gisteren dag 144 zondag 2 september 2001 morgen
Vertrek te Valdeobispo (Cáceres - Extremadura) Aankomst te Aldeanueva del Camino (Cáceres - Extremadura) Overnachting: gemeentelijke sportzaal
Maximumsnelheid: 45,5 km/u Gemiddelde snelheid: 13,7 km/u Dagafstand: 56,19 km Duur etappe: 4:06u Totale afstand: 8577,3 km

Over kruisribgewelven

Al vanaf de eerste kilometer heb ik het door: dit wordt nog eens een dieseldag. Kracht te over, maar snelheid houden onmogelijk. Toch heb ik goed geslapen, uitgebreid ontbeten en ook de wind zit mee. Heuvels zijn niet van die aard om me doodmoe te maken.

De siësta hou ik onder één van de belangrijkste monumenten van de hele Ruta: de Romeinse boog van Caparra. In het midden van het niets staat hij daar, negen meter hoog, vier pijlers met daarop vier rondbogen en een kruisribgewelf. Een Brits pelgrim te voet, Peter, zowat mijn leeftijd, heeft het bouwsel eveneens opgemerkt. Samen maken we een paar interessante beschouwingen.

In tegenstelling tot de Oude Grieken kenden de Romeinen wél de rondboog, zoals hun architectuur overal aantoont: het Colloseum bvb. te Rome, of de Pont du Gard te Nîmes. Deze Ruta de la Plata ligt a.h.w. bezaaid met oude bruggen uit die tijd, want Augustus’ legioenen legden hier een zeer belangrijke heirbaan aan die Sevilla verbond met Gijón aan de Cantabrische kust. Pas eeuwen later zouden de Santiagogangers uit Zuid-Spanje deze Romeinse weg als bedevaartsroute gaan gebruiken, tot op vandaag.

Maar kom, terug naar de boog van Caparra, met zijn kruisribgewelf. De Romeinen waren geen grote denkers of uitvinders; ze pikten liever de producten in van andere culturen. Veel materiaal namen ze over van de Grieken, dat is algemeen bekend. Maar ook een ander volk speelde een grote rol in de wording van Rome en het ganse Imperium Romanum. Dat volk waren de Etrusken, waarover we vandaag zo goed als niets (meer) weten. Die Etrusken vonden de rondboog uit, en de praktisch ingestelde Romeinen pasten hem op ongehoord reusachtige schaal toe, tot de riolen van de Urbs zelf: de Cloaca Maxima, trots van Rome.

Ook hier te Caparra vind je dus zo’n constructie: een vierkant grondplan, vier pilaren, vier bogen, overdekt met een kruisribgewelf: relatief licht maar niettemin stevig. En het belangrijkste: dank zij dat kruisribgewelf konden de bogen alle vier even hoog zijn: alle vier negen meter.

Dit mag simpel klinken, maar toen duizend jaar later de eerste romaanse kerken werden opgetrokken was men die Romeinse constructie blijkbaar vergeten. De kerkbeuk werd dan maar overdekt met een loodzwaar tongewelf, geschraagd door metersdikke muren met zware steunberen op de koop toe. Niet erg elegant, vergeleken met de aanpak van onze intelligente Romeinen, tien eeuwen daarvoor. Bovendien kon men in die dikke muren nauwelijks een raam laten, zodat veel romaanse kerken binnen erg duister zijn.

Pas vanaf de laatromaanse periode duikt dat kruisribgewelf plotseling weer op, met spectaculair resultaat: in 1996 passeerde ik in het Boergondische Vézelay met zijn wereldberoemde romaanse basiliek. Neen, er komt nog geen spitsboog aan te pas, maar door de toepassing van kruisribgewelven werden grote ramen mogelijk. Vézelay baadt in het licht. Dankzij de Etrusken en de Romeinen!

Toen de spitsboog (vanuit Indië via Arabië!) naar Europa overwaaide, werden de bouwwerken steeds gewaagder, Frankrijk op kop. De hoogte van de gewelven steeg enorm, door de combinatie van het Etruskisch-Romeinse kruisribgewelf met de Oosterse spitsboog:

En het absolute record, toppunt van menselijk kunnen: Beauvais, met zijn 48 meter de hoogste zoldering ter wereld. De keerzijde voor deze kleine stad in de omgeving van Parijs was echter de hybris, de hoogmoed: van deze gigantische kathedraal werd het eigenlijke schip nooit gerealiseerd, t.g.v. geldtekort, oorlogen en mogelijk ook technische tekortkomingen. Het koor en het transept staan er wat verweesd bij. Niettemin: petje af!

Ook in Spanje vind je, op de Camino Frances, zo’n kathedraal in pure Franse stijl. Erg zeldzaam aan deze zijde van de Pyreneeën. De dom te León kan je bezwaarlijk een stenen gebouw noemen. Je ziet er enkel pilaren, steunberen en de ruimten daartussen opgevuld met licht materiaal: gebrandschilderd glas. Naar verluidt had men tot in de jaren ’60 van de twintigste eeuw problemen met de stabiliteit van deze mastodont, maar na het aanbrengen van kabels, ankers en enkele nieuwe steunberen bleek het euvel definitief van de baan.

Die gotische architecten waren toch wel keien hé: bouw gewoon een paar stevige pijlers, overdek ze met kruisribgewelven en vervang de muren door glas. En wat doet men vandaag in de grote wereldmetropolen? Men trekt een paar pijlers op in staal, vloeren in gewapend beton en muren in glas of kunststof. Hebben die modernisten dan toch leentjebuur gespeeld bij hun middeleeuwse collega’s?

Zo loopt de lijn van het kruisribgewelf door ’s mensheids geschiedenis, beginnend bij de mysterieuze Etrusken, verspreid door de Romeinen, duizend jaar in de koelkast, waarna het, gekruid met de Aziatische spitsboog, weer opduikt in de hoge (!) middeleeuwen, om vandaag de bouw van wolkenkrabbers te inspireren, waarin het – paradoxaal genoeg – niet meer wordt toegepast.

Zijn we vandaag aan het eind van die lijn, voorlopig of voorgoed? Of is er nog toekomst voor die op het eerste zicht eenvoudige constructie?

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996