De Europese vlugge
interventiemacht kritisch bekeken.
Enkele voorbeschouwingen.
Een kort historisch
overzicht.
De West-Europese Unie of alle begin is moeilijk.
Het ontstaan van de Europese Veiligheids en Defensie
Identiteit.
De EVDI op een slakkengangetje.
De ERRF staat in 1999
in de steigers.
2000 wordt een jaar van uitersten.
Het Belgisch
voorzitterschap in 2001 en het terrorisme.
2002 met blijvende
cruciale tekorten voor de ERRF.
De Irakese oorlog
slaat in 2003 diepe wonden.
Hoe moet het verder
nu de ERRF wegkwijnt?
Het kwalitatief verdict.
De kloof tussen papier en werkelijkheid.
Te veel
netelige kwesties.
Enkele praktische problemen.
De luchtmachten stiefmoederlijk behandeld.
Eindbeschouwingen.
Enkele voorbeschouwingen.
Met de Europese
verkiezingen voor de deur zou men mogen verwachten dat de politieke formaties de
aandacht van hun kiezerspubliek trachten te winnen met inslaande slogans. Het
chaotische verkeer, een éénvormig sociaal beleid, een uniforme
migrantenpolitiek, de milieuwetgeving, de Europese grondwet, de strijd tegen het
terrorisme en een doortastende buitenlandse en
defensiepolitiek zouden in de Europese kijker kunnen geplaatst worden.
Vooral aangaande de Europese defensie werden in het voorbije jaar nogal straffe
politieke uitspraken geformuleerd. Nog nooit werd er eerder over Europese
defensie zoveel georakeld als in 2003. Ons aller Guy Verhofstadt liet zich
trouwens in dit domein ook niet onbetuigd. Zijn ijver doet menigeen trouwens
geloven dat hij een hoge Europese functie ambieert. Maar ook het Europese trio
van grote landen, namelijk Frankrijk (FR), Duitsland (GE) en het Verenigd
Koninkrijk (VK),
heeft schijnbaar, na het beschamend gekrakeel over Irak, terug de defensiedraad
opgenomen. En toonde Europa bovendien in 2003 ook niet voor het eerst zijn
militaire slagkracht, zij het eerder bescheiden, tijdens de operatie Concordia
in Macedonië en tijdens de interventie Artemis in noord-oost Congo? Nochtans
wordt onze nieuwsgierigheid bijzonder geprikkeld door een specifiek onderwerp,
namelijk wat de stand van zaken is in verband met de vorming van de ambitieuze
Europese vlugge interventiemacht of European Rapid Reaction Force (ERRF). Het
troetelkind van de Europese defensie werd in 1999
tijdens de Europese top van Helsinki
boven de doopvont gehouden en zou operationeel zijn in 2003. Het is dus de
hoogste tijd om de ERRF even kwalitatief door te lichten.
Een kort historisch
overzicht.
De West-Europese Unie of alle begin is moeilijk.
De idee van een Europa, om veiligheid
en defensie hoog in het vaandel te voeren, is niet nieuw. De Europeanen hebben
er een wisselend belang aan gehecht al naar gelang de omstandigheden en de
nationale en internationale conjunctuur. In maart 1948 al zag de West-Europese Unie
(WEU) het levenslicht, dus nog voor de oprichting van de NAVO, en werd
initieel gevormd door de Beneluxlanden, FR en het VK.
Het was het embryonale begin van een defensie-organisatie, die al vlug zou
overklast worden door de NAVO en die decennia lang dode letter zou blijven.
Alhoewel de WEU nooit een soldaat ontplooide op het slagveld, bleef het wel het
centraal punt voor gemeenschappelijke Europese veiligheidsinspanningen. De
organisatie werkte samen met de NAVO en diende als brug met FR, die zich
sedert 1958 uit de militaire NAVO-structuur had teruggetrokken en die zich in de
toekomst zou blijven profileren als de pleitbezorger van een sterker Europa, dat
voor zijn eigen veiligheid kan zorgen, los van de Verenigde Staten (VS).
BEGIN
PAGINA.
Het ontstaan van de Europese Veiligheids en Defensie
Identiteit.
Door de evolutie van de internationale veiligheidssituatie zouden velen trouwens
geleidelijk aan dezelfde vragen gaan stellen als FR. Het einde van de Koude
Oorlog en de situatie in het voormalige Joegoslavië sterkte ook de VS in zijn
overtuiging om Europa eindelijk eens zijn eigen boontjes te laten doppen.
Tijdens de WEU-bijeenkomst van Den Haag in 1987 spreekt men voor het eerst over
een Europese Veiligheids- en Defensie Identiteit (EVDI). Het zal echter tot in
1992 duren vooraleer die identiteit echt gestalte zal krijgen, mede gestimuleerd
door de verontrustende ontwikkelingen in de Balkan. Tijdens de ministerraad van
de Petersberg nabij Bonn verbinden de WEU-landen zich in juni 1992 tot de
Petersbergtaken. Het betreft niet alleen humanitaire missies maar ook
vredesbewarende interventies en crisisbeheer, met inbegrip van
vredesherstellende operaties, zeg maar het eerder zachte gedeelte van de waaier
van gewapende optredens. De wat meer ingewikkelde verdediging van het nationale
grondgebied blijft echter de bevoegdheid van de NAVO. Met het verdrag van
Maastricht wordt bovendien de blauwdruk van een Gemeenschappelijk Buitenlands en
Veiligheidsbeleid (GBVB) gecreëerd als fundament van de Europese visie. Om
volledig te zijn moeten we echter wel vermelden dat een initiatief van FR en GE
in 1991, om het Eurocorps op te richten, aanleiding gaf tot enkele vooral
politieke dromerijen over een efficiënte Europese strijdmacht, en zeker wanneer
ook BE, LUX en SP toetraden. Een meer realistische visie destijds was de
erkenning van het Eurocorps als een eerste stap naar een Europees leger, dat
contingenten aanbood die ook al aan de NAVO waren toegewezen en waarbij het
luchtwapen nauwelijks aan bod kwam.
De EVDI op een slakkengangetje.
