DE BELGISCHE BIJDRAGE TOT DE LUCHTOPERATIES
BOVEN DE BALKAN.
Hoe het begon.
Enkele markante
feiten.
De politieke context,
een schaamteloze vertoning.
De inzet van het luchtwapen, een moeilijk begin.
Een reeks ontgoochelingen.
Belangrijke nieuwe feiten.
Een nieuwe succesvolle poging.
De ontplooiing en de start van de operaties.
Zo ging het verder te Villafranca.
De luchtoperaties tegen Kosovo vanuit Amendola.
Enkele kritische bedenkingen.
Een slotwoord.
Hoe het begon.
Joegoslavië glijdt
na het overlijden van maarschalk Tito meer en meer weg naar een onstabiele
samenleving. De spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen neemt
zienderogen toe. Wanneer op 19 mei 1991 Kroatië een referendum houdt over
afscheiding uit de Joegoslavische federatie, zijn 90 % van de Kroaten hiervan
voorstander. Vanaf juni 1991 zijn er schermutselingen in dorpen waar Serviërs
leven die de Kroatische autoriteit niet meer erkennen. De federale
strijdkrachten, onder leiding van de Serviërs, komen tussenbeide om de orde te
herstellen. Ze gaan in werkelijkheid een aantal gebieden controleren. Langzaam
maar zeker zal het conflict in Joegoslavië escaleren. Zinloos geweld,
oorlogsgruwel, massadeportaties, politieke onmacht en militairen die
aanvankelijk met te weinig middelen onder UNO-vlag vruchteloos de vrede trachten
te herstellen, typeren zowat het te lang aanslepende conflict.
België zal ook haar bijdrage leveren en militairen naar
Joegoslavië sturen. Hierbij valt het wel op dat de Belgische Luchtmacht zeer
laat bij het conflict betrokken wordt. Achtergronden, voorbereiding,
ontplooiing, begin, verloop en einde van onze deelname aan de luchtoperaties
boven de Balkan maken het voorwerp uit van deze bijdrage.
Enkele markante
feiten.
Op 21 februari 1992 beslist de Belgische
regering tot deelname aan de operatie UNPROFOR (de UNO-strijdmacht). De
komst enkele weken later van BELBAT, een Belgisch bataljon van ongeveer 700
manschappen - in de Baranja in Kroatië - is de start van een jarenlange Belgische
aanwezigheid.
Op 5 juni 1992 wordt
overeengekomen dat de luchthaven van Sarajevo aan UNPROFOR zal worden overgedragen. Een plan voor de demilitarisatie (UNO-resolutie 758)
van Sarajevo wordt aanvaard. Op 29 juni wordt de ontplooiing van bijkomende
UNPROFOR-elementen voor de luchthaven van Sarajevo goedgekeurd. De eerste 1500
blauwhelmen worden naar Sarajevo gestuurd.
Op 25 augustus 1992 beslist de Belgische regering dat een fregat zal deelnemen
aan het toezicht op de naleving van het UNO-embargo tegen klein-Joegoslavië. Ze
beslissen tevens dat een transport eenheid van 100 man zal geïntegreerd worden
in een Belgisch-Nederlands transportbataljon. Einde oktober 1992 bolt Moving
Star in Bosnië. In de zomer het jaar nadien wordt een genie-detachement aan een
Frans geniebataljon gehecht en ziet Bosnia Road het levenslicht.
Op 31 maart 1993 krijgen de lidstaten van de Verenigde Naties de toelating om
alle middelen aan te wenden om schendingen van het eerder afgekondigde
vliegverbod boven Bosnië-Herzegovina te verhinderen (resolutie 816). De NFZ (No
Fly Zone) mag binnen 7 dagen worden opgelegd. Op 12 april 1993 (tweede paasdag)
starten de gewapende patrouillevluchten met deelname van Franse, Amerikaanse en
Nederlandse toestellen als de operatie Deny Flight.
Tussen 12 juli 1993 en 24 januari 1994 neemt de Belgische generaal Briquemont
het bevel waar van UNPROFOR in Bosnië-Herzegovina.
BEGIN
PAGINA.
De politieke context,
een schaamteloze vertoning.
Vanaf het ontstaan van het
Balkan-conflict heeft de politiek een weinig
bemoedigend voorbeeld gegeven. Er was vooreerst de grondige verdeeldheid en
onverschilligheid in Europa. Daarnaast was er ook de niet te stoppen stroom van
UNO-resoluties, die niet of nauwelijks gerespecteerd werden door de
oorlogvoerende partijen. Zelfs met Somalië vers in het geheugen waren
ook nu weer de middelen onaangepast aan de opdracht. Alhoewel de regeringen de
diverse UNO-resoluties steunden, waren er velen die zeer laattijdig hun
toegezegde troepen naar het strijdtoneel stuurden. Naarmate de kansen op een
staakt het vuren verhoogden, namen de beloftes van de landen om meer troepen te
sturen wel toe. Op politiek vlak bleek tenslotte dat de kracht en de
geloofwaardigheid van de UNO afhangt van de middelen verkregen van de
individuele lidstaten. Het falen van een instelling is eigenlijk het falen van
de individuele lidstaten.
