VOORWOORD

De bedoeling van dit boek is, korte en toch zinvolle informatie ( met litteratuuropgaven ) te verschaffen aan ieder die zich in de geschiedenis van Groot-Gelmen interesseert .

Als inwoner ( wel een inwijkeling ) ben ik me meer en meer gaan afvragen wat hier vroeger wel gestaan moet hebben en hoe de mensen vroeger hun plan trokken .

Na de fusies van rond de jaren zeventig is de geschiedenis in de kleine dorpen opgehouden te bestaan, daar nu anderen in hun plaats gingen beslissen . Voordien pelde elk dorp z'n eigen boontjes en was men voor alles en nog wat afhankelijk van mekaar . Dus zal de geschiedenis van ons dorp stoppen voor de fusie . De delicate periode van de Tweede Wereldoorlog is er ook uitgelaten .

In de eerste plaats zou ik meneer Henry-Paul Godin, raadsheer bij het Hof van Beroep te Luik, willen bedanken voor de hulp en de gastvrijheid die ik ontvangen mocht bij het bestuderen van het archief van het kasteel “ La Motte “ .

Verder wil ik bedanken voor het fotografisch materiaal Ilsbrouckx Willy, Neven Jos, Everaerts Josée (grote en mooie verzameling foto's van Groot-Gelmen) ,, Vangrootloon Josée ,voor hun logistieke ondersteuning Princen René, Marc Princen, Jef Coenegrachts, de Borman René en last but not lease onze pastoor, Guido Debergh .

Er is echter nog veel te schrijven over Groot-Gelmen, maar dit vergt een meer doorgedreven studie . Nog nooit is er een volledige geschiedenis geschreven over wat dan ook , er ontgaat U echter altijd iets .

Ik hoop dat U veel plezier beleeft aan de volgende bladzijden . De eerste bladzijden zullen nogal straf te verteren zijn, maar verder leest het gemakkelijker .

Lambert Barée

 

GELMEN.

Galmina (966), Galmines Jalmin (1078), Gelmene (1135), Helmene (1295) ,Ghelmen ( 1314-1326-1365), Grand-Jamines (1314), Groit-Ghelmen (1364-1421), Groet-Ghelmen (1380) In magno Gelmen (1477).

De naam Gelmen komt van het Germaans “ Galmina “ en betekent “ korenschoven “ .

Gallo-Romeinse periode :

Na de verovering van Gallië door Caesar in de vijftiger jaren van de eerste eeuw v. Chr., waarmee onze streken officieel van de prehistorische naar de historische tijd overgaan, blijven we nochtans evenzeer aangewezen op bodemvondsten als de prehistorie . De geschreven bronnen die ons iets over onze gewesten leren, zijn inderdaad uiterst schaars .

Het veroverde gebied werd administratief georganiseerd onder Augustus, in het tweede decennium voor onze jaartelling . Het gebied rond St.-Truiden maakte deel uit van de civitas Tungrorum die op haar beurt hoorde bij de provincia Belgica, met als hoofdplaats Reims, later Trier (1) .

Op het platteland, waartoe ons gebied behoorde, vorderde de romanisatie blijkbaar eerder langzaam. De oudste vondsten laten ons inderdaad niet toe hoger op te klimmen dan het einde van de eerste eeuw na Chr.

(1) MEYERS,W.: L'administration de la province romaine de Belgique ( Dissertationes Archeologicae Gandenses VII), Brugge, 1964,blz. 10,13; RUGER, C.B.: Germania Inferior ( Beihefte der Bonner Jahrbücher 30) Köln-Graz, 1968,blz.39

 

Tot de voornaamste middelen van de romanisatie behoren zonder twijfel de wegen . De tamelijk belangrijke weg Tongeren-Tienen ( en verder naar Kester, Kortrijk, Cassel, Boulogne) loopt over het grondgebied van Groot-Gelmen, Brustem, Sint-Truiden ( Straten) en Velm . Volgens gegevens, verzameld tijdens een opgraving van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum in 1965 dateert de bekiezeling van deze weg bij verlaten van de stad Tongeren, uit de Flavische Tijd ( 69-96). Dit belet natuurlijk niet dat het tracé ouder kan zijn dan de bekiezeling.

Groot-Gelmen

Funderingssporen nabij de tumulus van Brustem

Wij hebben geen enkel document dat ons zou toelaten de oorsprong van onze gemeente na te gaan . Toch mogen we er van uitgaan dat ze zeer oud is, daar ze gelegen is naast een romeinse weg . Het is belangrijk aan te stippen, zoals M. de kannunnik Daris doet, dat Gelmen een koninklijk leen was .

A.  DE KAROLINGISCHE GRAAFSCHAPPEN.

Het verdrag van Meerssen geeft de indeling in graafschappen als volgt weer : Haspengouw was onderverdeeld in vier graafschappen, maar reikte niet tot aan de Maas, althans niet ten noorden van Maastricht . Daar lag het graafschap van de linker Maasoever, terwijl de stad Maastricht, samen met het omliggende gebied, een afzonderlijk district uitmaakte (2).

De kerkelijke grenzen uit deze tijd werden gehandhaafd in de vorm van bankruisomschrijvingen. De parochies, die jaarlijks bankruisprocessies naar Tongeren of naar St.Truiden moesten houden, zijn bekend. De grenzen van deze gebieden vallen samen met die der dekanaten, die in de 10 de eeuw werden opgericht. Daar genoemde processies ouder zijn en aangezien de kerkelijke grensomschrijvingen, zowel die van bisdommen als die van kleinere onderverdelingen, steeds op de burgerlijke waren afgestemd (3), ligt het voor de hand,

(2) M.G.H., Leges,dl,I in f°, blz 517. Cfr. PARISOT,R., Le royaume de Lorraine sous les Carolingiens(843-923), blz.369 en vlg.; LOT en GANSHOF, Les destinées de l'empire en occident de 395 à 888,
blz. 502-503 en 530; GANSHOF ,F.L., Algemene geschiedenis der Nederlanden, dl.I, blz. 307-309, en BONENFANT, P., Syllabus du cours d'histoire de Belgique, 2 de uitg., 1947-1948, blz. 21-23 .
(3) Cfr. BRASSINE,J., Les paroisses de l'ancien concile de Saint-Remacle , in B.S.A.H.D.L.,dl. 14, 1904, blz. 285-286.

dat wij hier beschikken over een uitzonderlijke belangrijke bron, die kan aangewend worden om de grenzen van de oudst bekende graafschappen van Haspengouw grosso modo vast te leggen. Voor de Brabantse graafschappen kon onmiddellijk gebruik worden gemaakt van de grenzen der dekanaten (4) . In Haspengauw is de toestand meer ingewikkeld, omdat de kerkelijke indelingen grondig omgevormd werden ten gevolge van de oprichting van nieuwe dekanaten (5) . Alleen de noord-zuid gerichte grenzen zijn volledig betrouwbaar; daar kon niets veranderen, want de scheidingslijn tussen Tongeren en St. Truiden bleef constant; in het oosten valt de grens van het dekanaat Maaseik samen met die van Maasgouw en Haspengouw en in het westen stelt men hetzelfde vast tussen Leuven en St.Truiden (6). De reconstructie zou echter onvolledig zijn, indien wij slechts drie graafschappen terugvonden. Het vierde moet normalerwijs de streek tussen Jeker en Maas hebben omvat. Tot 1040 lag hier - naar wij menen te mogen aannemen- inderdaad een afzonderlijk graafschap, Haspinga genaamd (7).