Vanaf 1992 verloopt de invulling van de EVDI op een Europees
slakkengangetje, en dit terwijl het conflict in de Balkan de verontrustende
onmacht van Europa illustreert. De Europeanen ondergaan de morele verachting van
Washington omdat ze niet in staat zijn de etnische zuiveringen te voorkomen of
weerstand te bieden tegen de dagelijkse kwelling van de oorlogvoerende partijen.
Het zal tot in 1997 duren vooraleer men terug
kan gewagen van enige doorbraak. Het verdrag van Amsterdam onderschrijft
de noodzaak om het GBVB van de Europese Unie (EU),
die toch al over heel wat economische, politieke en diplomatieke instrumenten
beschikt, te voorzien van een militaire ruggengraat. Men spreekt voortaan
dan ook van een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).
De eerste signalen van een echte EU militaire capaciteit vangen we op in de eindverklaring van de Anglo-Franse topontmoeting te St Malo in
december 1998. EU moet over de capaciteit beschikken voor autonome actie,
gebaseerd op geloofwaardige militaire strijdkrachten, op middelen om over hun
gebruik te beslissen en op een paraatheid om te handelen ten einde te kunnen
reageren op internationale crises. Deze stappen waren immers nodig om de
inschuif van de WEU in de EU mogelijk te maken. In Marseille wordt dan ook in
november 2000 beslist om de WEU als operationeel orgaan te sluiten. De WEU moest
na het verdrag van Maastricht de gewapende arm worden van de EU maar zakte weg
in een moeras van procedures. De wens van velen, om de zieke patiënt waardig te
laten heengaan, werd dan ook ingewilligd.
BEGIN
PAGINA.
De ERRF staat in 1999
in de steigers.
1999 wordt gekenmerkt als het jaar waar de Europese initiatieven qua
veiligheid en defensie als een olympisch spurtnummer ten tonele gevoerd worden.
Het is alsof men alle verloren tijd voor het afsluiten van de 20ste eeuw nog
even wil goedmaken. Misschien speelde ook nog andere belangrijke factoren een
rol. De Kosovo-oorlog illustreerde nogmaals de militaire onmacht van Europa. Met
60 % van het defensiebudget van de VS haalt EU nauwelijks 10 % van hun
operationele capaciteit. De politieke verantwoordelijken in EU beseffen
eindelijk dat de nationaal gestructureerde defensie gelijk staat met
compartimentering en bijgevolg onaanvaardbare verspilling. Bovendien stelt de
toenemende technologische achterstand de toekomstige gezamenlijke inzet met
Amerikaanse troepen erg in vraag. Het wordt dus echt de hoogste tijd om te
handelen. Vooreerst tracht de top van Keulen in juni met heel wat energie om de
Europese Veiligheids- en Defensiepolitiek (EVDP) gestalte te geven. De
Petersberg-taken blijven prioritair. De gewezen Secretaris Generaal van de NAVO
Javier Solana wordt aangeduid als de Hoge Vertegenwoordiger voor de EVDP.
Kwatongen beweerden dat de Europese leiders de aandacht wilden afleiden van de
oplossing van hun nationale militaire problemen naar de meer bevredigende taak
om een Europees plan te ontwikkelen voor de ontplooiing van hun imaginaire
strijdkrachten. De Europese Raad van Helsinki in december zou deze criticasters
echter de mond moeten snoeren. De Vijftien beslissen om echte militaire
capaciteiten uit te bouwen voor een interventiestrijdmacht. Een troepenmacht van
60000 man moet vlug, binnen de 60 dagen, kunnen ontplooid worden om daarna voor
een periode van 1 jaar inzetbaar te zijn. Op vrijwillige basis kunnen de
lidstaten bijdragen tot de zogenaamde Helsinki Headline goal catalogue
zodat de troepenmacht operationeel wordt in 2003. De ERRF is geboren. Tevens wordt
beslist tot de oprichting van permanente militaire en politieke organen die de
EU moeten bijstaan tijdens de beslissingen in het geval van een crisis. Het
gaat hierbij over een groep van een honderdtal burgerlijke en militaire
experts.
BEGIN
PAGINA.
2000 wordt een jaar van uitersten.
Vanaf de top van Helsinki volgen belangrijke beslissingen, misverstanden,
tegenstellingen en ontgoochelingen mekaar snel op. Eind november 2000
heeft te Brussel de Capabilities Commitment Conference plaats, zeg maar
de concrete invulling van de Headline goal catalogue. Met uitzondering
van Denemarken, dat niet deelneemt aan EU-initiatieven van
militaire aard, zijn de overige 14 landen vrij euforisch over hun nationale
bijdragen tot de Force Catalogue. Begin december wordt er tijdens
de Europese top van Nice echter uit een ander vaatje getapt. Defensie komt er
weinig aan bod. De documenten over het plan voor crisisbeheersing zitten
verscholen in de bijlage die spreekt over de "specifieke karakteristieken
van sport en zijn sociale functies in Europa". Hierin lezen we ondermeer
dat een Europees leger of een hoofdkwartier buiten de NAVO wordt afgewezen en
dat elk land soeverein blijft in het toekennen van strijdkrachten. De top van
Nice wordt algemeen als een mislukking beschouwd, zelfs een stap achteruit. Het
voorbarig triomfalisme heeft plaats moeten ruimen voor de eerder nuchtere
vaststelling dat enerzijds er wel een consensus kan bestaan over de bijdragen
inzake troepen en materiaal maar dat er anderzijds grote lacunes zijn tussen de
catalogus op papier en de behoeften in de realiteit. Deze vaststelling aangaande
de ERRF zal zich spijtig genoeg in de toekomst nog te vaak herhalen. Met het oog
op het komende Belgisch voorzitterschap, moet onze bijdrage tot de catalogus dan
ook van niveau zijn. Minister Flahaut verduidelijkt onze inbreng in antwoord op
een vraag van Pieter De Crem in de commissie van landsverdediging van 8 november
2000. "In het geval van een ernstige crisis zullen de landstrijdkrachten
één nationale brigade leveren, bestaande uit maximaal 1000 manschappen en voor
de duur van zes maand. De luchtmacht kan één smaldeel F-16 van 16 toestellen,
elf C-130's en twee Airbus-transportvliegtuigen inzetten. De marine kan twee
fregatten, zes mijnenbestrijdingsvaartuigen en één commando-en steunschip
inzetten voor maximum 4 maand. De fregatten kunnen voor maximum 6 maand worden
ingezet. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden zullen de bovenvermelde
middelen niet gelijktijdig ter beschikking gesteld worden". Dit gul aanbod
lokt dan ook terecht de reactie uit dat we "een bijzonder groot engagement
aangaan". Er valt op te merken dat deze bijdrage in 2003 werd aangepast. Er
komt een bijkomend verkenningseskadron en een logistiek bataljon algemene steun
en het aantal in te zetten fregatten en mijnenjagers wordt gehalveerd maar de
periode wordt verdubbeld tot 1 jaar.