De inzet van het luchtwapen, een moeilijk begin.
Het zwaarste NFZ-incident heeft plaats op 28 februari 1994,
wanneer Kroatisch-Servische Galebs het vliegverbod voor de zoveelste maal aan
hun laars lappen. Een Amerikaanse F16 C neemt 1 Galeb voor zijn rekening met een
Sidewinder (AIM 9). Voor zijn collega betekent het afvuren van 2 AIM 9's en 1
AMRAAM (AIM 120) het neerhalen van 3 Galebs. 2 Galebs vluchten naar het
Kroatische luchtruim, waar voorlopig de vliegtuigen van de NAVO geen toegang
hebben.
Op 21 november 1994 mag en kan dit echter wel. 39 NAVO-vliegtuigen (VS, FR, UK,
NL) voeren een succesvolle aanval uit op het vliegveld van Ubdina. Het vliegveld
is voortaan onbruikbaar tijdens het conflict.
Ondertussen blijft de UNO zeer weigerachtig tegenover de inzet van het
luchtwapen. In weerwil van het feit dat de NAVO al nabije luchtsteun (CAS) kan
leveren vanaf 22 juli 1993 en er zich regelmatig zware incidenten voordoen
waarbij zelfs doden vallen bij de UNPROFOR-soldaten, zal het tot 10 april 1994
duren vooraleer de NAVO "mag" tussenbeide komen in Goradze. De dag
nadien mag dit nogmaals. Daarmee is voor 1994 alles gezegd over CAS.
Het uitvoeren van luchtaanvallen (airstrikes) in Bosnië is trouwens nog een
ander paar mouwen. Het principe van de dubbele sleutel is immers van toepassing.
Zowel de secretaris generaal van de UNO als de NAVO-raad moeten initieel hun toestemming
geven voor een luchtaanval. Het gaat hier dus niet om de bescherming van
UNO-troepen maar wel om het bestoken van artillerie, mortier en tank posities
die door UNPROFOR zijn aangeduid.
Het uiteindelijk resultaat is dat de UNO het luchtwapen pas gebruikt na zware en
herhaalde provocaties. De aanval die hierop volgt is eerder symbolisch. De dualiteit van opdracht
(NAVO en UNO) en het gebrek aan eenheid op het
vlak van beleid ondermijnt de geloofwaardigheid van het luchtwapen. De lange
besluitvorming van de UNO en haar volledige politico-militaire
opportuniteitsanalyse laten niet toe dat het luchtwapen snel en efficiënt
reageert op een dringende oproep.
BEGIN
PAGINA.
Een reeks ontgoochelingen.
Naarmate de toestand in de Balkan escaleert, neemt ook in de
sectie operaties van de staf van de Luchtmacht de spanning toe. Zij zullen
immers de nodige argumenten en kostenberekeningen moeten formuleren om ook een deelname van onze
gevechtsvliegtuigen aan de oplossing van het conflict in de Balkan mogelijk te
maken. De Koninklijke Nederlandse Luchtmacht (KLu), waarmee we trouwens regelmatig samen
ontplooien, eigent zich al van op de Italiaanse vliegbasis Villafranca een
voortrekkersrol toe.
In april 1993 wordt een eerste studie uitgevoerd. Hierin is duidelijk dat onze
F16, die niet over elektronische zelfbescherming noch over elektronische
stoormiddelen (ECM) beschikt, voorlopig enkel als onderschepper bij klaar weer (CWI)
kan worden ingezet. Een minimale ECM-bescherming zou 140 miljoen oude Belgische
franken kosten en 17 weken in beslag nemen. Anderzijds kunnen wel 12 Mirages,
uitgerust met ECM, in de verkenningsrol worden aangeboden. Geen enkel voorstel
wordt aanvaard.
Ruim een jaar later krijgen we van de divisie operaties van de Generale Staf de
opdracht te onderzoeken hoe er met de KLu, op
hun vraag, in het kader van Deny Flight kan worden samengewerkt. Op 1 juli 1994
vertrekt het antwoord waarin vier opties worden toegelicht. Onze Luchtmacht kan
uitsluitend instaan voor het luchttransport. We zouden ook logistieke steun
kunnen leveren waarbij het uitvoeren van de onderhoudsbeurten op de Nederlandse
F16's een belangrijk onderdeel zou vormen. We zouden ook in EPAF-verband (met
Denemarken en Noorwegen) kunnen bewijzen dat we niet alleen samen
trans-Atlantische ontplooiingen en operaties aankunnen maar ook gecombineerde
luchtoperaties in onze eigen Europese achtertuin. Ten slotte zouden we 6 à 8
F16's in een welbepaalde rol kunnen inzetten, als onderdeel van het Nederlandse
detachement en waarbij onze piloten zouden vliegen op Nederlandse F16's.
