in mijn observatiepost vertoef, zullen de dorpelingen gealarmeerd worden door een evenement, dat men als een luchtvaartongeval bestempelt. Op dat ogenblik slenter ik rond met enkele vrienden, wanneer onze aandacht wordt gewekt door een vliegtuig dat er een eigenaardige vliegstijl op nahoudt. Met wiegende vleugels en met het landingsgestel neergelaten (voor ons zeer eigenaardig) zien we het vliegtuig verdwijnen in de richting van het vliegveld. Kort daarop horen we een klap en zien we een rookpluim opstijgen. Volgens onze bescheiden mening is er iets ergs gebeurd. Ons vermoeden wordt bevestigd door het loeien van de brandweersirene en door een groeiende stroom van fietsers en voertuigen die zich richting vliegveld begeven. "Er is een vlieger gevallen", wordt door iedereen bevestigd. Zo vlug als onze jonge benen ons kunnen huiswaarts brengen, pogen we er onze fiets op te springen, om ons zo snel mogelijk naar de plaats van het gebeuren te begeven. De moederlijke autoriteit is echter van mening dat we bij zo’n ongeval niets te zoeken hebben: resultaat, thuisblijven, met een grote pruillip, barstend van nieuwsgierigheid. ‘s Anderdaags weten we echter precies wat er gebeurd is. Onder de grote krantenkop "Moedig piloot vermijdt dorpskom" kunnen we het hele verhaal lezen. De Thunderjet zou vuur gevat hebben en de piloot, die voor zijn heldhaftig gedrag bewierookt wordt, zou slechts op het laatste moment zijn vliegtuig verlaten hebben. Hierbij wordt hij gewond. Zijn jet komt terecht in de bossen vlakbij de startbaan, waar een begin van brand ontstaat.
Het volledig relaas sterkt ons in de overtuiging dat de pastoor en de duivenmelkers ongelijk hebben. Dit besluit wordt trouwens bijgetreden door de plaatselijke neringdoeners en de cafébazen, die de materiële voordelen van de aanwezigheid der Blauwen niet onder stoelen of banken steken.
Maar ja, schone liedjes duren niet lang genoeg. Na de eerste herfststormen getrotseerd te hebben en na op de laatste septemberzondag actief deelgenomen te hebben aan Weelde-kermis, wordt het tentenkamp opgeplooid. Op 19 oktober 1954 stijgen de Thunderjets op om de overwintering te Bierset aan te vatten. Ze zullen nooit meer naar Weelde terugkeren. Het 31ste smaldeel zal er nog vaak voor een korte ontplooiingsoefening vertoeven, ditmaal op Thunderstreak. Pas dertig jaar later, in 1984, zal het slapende vliegveld van "Weld" nogmaals gewekt worden door een ontplooiing, die qua omvang en qua dorpssfeer kan vergeleken worden met de eerste ontplooiing. Het 1ste smaldeel uit Bierset, met zijn Mirages, komt er zich voorbereiden einde september op een ontplooiingsoefening naar …Diyarbakir in Turkije.

Begin pagina

  De media over het leger: vroeger, nu, binnenkort.

Als we enkele decennia geleden de krant opensloegen, werden we regelmatig geïnformeerd over de meest diverse activiteiten van ons leger. We bevonden ons op dat ogenblik in volle koude oorlog. Onze kazernes, onze vliegbases en onze zeemachthavens gonsden van de activiteiten. De Belgische bijdrage tot de NAVO was duidelijk waarneembaar en vormde een onderdeel van een geloofwaardige afschrikking. Alhoewel dit laatste, ook toen al bij enkele pennenridders af en toe voor twijfel zorgde, vielen er toch ook talrijke positieve indrukken te noteren. Open deur dagen, vliegmeetings en vlootdagen kregen in de pers zonder uitzondering de volle aandacht. Zelfs de deelname aan militaire oefeningen bleef niet onopgemerkt. Maar ook de eerder kleinschalige berichtgeving was typerend. De uitslagen van onze Jassen, de resultaten van de bevorderingscomités, diverse examenuitslagen, de prestaties tijdens schietcompetities verschenen zonder uitzondering in de krant.
Indien we tegenwoordig ons dagblad openslaan of ons televisietoestel bezappen, kunnen we niet ontkennen dat er één en ander is veranderd. De belangstelling van de media is niet alleen minimaal maar als het leger dan al eens de aandacht krijgt, klinken er meestal negatieve, onvolledige, onjuiste of tendentieuze klanken. Dit alles heeft ongetwijfeld zijn redenen. Enkele illustratieve voorbeelden spreken misschien voor zichzelf. Nadien kan de analyse van de thesis van de desinteresse aan bod komen.