BEGIN
PAGINA.
Het Belgisch
voorzitterschap in 2001 en het terrorisme.
Het Zweedse voorzitterschap tijdens de eerste helft van 2001 legt zijn accenten,
zoals verwacht, eerder op civiele crisisbeheersing: politie, rechters en
rechtsstaat. Solana is er in april niet echt gerust in wanneer hij verklaart:
"We can have committees and procedures, but if we don't have
capabilities we have nothing". Nadien is het de beurt aan België om op
het zuivere militaire domein vorderingen te maken. We zijn de verklaring van
Solana indachtig en zullen vooral de Europese geschiedenis ingaan als diegenen
die het Europees Actieplan voor de Vermogens of het European Capability
Action Plan (ECAP) op het goede spoor trachten te zetten. Het ECAP,
aanvankelijk voorgesteld door NL, wil de tekorten van vermogens aanpakken. Het
is geen tijdstabel voor actie en doelstellingen maar een geheel van principes en
mechanismen om het toezicht en de aanmoediging voor de geleidelijke
verwezenlijking van de headline goal mogelijk te maken. Zo ziet ondermeer
de Helsinki Progress Catalogue het levenslicht.
Tijdens het Belgisch Europees voorzitterschap geeft Solana, de Hoge
Vertegenwoordiger voor de EDVP, na de terroristische aanslag van 11 september te
kennen dat de voorbereiding van de operationele paraatheid meer zal worden
benadrukt met de volle aandacht voor de terroristische bedreiging tegen de
Europese troepen en de burgerbevolking. Hij vraagt ook om het situatiecentrum
van de EU uit te breiden zodat de verzameling van inlichtingen kan verbeterd
worden. Hij wijst ook met een waarschuwende vinger naar de landen die de
nationale budgetten willen overbelasten met bijkomende vermogens voor
terrorismebestrijding.
België moet ook trachten de rel te ontwarren die ontstaan is omdat Turkije niet
kan instemmen met de toegang tot de NAVO-voorzieningen voor de EU hetgeen de
samenwerking tussen de EU en de NAVO voorlopig blokkeert. Anderzijds voelt
Griekenland zich niet erg op zijn gemak bij een mogelijk compromis met
Turkije.
Ook dient te worden aangestipt dat er aan de andere zijde van de Atlantische
Oceaan felle reacties met betrekking tot de Europese defensie ontstaan,
gekenmerkt door wantrouwen, zelfs forse tegenkanting en vrees voor het einde van
de Atlantische solidariteit. In dit verband dient tevens te worden opgemerkt dat
FR niets onverlet laat om subtiel te pleiten voor een ERRF met een eigen
planningsstaf los van de NAVO.
BEGIN
PAGINA.
2002 met blijvende
cruciale tekorten voor de ERRF.
Tijdens het Spaanse voorzitterschap in 2002 zal het Turks-Grieks dispuut nog
steeds niet kunnen opgelost worden. Toch slagen zij erin om het ECAP in een
andere vorm te gieten. 18 projectgroepen zullen zich ontfermen over de cruciale
militaire tekorten waarmee een geloofwaardige ERRF nog steeds heeft te kampen.
Spanje werd zeker geïnspireerd door een gelijkaardig initiatief binnen de NAVO,
waar de verwezenlijking van het Defence Capabilities Initiative (DCI) met
gelijkwaardige tekorten bij de Euro-NAVO landen te maken heeft. In
tabelvorm vindt u hier de 18 werkgroepen of de cruciale tekorten samen met de leidinggevende landen, de
deelnemers en de waarnemers, aangevuld met een summiere toelichting.
Onder het Griekse voorzitterschap tijdens de tweede semester van 2002, lijkt België
op het elan van Laken te willen verder te gaan. Voor het parlementair
zomerreces geeft onze eerste minister in een open brief aan Blair en Chirac te
kennen dat hun defensie-initiatief van 1998 geen vooruitgang meer boekt en dat
er de laatste maanden ernstige signalen worden opgevangen over een mogelijke
hernationalisering van de Europese defensiepolitiek. Hij bepleit tevens de
oprichting van een EU hoofdkwartier dat de leiding moet krijgen over alle
multinationale troepen van de 15 naties, met een eigen budget en geïntegreerd
commando, en van een Europees wapenagentschap. Er volgt echter van Tony en
Jacques een categoriek en beleefd neen en tevens de schampere opmerking dat zij
wel uitgesproken voorstander zijn om de uitgaven van defensie te verhogen.
Daarmee is de kous af. België geeft immers maar 1,4 procent van zijn bruto
nationaal product uit aan landsverdediging terwijl het NAVO-gemiddelde 2,5
procent bedraagt. Nochtans zal onze premier het hier niet bij laten. Het
verhaal wordt vervolgd.
Midden december is ook het Turks-Griekse meningsverschil van de baan. De NAVO en
de EU ondertekenen immers een akkoord over de gegarandeerde toegang van de EU
tot het gebruik van de militaire planningscapaciteiten van de NAVO alsook van
haar commandostructuren, wanneer de EU de leiding heeft over operaties.
Een beslissing die echter ook in ons kader niet in de coulissen mag weggemoffeld
worden is de oprichting van de NATO Response Force (NRF) tijdens de top
van Praag, midden november, die zowat de concurrent wordt van de ERRF. Omdat het
DCI ook al een kreupele bedoening blijft zal de NAVO het nog maar eens over een
andere boeg gooien al was het maar om te bewijzen dat haar snelle
interventiemacht in minder dan twee jaar aan de slag kan.