De ECM-bescherming blijft immers een onverbiddelijke noodzaak.
Op 14 en 15 juli 1994 wordt een eerste informatiebezoek gebracht aan het
Nederlandse detachement te Villafranca. Enkele dagen later volgt een bezoek bij
mijn Nederlandse tegenpool (de toenmalige Kolonel Dick Berlijn, de huidige Chef
van Defensie) in Den Haag, waar wensen, vragen,
beperkingen en mogelijkheden worden uitgeklaard. Een week later staat een
nieuw voorstel op papier. We zouden vanaf 15 november 1994 tot 1 april 1995
twaalf van onze piloten laten vliegen op Nederlandse F16's. Het kostenplaatje
bedraagt 96 miljoen B Fr. Vermits men in de hogere stafregionen oordeelt dat de
tijdsschaal nogal ambitieus is, volgt een aanpassing van het plan. Vanaf 15
januari 1995 tot 1 mei 1995 zouden 78 leden van onze Luchtmacht (waarvan twaalf
piloten die nog steeds op Nederlandse F16's zouden vliegen) tegen de ronde som
van 110 miljoen B Fr in Villafranca kunnen deelnemen aan Deny Flight. De
Ministerraad buigt zich op 10 november over het voorstel. Uit de persmededeling
kunnen we onthouden dat België, op vraag van Nederland, overweegt om met 100
militairen aan Deny Flight deel te nemen. Op 28 november blokletteren de
Belgische media dat onze F16's niet zijn opgewassen voor een taak boven Bosnië.
Een zoveelste voorstel is in de grond geboord. De ontgoocheling is zeer groot. We laten
echter de moed niet zakken en gaan voortaan andere pijlen op onze boog
spannen.
BEGIN
PAGINA.
Belangrijke nieuwe feiten.
Het passief elektronisch beschermingssysteem voor onze F16,
Carapace, dat sedert 1989 bij Dassault Electronique in ontwikkeling is,
wordt op 22 december 1994 te Florennes aan de pers voorgesteld. De levering van
de eerste seriesystemen wordt gepland voor maart 1995.
Vanaf 1 oktober 1995 staat vice-admiraal Herteleer op de brug van
de Generale Staf en neemt hij het roer over van luitenant-generaal Charlier.
Daarover straks nog meer.
In de loop van 1995 wordt er inventief stafwerk geleverd bij de opstelling van
een DATF (Deployable Air Task Force)-overeenkomst met de KLu en het Luxemburgse leger.
Dit initiatief laat toe om, naast het inzetten van gemeenschappelijke middelen,
ook gebruik te maken van elkaars complementaire uitrustingen, wat een
aanzienlijke operationele meerwaarde geeft aan de operaties gevoerd in
DATF-verband.
De ondertekening van de vredesakkoorden te Dayton op 21 november 1995 is de
aanzet voor een grondige wijziging van de militaire situatie in de Balkan.
UNPROFOR houdt op 20 december 1995 op te bestaan. Een omvangrijke strijdmacht,
onder uniek NAVO-bevel, met een belangrijke Amerikaanse bijdrage zal de
vredesverdragen doen respecteren. IFOR (Implementation Force) kan van start
gaan. Op 26 januari 1996 worden de luchtmiddelen van Deny Flight overgedragen
naar IFOR en zullen er worden ingezet onder de operatie Decisive Endeavour.
Ondertussen heeft België het commando aanvaard van UNTAES, een UNO-operatie om
Oost-Slavonië te demilitariseren. UNTAES gaat van start op 15 januari 1996. Op
30 maart 1996 is de Belgische generaal Jef Schoups met zijn hoofdkwartier
operationeel te Vukovar.
Begin 1996 kunnen we 25 ALQ-131 stoorzenders aankopen, die meegevoerd in een
gondel onder de F16 voor een actieve elektronische zelfbescherming zorgt.
Eindelijk is ook onze F16 voorzien van een volledige elektronische bescherming
zodat hij veilig in een vijandelijke omgeving kan worden ingezet.
En in 1996 is onze Luchtmacht 50 jaar jong. Wie weet?
BEGIN
PAGINA.
Een nieuwe succesvolle poging.
Nu het militaire en politieke landschap zowel bij ons als in de
Balkan in niet onbelangrijke mate is gewijzigd, is het moment aangebroken om
nieuwe voorstellen te formuleren. Op 6 oktober 1995 maken we aan de divisie
operaties een voorstel over om vanaf 1 januari 1996 met 6 F16's, uitgerust met
Carapace, vanop Villafranca nabije luchtsteun te leveren ten voordele van IFOR.
