gisteren dag 90 dinsdag 10 juli 2001 morgen
Vertrek te Voltri - Genua (Ligurië) Aankomst te Laigueglia (Savona - Ligurië) Overnachting: naast de kerk in openlucht
Maximumsnelheid: 52,5 km/u Gemiddelde snelheid: 17 km/u Dagafstand: 85,55 km Duur etappe: 5:03u Totale afstand: 5302,2 km

Laatste nacht in Italië

Als er morgen niets onvoorziens gebeurt, dan zal dit de laatste overnachting worden in dit Italië. Tijd dus voor een evaluatie – geen oordeel – van dit land en zijn bewoners.

Italië toonde me talloze gezichten. Het is immers nog een vrij jonge eenheid, en dat vind je terug in de wijze waarop de Italianen – zowel op de Laars als op de eilanden – over hun landgenoten uit andere streken spreken. Soms koesteren ze wederzijds respect voor elkaar, zoals Sicilianen en Sarden, maar veel vaker doen ze nogal denigrerend over elkaar. Vooral de tegenstelling noord-zuid trof me. Ze bestaat echt hoor, die onzichtbare grens: de Mezzogiorno. Ergens tussen Campobasso en de Abruzzen heb ik die grens gekruist, en daar ondervond ik hoe de noorderling iets meer afstand bewaart tegenover de vreemde bezoeker: minder lichamelijk, wél een schouderklopje of een stevige handdruk. Maar een omhelzing en een kus op beide wangen permitteren zich alleen de eilandbewoners en de lui bezuiden de Mezzogiorno.

Noord en zuid leven enigszins op gespannen voet met elkaar. De zuiderlingen zouden profiteurs zijn, luiaards en criminelen. Zeker is dat de streek rond Bari een trieste reputatie heeft, wat de kleine misdaad aangaat – zoals ikzelf trouwens heb ondervonden op 10 juni. Ook de maffia in Calabrië is in een hevige strijd verwikkeld met de overheid, iets waarvan de vreemdeling nauwelijks last heeft, maar wat toch duidelijk blijkt uit de massale aanwezigheid van politie en carabinieri. Nergens zag ik meer blauw op straat dan op de lange Teen.

Maar daarmee is niet bewezen dat de zuiderlingen het verwijt van hun noorderburen verdienen. Er is nu eenmaal weinig werk, zo vertelde me o.a. vader P. te Bernalda. En wat gastvrijheid betreft doen ze zeker niet onder voor hun rijkere landgenoten. Ze leven iets minder welgesteld: op de wegen rijden meer kleine auto’s en de woningen zijn wat minder ruim bemeten.

Overal, in het hele land, heerst er een dagdagelijkse chaos. Of beter: in Italië is alles iets minder vlot georganiseerd dan bij ons. Verkeerslichten die niet op mekaar zijn afgesteld, zodat je voortdurend voor het rode licht moet stoppen. Omleidingen t.g.v. wegenwerken die gewoon niet aangeduid zijn. De indeling in warenhuizen waar producten bij elkaar staan die volstrekt niets met elkaar te maken hebben, zodat de verstrooide vreemdeling al eens per ongeluk babyvoeding aankoopt i.p.v. vleespastei; voor hetzelfde geld had het hondenvoer kunnen zijn…

Dit gebrek aan organisatie vereist een groot improvisatietalent. En daarin zijn onze Italiaanse mede-Europeanen ware meesters. Als fietser in een vaak waanzinnige verkeersdrukte lijk je vogelvrij. Maar niets is minder waar, op voorwaarde dat je zélf ook een gezonde dosis assertiviteit aan de dag legt. Het klinkt ongelofelijk, maar een Italiaan achter het stuur heeft alles gezien en houdt rekening met alle mogelijke en onmogelijke verkeerssituaties. Op zowat drieduizend achthonderd kilometer heb ik slechts éénmaal een noodstop moeten uitvoeren voor een autobestuurder die me niet had gezien. Als postbode heb ik jarenlang in het Leuvense rondgefietst, en daar heb ik dagelijks meermaals de rem moeten dichtknijpen.