Ongetwijfeld betekent dit vierde graafschap een min of meer duistere vlek op onze kaart bij gebreke aan oude gegevens in verband met de kerkelijke geografie . Toch dient onderstreept te worden, dat het aannemen van een continuïteit tussen de jaren 870 en 1040 niet een op losse schroeven staande hypothese is . Sporen van de oude grens van de graafschappen, die samenvallen met de oude dekanaten St.Truiden en Tongeren, vindt men immers terug in het midden van de 10 de eeuw: Engelmanshoven en Heers enerzijds, en Muizen, Buvingen en Heusden ( onder Kerkom) anderzijds, lagen toen nog volgens een akte van Sint-Truiden in twee verschillende graafschappen ( Hocht en Avernas) (8) .

(4) BONENFANT,P., Le pagus de Brabant, in Bulletin de la Société d'éetudes géographiques, dl.V, 1935, blz. 25-31, en Quelques cadres territoriaux de l'histoire de Bruxelles( comté, ammanie, quartier, arrondissemnt) in Annales de la Société royale d'archéologie de Bruxelles, dl. 33, 1934, blz. 5 en vlg.
(5) Cfr. NELIS, H., Les doyens de chrétienté... in B.T.F.G., dl.3, 1924, blz. 829, over het nieuwe dekanaat van Hozémont dat in de 12 de eeuw verschijnt.
(6) BAERTEN, J., In Hashanio comitatus quator ( Verdrag van Meerssen, 870) in Handelingen der Kon. Nederl. Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, dl. XIX, 1965, blz. 5-14. Twee jaar later is J. AERTS tot gelijkluidende conclusies gekomen aan de hand van de kerkelijke limieten. ( De pagus Haspengouw, in Album dr. M. Bussels, Hasselt 1967, blz. 57-68). Hij fundeert de theorie echter niet door zich te beroepen op de tekst van St.Truiden, die evenwel uiterst belangrijk is als bewijs. Bovendien beschouwt hij, tegen de gegevens van de kerkelijke limieten in, Maastricht als deel van de Maasgouw en niet van Haspengouw( blz.61) .
(7) BAERTEN,J., Le comté de Haspinga et l'avouerie de Hesbaye ( XI-XII siècles) in B.T.F.G.,dl.40, blz. 1149-1169.
(8) PIOT,C.S.T., dl.I, blz. 6-7. Deze tekst werd opgesteld tussen 945 en 962, waarschijnlijk tussen 953 en 959.

 

B. DE NIEUWE GRAAFSCHAPPEN ( 10 de eeuw)

De karolingische gouwen en graafschappen vielen op het einde van de 9 de en 10 de eeuw uiteen. Het verdrag van Meerssen was hiervan reeds een voorbode, al hield men bij de verdeling tussen Karel de Kale en Lodewijk de Duitser enigszins rekening met de Karolingische organisatie (9). Alles veranderde niet tegelijk en plotseling . Wij stelden reeds vast, dat met de eeuwwisseling niet alle oude grenzen waren weggewist; sommige bleven nog in de loop van de 10 de eeuw bestaan .

Wat is er dan wel gewijzigd? Nieuwe grenzen ontstonden. Dorpen, die eerst tot verschillende graafschappen en zelfs tot verschillende gouwen behoorden, werden in een graafschap ondergebracht.

De blik op de kaart, die de 10 de eeuwse documenten ons toestaan, leidt derhalve tot twee conclusies. De gouwen zijn uiteengevallen door de samenvoeging van vroegere graafschappen en deze laatsten werden op hun beurt verbrokkeld . Het publieke gezag is verbrokkeld en de administratieve geografie, voorzover hiervan sprake kan zijn, wordt vastgelegd door de lokale machtsverhoudingen . Alleen de studie van de titularissen van de Haspengouwse en Maaslandse graafschappen kan dit beeld verklaren en verduidelijken .

In de jaren 944-952 treft men in het graafschap Hocht een graaf Rodolf aan (10) . Een gelijknamige graaf verloor wegens ontrouw aan de koning het dorp Gelmen voor 966 (11) . Keizer Otto I ontsloeg graaf Rodolf van Loon wegens verraad, en door een diploma van 17 januari 966 gaf hij het aan de kerk van Aken (12) . Hij is niemand minder dan de broer en de handlanger van Reinier III van Henegouwen, bijgenaamd Langhals, die in 957 in opstand kwam tegen Otto I (13), en door aartsbisschop Bruno van Keulen werd afgezet en verbannen. De graaf van Hocht was dus een lid van de familie van de Reinieren .

De bronnen bieden absoluut geen zekerheid over de vraag, welke titularissen de Reinieren na hun val in hun graafschappen hebben vervangen. De zeldzame teksten, waarover wij beschikken, vermelden immers geen namen van graafschappen, alleen van graven.

Gelmen en Velm worden resp. gesitueerd in het graafschap van Werenharius en in dat van Erenfried, in 966 en 982. Zijn deze functionarissen tijdgenoten of volgt de ene de andere op en, zo ja, in hetzelfde graafschap? Te oordelen naar de kerkelijke grenzen, die met de indeling in graafschappen samenvallen, ligt het ene dorp in het oostelijke en het andere in het westelijke graafschap, waartoe ook St.Truiden behoorde. Dit gegeven kan men moeilijk in overeenstemming brengen met de hoedanigheid van voogd der abdij te Sint-Truiden, een hoedanigheid, die in een akte van 959 aan Werenharius toegekend wordt. Hij is inderdaad de eerste graaf, die deze functie uitoefent. Voor hem werd de titel gevoerd door personen, die afhankelijk waren van de bisschop van Metz, heer van St.Truiden. Maar reeds voor 957 werd de functie in leen gegeven aan een zekere Reginarius. Misschien wordt hier Reinier III bedoeld, wiens broer graaf van Avernas was, d.w.z. van het westelijke graafschap, waarin St.Truiden, lag. Welke ook de idenditeit van de voogd was, het lijdt geen twijfel, dat van 959 af het nieuwe type voogd, dat zich in de 10 e eeuw verspreidde een graaf is. Werenharius staat inderdaad niet alleen. Na hem blijven de titularissen van het westelijke graafschap voogd van Sint-Truiden: eerst in het begin van de 11eeuw,Giselbert, zoon van de weduwe Erlindis; later de graven van Duras.