Wat vele dagbladlezers en televisiekijkers al eerder konden vaststellen is het feit dat onze krijgsmacht, in vergelijking met andere landen, bijzonder weinig aandacht kreeg en krijgt voor haar actieve deelname aan de operaties in de Balkan. Met nieuwsgierigheid werd uitgekeken naar de rol en het resultaat van de inzet van onze landmacht in Oost-Slavonië, naar de inzet van onze F-16’s in moderne vliegoperaties, naar de controletaken van onze marine. Zonder uitzondering werden onze militairen door hun buitenlandse collega’s geprezen voor hun inzet, in vaak moeilijke omstandigheden en gewoontegetrouw voorzien van (te) schaarse middelen. De zoektocht naar een spoor van waardering in onze media is een ontmoedigende bezigheid. De speurtocht naar degelijk nationaal militair nieuws, via de zoekmachines van de web sites van de Belgische kranten, is al evenmin een succes. De raadpleging van de digitale persdatabanken over militaire onderwerpen is een al even grote ontnuchtering. Enkele specifieke voorbeelden kunnen misschien meer de aandacht vestigen.
Wanneer de stafchef van de luchtmacht, ter gelegenheid van het feest van de luchtmacht begin oktober 1999, zijn laatste en naar goede gewoonte gespierde toespraak houdt, wordt er in de pers geen woord over gerept. Wel vinden we in een bepaalde krant ’s anderendaags een nietszeggend artikel over de Osprey V22 onder de titel "Helikoptervliegtuig voor troepentransport". Men kan zich afvragen welke Belgische lezer door deze informatie echt geboeid was. Men kan zich bovendien niet van de indruk ontdoen dat er voor de toespraak een minikolom in de krant gereserveerd was. Naar goede gewoonte beslist iemand van de redactie er nogmaals een invuloefening van te maken. Om toch nog een zweem van luchtvaart te behouden, wordt dan maar vlug een nietszeggend artikel van de telex geplukt met het gekende resultaat.
Een ander schrijnend voorbeeld dateert van begin februari 2002. De krant, die beweert de grootste te zijn van het land, laat zich verleiden in haar week end editie tot de publicatie van een beschamend artikel over de mooie diploma’s van een studentprins. Een zogenaamde expert beweert onder meer dat de solovlucht van de prins op gevechtsvliegtuig niets voorstelt en men op die manier zelfs een aap kan leren vliegen. Deze laatste bewering krijgt op de koop toe nog een afzonderlijke uitvergroting in het artikel. De titel zet bij vele luchtmachters kwaad bloed. De misleidende informatie over de vliegopleiding is niet alleen een blamage van de vliegcapaciteiten van de prins. Het is trouwens ook een pijnlijke schop in het kruis van de specialisten die wel weten hoe elke vliegopleiding, en ook die van een prins, er echt aan toegaat. Het volledige artikel zorgt bovendien bij elke goedgeaarde burger voor heel wat oprispingen van de maag. Het is het zoveelste bewijs, dat er fundamenteel iets fout loopt in de beschrijving en/of verslaggeving van militaire onderwerpen door onze media. Ongetwijfeld zal deze flater ook weer de opzeg van enkele krantenabonnementen tot gevolg gehad hebben.
Laten we dan nu pogen te doorgronden, zonder de pretentie te hebben van volledig te zijn, hoe we in deze situatie zijn terechtgekomen. De hoofdreden ligt ongetwijfeld in het feit dat de Belgische politiek zich totaal distantieert van de militaire realiteit. Toch moeten we toegeven dat sommige politieke partijen het nog aandurven om enkele minuscule accentjes te leggen. Een monumentaal voorbeeld van de totale desinteresse van de politiek voor het militaire gebeuren is ongetwijfeld de regeringsverklaring van Verhofstadt I. De militair werd er totaal over het hoofd gezien. Hoeft het herhaald dat dit voorbeeld van politieke transparantie tot ver buiten onze grenzen op hoongelach werd onthaald. Het antwoord vinden op de vraag, waarom tienduizenden mannen en vrouwen van dit land bij de start van een nieuwe regeringsploeg volledig genegeerd worden, is weliswaar geen eenvoudige taak. Toch zijn er voldoende aanwijzingen die doen vermoeden, dat de symptomen van de politieke antipathie tegenover het militair instituut moeten gezocht worden in recente gebeurtenissen en ontwikkelingen.
Een golf van verontwaardiging heeft zonder twijfel de nationale politieke wereld geschokt, toen duidelijk werd dat het spijzen van de partijkassen met het smeergeld dat aan militaire aankopen plakte, definitief tot de oude politieke cultuur ging behoren. Ook opperden velen, dat met de val van de Berlijnse muur, het moment van de vredesdividenden was aangebroken. De budgetten van landsverdediging konden bijgevolg verder worden afgeslankt. De gevolgen bleven dan ook niet uit. Het ene hervormings- of besnoeiingsplan was nog maar nauwelijks gestart of een volgende editie werd al beslist. Hoeft het gezegd dat de sociale gevolgen van het hervormingsvirus nauwelijks werden gekwantificeerd. Evenmin werd er enig werk gemaakt van minimale statutaire aanpassingen van het militair personeel. Klaarblijkelijk volgen de media de aristotelische logica. De gekozenen van het volk hebben weinig of geen interesse voor de militaire actualiteit. Bijgevolg zal dit ook wel bij het grote publiek het geval zijn dat dan ook niet over deze materie moet geïnformeerd worden.