BEGIN
PAGINA.
De Irakese oorlog
slaat in 2003 diepe wonden.
2003 zal het jaar worden van de exponenten, van victoriegekraai maar ook van
diepe tegenstellingen. Tevens zal Europa haar militaire maagdelijkheid
verliezen.
Het Frans-Britse ouderschap van de Europese defensie kent in februari een
belangrijk vervolg tijdens de top van Le Touquet. Het eindverslag van de
werkgroep over defensie, als onderdeel van de ontwikkeling van een Europese
grondwet, roept op voor een Euro-zone voor defensie. Om lid te worden van deze
zone moeten de deelnemende landen beschikken over zekere types van vooraf
identificeerbare troepen en militaire middelen. Ook doen Blair en Chirac een
oproep om zowel nieuwe kwantitatieve (relevante maatregelen over
defensie-uitgaven) als kwalitatieve (voorbereidingsgraad, militaire
doeltreffendheid, ontplooibaarheid en ondersteuningsmogelijkheid van de troepen)
objectieven na te streven. Tevens is er nood aan een nieuw Europees agentschap
om de militaire behoeften te harmoniseren, om het militaire onderzoek en de
ontwikkeling (R&D) te coördineren en om de convergentie van nationale
aankoopprocedures aan te moedigen. En last but not least moet EU
werk maken van een joint ontplooiingscapaciteit binnen de 5 à 10 dagen.
Deze kwalitatieve opwaardering van de Europese defensie blijft nagenoeg onopgemerkt in de media. De
Irakese crisis haalt immers op dat moment alle krantenkoppen. Dit initiatief zal binnen het jaar een vervolg kennen. Zonder het met zoveel woorden te zeggen
stemmen Blair en Chirac tijdens de top van Le Touquet in feite virtueel in met
de teloorgang van de ERRF.
De ondertekening van coöperatie-documenten, bij insiders gekend als het Berlijn
Plus pakket, en van een EU-NAVO overeenkomst over de beveiliging van informatie
laten toe dat de EU, voor het eerst in haar bestaan, alleen instaat voor een
militaire operatie te weten de Operatie Concordia, die ze in Macedonië van de
NAVO overneemt. Van 31 maart tot 15 december zullen 416 personen van de Europese
troepenmacht, bestaande uit 26 nationaliteiten, voor de veiligheid zorgen in
Macedonië. Het werd een bescheiden, bijna symbolische maar toch geslaagde
opdracht.
Als topcrisis kan de verdeeldheid van Europa, aangaande de aanpak van de VS van de
oorlog tegen Irak, wel tellen. Het beschamend gekrakeel is nog maar nauwelijks
weggeëbd of een initiatief van Guy Verhofstadt haalt het wereldnieuws. Op 29
april heeft de pralinetop plaats te Brussel, waarop alle landen van de EU worden
uitgenodigd, maar waarop alleen GE, FR en LUX opdagen. BE argumenteert er dat de
Irakese crisis heeft bewezen dat de EVDP niet werkt en zeker niet zal werken met
de uitbreiding naar 25 staten. De vier aanwezige landen moeten de kern vormen
van een Europese defensie unie binnen de EU, een avant-garde groep die de
anderen op sleeptouw moet nemen. Tenslotte worden zeven concrete initiatieven
aangekondigd: een Europese snelle reactiecapaciteit, een commando voor
luchttransport, een NBC-beschermingscapaciteit, een Europees systeem voor
noodhulp (EU Fast), de ontwikkeling van opleidingscentra, de versterking
van de Europese capaciteiten inzake operationele planning en het leiden van een
operatie en de oprichting van een kern van collectieve capaciteit voor het
plannen en voeren van operaties en ten slotte de oprichting van een
multinationaal ontplooibaar hoofdkwartier. Dit laatste zou in Tervuren worden
ingeplant. De indrukt ontstaat dat de vier "rebellen" de NAVO willen
verzwakken door haar commando te versnipperen. Daarenboven klinken de
initiatieven een beetje als oude wijn in nieuwe zakken.
De meeste Europese regeringen waren weinig enthousiast over deze mini-top.
Vooreerst was het moment bijzonder slecht gekozen, of had het iets te maken met
de nakende Belgische parlementsverkiezingen? Op een moment dat EU zou moeten
werk maken om de divergente visies met de VS bij te sturen, jaagt men deze
laatsten tegen hen in het harnas. Powell, de minister van buitenlandse zaken van
de VS, neemt dan ook geen blad voor de mond: "What we need is not more
headquarters. What we need is more capability and fleshing out of the structure
and the forces that are already there. De Londense krant de Times geeft ook uiting van de diepe Angelsaksische frustratie door te stellen dat de top "must
count as either one of the most intellectually confused or instead politically
dishonest meetings conducted by EU nations".
Wanneer de Verenigde Naties op 30 mei resolutie 1484 goedkeuren kan Europa zich
echter op een meer gewaardeerde manier manifesteren. Voor het eerst zal een UNO-opdracht buiten Europa worden uitgevoerd namelijk in Bunia, gelegen in
het noord-oosten van de Democratische Republiek Congo. Tussen half juni en
half juli zullen er nagenoeg 1500 mannen en vrouwen ontplooid worden voor de
operatie Artemis. De Belgen met hun 2 C-130's zijn trouwens bij de eersten om de logistieke vluchten tussen Bunia en Entebbe
te verzorgen. Het gaat hier over het transport van personeel, voertuigen,
materieel, rantsoenen en zelfs waterreservoirs. Hiertoe behoren ook de
twee Pandur-ziekenwagens die te Bunia aan de operaties deelnemen. Op 1 september
wordt Artemis met succes afgerond, een operatie die niet zonder gevaar was
vooral omwille van de kritieke lokale omstandigheden en de lange aanvoerlijnen.
Was dit misschien een proefproject voor wat later misschien een onafhankelijke Europese
troepenmacht zou kunnen worden?