Op 20 maart 1996 mogen we opnieuw een dossier indienen bij de minister van
landsverdediging. Het voorstel speelt in op de aanwezigheid van Belgische
UNTAES-troepen en wil de kostprijs en bijgevolg ook de omvang van het
detachement beperkt houden. We voorzien de ontplooiing van 4 F16's naar
Villafranca vanaf 1 juli, met een detachement van in totaal 55 militairen,
waarvan 5 piloten, die zich allen zullen integreren in het Nederlandse
detachement. De piloten worden na 6 weken afgelost. De technische ploeg blijft
onafgebroken vier maanden ter plaatse. De kostprijs van het verblijf voor een
periode van 6 maanden bedraagt 95 miljoen B Fr.
Inmiddels hebben we ook permanent een hoger officier piloot aanwezig in Airsouth
(Napels), het hoogste NAVO-orgaan dat zich in Italië over de luchtoperaties
boven de Balkan ontfermt.
Op 13 september wordt het dossier van maart zonder noemenswaardige wijzigingen
geactualiseerd. Een ontplooiing van 2,5 maanden zou in 1996 de staatskas 45
miljoen B Fr kosten.
25 september 1996 is een datum van historisch belang. De heer minister van
landsverdediging Poncelet ondertekent samen met zijn Nederlandse collega de
DATF-overeenkomst tijdens een informele NAVO-top te Bergen in Noorwegen.
Op 4 oktober 1996 geeft de ministerraad het groen licht voor de ontplooiing in
DATF-verband, zoals voorgelegd in het dossier van 25 september. Villafranca,
here we come.
BEGIN
PAGINA.
De ontplooiing en de start van de operaties.
Op 7 oktober bevinden we ons met een ploeg van specialisten in
Villafranca om alle eventuele plooien, die samengaan met de praktische
uitvoering van een ontplooiing, glad te strijken. Onze verbindingsofficier te
Napels levert zeer waardevol werk al was het maar om de Italiaanse autoriteiten
ervan te overtuigen dat de komst van onze vliegtuigen geen aanleiding zal
geven tot meer vliegactiviteiten boven de Po-vlakte. De nodige telefoons, faxen
en informatievergaderingen volgen mekaar op aan een vrij hoog ritme. Ook de basiscommandant van
Villafranca (een tiger-piloot die nog goede herinneringen had overgehouden van
de Tigermeet te Kleine Brogel in 1985) kon ik geruststellen. De KLu zou immers 4 van
haar F16's terugtrekken en een vijftigtal militairen
zodat de totale omvang van het detachement in middelen en personeel nagenoeg
ongewijzigd zou blijven. De geïntegreerde werking van de DATF was ook niet voor
iedereen duidelijk maar de praktijk zou weldra leren dat dit nodeloze kopzorgen
waren.
Inmiddels was Kleine Brogel aangeduid om vliegtuigen en personeel te leveren. De
operatieofficier van het 23ste smaldeel zou de eerste commandant worden van het
Belgische detachement te Villafranca.
Op 10 oktober 1996 kan de voorwacht vertrekken. De dag nadien verlaten de 4
F16's het tarmac te Kleine Brogel. De media zijn talrijk aanwezig en geven blijk
van een gezonde belangstelling. Het heeft lang geduurd voor het zover was. Op 18
oktober vertrekt de rest van het detachement. Op 22 oktober voeren onze F16's de
eerste patrouillevluchten uit boven Bosnië-Herzegovina. Joint Falcon, de
Belgische codenaam van de operatie, zal een succes worden.
Zo ging het verder te Villafranca.
Einde 1996 maakt IFOR plaats voor SFOR en heet Decisive Endeavor
voortaan Deliberate Guard. Het is trouwens ook nodig om even de balans op te
maken van enkele maanden aanwezigheid in Villafranca. Vermits de Belgische
inbreng aan personeel best wordt opgetrokken naar 1/3 van de DATF-bezetting
(zoals eerder wederzijds afgesproken) stemt de minister in met een Belgische
inbreng van 70 militairen vanaf 20 december 1996 wat een jaarkost betekent van
220 miljoen B Fr. Er zullen ook voortaan 6 piloten deel uitmaken van het
detachement. In het CAOC van Vicenza, het operatiecentrum van de vliegoperaties,
is immers een piloot van elke eenheid onmisbaar voor technische adviezen. Een
hoger officier piloot fungeert er bovendien als SNR (Senior National
Representative).
In februari 1997 neemt Florennes het vaandel over en op 13 juni
noteren zij 1000 uur Joint Falcon. De aflossingen van de detachementen verlopen
om de vier maanden en worden alternatief ingevuld door beide F16 eenheden.