Onze politieke gemeenschap met alle zonden overladen, als de enige oorzaak van de journalistieke desinteresse, is wellicht niet fair. Commerciële belangen spelen ongetwijfeld meer dan ooit een rol. De concurrentie tussen de verschillende geledingen van de media is onmiskenbaar bikkelhard. Het groeiend belang en het succes van het internet is een vaststelling, waartegen de geschreven pers schijnbaar moeilijk weerwerk kan bieden. De slogan dat nieuws sensatie moet zijn omdat het goede nieuws niet aanslaat bij het grote publiek is de rode draad, die het mediagebeuren doorkruist. Toch leeft bij velen het gevoel, dat deze passe partout van het materialisme geen alibi mag zijn voor mediaverwaarlozing, door de militair en zijn of haar werkomgeving onafgebroken als een fait divers te gaan beschouwen.
Aan de hand van enkele concrete voorbeelden volgen dan nu enkele suggesties om het geweer van schouder te veranderen. In de media werd begin 2002 wel bericht over een verblijf van twee topjournalisten in Toscane. Zij namen er met twee politiekers deel aan de bevruchting van een nieuw politiek verband. Ook ging even van tevoren media-aandacht uit naar de veroordeling van politieke benzine-initiatieven in Geraardsbergen. Tevens kan menigeen zich nog op een levendige manier herinneren hoe de media, als volleerde recidivisten, op een enthousiaste wijze verslag uitbrengen over de prestaties van de bomspotters te Kleine Brogel. Mag men misschien toch niet de vernieling van publiek eigendom, betaald met ons aller belastinggeld (met als verzwarende omstandigheid de aanwezigheid en deelname van stralende politiekers), aan de kaak stellen? Het getuigt wellicht van enige naïviteit te durven suggereren dat de voorbeeldige inzet van het militair personeel, om de vooral verbaal agressieve meute in toom te houden, toch wel enige waardering verdient.
Een wereldkampioenschap cyclocross in België met 50000 toeschouwers verdient terecht veel mediabelangstelling. Toch kan men zich afvragen waarom een airshow, met het dubbel aantal toeschouwers, nauwelijks in de media aan bod komt.
Heren journalisten, kunnen jullie nu echt geen tandje bijsteken, om bijvoorbeeld eens af en toe over Kosovo te berichten, en niet alleen als leden van de koninklijke familie op bezoek gaan bij de families van de Kosovo-militairen in hun kazernes? Mag de luchtcomponent niet echt meer in de kijker staan? Moet de verslaggeving zich echt beperken tot de detailweergave van een F16-crash of tot de voorbereiding van onze tweede astronaut op zijn eerste vlucht in de ruimte? Geef toe dat de ontmijning van Laos en Cambodja en het jarenlange sublieme werk van onze ontmijners ter plaatse toch ook eens voor het Belgische publiek mag worden toegelicht. Waarom moest men vier maanden wachten om enkele inktkolommen te besteden aan de deelname van Belgische AWACS-bemanningen aan de bestrijding van het terrorisme in het Amerikaanse luchtruim? Dit laatste onderwerp verdient bovendien een woordje uitleg. Al was het maar om even te verduidelijken waarom Europese landen zoals Oostenrijk, Denemarken en Nederland "wel" en België "niet" aanwezig zijn in Afghanistan. Wat is er over gebleven van de Belgische grootsprakerigheid tijdens haar Europees voorzitterschap? De moedige politieke eis om iets meer dan Sparadrap en injectienaalden te voorzien is, zoals te verwachten was, in dovemansoren terechtgekomen.
Misschien kunnen we dan toch op een optimistische noot eindigen. Er vallen inderdaad enkele positieve geluiden te sprokkelen. Vooreerst blijkt de perstrainingsdag, georganiseerd door de landcomponent om enige overlevingsreflexen in crisisgebieden bij te brengen, erg in de smaak te vallen. In de journalistieke plichtenleer doet zich blijkbaar een markante wending voor. Er zijn inderdaad signalen opgevangen dat de sensatie minder maar het goede nieuws meer aandacht zullen krijgen in de media. Ten minste één krant voorziet nu al in bijlage wekelijks een goednieuwskrant. Anderzijds heeft Netwerk Televisie, die plant om tegen einde 2002 op antenne te komen, aangekondigd de nadruk te willen leggen op goed nieuws. Zo kan het leger, waar vooral goed nieuws te rapen valt, dan misschien toch terug de aandacht krijgen, die het verdient.

Begin pagina