Hieruit volgt dat Werenharius eveneens graaf van het westelijke graafschap moet geweest zijn. In dat geval hoort Gelmen bij dit laatste- hetgeen strijdig is met de grenzen van de dekanaten- ofwel heeft Werenharius evenals zijn voorganger de beide graafschappen bestuurd tot in 966, zodat en Sint-Truiden en Gelmen tot zijn ambtsgebied behoorden.Dit kan uiterlijk het geval geweest zijn tot 973, toen hij na zij overplaatsing naar Valencijn door Erenfried vervangen werd .

Dit zou betekenen dat, in strijd met wat soms werd aangenomen, de koning de verbannen graaf in de beide graafschappen door één enkele titularis verving . De splitsing kan slechts verdedigd worden, indien men kan aantonen , dat Gelmen werkelijk in het westelijk graafschap lag en dat een andere graaf dan Werenharius in 966 het oostelijk graafschap bezette . Zoals gezegd, kan de eerste voorwaarde bezwaarlijk vervuld worden . Bovendien is het niet zo eenvoudig om een persoon aan te wijzen, die in deze jaren als graaf van Hocht kan worden beschouwd . Wie kan hiervoor in aanmerking komen ?

Emmo, die in 966 Gelmen verwierf in ruil voor andere bezittingen ! Het is niet onmogelijk, maar een afdoende aanwijzing is het geenszins . Emmo van Loon verwisselde z'n vele goederen in het hertogdom Limburg en elders met de kerk van Aken tegen deze (14) . Dezelfde graaf treedt, twee jaar later, ook nog op als voogd van Meerssen. Deze hoedanigheid zou weer beter passen bij de titularis van een graafschap op de rechter Maasoever . Wil men aan Emmo toch één der graafschappen toekennen in de jaren zestig van de 10 e eeuw, dan kan het gebied nog Hocht of Avernas zijn, aangezien graaf Werenharius zich daar bevond . Alleen ten zuiden van de Jeker in Haspinga, vindt men een plaats voor hem .

In geen geval kan hij als opvolger van Reiners broer Rodolf beschouwd worden, ten eerste omdat hij zelf bij de opstand in 957 betrokken was en ook na zijn eerherstel de grafelijke zetel bezet was .

Het is dus waarschijnlijk dat het half Haspengouws half Maaslands graafschap Hocht te beurt viel aan Rodolf. Dit kan slechts na 966 zijn om twee redenen . Werharius was er nog in dat jaar en Rodolf zelf was te jong om in 958 z'n oom op te volgen. In 956 was zijn oudere broer nog een puer . Per slot van rekening blijkt, dat Otto I na 966 het gebied aan twee leden gaf nl. Erenfried en Rodolf junior, en tevoren aan een enkele graaf nl. Werenharius .

* * *

(9) Zie n. 1 blz.4 en de meest recente commentaar bij VERBEEMEN,J., L'ordre géographique suivi dans le triaté de Meerssen ( 870) et son importance par la localisation de quelques abbayes y mentionnées, in Archives et Bibl. De Belgique, dl. XXXV,1964, blz. 155-185.
(10) C.S.L.( cartulaire de chapitre de Saint-Lambert de Liège), dl. I, blz. 17-18 en M.G.H., D.D.,dlI,nr. 154, blz.236; en GYSSELING en KOCH, Diplomata Belgica, dl. I, blz. 369-370.
(11) M.G.H.,D.D.,dl.I, blz. 430.
(12)Curtem Galmina nominatam sitam in pago Haspengewe in comitatu Wehenrarii ( WOLTERS Codex Diplomaticus Lossensis n° 25;)
(13) Cfr. NIERMEYER,J.F., in A.G.N.,dl.II., blz. 10-11.
(14) DARIS. Histoire des Comtes de Looz , I,p. 383 ERNST. Histoire du Limbourg, VI, p. 96. KEMPENEERS. De Oude Vrijheid Montenaeken, II, p. 36 noot 2 .

 

De evolutie van het eigendomsstelsel in een loons Haspengouws dorp .
---------
------------------------------------------------------------------------

Het is niet zonder belang om de evolutie na te gaan van het eigendomsregime in een landelijke gemeente , behorende tot een oude culturele streek zoals Haspengouw . Geen enkele gemeente leent zich beter voor dit dan Groot-Gelmen . Haar bestaan als parochie gaat terug tot de 7 de eeuw, en vanaf de 10de eeuw

beschikken we over documenten die ons zeer specifiek inlichten over het economische en politieke aspect . Wij zullen dus achtereenvolgens de eigendom bestuderen in de domaniale en feodale tijd .Wij zullen verder zie wat er overblijft bij het ontwaken van de Franse revolutie van de grondslag die ze in de vroegere tijden gekregen heeft . Wij noteren ook de evolutie dat ze ondergaat onder de republikeinse wetten . Verder hebben wij statistische gegevens in ons bezit vanaf 1845, die ons toelaten in de loop van de 19 e eeuw en vooral de laatste dertig jaar een tendens van verbrokkeling te constateren . Deze openbaring is niet nieuw en dateert reeds van vroeger .

I. GROOT-GELMEN IN HET DOMANIALE TIJDPERK .
---------------------------------------------------

De documenten die in ons bezit zijn , laten ons niet toe verder op te klimmen dan het domaniale tijdperk . Wij weten dat Gelmen een villa was of een Frankisch domein . Maar wij kunnen niet bevestigen dat dit domein reeds bestond tijdens de romeinse bezetting . M. Lyna is van mening dat dit gebied nauwelijks uitgebreid was en zich beperkte tot een administratief centrum . Geen enkele opgraving heeft aangetoond dat dit een permanente verblijfplaats zou geweest zijn voor de overwinnaars van Gallië . Twee romeinse graftomben bestonden in de omgeving, maar één bevond zich langs de Tongerse steenweg, de andere reeds enkele jaren geleden geplunderd en met de grond gelijk gemaakt was verbonden met een secundaire romeinse weg . (15) Het is mogelijk dat bij hun oprichting er villa's rond gelegen waren die als hotel dienst voor de voorbijgangers of voorbijtrekkende troepen . (16) Twee villa's langs de steenwegen op één kilometer van het actuele dorp . Maar niets sluit de hypothese uit van het voor- bestaan op de plaats waar het actuele dorp zich nu bevindt, van twee Keltische bouwterreinen . (17)

In elk geval was Gelmen in de 7 de eeuw als domein belangrijk genoeg volgens M. abt Paquay om over te gaan tot de oprichting van een parochie . Wij geloven nochtans niet dat het immunitair gebied , dat afgestaan werd door de Frankische vorsten aan de kerk van Tongeren -Luik , zich uitstrekte tot dit gebied en de omliggende dorpen.

Dankzij z'n devotie voor Sint-Martinus de Tours, kan men stellen dat de kerk van Groot-Gelmen één der eersten stichtingen was door de bisschoppen van Tongeren-Luik na de Germaanse invallen . Maar niets laat vermoeden dat de bisschoppen naast de tienden, enig andere voordelen genoten in het dorp . Het document, dat als eerste de naam van de localiteit vermeld, zegt ons dat de curtis galmina een koninklijk leen was en afgestaan werd door de Duitse keizer Otto aan een graaf Rodolf in leen werd gegeven en nadien wegens de ontrouw van deze laatste aan de kerk van de Heilige Maria van Keulen . Deze laatste ruilde deze gronden met graaf Immon van Loon tegen z'n goederen in Limburg . Al deze veranderingen zouden onmogelijk geweest zijn indien de bisschop van Luik Groot-Gelmen onder z'n hoede had gehad .