In het najaar, wanneer de Irakese storm enigszins geluwd is, buigen vooral de
groten zich terug over de Europese defensie. Het initiatief van de mini-top van
april smelt als sneeuw voor de zon. België wordt trouwens bij sommige
besprekingen niet meer betrokken. Tijdens het conclaaf van de ministers van
buitenlandse zaken te Napels in november wordt beslist dat "Tervuren"
een planningscel wordt op het NAVO-hoofdkwartier te Mons en dat een operationele
cel van een dertigtal mensen aan de Kortenberglaan in Brussel zal instaan voor
de strategische planning van de EU. Het wordt nadien vrij stil in de Wetstraat
omtrent de Europese defensie.
Het jaar 2003 wordt afgesloten zonder dat men van enige geloofwaardige ERRF kan
spreken. Begin december moeten we zelfs vaststellen, dat in de toelichting over
het Belgische Stuurplan van Defensie aan de militairen, geen sprake meer is over
een ERRF. De landcomponent zal zijn verplichtingen qua investeringen voortaan
nakomen tegenover het Eurocorps en tegenover de NRF. Het politieke tromgeroffel en hoorngeschal van de voorbije jaren
verstomt bij enkele lichtpunten maar vooral bij de talrijke minpunten van het
voorbije jaar. Of zal 2004 misschien een kentering teweeg brengen?
BEGIN
PAGINA.
Hoe moet het verder
nu de ERRF wegkwijnt?
Begin 2004 kondigt zich hoopvol aan wat de Europese defensie betreft. De lessen
van Artemis, het voorstel van de EU-grondwet om een verdere versterking van de
EU-defensie mogelijk te maken en het volgende hoofstuk van de Frans-Britse afspraken in Le
Touquet van nauwelijks een jaar geleden gaan schijnbaar voor wat animo zorgen. De lidstaten wier militaire vermogens voldoen aan hogere militaire
criteria zouden zonder dat alle EU-landen meedoen, een gestructureerde
samenwerking kunnen afspreken voor de meest veeleisende taken. In februari raakt
bekend dat FR en het VK al in november van 2003 afspraken om gevechtsgroepen (battlegroups)
te
vormen van ongeveer 1500 man sterk, inzetbaar met een VN-mandaat binnen de 15
dagen en in staat om een maand lang in een crisisgebied aanwezig te blijven. Ook
andere landen kunnen tot dit initiatief toetreden als ze ten minste voldoen aan
een hoge graad van interoperabiliteit. GE geeft onmiddellijk te kennen dat ze
het initiatief wil vervoegen en een maand later volgt IT dit voorbeeld. Indien
de vergadering van EU ministers van buitenlandse zaken en van defensie in mei
het gevechtsgroep-initiatief goedkeurt, ligt de weg wellicht open om later dit jaar de
NAVO-taken in Bosnië-Hersegovina over te nemen. Nochtans is over deze
grootschalige inzet van louter Europese troepen het laatste woord nog niet
gezegd. Het is immers geen publiek geheim dat de burgerzijde van het Pentagon
uitgesproken anti-EU is. De NAVO-taken overnemen zou immers betekenen dat de
EDVP een succesverhaal wordt en dat is voor de VS (voorlopig) iets te veel van
het goede. Inmiddels wordt over de toekomst van de ERRF nauwelijks nog een woord gerept zodat we mogen veronderstellen dat het te
ambitieuze EU defensie- en veiligheidsinitiatief in alle stilte is ter ziele gegaan. Het
acronym ERRF zal waarschijnlijk voortaan plaats moeten maken voor RRBG (Rapid
Reaction Battle Group).
BEGIN
PAGINA.
Het kwalitatief verdict.
De kloof tussen papier en werkelijkheid.
De Balkan-crisis was een belangrijke
katalysator achter de Europese inspanning om een eigen leger te vormen. De
Europeanen wensten in geen geval de herhaling van een situatie waarbij hun
troepen in de vuurlijn stonden met voor hen bloeddorstige lokale krijgers en met
schijnheilige Amerikanen achter hen. Een Europese strijdmacht van beslissende
omvang onder EU-commando en in staat om ingezet te worden zonder de Amerikaanse
steun leek het antwoord te zijn.
De top van Helsinki zou het antwoord brengen: een troepenmacht van 60000 man,
ontplooibaar binnen de 60 dagen en klaar voor de strijd binnen de 4 jaar. Als
Europees ambitieniveau kon dit wel tellen. De politieke wil was weliswaar
aanwezig maar hoe zou men de ERRF inzetten met een goed functionerend plannings-
en besluitvormingskader en voorzien van de benodigde militaire middelen? Vooral
het laatste deel van deze vraag zou een uiterst heikel punt worden want oproeien
tegen de stroom van dalende defensiebestedingen en vredesdevidenden vraagt
immers stevige spierballen. Bovendien bleek EU (nog) onvoldoende te beseffen dat
de tijd van de Koude Oorlog definitief verleden tijd was en dat de naties
bijgevolg geen volledig onafhankelijke strijdkrachten meer aan een
defensiestructuur toewijzen. Voortaan zou het over coalitiestrijdkrachten gaan
waarbij naties elementen toevoegen aan een task force. EU tapte bijgevolg
vanaf de start uit het verkeerde militaire vaatje of zoals men in GE kleurrijk
weergaf, de ERRF was typisch het werk van een "Schreibtischhengst".
Een bureaucraat heeft weer eens stoutmoedige strategieën van achter zijn bureau
in mekaar geknutseld, die dan worden doorgeschoven naar de modder-bespatte
troepen te velde, die ze tot actie moeten omtoveren. De volgende problemen en
kwesties, zeker van toepassing op de ERRF maar ook veelal op elk
coalitieverband, kregen te lang te weinig aandacht.
BEGIN
PAGINA.
Te veel
netelige kwesties.