Ondertussen wordt het leeuwenaandeel van het luchttransport ten behoeve van de
volledige DATF uitgevoerd door de werkpaarden van de 15de Wing, de C130 H.
Op 15 juni 1998 zal het 350ste smaldeel van Florennes ook voor een première
zorgen. Als CWI-smaldeel zullen zij voor het eerst bewijzen dat het ADCAP (Additional
Capability)-concept geen lege doos is. Jachtpiloten met een
efficiënte training, binnen het jaarpakket van 165 vlieguren F16, kunnen op een
professionele manier ingezet worden in het uitvoeren van grondaanvallen.
Op 5 juni 1998 zorgt een beslissing van de ministerraad echter wel voor een kleine
aardverschuiving. Om ongekende redenen zal Joint Falcon zich voor het einde van
de zomer terugtrekken. Noch de NAVO, noch de Nederlandse Chef Defensie Staf zijn
opgezet met deze beslissing. Alhoewel de periode van post-SFOR zich aankondigt
en een inkrimping van het detachement misschien gerechtvaardigd lijkt, is de
keuze van het ogenblik, zonder enige coördinatie met de specialisten, zeer
verwonderlijk. Op hetzelfde ogenblik neemt trouwens ook de spanning toe rond
Kosovo. Tijdens een demonstratie van "airpower" boven Albanië
en Montenegro nemen we trouwens half juni deel aan de operatie Determined Falcon.
Op 24 juli schort de ministerraad haar beslissing op.
Op 30 juli 1998 bevind ik me bij de Sous Chef Operaties in Den Haag om de
krijtlijnen uit te tekenen van de verhuis van de DATF naar Amendola nabij Foggia. De
Italiaanse autoriteiten hebben immers al bij herhaling aangedrongen op deze
verhuis. De startbaan moet hersteld worden dus is een verhuis onafwendbaar.
Bovendien is ook het geschikte moment aangebroken om de DATF-structuur kritisch
tegen het licht te houden, waar nodig af te slanken en kwalitatief verder uit te
bouwen. De verhuis naar Amendola wordt voorzien rond de
jaarwisseling.
De stijgende spanning rond Kosovo geeft ondertussen aanleiding tot de opstelling
van twee NAVO-opties om Milosevic tot andere gedachten te brengen, een
gelimiteerde en een gevarieerde optie. De eerste bestaat uit een eenmalige aanval
met kruisraketten van op Amerikaanse platformen. De luchtmachten van de NAVO
zullen instaan voor de bescherming van deze platformen en van de vliegbases in
Italië. Wij zouden hiervoor onze 4 F16's van Villafranca ter beschikking
stellen. De gevarieerde optie is ietwat gespierder en voorziet luchtaanvallen in
Kosovo maar ook in Servië, met deelname van de meeste luchtmachten van de NAVO
(ook bieden Portugal, Noorwegen en Denemarken hun F16 aan). België zou 6
bijkomende F16's en 30 man extra personeel leveren.
De Belgische regering geeft een groen licht voor de gevarieerde optie op 9
oktober 1998, dag waarop ook het 350ste smaldeel Florennes vervoegt en wordt
afgelost door het 31ste smaldeel. Op 13 oktober arriveert het bijkomende
personeel inclusief enkele Devils vanuit Kleine Brogel in Villafranca. Het
politieke gehakketak omtrent Kosovo blijft verder duren. Men wil kost wat kost
een politieke oplossing forceren.
Op 6 januari 1999 keert het 31ste smaldeel terug uit Villafranca. Dit betekent
er tevens het einde van de DATF-aanwezigheid. De werken aan de startbaan kunnen
beginnen. De vooral toeristische rol van de vliegbasis, in de onmiddellijke
nabijheid van Verona, kan nu zonder interferentie van militaire vliegbewegingen
worden uitgebouwd.
BEGIN
PAGINA.
De luchtoperaties tegen Kosovo vanuit Amendola.
Midden januari 1999 arriveert een type detachement van Florennes
te Amendola en start er zonder problemen de vliegoperaties in de DATF. Naar
aanleiding van vooral Servische wreedheden in Kosovo voert de NAVO de militaire
druk op tegen Milosevic. Ook België laat zich niet onbetuigd: de eerder
beloofde 6 F16's komen op 22 januari vanuit Kleine Brogel aan in Amendola.
Verschillende vredesakkoorden lopen op een sisser uit. Wanneer Milosevic
halsstarrig blijft weigeren een vredesakkoord te ondertekenen, moet de NAVO
uiteindelijk - enkele weken voor de gouden jubileumdag - kleur bekennen. In de
nacht van 24 op 25 maart 1999 gaat de operatie Allied Force echt van start.
Kruisraketten en precisiebombardementen ontwrichten de Servische commando en
controle structuur en vitale onderdelen van de luchtverdediging. Ook de DATF
komt in actie. De Belgen voeren escorte opdrachten uit. Zij kunnen immers nog
niet over de F16 met MLU (Mid Life Update) beschikken.
