2-10-03: "Vooral trachten
dingen te realiseren"
Greta D'hondt begon pas relatief
laat aan politiek. Eerst klom ze bij het ACV tot het hoofdbestuur en kreeg zo
impact op het beleid. Sinds 1995 zit ze voor CVP, nu CD&V, in de kamer. Na
de jongste gemeenteraadsverkiezingen is ze schepen in Zele. De rode draad in het
gesprek: "Ik heb nooit gezwegen !" en "Inhoudelijk wegen, nieuwe
dingen proberen".
Na studies voor maatschappelijk
assistent kwam ze in 1969 bij het ACV terecht. Eerst als verantwoordelijke
voor de werking bij jongeren en vrouwen in gewest Gent, nadien als propagandiste
voor de centrale Textiel en Kledingbewerking. Wat houdt dat in ?
D'hondt: Ik moest werknemers motiveren, zorgen dat ze mondiger werden en
de belangen van iedereen wilden verdedigen. Dat was toen niet zo evident: vele
arbeiders konden met moeite lezen en schrijven. Door op hun maat aangepaste
vorming konden zij echter spoedig met de werkgevers discussiėren over
financieel-economische onderwerpen en met een taalgebruik zonder vloeken en
tieren. Hen boven zichzelf laten groeien, daar ben ik nog steeds fier op.
Bestaat die geest van ieders belangen verdedigen nog en zijn vakbonden er
niet vooral op uit zichzelf te bestendigen ?
D'hondt: Pas op, in aantal leden stijgen de vakbonden nog. Maar
vakbonden zijn een deel van de samenleving en evolueren mee. Ieder verdedigt een
steeds kleiner groepje. Men is niet meer beschaamd te zeggen enkel voor
zichzelf op te komen. Dat is geen goede evolutie. En inderdaad, het gebeurt dat
mensen, die tewerkstellingsprogramma's moeten begeleiden, standpunten innemen
die vooral hun eigen tewerkstelling verdedigen. Je moet als organisatie een doel
hebben en daarom trachten je organisatie te laten voortbestaan. De organisatie
mag geen doel op zich zijn. Als vakbond heb je echter ook macht nodig om
invloed te hebben. Het komt er op aan een evenwicht te vinden.
Je komt dan als nationaal secretaris in het dagelijks bestuur, naast de
voorzitter, de algemeen secretaris, de proost en zes andere nationale
secretarissen. Dus bij de absolute top. Hoe werkt dat ?
D'hondt: Je krijgt een portefeuille. Als externe taak kreeg
ik het beleid voor sociale zekerheid en tewerkstelling. Intern was ik
verantwoordelijk voor de informatisering en de dienstverlening. Daarnaast volgde
ik een regio op, eerst twee jaar Oost-Vlaanderen, dan acht jaar West-Vlaanderen,
omdat ik van alle bestuursleden er het dichtste bijwoonde. Die externe taak
hield in dat ik standpunten moest bepalen en verdedigen tegenover de regering en
de werkgevers. Je moet weten dat het toen, wat tewerkstelling betreft ook een
rampperiode was, hoewel misschien minder hardnekkig als nu. Als dossiers uit die tijd herinner ik me vooral de banenplannen, de toen al
mogelijke invoering van de verplichting tot vorming en tot werkplicht, het
bevorderen van deeltijds werk met de extra vergoeding naast de halftijdse baan,
de beroepsloopbaanplannen en, mijn laatste zware dossier, de invoering van
PWA's, zelfs tegen het ACW-middenkader in. Wat ik vooral trachtte was zoeken
naar nieuwe dingen.
Was dat niet gemakkelijker, met de CVP in de regering ?
D'hondt: Eigenlijk niet, want je moest tegen eigen mensen ingaan.
Jean-Luc Dehaene was minister van sociale zaken en dat waren bikkelharde
onderhandelingen. We kregen er ook wederzijds respect door. Omdat het
gedachtengoed meer gelijklopend was, konden we natuurlijk elkaar steeds een heel
eind vinden. Maar uiteindelijk moest de regering rekening houden met
beperkte budgetten en kon men niet op al onze verzuchtingen ingaan. Wij moesten
hen overtuigen zoveel mogelijk te doen.
Was je eigenlijk op die taak voorbereid ?
D'hondt: Het zit wellicht een beetje in het familiebloed. Ik had het
geluk in Gent Robert van de Poele als chef te hebben gehad. Ik ben hem ook
opgevolgd in het nationaal bestuur.
Kamer: veel verborgen werk
Dan kwam het politieke hoofdstuk. Er wordt gezegd dat je in het spoor van
Miet Smet opklom.
D'hondt: Neen, dat is niet zo.