Een document uit de 14 de eeuw toont ons aan dat Groot-Gelmen toen bestond uit een mozaïek van loonse en durassaanse lenen . De lenen van Diepenbeek en ook nog belangrijke lenen die afhingen van het censaalhof te Luik werden door deling van allodiale goederen vermengd . Deze feiten kwamen dikwijls voor tussen de leden van de grafelijke loonse familie . De mede-deelgenoten zijn waarschijnlijk geconfronteerd geworden met een voorgaande verbrokkeling, die het gevolg was van de vroegere eigenaren die de gronden indeelden naargelang de behoeften en om het evenwicht in de regio niet te verbreken ; zodat de graaf ook een belang had, om iedere deelgenoot iets om handen had en het zijne met rust liet . De realiteit van de deling voor het jaar 1079, het charter Ermengarde (18) levert ons het bewijs . Deze gravin , die volgens de mening van abt de Weerdt (19), weduwe zonder nakomelingen van Arnold van Loon, broer van Giselbert van Loon, bezat via de familie van haar man een groot deel van het grondgebied van Groot-Gelmen . Ze gaf dit volgens het hogervermeld charter aan de kerk van Luik , samen met nog andere goederen . Het overblijvende deel is wegens de verdelingen overgegaan naar het graafschap Duras, hetwelk volgens Wolters (20) het ontstaan van z'n nieuw deel dankt aan de verdeling tussen de leden van de loonse familie . Dit gebeurt na 1078 en voor 1082. Dit deel was vroeger een erfdeel voor de oudste zoon van de graaf van Loon .

Deze behield in dit gebied wel nog de hoge rechtspraak en belangrijke gronden die hij zelf in leen gaf (21) . Verder zullen we zien hoe een deel van de lenen van Duras overgaan naar de heren van Diepenbeek tijdens de feodale tijd .

(15) LYNA, Aperçu historique sur les origines urbaines, Bull. De l'institut archéologique liègeois, 1931, p. 11 .
(16) HUYBRECHTS, Place sur la carte annexé à son etude sur les occupations principales de la Belgique, Bull. Soc.Scient. et littér. du Limbourg, 30 aug. 1912
(17) Zie HUYBRECHTS .
(18) Cart. De St. Lambert, I, p.38 en volgende .
(19) Zie stamboom der familie Rickfert, in Limburg , Tome 9, oktober 1929 .
(20) Zie WOLTERS , Histoire du Comté de Duras, DARIS, Histoire de Looz, p. 393.
(21) Gezien de loonse goederen niet zo talrijk waren en de meesten afhingen van het censaalhof, mogen we aannemen dat de graaf van Loon geen speciale scabianale rechtspraak in Gelmen oprichtte . De schepenbank van Gelinden bleef competent zowel voor repressieve als civiele zaken , die niet onder hogere rechtbanken viel .

 

II HET EIGENDOM ONDER GROOT-GELMEN VANAF HET EINDE VAN HET DOMANIALE TIJDPERK TOT DE FRANSE REVOLUTIE .
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Wij zullen in dit hoofdstuk respectievelijk zien de situatie in de diverse stadia van elk soort goed, die we reeds vermeld hebben in het voorgaand hoofdstuk . Wij behandelen in de eerste plaats de landerijen die Luiks worden door de schenking van Ermengarde, vermits we reeds vanaf de oude tijd hun natuur en samenstelling kennen , terwijl we tot in de 14 e eeuw moeten wachten op inlichtingen over de leenplichtige lenen van Duras, Diepenbeek en Loon . In laatste instantie zullen we het belang nagaan van de goederen die bij de immunitaire goederen van de abdijen ingelijfd worden .

A. Luikse gronden .

De Luikse goederen, gelegen te Groot-Gelmen zijn ons bekend vanaf de domaniale tijd . Ze vinden hun oorsprong in de schenking van de gravin Ermengarde aan de kerk van Luik . De verdeling ( omslag van belastingen) als zijnde hetzelfde gebleven tijdens gans de feodale periode, de sociale klasse is enkel veranderd van benaming, wij hebben de voorkeur gegeven om de beschrijving van het domein en zijn wijze van beheer in dit hoofdstuk te behandelen in plaats van in het vorig hoofdstuk . Het domein van de gravin Ermengarde, bijgenaamd de Jalmin et Berlenges, bevatte meer dan waarschijnlijk meer dan de helft van het huidige dorp Groot-Gelmen, en van Klein-Gelmen ook en het gehucht van Helshoven, momenteel afhangende van de gemeente Hoepertingen , maar dat tot aan de Franse revolutie afhing van Berlingen .

Op spiritueel vlak, valt het te noteren dat Helshoven altijd onder het gezag van de pastoors van Groot-Gelmen gebleven is . In het jaar 1079 bezat de gravin te Groot-Gelmen-Berlingen 288 bonder . Deze goederen kan men in vier categorieën onderverdelen :

1. de exploitatie met direct gebruik ; mansi indominicati, 4 mansi of 48 bonder

2. de exploitatie door cijnsplichtigen : 5 mansi, 1 dimidium ( helft) of 66 bonder, voor dewelke men bijdrage in natura en cijnzen schuldig was .

3. de exploitatie door de servientes : 15 omheinde ruimten of boerderijen, bewoond door de servientes die samen 11 mansi en 1 dimidium bewerkten of 157 bonder.

4. drie brouwerijen (22) en twee molens, aan welke zijn verbonden 1 mansus en 7 bonder en voor dewelke bijdragen in natura plichtig zijn . (23)

Wij weten volgens documenten in de 14 de en 15 de eeuw deze gronden geen blok vormden , maar versnipperd lagen over heel het gebied . En zoals wij reeds hoger constateerden, vormen deze met de andere lenen een ware mozaïek . Volgens het hogervermeld charter, deed de gravin een schenking aan de kerk te Luik van haar domein van Jalmin et Berlenges samen met andere goederen gelegen te Waremme, Bree, Herten en Kuringen . Maar, nog volgens ons onbekende redenen, komt ze terug op haar beslissing en doet ze schenking aan de kerk St. Barthelemy . (24) Deze allodiale gronden te Gelmen, gereserveerd in het voordeel van de servientes; in andere termen, zij geeft aan St. Barthelemy enkel het direct exploitatiegebruik, de 5 mansi van de eerste categorie .Evenwel wegens het principe van de onherroepelijkheid van de schenkingen, krijgt deze acte slechts kracht , indien de prinsbisschop, Henri de Verdun , eigenaar sinds 1079 van deze goederen, er mee akkoord ging dit in het voordeel van de kerk St. Barthelemy te laten . Om dit juridisch principe goed te markeren, Henri de Verdun komt onmiddellijk tussen en , hij geeft eigenmachtig deze goederen aan de kerk St. Barthelemy, die vroeger in het bezit waren van de gravin Ermengarde, en voor z'n kathedraal reserverende de servientes en hun voordelen. Zo komen de 5 mansi toe aan het pas opgericht kapittel . In 1224, werd er besloten door de scheidsrechters dat deze allodiale gronden geen deel uitmaken van de schenking van de provoost , maar dat ze tot de vrije beschikking stonden van de kas van het kapittel .