De Nederlanders zijn al zeer vroeg met het MLU conversieprogramma gestart. Zij
hebben dan ook zes MLU-kisten beschikbaar te Amendola die voor het
kwalitatief betere werk kunnen worden ingezet. Met enige trots kan op 25 maart
de Nederlandse DATF-commandant luitenant kolonel Jon Abma aankondigen dat een Nederlandse
MLU F16, de nacht voordien na nauwelijke 15 minuten in het Servisch luchtruim
vertoefd te hebben, met een raak schot van zijn AMRAAM een Servische Mig 29 neerhaalt. De
media hebben aanvankelijk een vette kluif aan deze actie van het luchtwapen.
Jeltsin schreeuwt ondertussen moord en brand. Maar ook zijn politieke druk
blijkt voorlopig onvoldoende om de bombardementen te doen stoppen. Milosevic wil
immers geen toegevingen doen. De NAVO wil en zal hem ertoe verplichten.
Op paasdag 4 april 1999, na onafgebroken bombardementen, gaat de
mediabelangstelling meer en meer naar de Kosovaarse vluchtelingenstroom, die in
erbarmelijke omstandigheden aan de grenzen vastloopt.
Op 8 april maakt de ploeg van Florennes plaats voor een aflossing door Kleine
Brogel, die voor het eerst 4 MLU F16 van het 349ste smaldeel aan de actie kunnen
laten deelnemen. Op 21 april wordt hun smaldeelbevelhebber voor de eerste maal
tevens DATF-commandant. Onze astronaut, luitenant kolonel Frank Dewinne voert er
op dat ogenblik het commando over 550 mannen en vrouwen ( 200 Belgen waarvan 20
piloot waren) en 32 F16's (waarvan 12 Belgische). Alhoewel het 349ste smaldeel
van Kleine Brogel en het 315de smaldeel van Twenthe de ruggegraat vormden,
steunden in de hitte van de strijd alle smaldelen van beide luchtmachten de
operaties.
Het werkritme van Allied Force lag immers zeer hoog. Zowel grondpersoneel als
piloten presteerden 7 op 7, 24 op 24. De meeste draaiden ononderbroken shifts
van 12 uren gedurende 12 dagen waarna een rustperiode van 24 uur werd
toegekend. Alle mogelijke zendingen (luchtverdediging maar ook
grondaanval) werden door het grondpersoneel, de planningscellen en de piloten
optimaal voorbereid. Niet zelden duurde een vlucht zeven uur waarbij soms vier
keer in vlucht moest worden bijgetankt. Een zeer complexe controlestructuur (met
deelname van verschillende gespecialiseerde vliegtuigen waaronder AWACS) zorgde
ervoor dat de in- en uitgaande vliegtuigstromen veilig het verzadigde luchtruim
konden doorkruisen. Er werden niet alleen niet-geleide
bommen (MK 82 en MK84) afgeworpen maar voor het eerst betraden we ook het
tijdperk van de preciese-bommen zoals de bommen geleid met laser (GBU-12 en
GBU-10), waarbij onze Nederlandse collega's zorgden voor de laserbelichting of
de bommen met infrarode sturing (AGM 65 G Maverick). Van dit laatste model
beschikten wij al sedert enkele jaren over een trainingsversie, die alle
DATF-piloten toeliet om in optimale omstandigheden boven het operatietoneel te
trainen. Tevens dient te worden opgemerkt dat de
DATF-omgeving een
meerwaarde betekende voor de tactische luchtverkenning door het gebruik van de
F16, uitgerust met een fotogondel. Ter
vervollediging kunnen we stellen dat de nabije luchtsteun ook een opmerkelijke
vernieuwing kende. De identificatie van de piepkleine gronddoelen, vanaf ruim 3
kilometer of zelfs 5 kilometer hoogte om aan de luchtdoelartillerie te
ontsnappen, was geen sinecure. Daarom werd beroep gedaan op talrijke ingenieuze
hulpmiddelen en werden de procedures geoptimaliseerd om elke vorm van
collaterale schade te minimaliseren.
Op 10 juni 1999 worden de bombardementen opgeschort. Dit waren voor de NAVO, en
ook voor ons, de eerste oorlogsoperaties sedert ons bestaan.
Naast verschillende MK 82's en MK 84's hebben wij 24 Mavericks en een
tiental LGB's afgeworpen. Op 12 juli 1999 draagt Frank Dewinne het DATF-commando
terug over aan de Klu en wordt in Amendola afgelost door het 31ste
smaldeel.