Ik denk zelfs dat ze me als een rivale uit dezelfde streek zag. Eerder Dehaene heeft
me gesteund. De vraag kwam van toenmalig ACV-voorzitter Theo Rombouts. Met de
eerste Vlaamse parlementsverkiezingen dreigde men in nood te komen aan
ACV-mensen voor de kamer, op een moment dat men volop discussieerde over
privatisering. Ik trachtte andere kandidaten te zoeken, onder meer Luc
Cortebeeck, maar met drie studerende kinderen zag die niets in een politiek
onzeker bestaan. En dan vervroegde Dehaene, herinner je zijn reis naar de VS en
zijn rit op de stier, de verkiezingen. Dus kwam ik op de kamerlijst. Tot dan was
ik nooit politiek actief geweest. In Zele had men me eens bij
gemeenteraadsverkiezingen gevraagd, omdat ik in de jeugdwerking zat, maar Van De
Poele had het me afgeraden wegens te vroeg. Merk op dat ik niet door de partij
ben gevraagd, maar door het ACV. Het had wel onmiddellijk gevolgen. Zodra ik me
kandidaat stelde, moest ik zelf ontslag nemen, de dienstwagen afgeven enz. Ik
verloor dus aan netto inkomen. En dat voor iets met een onzekere toekomst. Wie
garandeert dat je gekozen wordt, en herkozen ? Toen heb ik me voorgenomen nooit
meer achterom te kijken en me nooit af te vragen of ik de juiste beslissing heb
genomen.
Hoe voelde dat als groentje in een kamer-meerderheidsfractie, waarin de
meeste leden toch moeten zwijgen ?
D'hondt: De functie was nieuw, maar de problematiek niet. Ik
was toen ook al 45 en had me toch een reputatie opgebouwd. Men wist waarvoor ik
stond en dat ik mijn dossiers kende. Zelfs als lid van de meerderheidsfractie
heb ik niet gezwegen. Ik was loyaal, maar dat wil niet zeggen dat men geen eigen
voorstellen mag doen. Ik ben wel dikwijls naar de Wetstraat 16 geroepen.
"Wat hebt ge nu weer gezegd ?", zei Dehaene dan. Vooral met Miet Smet
had ik aanvaringen. Ik heb me steeds als vrijgevochten gedragen. Misschien
was dat gemakkelijker omdat ik niet vanuit de partij ben opgeklommen.
Is het dan nu gemakkelijker, vanuit de oppositie ?
D'hondt: Neen, oppositie ligt me niet zo. Je kan niet echt iets
realiseren. En veel van wat je doet is verloren moeite. Voorstellen worden niet
gehoord of later ingepikt. Ik realiseer liever dingen dan af te breken.
Hoe ervaar je het leven van een kamerlid ?
D'hondt: Eigenlijk word je voor een groot deel geleefd. Anderen
bepalen de agenda van commissies. Bovendien, en ook daar ben ik perfectionist,
vind ik dat je de dossiers moet kennen. Dat betekent veel studeren, doorlezen,
dikwijls 's nachts. Dat is verborgen werk, niet zichtbaar. Maar ik geef
toe, het is een eigen keuze en ik beklaag ze me niet. Hoe een week er uit ziet ?
Drie dagen ben ik in de kamer. Dinsdag en woensdag komen de commissie meestal
samen, donderdag de fraktievergadering en de plenaire vergadering. Dan
zijn er nog de nationale partij-instanties. En het dienstbetoon. Er komen veel
vragen, van persoonlijke tot vragen over pensioendossiers. Ja, ook nu we niet in
de meerderheid zitten. Het wordt wel moeilijker om aan werk te helpen. Nee, ik
vind dienstbetoon niet noodzakelijk slecht. Je mag mensen niet helpen met de
vraag dan voor je te kiezen. Maar als je op korte tijd een aantal keer over
hetzelfde probleem hoort, moet dat een signaal zijn dat er iets mis loopt.
Ontmoeten jullie ook de andere fracties ?
D'hondt: Vroeger minder. Het gebeurde dat leden van de senaatsfractie
op het einde kwamen bijzitten. Nu zijn er, op vraag van Leterme, meestal
gezamenlijke fractievergaderingen. Met de fractie van het Vlaamse Parlement
hebben we dossiermatig overleg.
Kon je zelf de commissies kiezen ? En wat vind je van het commissiewerk, van
de plenaire vergaderingen ? Is er, zoals op gemeentelijk vlak dikwijls wordt
gezegd, meer overleg in de commissies ?