De eerste kwestie die om een oplossing vroeg, was te weten hoe deze
strijdkrachten met mekaar zouden samenwerken. Ze zouden immers samen moeten
trainen zodat ze mekaars methodes en procedures kennen om een efficiënte
strijdmacht te vormen. De grote moeilijkheid zal zich immers voordoen wanneer
alle elementen van de strijdmacht worden samen gesmolten en dezelfde opdracht
moeten uitvoeren. Dan worden taal, interpretatie van de missie en de capaciteit
en de interoperabiliteit van de uitrusting plots uiterst belangrijk. Alleen een
zo groot mogelijk engagement naar training toe zal vermijdbare fouten en het
verlies aan mensenlevens beperken.
Vervolgens moeten de tekortkomingen qua militair materiaal worden aangevuld. Wat
EU betreft zijn alle analisten het er roerend over eens dat vooral een
inspanning moet geleverd worden in het domein van strategisch transport;
commando, controle en inlichtingen (C3I) en precisiebewapening inzetbaar in alle
weer.
De derde kwestie, het rechtstreeks vervolg van de vorige, is het voorzien van de
nodige budgetten. Over de kostprijs van een geloofwaardige ERRF bestaan
verschillende studiemodellen. De geschatte totale investering voor de aankoop
van de hoofdsystemen, onmisbaar voor de ERRF, (de Petersbergtaken inclusief
lokale conflicten) situeren zich tussen 37 en 47 miljard dollar. Een ander
markant gegeven is de mogelijke besparing van 15 miljard dollar per jaar, indien
er in EU een ééngemaakte unieke defensiemarkt zou bestaan. Eind 2003 bleek dat
de 18 projectgroepen, die uit het ECAP ontstonden, slechts 1
investeringsprogramma konden lanceren namelijk het project van het strategisch
luchttransport. De A400M is in volle ontwikkeling maar zijn inzetbaarheid zal
nog vele jaren op zich laten wachten. Het besef groeit bijgevolg bij velen dat
indien niet geïnvesteerd wordt in de resterende 17 kritieke vermogens, de ERRF
het risico loopt om een onefficiënt aanhangsel te worden van de EU-bureaucratie.
Een volgende punt is ongetwijfeld enige duidelijkheid over de geografische
inzetbaarheid van de ERRF. Alle officiële verklaringen in dit domein zijn steeds
uiterst vaag gebleven. Spreken we over het interessedomein van de EU en/of over
operaties aangevraagd door de VN ver buiten de eigen landsgrenzen?
De oprichting van de NRF, die naar EU-normen peilsnel uit de startblokken
schiet, is een concept en een verwezenlijking die de ERRF ontzag moet
inboezemen. De NRF zal binnen de gestelde termijn inzetbaar zijn. Na de
beslissing in Praag in november 2002 zal de initiële NRF operationeel zijn
tegen oktober 2004. Bovendien betekent het behalen van het
bekwaamheidscertificaat, vooraleer een eenheid kan deel uitmaken van de NRF, een
belangrijke toegevoegde waarde. Het is trouwens de eerste maal sedert het
bestaan van de NAVO dat ook landstrijdkrachten aan een evaluatie worden
onderworpen vooraleer ze aan een NAVO-strijdmacht worden toegewezen. Ten slotte
is de duplicatie van militaire middelen een overbodige luxe in deze moeilijke
tijden voor de defensiebudgetten.
De uitbreiding van de EU beïnvloedt trouwens ook de ERRF. Problemen die zich nu
kunnen voordoen op enige afstand van de EU-grenzen zullen voortaan dichterbij
gesitueerd worden met de toetreding van de 10 nieuwelingen.
Ten slotte is er nog een laatste potentiële struikelblok die bij de vorming van
een ERRF gewicht in de schaal kan werpen namelijk de houding van de zogenaamde
post-neutrale landen zoals Zweden, Finland, Oostenrijk en Ierland. Deze landen
geven aan de crisisbeheersing binnen EU een extra dimensie omdat zij tot
nog toe vooral de voorkeur gaven aan preventie actie en burgerlijke aspecten
zoals burgerlijk politiewerk, de wederopbouw van de infrastructuur en de
rechterlijke macht binnen de rechtstaat. Is daarom een werkverdeling geen
haalbare optie omdat de VS nu éénmaal niet erg goed zijn in "the war
after the war"?
BEGIN
PAGINA.
Enkele praktische problemen.
Misschien kunnen enkele concrete voorbeelden verduidelijken waarom de
ERRF bij haar oprichting al de kiemen droeg van haar mislukking.
Vooreerst, indien men met enige realiteitszin wil spreken over de
ontplooiingstermijn van troepen, dan is een periode van 60 dagen eerder een lachertje. Trouwens men
zou vooreerst moeten streven naar fundamentele concepten waarbij de omvang van
de aanwezigheid van troepen en materiaal in de gevechtszone moet beperkt blijven
ten voordele van een grotere strategische en operationele mobiliteit. De
ontplooiingstermijnen dienen realistisch te zijn zoals bijvoorbeeld 96 uur voor een
gevechtsteam ter grootte van een brigade, 120 uur voor een divisie en 30 dagen
voor 5 divisies inclusief alle noodzakelijke steun. Ook moet de kostprijs van de
logistiek drastisch naar omlaag zonder echter aan gevechtskracht te
verliezen.
Wat in gecombineerde operaties met de dag belangrijker wordt, is tijdig
beschikken over zo volledig mogelijke en precieze inlichtingen. Dit domein was
en is zeker niet het sterkste punt van de NAVO. Inlichtingen zijn vaak een kwestie
van geven en nemen, van betrouwbaarheid en bijgevolg van het zorgvuldig afschermen van
zijn eigen bronnen. De NAVO heeft met de inlichtingenvergaring nochtans
een rijke ervaring die bij de EU spijtig genoeg quasi volledig ontbreekt. Na de
terroristische aanslagen van 11 september in 2001 en van 11 maart jongstleden
zou de bestrijding van het terrorisme terug een topprioriteit worden. Men sprak
zelfs aanvankelijk over de oprichting van een Europese CIA, die nauw met Europol
zou samenwerken. Nauwelijks een week later volgt al een perscommuniqué waarin
de Europese grote broeders de bestaande coördinatie tussen de
veiligheidsdiensten als ruim voldoende beschouwen. Men wil "liefst geen
flauwe kul meer maar eerst en vooral de uitvoering van wat al vroeger werd
afgesproken." Dit illustreert duidelijk de
overheersende nationale visies in Europa in verband met fundamentele
veiligheidsbehoeften van de burger. In een echte militaire context is er dan ook
in de verste verte nog geen sprake van de europanisering van de inlichtingen,
een conditio sine qua non om een crisis van welke aard en omvang dan ook,
succesvol aan te pakken.