Na de hervatting van de routine opdrachten vanuit Amendola wordt de DATF sterk
afgeslankt. De Belgische inbreng zal voortaan 4 F16's en een vijftigtal
militairen bedragen. Alternatief zal het commando van de DATF voortaan door
beide luchtmachten worden ingevuld. Vermits de toestand in Kosovo stabiel
blijft, wordt de volledige afbouw van de DATF overwogen. Begin 2001 trekt
Nederland zijn vier resterende F16's terug. Voorlopig is het de bedoeling dat
elk land afwisselend voor een periode van 3 maanden in Amendola verblijft, met
een detachement van 4 F16's en een 75-tal militairen. Wanneer het 31ste smaldeel
op 11 april 2001 Amendola verlaat, zullen er geen DATF-F16's meer voor de
aflossing zorgen. Op het thuisfront blijven nog wel 4 F16's op een alarmstaat
staan van 96 uren. In Amendola zelf blijft een erg afgeslankte ploeg over, die
instaat voor het onderhoud van de installaties en voor het eventueel ontvangen
van een detachement. Uiteindelijk zal in de loop van de zomer begonnen worden
met de volledige afbouw van de DATF. 90 containers volstaan om alle materieel op
te bergen en te verhuizen naar vooral Nederland. In alle stilte dooft een
jarenlange succesvolle gezamenlijke inzet van F16's uit. De media maken er geen
melding van. Maar toch is het zo dat een gehele luchtmacht met trots terug blikt
op haar deelname aan de operaties boven de Balkan. Jarenlang werd er op hoog
niveau voor getraind. Tijdens oefeningen en ontplooiingen konden wij altijd ons
mannetje staan. De werkelijkheid toonde aan dat we het vertrouwen van niemand
hebben beschaamd. Dezelfde luchtmacht besefte ook dat de inspanning van al haar
onderdelen nodig is, om dit succes te kunnen realiseren.
BEGIN
PAGINA.
Enkele kritische bedenkingen.
Om af te ronden denk ik dat het gepast is om ook enkele kritische
bedenkingen te formuleren. Een eerste opmerking kunnen we groeperen onder deze
noemer: waarom heeft het zolang geduurd
vooraleer ook onze luchtmacht boven de Balkan kon worden ingezet.
Een eerste reden is ongetwijfeld het onprettig gevoel dat bij sommigen
pertinent aanwezig was sedert de beëindiging van de Golfoorlog. Het luchtwapen
leek op weg om de afloop van een conflict te forceren. Sommigen beweerden zelfs
dat de inzet van grondtroepen een makkertje zou worden met een minimum aan
krijgsgewoel en slachtoffers. De waarheid lag op dat ogenblik waarschijnlijk
gewoontegetrouw ergens in het midden. Toch kan men niet ontkennen dat in België
de Luchtmacht niet echt op een goed blaadje stond. De kibbelige werkrelatie tussen de toenmalige chef van de generale staf, generaal Charlier en
de stafchef van de Luchtmacht, generaal Van Hecke, werkte deze situatie in de
hand. Regelmatig maakte de media melding van de agressiviteit van het
luchtwapen. Diverse polemieken werden zelfs in de pers uitgevochten. Wanneer La
Libre Belgique op 1 maart 1994 de visie publiceert van een landmachtkolonel op rust,
die het belang van de inzet van het luchtwapen boven de Balkan ridiculiseert,
volgt enkele dagen later een gespierde repliek van de toenmalige commandant van
de taktische Luchtmacht. Generaal Van Hecke liet trouwens geen enkele kans
onbenut om het belang van een Belgische deelname te benadrukken. Dit had soms
ook wel eens een averechts effect, want in zijn gedrevenheid om voor de
zoveelste maal zijn standpunten te verduidelijken liet hij zich in het voorjaar
van 1996 een opmerking ontvallen over Joegoslavië en Rusland. De media schreven
dat het wel eens zou kunnen nodig zijn dat de NAVO militair ingrijpt in Rusland.
Deze lichtzinnige uitspraak werd als griezel bestempeld. Noch het ogenblik, noch
hetgeen het brede publiek kon lezen in hun krant waren bevorderlijk voor een
vlotte instap naar de luchtoperaties boven de Balkan.
Maar er was echter al meer aan de hand geweest. Zoals al eerder vermeld was
generaal Briquemont van 12 juli 1993 tot 24 januari 1994 commandant van
UNPROFOR. Bij het grondig doornemen van zijn boek "Do something
general", waarin hij onomwonden uiting geeft aan zijn frustraties en aan de
fragiliteit van het UNPROFOR-gebeuren, kan elke objectieve lezer zijn
verregaande antipathie
tegenover het luchtwapen vaststellen. Hij is van oordeel dat de media wilden dat
er een luchtshow georganiseerd werd. Anderen acht hij wel bekwaam om veel lawaai
te maken, om te laten zien waartoe ze in staat zijn maar zonder het minste
risico te nemen. Hij gaat regelrecht in tegen de mythe van de luchtaanvallen:
onbekwame, onwetende, oorlogszuchtige driftkikkers willen luchtsteun zoals
destijds in Bagdad te zien was. Over zijn bezoek aan het operatiecentrum van
Vicenza in Italië in augustus 1993 spreekt hij over een vacantiebestemming en
over een spektakeloorlog. De Vicenza-versie van de luchtaanvallen is trouwens
een gadgetstrategie. Op het einde van zijn weinig opbeurend verhaal is hij van
mening dat de selectieve, stipte en precieze aanvallen van de artilleriesoldaten
even belangrijk waren als de luchtaanvallen. Toch geeft hij uiteindelijk
ootmoedig toe dat het luchtleger het heeft mogelijk gemaakt de situatie op een
beslissende manier te deblokkeren en de weg vrij te maken voor een
vredesproces.
