Home Maillijst Vorige mail Volgende mail

Sevilla, zondag 26 augustus 2001

Beste vrienden,

Wat een reis! Wat je zo onderweg allemaal al niet meemaakt; soms al eens minder positieve ervaringen, maar meestal toch zeer goed nieuws.

Het is al van in Lourdes geleden dat jullie nog wat van me vernamen. Intussen ben ik de Pyreneeën over, inderdaad langs de beruchte Col d'Aubisque, één van de legendes van de Tour de France.

En wat doe je als je voor zo'n hellinkje staat, met een fiets die 19 kg weegt, met daarop nog eens 30 kg bagage? Heel simpel, je begint eraan. Afzien, totaal kapot zijn, en na amper 35 km vanuit het bedevaartsoord noodgedwongen onderdak zoeken en vaststellen dat je toch al de Col du Soulor zo goed als over bent. Op 1400 meter temperaturen van rond de 35 graden, zelfs de koeien en de schapen lijden eronder. "Zoiets valt hier maar eens om de tien jaar voor, mijnheer", aldus de bergbewoners.

Goed uitgerust val ik 's anderendaags de Aubisque zelf aan. Rond elven sta ik dan 1709 meter boven de zee. Stijgen is echter niets, vergeleken met dalen: gewoon verstand op nul en al duwen, trekken, sleuren en vloeken wat je kan. Maar die afdaling is er één die me blijft heugen: zowat om de kilometer vijf minuutjes pauzeren... om de remmen te laten afkoelen. Pas rond één uur kom ik beneden aan te Laruns.

Niet geaarzeld, onmiddellijk aan de Pourtalet begonnen: 29 km klimmen tot 1800 meter, wel veel minder steil dan de Aubisque. Rond halfzeven rij ik dan eindelijk Spanje binnen en ik vind dat dit wel een overnachting in een echt bed verdient. Goedkoop onderdak is hier makkelijk te vinden.

Ben ik wat te hevig geweest? Ik weet het niet, maar de volgende drie dagen word ik geplaagd door hevige "sanitaire" problemen.

Spanje is niet meteen een opwindend land. Dunbevolkt, zeker op de boerenbuiten. Hier wordt de eenzame reiziger vooral met zichzelf geconfronteerd, iets dat ik ook al in 1996 ervoer tijdens mijn eerste reis naar Compostela.

Ik zet mijn tentje op in kleine dorpjes, de bevolking ontvangt me erg welwillend en probeert me ervan te overtuigen allerlei omwegen te maken, "want er valt toch meer te zien dan je denkt". Maar met acht dagen achterstand op schema kan ik me geen uitstapjes veroorloven. Ik ben zelfs verplicht een bezoek aan Tarragona op te offeren, ooit de tweede grootste stad van het Romeinse Rijk! Die schotel bewaar ik maar voor later.

De wind remt me nogal af, de heetste uren slaap ik en 's ochtends ben ik vrij vroeg uit de veren. Maar ik verkies met daglicht te fietsen, en de dagen zijn in augustus al een flink stuk korter dan in juni. Bovendien bevind ik me heel wat dichter tegen de evenaar dan jullie, waar het verschil tussen winter en zomer kleiner is dan in ons regenlandje. 's Winters duren de dagen hier langer dan thuis, maar 's zomers zijn ze korter. Dat werd me al op Sicilië duidelijk.

Granada wordt één groot fiasco: men heeft daar blijkbaar geen enkel plaatsje om een zwaarbeladen tweewieler kwijt te raken. De dienst voor toerisme belooft me een oplossing, verkoopt me een ticket voor het Alhambra voor 2.200 peseta's (€ 13,22 of 533,- BEF), stuurt me naar het stadhuis om de fiets te stallen, en daar word ik door de politie uitgekafferd dat het niet mooi meer is.

Geen plaatsje gevonden, ticket verlopen. Ik heb het Alhambra niet gezien, maar dat kan ik me permitteren. De redenen van deze reis gaan heel wat dieper, en zo'n imbeciel van een politieagent krijgt mij er moreel geenszins onder hoor.

Het stadje Ronda was een schot in de roos, en ik kan jullie aanbevelen dit niet links te laten liggen mochten jullie Andalusië ooit bezoeken.

Op de uiterste punt van Gibraltar maakte ik het middageten klaar in de mist, en ik hield er een uitgebreide siësta. Ook Sevilla ligt me, al is het iets duurder, maar kom...

Met de Guardia Civil had ik eergisteren ook een klein grappig incident.

Spanje is mooi en vuil. Spanjaarden zijn zo mogelijk nog een stuk primitiever op vlak van netheid dan hun Italiaanse neven. Zonder scrupules dumpen ze massaal huisvuil, oude koelkasten en puin in droge rivierbeddingen. Vliegen zijn hier dan ook een echte plaag, maar nergens vind je een winkel waar je een vliegenmepper kan kopen.

Verongelukte wagens blijven langs de wegen liggen, worden geleidelijk gesloopt en de resten roesten gewoon op. Trouwens, het aantal ongelukken ligt in dit land erg hoog. Men is ronduit weinig hoffelijk tegenover fietsers. Ik moet me hier zeer assertief gedragen. Een vrachtwagenbestuurder bijvoorbeeld vindt het doodnormaal aan 90 km/u op minder dan een meter langs je te scheren. Ik volg dan meestal ook de kleinere, minder drukke wegen en zo zijn er hier gelukkig nog veel. En op de grote wegen rij ik meer in het midden dan uiterst rechts, om ze te dwingen wat te vertragen en afstand te houden.

Maar hun "primitiviteit" heeft uiteraard ook zijn goede kanten: omzeggens nergens kreeg ik een negatief antwoord op de vraag of ik mijn tentje op deze of gene plaats mocht neerpoten om te overnachten.

Morgen begin ik aan de zogenaamde Ruta de la Plata, een oude weinig bekende bedevaartsroute vanuit Sevilla, via Caceres, Salamanca en Orense tot Santiago. Extremadura, het heetste gebied van Europa wacht op me. Hoe me dat vergaan is lezen jullie wel binnen een paar weken.

Bijzonder zonnige groetjes van onder een azuurblauwe Spaanse hemel.

Ludo Mineur

Home Maillijst Vorige mail Volgende mail