Netcentric Warfare en C3I zijn begrippen, die met het moderne
krijgsgewoel zijn verstrengeld geworden. Men gaat ervan uit dat elke strijder te
velde, ter zee of in de lucht idealiter op hetzelfde ogenblik over dezelfde
informatie zou moeten kunnen beschikken. Daar tegenover staat dat meestal, en
vooral indien commando en controle van de landstrijdkrachten aan de orde is, dat
elk land beschikt over de door de nationale industrieën ontwikkelde
communicatiemiddelen, zodat er van enige samenwerking op Europees vlak slechts
kan sprake zijn indien monsterachtige interfaces worden in mekaar geknutseld,
sowieso uiterst kostbaar, ingewikkeld en bijgevolg niet zo erg gebruikszeker. In
NAVO-verband wordt men dagelijks geconfronteerd met deze realiteit van het
militaire leven, bij de uitbouw van het Allied Command and Control System (ACCS)
waardoor het commando en de controle van de NAVO-airpower eerlang aan de
moderne operationele behoeften zal voldoen. Link 16 is in dit domein een
andere verwezenlijking die bijvoorbeeld aan alle vliegtuigen boven
het slagveld op hetzelfde ogenblik dezelfde informatie in de stuurhut zal te
voorschijn toveren. Op dit gebied is de situatie van de ERRF ietwat
vergelijkbaar met wat zich in België voordoet op het gebied van de
communicatiemiddelen van de 196 politiezones. Sedert de integratie van
de politiediensten bestaat de behoefte om over één radionetwerk voor de
transmissie van spraak en gegevens te beschikken. Het communicatiesysteem ASTRID
werd hiervoor geselecteerd. De introductie ervan heeft inmiddels belangrijke
vertraging opgelopen misschien wel door de belangrijke aankoopprijs (150000 €
voor een gewone politiezone) maar ongetwijfeld ook door de complexiteit van het
systeem. Dit betekent dat momenteel de meeste politiezones nog altijd over eigen
radiomiddelen beschikken, die veelal niet compatibel met die van hun buren, wat
toch een ernstige handicap blijft bij een efficiënte
misdaadbestrijding. De digitalisatie van het slagveld is onafwendbaar, kan
niet zonder moedige investeringen, dient op mekaars behoeften te zijn afgestemd
en maakt een intensieve training meer dan ooit noodzakelijk.
En ook in het logistieke domein wordt de ERRF met ernstige problemen
geconfronteerd. Wat we al eerder aanstipten in verband met de
communicatiemiddelen is zeker ook waar wat de uitrustingen van de
landstrijdkrachten betreft. Standaardisatie van gevechtsvoertuigen,
vrachtwagens, artillerie en bijgevolg van munitie is ver zoek. Nationale ketens
en gebruiksprincipes staan in voor de logistieke herbevoorrading en voor het
onderhoud en het herstel. Ook hier zou weer eens een algemeen aanvaard concept
soelaas kunnen brengen. Men zou bijvoorbeeld het principe van Distribution-Based
Logistics (DBL) kunnen invoeren zodat dezelfde en zelfs betere steun kan
geleverd worden van uit een centraal verdeelpunt zonder dat de voorraden moeten
worden opgeslagen en vervoerd door de eenheden zelf. Hoe vlugger en hoe
betrouwbaarder de DBL functioneert, hoe minder middelen (containers, voertuigen
en personeel) men moet in plaats stellen. Een Movement Tracking System
(MTS) zou kunnen zorgen voor de rechtstreekse zichtbaarheid van de voertuigen en de
cargo in transit en de logistieke verantwoordelijken toelaten onmiddellijk,
namelijk in real time, de logistieke steun naar een andere bestemming te sturen.
Bovenvermelde voorbeelden zijn slechts een bloemlezing van een uitgebreide reeks
van praktische problemen, waaraan een strijdmacht van 60000 man zich mag
verwachten om zich tijdig te ontplooien en efficiënt te worden
ingezet.
BEGIN
PAGINA.
De luchtmachten stiefmoederlijk behandeld.
Vooraleer de laatste hand te leggen aan het ERRF-verhaal, moet me toch nog iets van het hart.
Tijdens de conceptuele invulling van de ERRF op de top van Helsinki in 1999 had
het er alle schijn van dat alleen de landstrijdkrachten in EU voor de ERRF
zouden in aanmerking komen. Hierop kwam aanvankelijk weinig reactie. Toch zou
Generaal Dick Berlijn, de grote baas van de Nederlandse luchtmacht, in augustus
2001 de vuur aan de lont steken. Tijdens het symposium te Uppsala ter
gelegenheid van de 75ste verjaardag van de Zweedse luchtmacht, gaf hij
onverbloemd zijn mening te kennen. "Er is een dringende en geconcentreerde
inspanning nodig om air power in de ERRF te benadrukken. In Helsinki
wordt maar één zin besteed aan lucht- en zeemacht: they are needed in
support of landforces. Door luchtstrijdkrachten enkel als een steunelement
te beschouwen wordt een belangrijk vermogen niet vermeld namelijk hun rol als
een autonoom en onderscheiden militair en politiek middel. Het was precies dit
middel, waarop de politieke leiders het voorbije decennium verschillende malen
beroep deden om ofwel een doorbraak te forceren tijdens een impassen of om een
crisis op te lossen". Dit is klare taal die trouwens ook toepasselijk zou
zijn op het Eurocorps, dat zeker tijdens zijn eerste levensjaren ook maar een
"louter ondersteunende rol" voor de luchtmachten voorzag.
Dat er inderdaad wat broeide bij de poging om een Europese defensie uit te
bouwen met afgeslankte luchtmachten, moge blijken uit het hiernavolgende
uittreksel uit een recent gepubliceerd artikel van Professor Dr. L. De Vos.