In 1455, Walter en Arnold Vanderbeeken nemen in pacht voor 12 jaar , na de dood van hun vader, alle goederen, gronden, weilanden en cijnsgoederen , die het kapittel bezat te Berlingen en 64 mud spelt, 23 solidi forti sensu, maar met deze 64 mud was er ook nog de rente die het kapittel had op een hof ( vulgariter curiam dominorum St. Barthelemy ), in het verder verloop vinden we geen spoor meer van dit domein van St. Barthelemy .De registers van verkoop van domaniale goederen van 1797 tot 1815 vermeldt geen vervreemding van bezittingen , niet te Groot-Gelmen, niet te Berlingen, niet in de omliggende dorpen . Wij hebben nooit geweten dat de primaire kerk met dezelfde naam nog goederen bezat , die ontsnapten na de confiscaties onder Napoleon . Zoals blijkt uit de rapporten van de nuntius van Keulen , was de financiële situatie van het kapittel op het einde van het Ancien Regime precair . Meer dan waarschijnlijk heeft dit kapittel het domein van Ermengarde verkocht om haar schulden af te betalen . (25)

Al de andere goederen van de gravin bleven hetzij ten feodale titel, hetzij ten censale titel in het patrimonium van de kerk van Luik (26).De goederen van de eerste categorie worden, geloven we, lenen; wij zullen hen terug vinden voor een groot deel in de leenboeken van Adolphe de la Marck en Arnold de Horne . Onder Adolphe de la

Marck, zijn de Luikse beleners bijna allen vreemd aan de localiteit ( gemeente) : Jean Crochon de Moxhe, later zijn dochter Denise, waarvan de mombour, Herman de Jupille, zijn schoonvader was, Egiide, Gillequin de Jardinie te Omal, Jean de Hontshoven en na hem Arnold de Gothem, die de goederen verheft die ze verworven hebben van Henri, deken van het kapittel te Tongeren, Jean gezegd Walsche ( Gallicus of Swalchen ), die een leen verheft dat hem afgestaan is door Guillaume de Niel, bij Loon; zijn tussen de inwoners van Groot-Gelmen ; Jean Zeeboldts, priester, die een leen verheft dat van z'n familie komt . Men bemerkt dat geen enkele acte, gepubliceerd door Poncelet, een bebouwde eigendom vermeldt . Het zou stoutmoedig zijn , te bevestigen dat er geen zijn; de lenen verheft door Jean de Heinsbergh, laten zien dat er een grotere oppervlakte moet zijn . (27)

Onder Jean de Bavière, verheffen een vijftal leenmannen een 50-tal bonder (28); onder Jean de Heinsbergh, lijkt het, worden de lenen regelmatiger tot stand gebracht . Het is dan ook hier we een feodale eigendom terugvinden ; de 5 1/2 mansi of 66 bonder van Ermengarde . Tijdens dit bestuur zien we dat er nieuwe heren komen, die meestal vreemd zijn aan de localiteit (29) .

Dit was de tijd dat de prinsbisschop overal heerlijkheden kocht . De Luikse adel beperkte zich tot de aanwerving van kleine lenen . In tegenstelling, de lenen die we kennen onder de besturen van Louis de Bourbon en Erard de la Marck, proberen te bewijzen dat de voor het merendeel vreemdelingen, afgezet waren van de lenen ten voordele van de landelijke families . En dit zal zo zijn tot het einde van het Ancien Regime . Het versterkt huis de La Motte (30), tussen de eigenaars had geen enkele heerlijke rechten op het dorp . Pas in 1589 de Rijckel en de Herckenrode, opvolgers van de Broeckem, eigenaars bleven tot in 1829 . Ze hebben er altijd geresideerd behalve in het intervallum van de brand op het kasteel ( 1690) en dit tot aan z'n reconstructie op het einde van de 18 e eeuw .

Dit leen bevatte, ongeveer 14 bonder Luikse lenen, 10 loonse lenen, aan dewelke men 25 bonder allodiale en censale gronden mag toevoegen, in totaal een vijftigtal bonder . Op het einde va het Ancien Régime, de feodale taks, betaald door de bezitters van goederen ( leentaksen ), werd hun afgetrokken van de gemeentelijke grondbelasting ( bondergeld ) . De pachter van de familie de Herckenrode ziet zich verminderd van de gewone gemeentelijke belastingen van de 22 of 23 bonder feodale grond die hij in huur had ( 11 florijnen ) ; de andere 7 bekostigden die deze moesten betalen, konden ook aftrekken van deze belasting voor een totaal bedrag van 3 florijnen in totaal . Enkele goederen hebben zeker hun feodaal karakter verloren . Het laatste Luikse leen van La Motte, dat wij nog kennen, dateert van 1725 (31). Wat betreft de goederen van Ermengarde die we in de 3 de en 4 de categorie klasseerden, vinden we terug in de eeuwen van de censale hoven . Eén van de brouwerijen , denken we, is overgegaan in de familie de Ryckel . Ze werd niet meer geëxploiteerd in de 16 de eeuw, ze werd inbegrepen in de schenking van Eustache de Rijckel aan de primisair (32) .

Eén van de molens, met enkele gronden , gevende een rente van 10 stukken, bevattende de schenking van het kapittel St. Jean te Luik (33), was leenplichtig aan het hof van St. Jean te Groot-Gelmen . De familie de Rijckel verhief een leen voor het feodaal hof te Luik, een censaal hof dat aan zijn leenplichtigheid een tiental boerderijen en tuinen bond (34) . Dit hof werd op het einde van het Ancien Régime verheven door de ridder van Vucht van Sint-Truiden (35) . De inkomsten van het hof de Rijckel werden toegevoegd , toch voor een deel door Eustache de Rijckel in 1519 aan de schenking aan de primisair (36) . In een sterfteregister van 1561 , bewaard in de archieven van de kerkfabriek van Groot-Gelmen, is er sprake van een hof de Maerschalks . Wij vragen ons af of dit hof misschien kan bijeengebracht zijn door Henri de Gaele, de Jamine, hofmeester van de prinsbisschop, sénéchal van het graafschap Loon . (37) De andere Luikse goederen waren waarschijnlijk allen leenplichtig aan het hof te Vroenhoven , afhangende van het kapittel van St. Lambert . De registers over de werken van dit hof ( 1477 - 1626 ) bevinden zich in het rijksarchief te Hasselt (38) . Om het belang van deze registers te benadrukken, volstaat het om te verwijzen naar het eerste deel dat 109 drukbedrukte bladzijden bevat . De lijst van de cijnzen, openbaart ons de namen van een honderdtal personen . Enkele van deze wonen niet in de gemeente en zoals de scabinale gerechtshoven, organiseerde het hof regelmatig pleidooien ( genachten ) .