D'hondt: ik was nogal vrij om de commissies te kiezen. Sociale zaken,
dat was bijna evident. Tegenover de vorige legislatuur heb ik onder meer
maatschappelijke emancipatie en die voor bedrijfsleven, middentand en onderwijs
laten vallen. De eerste was vooral een vrouwengroep en ik wil niet doorgaan als
een excuustruus. De tweede volg ik nog in de marge, ook al wegens mijn
schepenfuncties. Europa, dat wil ik blijven volgen. Indien ik jonger en uit
eigen initiatief aan politiek had beginnen doen, dan zou dat mijn ambitie
zijn geweest.
De plenaire vergadering, dat is voor het groot lawaai en voor de media. Een
redenaar zijn, en nu vooral met one-liners kunnen uitpakken, is een voordeel,
maar je kan het met andere kwaliteiten ook opvangen. Een toonbeeld van de
democratie wil ik die plenaire niet noemen. Er wordt te veel gespeeld en is
dikwijls verloren tijd. De commissies werken spijtiggenoeg niet altijd zoals in gemeenten
of in OCMW. De meerderheid luistert er niet. Hun voornaamste doel is
punten voor een bepaalde datum te stemmen. Men praat er enkel nog voor het verslag. En het verbetert er niet op. Voor jonge parlementsleden, die nog
niet zo kunnen relativeren, moet dat nog frustrerender zijn. Geen wonder dat ze
ontmoedigd en lui worden, of buiten de kamer andere functies opnemen. Vroeger
was er ook wel een dictaat van uit de meerderheidspartijen, maar niet zo
bepalend voor wat in commissies nog mocht.
Sinds Jan Lenssens heeft deze regio geen minister uit je partij meer. Hoe
belangrijk is een 'streekminister' ? En is een minister er niet voor het hele
land ?
D'hondt: Mocht onze partij in de meerderheid zijn
geraakt, dan zat de kans er dik in dat ik werd voorgesteld. Dat zou niet om
regionale verdeling maar om inhoudelijke redenen zijn. Voor een regio is een
minister zeker belangrijk. Onvermijdelijk is het hemd nader dan de rok.
Bovendien ken je de mankementen uit de eigen streek beter. Jan Lenssens heeft
veel voor de streek gedaan. Er waren ook veel noden, en nog. Hij had het
gemakkelijker vanuit de Vlaamse regering, waar meer gemeentegebonden onderwerpen
aan bod komen. Miet Smet kon dat moeilijker vanuit de federale.
Is kamerlid zijn een voltijdse job ?
D'hondt: Voor ik in Zele schepen werd, deed ik het voltijds. Nu heb
ik dingen laten vallen. Zoals reeds gezegd zit daar veel verborgen werk bij. Ik
volg alle dossiers, dikwijls tot spijt van de ambtenaren. Vrije tijd is dan ook
vooral beperkt tot de jaarlijkse vakantie. Maar het is een keuze en nu ben ik op
een leeftijd dat er me niets anders meer overblijft. Vroeger kon men na een
politieke carričre nog elders terecht, maar die kansen zijn sterk verminderd.
Inderdaad, Dehaene wel, maar of ik zijn keuzes steeds goed vind ?
Zele: Meer inspelen op projecten
En zo zijn we bij het schepenambt gekomen. Wat zijn de ambities ?
D'hondt: Ik wou helpen om de partij na drie legislaturen in de
oppostie opnieuw in de meerderheid te brengen. Zelf gaf het me de kans iets te
realiseren, wat als oppositielid in de kamer niet kan. Het burgemeesterschap ?
Ik zou het wel graag doen, maar we zien wel. Merk op dat de meer zichtbare
ambten naar jongere schepenen zijn gegaan. Door onze keuze voor vier
schepenambten, en niet voor het OCMW waar zo een puinhoop was dat we er weinig
eer konden halen, wegen we ook zwaar op het beleid. Ik moet echter zeggen dat we
tot nu nooit hebben moeten stemmen in het college. Of taktiek belangrijk is ? De
kamerervaring helpt wel. Waarmee ik ook de cumul wil verdedigen. Als je een
hoger beleidsniveau zit, en zeker in het Vlaamse Parlement, kan je veel voor de
gemeente doen. Het hangt niet zozeer af van wie er in de meerderheid zit, maar
van alert zijn. Overigens vind ik dat Zele nog meer moet op deuren gaan kloppen,
trachten projecten van hogerhand op te volgen en er op in te spelen. Zoals we
gedaan hebben voor de renovatie van het industrieterrein, een project dat
weerhouden is, en voor de groenvoorzieningen, waarvoor we toch een prijs
krijgen. Daarop inspelen is meer doen dan de klassieke taken uitvoeren. Dat
vraagt, ook bij de ambtenaren, wat aanpassing. En ja, durven.
Nico Keppens
Reageren mag ! Zoals steeds worden
beledigende of racistische gedeelten geschrapt.