"Toch moet men de nodige realiteitszin aan de dag leggen bij de
conceptualisatie van een Europese defensie.(...) Men kan inderdaad heel wat
besparen door de jachtvliegtuigen af te schaffen. Men mag hierbij echter niet
uit het oog verliezen dat hierdoor te veel strategisch en tactisch vermogen
verloren gaat. Niet enkel de luchtcomponent zou lijden onder dit verlies, ook
het militair vermogen van de volledige krijgsmacht. Luchtoverwicht en luchtsteun
zijn nodige voorwaarden om op de grond te kunnen manoeuvreren en om humanitair
te kunnen optreden. Het argument dat de gezamenlijke Europese capaciteit aan
jachtvliegtuigen excessief is, is niet aan de orde zolang de EU geen politieke
en militaire entiteit is". En ik kan niet aan de verleiding weerstaan om
hieraan toe te voegen, "en daar zullen de Europeanen nog vele jaren op
mogen wachten".
Ten slotte kunnen we moeilijk voorbij gaan aan een Europese militaire
organisatie, bescheiden van opzet, maar langzaam maar zeker in evolutie naar een
ware luchtmachtidentiteit op Europees niveau. We bedoelen hiermee de Europese
Luchtmachtgroep of European Airgroup (EAG), ontstaan uit een Frans-Brits
initiatief in juni 1995 en drie jaar later omgevormd tot een multilaterale
organisatie met de toetreding van IT, BE, GE, NL en SP.
Het doel van de EAG bestaat erin de
operationele capaciteiten van haar leden te verbeteren, om zo, in het kader van
gemeenschappelijke belangen, operaties uit te voeren die vooral gericht zijn op
mechanismen die een verbetering van de interoperabiliteit voor ogen hebben. De
EAG is bijgevolg geen operationeel commando maar eerder een denktank die de
chefs van de luchtmachten een kader voor samenwerking aanbiedt. Naast de studie
van uiteenlopende aspecten van de militaire luchtvaart (planningsproblemen over
lange termijn, problemen bij operaties en training of problemen bij
ondersteuning, logistiek en communicatie- en informaticasystemen) tracht men
Europese initiatieven te bundelen (luchttransport, luchttankerdiensten, bewaking
en verkenning, reddingsacties in gevechtssituaties). De EAG zou een waardevolle
gesprekspartner kunnen vormen met de ERRF want door het succesvol in elkaar
slaan van de Europese vleugels zien sommige optimistische zielen de EAG
uiteindelijk evolueren naar een soort Europese luchtmachtstaf. Het is hen van
harte gegund.
BEGIN
PAGINA.
Eindbeschouwingen.
Nu dat de ERRF in al zijn geledingen de revue gepasseerd is, kunnen
enkele eindbeschouwingen deze analyse afronden. We kunnen ons in eerste
instantie afvragen of EU nu verder staat dan vijf jaar geleden en of bij een
eventuele explosie van de situatie in de Balkan EU, zonder de hulp van de VS,
evenveel onmacht zou ten toon spreiden als destijds. Nochtans was de
balkanoorlog de rechtstreekse aanleiding voor de europanisering van de defensie.
In feite had de lawine van hoogdravende politieke verklaringen meer achterdocht
moeten opwekken. Het ontbreken van een gemeenschappelijke buitenlandse politiek;
het bestaan binnen EU van twee regionale organisaties met hetzelfde soort
capaciteiten; de competitie-ijver ontstaan door de oprichting van de NRF; het
ontbreken van gemeenschappelijke militaire basismiddelen; de onwil om de
politieke beloftes in te vullen in de defensiebudgetten en de WEU-isatie van de
EDVP, namelijk nooit kunnen beslissen tot de uitvoering van een omvangrijke
Petersbergtaak omwille van politieke verdeeldheid, het zijn zowat de
belangrijkste hinderpalen die de oprichting van een operationele en
geloofwaardige ERRF tegen 2003 op een sisser hebben doen uitdraaien.
De groten van Europa hebben het ondertussen dan maar over een andere boeg
gegooid en zijn schijnbaar op weg om met hun van een kwaliteitslabel voorziene
Rapid Reaction Battle Groups (RRBG) de Europese militaire eer te redden. De
politieke instemming met dit beloftevol initiatief kan eerlang volgen. Hopelijk
zal deze politieke beslissing ook verduidelijken dat de ERRF een mislukking was
en de RRBG een nieuwe poging wordt om kwalitiatief bekwame, goed uitgeruste en
getrainde troepen op het terrein binnen realistische termijnen inzetbaar te
maken.
Wil men echter dit concept geloofwaardig maken dan zal toch ook in sommige
defensiebudgetten meer dan één lijn item aan de RRBG moeten besteed
worden.
De verwachtingen van België in het domein van de Europese defensie, nu Guy
Verhofstads zijn idee van een centraal hoofdkwartier voor de EU te Tervuren
heeft moeten inslikken, zijn dan ook erg getemperd. Hopelijk is de visie van de
gepensioneerde generaal Briquemont in een opiniestuk in La Libre Belgique
van 28 januari jongstleden geen toekomstmuziek. Hij citeert er Louis Michel,
onze minister van buitenlandse zaken, in een krantenartikel van Le Soir
van 17 januari: "Wat willen wij dat Europa wordt? Een sympathieke NGO? Een
soort internationaal Rode Kruis? (...) Of een hoofdspeler in de internationale
betrekkingen?" De generaal voegt eraan toe: "Het antwoord is duidelijk
wat België betreft: het zal een sympathieke NGO zijn want om een hoofdspeler te
zijn op de internationale scène moet men meewerken aan de bouw van de grote
mogendheid Europa. België op zijn niveau doet precies alles om dat te
beletten". Deze commentaar werd hem, te oordelen naar de politieke
reacties, niet in dank afgenomen. Hij had tijdens zijn actieve dienst maar wat
meer van zich moeten laten horen. Nochtans is hij dicht bij de waarheid en
bovendien is hij een generaal die van zich laat horen, een eerder zeldzaam
fenomeen in deze voor defensie turbulente tijden .
BEGIN
PAGINA.