(22) Men bemerkt dat die drie brouwerijen en de molens geen ban hadden ( molens waarop de onderhorigen van een heer verplicht waren hun koren te malen ), ze maken het privé-gebruik uit van de lijfeigenen van het domein . Een van de brouwerijen wordt verder leenplichtig aan het hof van de abdij van Sint-Truiden, één van de molens, censale grond van het kapittel van Sint-Jan .
(23) Wij passen voor een mansus de maat toe die Daris voorschrijft nl. 1 mansus = 12 bonder .
(24) DARIS, Notices, tome VI, p. 182.
(25) Het kapittel lijkt steeds vroeg vervreemdt te zijn tegen een betaling van een rente . Het hoofdgebouw bestond uit het centrum van de exploitatie van het domein Ermengarde; DARIS, Cart. St. Barhelemy, Notice, Tome VI, p. 185 en 914 .
(26) Enkele censale bijdragen konden verjaren; anderzijds konden feodale gronden geallodieerd worden door een schenking aan een abdij of een kerkelijke instelling door de directe bezitter . Toch ook bemerken we censale gronden , die geschonken aan godvruchtige instellingen hun censaal karakter bewaren .
(27) Onder A. de la Marck, verheft Guillaume de Gothem 1 bonder, Herman de Broeckem verheft 11 bonder en 1 woning, dat het versterkt kasteel La Motte wordt . Vermelden we nog voor die tijd Pierre Hallonteaux de Cheval .
(28) Herman le Wallon ( waarschijnlijk Swalchen ), en vervolgens Baudouin de Beaudechaux, Conrard de Voorden van Huy ( 21 bonder) en Arnold de Gerardie ( 18 bonder), Guillaume Martelooz . Het huis La Motte wordt niet verhefd onder z'n bestuur .
(29) Wij noteren Eustache de Rijckel, erfgenaam van Herman de Broeckem, Swalchen, de Driesen; daarna Henri de Gaele, hofmeester van de prins-bisschop, dan sénéchal van het graafschap Loon, ( zie Poncelet , Oeuvre d'Hemricourt, II ), beiden wonende in de localiteit . Welke zich op het einde van dit bestuur zich vestigden in St. Truiden en aan de Hallen te Luik; Jeanfroid de Tongres, messire Ernoul de Dordange, heer van Huldenbergh, Henri Struven de Looz, Jehan Olivier, bourgeois van Luik, Gilles de Bernard, burger van Luik, Jehan de Bernard, Maria de Blehen, weduwe van Ernoul Petri de Jamine, Ernoul de Merode, kanunnik van St. Lambert, testament-uitvoerder van de overleden Ernoul de Wellens, Jean de Reckem, zoon van Robin de Reckem en van Catherina de Gingelom, Charles de Rivière, heer van Linter, voor enkele roeden grond .
(30) R.Ulens, La seigneurie foncière de La Motte , Verz. Opstellen, T. VIII, 1932 .
(31) Archives communales de Grand-Jamine, dans les archives de La Motte, Reg . de la Comptabilité 18 e eeuw .
(32) De Herckenrode, Epitaphes, p. 228.
(33) LAHAYE, La charte de St. Jean, I, p.11.
(34) Dit hof behoorde vroeger geheel toe aan de familie de Broeckem .
(35) Reliëf : feodaal hof te Luik, 6 aug. 1771 .
(36) Zie reg. 8 bis des archives paroissals .
(37) Cartulaire de St. Lambert, t. V, 93 en 127 .
(38) Zie over Vroenhof, LAHAYE , les paroisses de Liège, B.I.A.L., 1921, p. 99 en volgende . Een register van 1686 tot 1770 wordt bewaard volgens M. Lahaye op het rijksarchief te Luik .

 

B. Goederen van oorsprong van Loon of Duras .

Over deze goederen hebben we geen details betreffende de leenverheffingen van voor de 14 e eeuw . We weten wel dat de leden van een voornamelijk uit ministeriales bestaande familie, de naam van het gebied droegen , van Gelmen of Jamine (39) en een voorname rol speelden in de abdij van St.Truiden.

Wij hebben reeds op een andere plaats gezegd, wij geloven niet dat deze geen heerlijke rechten over het dorp uitoefenden, die wel onder het gezag van de graaf bleven . Alhoewel de invloed van de graaf en de schepenbank te Gelinden, veel aan gezag inboetten ten opzichte van de vele censale hoven, zowel Luikse als loonse . In de 14 e eeuw vinden wij Gelmenaren die volgens Hemricourt slechts afstamden langs moederszijde van deze laatstgenoemde familie, die in de vorige eeuw leefden (40) .

Deze de Jamine waren ontsproten uit het huwelijk van Rondeau d'Othée in het graafschap Loon, die hetzelfde wapenschild aannam dan z'n broer Olivier . Ze hadden nog drie broers en één zus . Ze kwamen uit het tweede bed van Libert Crepon d'Othée . Deze laatste was de tweede zoon van Humbert de Lexhy en Humbert was de tweede zoon van Bretton le vieux . Bretton le vieux, heer van Waroux, was de tweede zoon van Hugues d'Awir . Bretton laatste was uitzonderlijk rijk en had uitgestrekte domeinen . Hugues d' Awir was de tweede zoon van Raës à la Barbe en Alix de Warfusée . Raës was de broer van de graaf de Dammartin . Hij was op de vlucht voor de franse koning, Philippe . In een kapel op het land van Warfusée maakte hij kennis met de oude graaf de Warfusée, de rijkste en machtigste van de streek, die een ongehuwde beeldschone dochter had . De overlevering wil dat uit hun huwelijk alle haspengouwse adel ontstond . Wat echter ten dele juist is . . Even terzijde willen we aanstippen dat men in die tijd reeds sprak van mensen die de kaap van honderd jaar haalden , meestal in adellijke kringen . Zie hieronder het wapenschild van de familie de Jamine ( Gelmen ) .

 

FOTO

 

Naast deze de Gelmen, ontstaan er een tiental leenmannen van de graaf, waarvan enkele ten titel van Duras (41) .

Het is ons niet mogelijk de totale oppervlakte van de loonse lenen te bepalen, de leenverheffingen te tellen door Arnold de Rummen in naam van William de Grâce, bankier ( changeur ) te Luik en door Lambert de Gelmen voor de vrouw genaamd Keerinckhof, zonder vermelding van inhoud . Van de andere lenen kent men een oppervlakte van 28 bonder en 7 roeden . Het merendeel van de loonse leenmannen woonden in de omgeving en wij geloven dat dit zo gebleven is tot de Franse Revolutie .

Wij hebben reeds aangehaald , dat op het einde van het Ancien Régime, de leenverheffing was ontslagen van de feodale taks . De feodale taks was in ongebruik geraakt . De graven van Heers en Loon bezaten enkele heerlijke cijnzen op goederen gelegen te Groot-Gelmen , Klein-Gelmen en in andere dorpen rond Montenaken .