De Italiaan mag dan bijwijlen dicht tegen je fiets rijden, hij heeft doorgaans een heel brede kijk op het verkeer. Zowel oudere als jongere bestuurders, mannen en vrouwen, vertonen allen min of meer hetzelfde rijgedrag. In België daarentegen heerst er bij veel jongeren de gedachte dat oudere mensen achter hun stuur liggen te slapen. De zgn. sportieve chauffeurs bestaan ook in Italië, maar passen zich veel makkelijker aan aan vake en moeke die met hun oude Fiat 900 eens per week naar de supermarkt tuffen.

Italianen kunnen niet zonder conversatie. Vaak wijzen mijn vrienden me erop dat ik beter iets meer zou luisteren i.p.v. zelf het woord te nemen. Maar vergeleken met de lui hier ben ik nog tamelijk zwijgzaam. Het onderwerp van gesprek doet meestal helemaal niet ter zake; elke gelegenheid nemen ze te baat, tot aan de verkeerslichten toe! En komt een onwillige gesprekspartner wat moeizaam op dreef, dan helpt een scheldwoord hem wel een handje – of beter: een woordje.

Immer charmant lijken Italianen je steeds rond hun vinger te willen draaien. Meestal is dat slechts een indruk. Zelfs al is de caissière in het grootwarenhuis soms wat kortaf, een glimlach doet ook dan wonderen en wordt omzeggens altijd positief beantwoord.

Komedie maakt er deel uit van het leven: ze plagen elkaar graag en sparen ook de buitenlanders niet. Vaak trekken die dan ook de verkeerde conclusie. Neen, je wordt geacht de komedie, het spelletje mee te spelen. Zoals ik vandaag nog ervoer bij een garagist:

Maar de man haalt onmiddellijk de oliespuit tevoorschijn en smeert de ketting en het kamwiel grondig:

Enz… enz… Je krijgt van die lui alles gedaan, op voorwaarde dat je niet de moed verliest bij de eerste Neen. Eventjes aandringen, soms wat milde spot: ze weten het te waarderen hoor.

Op deze vijfenzestig dagen op Italiaans grondgebied ben ik van de beschaving en de waardigheid van dit volk overtuigd geraakt, hun Romeinse voorouders waardig. Ze koesteren hun verleden, zelfs hun deelname aan de Tweede Wereldoorlog, toen Mussolini voor Hitler koos: de verliezende partij. Velen die de politiek van Il Duce zwaar laken, maar hem prijzen waar hij grote en kleinere monumenten liet restaureren. En zelf ben ik hem toch een klein beetje dankbaar dat hij – tegen de wil van de paus in – die brede Via della Conciliazione liet aanleggen. Lees er maar eens mijn blijde intocht in de Stad op na, op 20 juni.

Uiteraard is niet alles even positief. Eén van de mindere trekjes is de vlucht voor verantwoordelijkheid. Dat ondervond ik o.a. te Bari, waar ik nergens met mijn fiets binnenmocht en hem anderzijds nergens mocht stallen. Meerdere malen kreeg ik van mensen de volgende reactie, wanneer ik hun om onderdak vroeg in één of ander lokaal van de parochie: “Ik zou u wel willen binnenlaten, mijnheer. Maar de pastoor is afwezig, en zelf neem ik geen enkel initiatief.” Zelfs sommige religieuze gemeenschappen die de vraag om onderdak schaamteloos op elkaar afschuiven: “Weet u, mijnheer, ga naar klooster X, daar worden reizigers ontvangen.” Bij klooster X verwijzen ze je door naar klooster Y, en vandaar naar kerk Z, om tenslotte… opnieuw bij klooster X uit te komen. De enige uitzondering: alle kloosters van de franciscaanse traditie: minderbroeders, conventuelen, kapucijnen, clarissen en franciscanessen. Het absolute toppunt van gastvrijheid: in het Sardische Villanova Tulo stak pater Agostino – kapucijn! - me zonder boe of ba, ondanks mijn tegenpruttelen in bed. “Adesso dormire, domani parlare”, sprak hij: “Nu slapen, morgen praten. Doe het hem maar eens na hé, een wildvreemde die zich voor de voordeur te rusten heeft gelegd, rond middernacht bij je thuiskomst zonder veel woorden een bed aanbieden. Een zeer, zeer zware verantwoordelijkheid heeft die man genomen. Voor hetzelfde geld haalt hij een roofmoordenaar in huis!!!