Het moet voor iedereen overduidelijk zijn, dat de inzichten van generaal
Briquemont over het gebruik van het luchtwapen boven de Balkan, niet
bevorderlijk waren voor een eventuele deelname van onze Luchtmacht. Tijdens zijn
regelmatige contacten met generaal Charlier en met de Belgische politieke
bewindslui volgde er zeker geen positieve adviezen van de expert op het terrein.
Zijn vroegtijdig vertrek uit Sarajewo was een keerpunt. Het "oude
leger" verliet een modern oorlogsterrrein.
Het ontbreken van een volledige elektronische bescherming van onze F16 was een
belangrijke struikelblok. Alhoewel de Turkse luchtmacht jarenlang haar F16's
zonder deze uitrusting boven de Balkan inzette, en geen verliezen leed, kan
men zich afvragen of de Belgische eis terecht was. Wilde men echter als een
volwaardige deelnemer inzetbaar zijn, en wilde men het risico zoveel mogelijk
beperken, dan was een F16 met Carapace, met ALQ-131 en met chaff en flares een
absolute must.
Ten slotte moet me nog dit van het hart. Tijdens de hele Balkancrisis kan men
niet echt spreken van een echte belangstelling van de media. Tijdens de enkele
keren dat ik hen vergezelde naar Villafranca was de belangstelling niet echt
denderend. Eenmaal de operaties in regime waren herinnerde de verslaggeving over
een koninklijk bezoek aan de families van de ontplooide militairen ons er aan,
dat we nog steeds met het beste van onszelf Joint Falcon efficiënt en in de meest
veilige omstandigheden lieten verlopen. De media konden het trouwens niet
nalaten om af en toe de vertrouwde speldenprikken uit te delen aan de F16. In
een commentaarstuk in het Nieuwsblad kunnen we lezen dat onze
half-gemoderniseerde F16's nooit de spits afbeten in NAVO-verband, wat tijdens
de Kosovo-oorlog andermaal pijnlijk aan het licht kwam. Een expert had weer eens
gesproken: de zoveelste volksmisleiding door negatieve en onjuiste
berichtgeving. Wat we echter in geen
enkele krant hebben kunnen lezen, waren de echte lessen van Allied Force. Zij die nu enige gewetenswroeging zouden ervaren, omdat ze destijds niet
ingingen op de uitnodiging van de NAVO om tijdens de persconferentie over de lessen
van Allied Force uitvoerig te worden ingelicht, kunnen hier terecht voor
de
volledige tekst van deze persconferentie.
BEGIN
PAGINA.
Een slotwoord.
De weg naar de deelname van onze Luchtmacht aan de luchtoperaties
boven de Balkan was lang, moeilijk en soms ontgoochelend. Dat het ons
uiteindelijk toch lukte is het resultaat van het harde werk van velen. Dat
nauwelijks 17 dagen na de politieke goedkeuring onze F16's als volwaardige
professionals boven de Balkan patrouilleerden, was een echt huzarenstuk. Hierbij
is trouwens een oprechte waardering voor de ploeg van het eerste uur zeker niet
ongepast. Hun goede start was de garantie voor een verdere succesvolle deelname
aan de luchtoperaties. De DATF bleek bovendien een ideaal instrument te zijn.
Mijn appreciatie voor de uiterst positieve samenwerking met mijn KLu-collega's
steek ik trouwens ook niet onder stoelen of banken.
Allen samen hebben we bewezen dat onze training op hoog niveau tijdens werkelijke
operaties haar vruchten afwierp. Deze voldoening was trouwens voelbaar bij de
grote meerderheid van het personeel van de Luchtmacht. Zonder hun steun was
immers het voeren van intensieve operaties, zoals tijdens Allied Force, niet
denkbaar.
Het is uiteindelijk het eindresultaat dat telt. Hierbij vervagen alle
tegenwerkingen en tegenslagen in het
niet. Het geeft toch wel een goed gevoel dat een fantastisch vliegtuig, de
F16, en bekwaam en gemotiveerd personeel topprestaties kunnen neerzetten.
Proficiat.