Deze cijnzen zijn genummerd in twee kleine registers, die neergelegd zijn op het rijksarchief te Hasselt en geïnventariseerd onder de rubriek Groot-Gelmen . Wat betreft de censale hoven van loonse oorsprong, zijn we weinig geïnformeerd, over het censale hof onder Guillaume de Horpmael, pleitbezorger van Romershoven, wordt melding gemaakt in de leenboeken onder Jean d'Arckel . Ze verschijnt niet in de registers van de 15 e eeuw, maar figureert evenwel nog in de lijsten , uitgegeven door Robijns in 1717 . Deze registers zijn niet meer voor ons bewaard gebleven . (42)

Een censaal hof, genaamd het hof van Eustache de Jamine ( Eustache de Rijckel ), wordt vermeld bij de verheffing van een loons leen in de 15 e eeuw . Wij geloven ze

nog te vinden in het bezit van de familie de Rijckel in 1519, door de affectatie, voor een deel, door een andere Eustache de Rijckel onder de benaming Hof “ Vanderwaerden “ van een schenking aan de primisaire (43) . 54 leenplichtige percelen van dit hof zijn bezwaard met een cijns, geaffecteerd met die dotatie . Geen enkele onder hen is groter dan een bonder; meerdere onder hen bevatten huizen en gebouwen dienende voor de landbouwuitbating . De totale oppervlakte van deze goederen gelegen te Groot-Gelmen wordt gerekend op ongeveer 6 bonder . Buiten de feodale en immunitaire goederen waren de meeste goederen censaal . Tussen de goederen die dienden als waarborg voor de gestichte jaargetijden ( afgekochte missen door het schenken van gronden ) , de parochiale sterfteregisters lichten ons in over twee percelen, erflenen genaamd, en dan nog van miniem belang . Van censitaire oorsprong was bij ons de normale oorsprong .

Het is niet mogelijk om op gelijk welke datum een volledige lijst van censitaire eigenaars weer te geven die afhangen van de verschillende hoven . (44) De documenten laten ons in de steek , maar de overlijdensregisters, de censitaire registers die de goederen beschrijven met aanwijzing van de aanpalenden, leggen ons de namen bloot van een groot aantal eigenaars . Het grootste deel behoort tot de gemeente of de omgeving . Toch zien we in de 15 e eeuw een dame de Waenghis ( de Wange ) die in het centrum van het dorp een boerderij bezat, die ze in huur gaf . (45) Deze goederen waren in de 17 e eeuw de eigendom van de ritmeester Winand de la Montaigne . Volgens de aanwijzingen die we vinden in een parochieregister, reeds geciteerd, was ze de erfgename van een zekere juffrouw de Gaele . Een interessant detail wordt geopenbaard door de overlijdensregisters . Men weet dat de feodale goederen niet konden gehypothekeerd worden zonder de toestemming van het feodaal hof . Eerder dan deze toestemming te zoeken, verkozen de leenmannen de rente te kopen van censale goederen en hen te legeren als waarborg der gestichte jaargetijden . Er bestond op het einde van de middeleeuwen een belangrijk erfleen te Groot-Gelmen, dat afhing van het allodiaal hof te Loon . Dit erfleen werd, we weten niet juist wanneer, opgericht tot een censaal hof, bijgenaamd Betchoven , en de goederen die er afhingen in Groot-Gelmen en in de omliggende dorpen werden herverdeeld onder 243 cijnsplichtigen, zoals een register van 1554 bevestigt . Op deze laatste datum was het Betchoven het eigendom van een de Hamal, die dit hield van haar overleden echtgenoot Richard van Stapel . In 1609 werd ze doorgegeven aan Adam Jordens en Filip van Stapel, bourgeois te Sint-Truiden . De registers die ons z'n belang bewaarden, bevatten 9 registers over cijnzen ( 1470 - 1646 ) . (46)

Wij weten niets over de oorsprong van Betgoven, wij veronderstellen dat deze gronden eertijds ten voordele of in leen gehouden werden door de heren van Betho, bij Tongeren en dat ze om de een of andere reden in erfleen overgedragen werden door de graven van Loon . (47); maar ze had een allodiaal karakter , daar de eigenaar haar van niemand in leen moest verheffen .In tegenstelling met diegenen die de grond in bezit hadden , deze waren cijnsplichtigen .

(39) ELIAS, Seebald en Conrard de Gelmen zijn getuige bij het charter van Averbode ( 1135 ) ( WOLTERS, Averbode, p. 79, BLOMME, Averbode, p. 15 ) . Wij geloven dat dezelfde Seebald en Conrard ook getuigen waren bij het charter van Brustem ( 1175 ) . Een zekere Guillaume de Gelmen verschijnt in 1234 in een charter met betrekking tot de abdij d'Oriant . ( WOLTERS ,Rummen, p. 275 ) . Zeer waarschijnlijk is het deze Guillaume die in onze sterfteregisters voorkomt onder de naam Wilhemus, miles ( ridder ) . Otto de Gelmen is rector van het leprozenhuis te Sint-Truiden . En Gerard de Gelmen verschijnt in 1255 in een charter met betrekking tot de abdij met de titel van écoutête van het graafschap Loon .
(40) Oeuvre HEMRICOURT, ed. de Borman, I, n° 878 “ Rondeas, zegt hij, zoon van Libert Crepon d'Othee, se maria au comté de Looz, et de leur sont issus ceux de Jamine “ . Zijn echtgenote was waarschijnlijk de laatste van de familie de Gelmen .
(41) Wij citeren : Henri Siebodt of Zeebodts de Jamine, Jean Fisse de Borlo, Lambert, zoon van de weduwe de Gelmen, Guillaume, zoon van Jean de Gothem, Jean de Corpenael, Wilhelmus dictus ( alias ) Gallicus of Swalchen, Hermen en Henri de Broeckem de Grand-Jamine, Everard Matole van Klein-Gelmen, Jean zoon van Jean de Hegge van St. Truiden, Henri en Renier de Froloux; William de Grâce, bankier te Luik .
(42) Een melding in het register van het hof van St. Jean, laat ons toe te bevestigen, dat het hof van Horpmael eigendom was in de 18 e eeuw van de notaris Raymaeckers van Klein-Gelmen .
(43) Zie in het register Bb 8 van de parochieregisters, de verheffing van de censale hoven Vanderwaerden en de Rijckel, die deel uitmaken van dit voorwerp . Een opschrift van Eustache de Rijckel in de kerk van Groot-Gelmen herinnert aan deze fondatie . Zie de HERCKENRODE, Epitaphes , p. 228.
(44) Het register van de gemeentelijke eigendomstax, 2 e helft 18 e eeuw, licht ons in over diegene die de gronden bewerken en de totale oppervlakte van de bewerkte gronden .
(45) Overlijdensregister 1483 .
(46) Rijksarchief te Hasselt . Wij schrijven een deel van het register van 1554 over : “ Dat sijn die cijnsen des hoofs van Betgoeven geleegen in den dorpe van Groot Gelmen en aldaren omtrent toebehoerende aan joeffrouwen Anna van Hamal, achtergelaten R van Staepel saliger vallende jaerlijcks te betaelen deser andreren sondags na Sinte Remigius noch erde en de eigenylich geld, negene mannekens brabands aan heere Leenart Eggers, deser tijds meiers . Nu Wilhem de Horne, een der eersten cijnsplichtigen des registers .
(47) De heerlijkheid van Niel, St. Truiden, eertijds een leen van het graafschap Loon, werd getransformeerd in erfleen door de graaf van Loon ten voordele van Arnold de Corswarem in 1293 ( Zie HEMRICOURT , édit. De Borman, Tome II, p. 4 ) .