O.w.v. dit gebrek aan verantwoordelijkheidszin heeft de Kerk hier haar oude gezicht beter behouden dan bij ons. Ook de jongere generatie gaat hier nog vaak te rade bij de pastoor. Geestelijken genieten hier nog hetzelfde respect als bij ons vroeger. Sommigen daarvan wentelen zich zonder scrupules in dit respect, en meten zich allures aan die geenszins passen bij hun status. Het ergste vind ik dat Giovanni-met-de-pet dit nog accepteert ook!. In tegenstelling tot hun Spaanse neven komen Italianen niet openlijk tot opstand tegen hun pastoor, wanneer deze zich misdraagt tegenover een toevallige passant die hem onderdak vraagt. Krijg je in Italië hommeles met een parochiepriester, dan vertrek je beter onmiddellijk uit dat dorp: niemand die je openlijk zal steunen, zelfs al werd je heel onheus behandeld!

M.i. wordt dit een grote uitdaging voor de Kerk in dit land, en wel voor de nabije toekomst. Ook hier zal het aantal roepingen teruglopen – voorlopig hebben ze er nog vrij veel. De volgende paus zal naar alle waarschijnlijkheid geen Italiaan meer zijn , zomin als de huidige; de Italiaanse macht in het Vaticaan lijkt voorgoed gebroken.

Hoe had ik dit kunnen voorspellen, nu we weten dat de Pool Johannes-Paulus II (Karol Wojtyla) werd opgevolgd door de Duitser Benedictus XVI (Joseph Ratzinger).

Maar hoe gaan die lui hier reageren als zich een tekort aan geestelijken aandient? Zullen ze dan in staat blijken zélf verantwoordelijkheid te nemen? Ik denk het wel, maar ze zullen het minstens zo zwaar krijgen als dat bij ons vandaag het geval is. Gelukkig zijn er nog donderpredikers zoals pater Antonio, frate Fuoco uit Serracapriola. Die schreeuwt het onvermoeibaar uit over de daken: “Doe nu zelf toch eens wat, i.p.v. altijd maar een beroep te doen op ons, geestelijken!!!”

Een ander verschil t.o.v. de Spanjaarden: Italianen zijn gesteld op een propere leefomgeving. Hier staan ook in de cafés vuilnisbakjes, terwijl je in Spanje je afval laat vallen waar je het loslaat. Wie zijn hond uitlaat moet op vraag van de politie een plastic zakje kunnen tonen om de kunstwerkjes van zijn troeteldier zelf op te ruimen. De steden, de parkjes, alles ligt er dan ook netjes bij, want op het niet opruimen van hondenpoep staan zware boetes.

Ontbijt, middageten en siësta gebeuren rond dezelfde uren als in Spanje. Het avondeten daarentegen is doorgaans wat vroeger: hier rond achten, op het Iberisch Schiereiland om tien uur of later nog. De reden van dit vroegere uur lijkt me voor de hand liggend: dan kunnen ze langer aan tafel zitten, want hobby nummer één in dit land is eten en drinken.

Conclusie: dit volk houdt niet van een al te strakke organisatie; het vermogen tot improviseren moet zich kunnen uitleven, liefst zo complexloos mogelijk. Dus liever niet teveel verantwoordelijkheid of zorgen aan het hoofd. Anderzijds toch een minimum aan netheid. Italianen zijn er de lieden niet naar om vroeg aan een hartziekte te bezwijken: hun gezonde voedsel is daarbij een belangrijke factor. Op één punt zijn ze bijna overgevoelig: hun rijke geschiedenis, waarover ze angstvallig waken. Ja, ze zijn veel beschaafder dan je op het eerste zicht zou vermoeden. Ik heb bijzonder veel van deze mensen opgestoken en vertrek met de hoop dat me ooit eens een tweede bezoek moge vergund zijn – al dan niet met de fiets…

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996