 

C. Lenen van Diepenbeek .

Deze goederen hebben deel uitgemaakt van de schenking van Colon de Diepenbeek, gesproten volgens de mening van Buttgens de Mantelius en Wolters uit de graven van Duras, en werden gevoegd bij de heerlijkheid van deze localiteit . Waarschijnlijk hadden ze iets gemeen met de gronden van Rijckel, nabij gelegen , en die ook afhingen van het feodale hof te Diepenbeek . Baron de Borman deelde ons twee registers van het feodale hof van Diepenbeek mee die in zijn bezit waren; zo was het mogelijk voor ons om de belangrijkheid van de te Gelmen gelegen gronden vast te stellen die tot haar bevoegdheid behoorden . Elk van deze registers bevatte een twintigtal leenverheffingen . (48) De gronden leenplichtig aan Diepenbeek waren bijna allen gelegen tussen Groot-Gelmen en Helshoven . Hun inhoud en samenstelling is niet juist gekend . De belangrijkste lenen zijn één van 8 en één van 7 bonder . (49) Wij geloven dat de totale oppervlakte van de gronden leenplichtig aan Diepenbeek niet groter was dan een dertigtal bonder, waaronder enkele bebouwde eigendommen in het dorp . Een censaal hof werd gehouden door een zekere Gerard van Entbrouck . (50)

Wij vinden van dit hof nog een spoor in de 17 e eeuw . Ze worden bestuurd door hetzelfde personeel als de hoven de Rijckel en Vanderwaerden . Register over de handelingen bevinden zich in het rijksarchief te Hasselt .

(48) Het eerste register dat de leenverheffingen bevatte betreffende Groot-Gelmen vanaf 1414, werd verwoest in de brand van het huis van M. Huibrechts te Tongeren in augustus 1914 . Wij bemerken tussen de leenmannen Jean Willems, Vanderhallen, Hugo de Warnant-Vanderborght, Barben Vanderschueren, Jean Vroninckx .
In het register van 1450, op dit moment in het rijksarchief te Hasselt, Jean de Lanoir, wonende te Luik, de commandeur van Bernissem, Antoine de Hellingsfort ( Helshoven ) en Herman de Horion .
(49) Register 1450 - 1477 fol. 90 Leenverheffing door Herman de Horion, na de dood van Jean de Waroux .
(50) Register , I , fol. 76 .

 

D . Immunitaire goederen .

Het belangrijkste immunitair gebied is zonder twijfel het kerkelijk domein : pastorie, kerk, kerkfabriek, sacristie en de eetzaal der armen . Het register A3 van de parochieregisters ( 1484 ) openbaart ons dat het kerkelijk domein 33 percelen grond bevat, waarvan enkele buiten de localiteit gelegen . Hun uitgestrektheid is ongeveer 15 bonder . Na een aantal stichtingen in de loop der tijden klimt het aantal bunders op tot 20 in de 18 e eeuw . (51) Het kerkfabriek of luminaire bezat vanaf 1561, 5 bunders grond . Het kerkmeestersambt bezat oorspronkelijk geen onroerende goederen , maar ze ontving vanaf 1519 af, gedeeltelijk de inkomsten van de censale hoven de Rijckel en Vanderwaerden; de stichtingen vanaf de 16 e en 17 e eeuw doteerden haar 1 ½ bonder grond met omheining . Het altaar van de heilige maagd genoot reeds , in 1484, van ongeveer 8 bonder grond , 50 vaten rogge en 9 kapoenen. Het register van hetzelfde jaar laat ons niet toe de voordelen te kennen voor de HH. Nicolas en Catherina . Volgens een rekening van 1631 bezat ze ongeveer 33 roeden grond . De bedienaars dezer beneficiën waren aangesteld door het St. Martinus kapittel, maar in 1712 werd het beneficie der HH. Nicolas en Catherina met de pastorie verenigd . Het is ons niet mogelijk in het register van 1484 de pachten of beter gezegd de grondrenten ten voordele van de eetzaal der armen te onderscheiden . Volgens een register van de 17 e en 18 e eeuw, bezat deze 110 roeden, waarvan 50 op het grondgebied van de gemeente . (52)

Het patrimonium van de kerk, met haar diverse onderdelen en de mensa der armen bevatte op het einde van het Ancien Regime een beetje minder dan 30 bonder . De abdij van St. Truiden figureert , in de laatste eeuwen van het Ancien Regime, tussen de belangrijkste immunitaire eigenaars van Groot-Gelmen . Ze bezat er goederen van tweeërlei aard, allodiale gronden, in jaarlijkse pacht gegeven, en censale gronden , waaronder meerdere bebouwde eigendommen te Groot-Gelmen . Dit recht van beste- catel stammende uit de domaniale tijd, werd nog gebruikt door de abdij in de 18 e eeuw .(53).

Wij kennen de oorsprong niet van dit censaal hof van de abdij te Groot-Gelmen . Komen deze goederen van een eeuwige schenking van de familie de Gelmen ? Zoals blijkt uit documenten , gepubliceerd door M. Piot, monnik van de abdij, kunnen wij dit niet bevestigen . De censale goederen van het hof van de provoost worden reeds vermeld in registers die dateren van 1355 .(54) Dit bracht mee, zegt ons, Mgr. Simenon, 15 deniers van St. Truiden, 30 stuivers en 24 ½ deniers van Luik, ook 8 kippen, 24 eieren, 28 kapoenen, enkele corimedes en enkele beste catel-rechten . In 1499 en 1355, de reëel ontvangen cijnzen te Groot-Gelmen liepen op tot 8 florijnen . (55) De documenten uitgepluisd door Mgr. Simenon, geven ons geen enkele aanwijzing over de uitgebreidheid van de censale goederen van de abdij te Groot-Gelmen en in de omgeving . Wij hebben onder onze ogen het laatste register “ Werken van het hof van de provoost te Groot-Gelmen “ bewaard onder het hoofdstuk Grand-Jamine op het rijksarchief te Hasselt . (56)

(51) Wij vermelden niet de talrijke grondrenten, gecreëerd ten voordele van immunitaire instellingen . Ze zijn niet onmiddellijk van belang bij de studie van de verdeling van de gronden .
(52) Parochieregister , Register Bb 8 bis .
(53) Zie SIMENON : “ Organisation économique de l'abbaye de St. Trond, p. 233. R.ULENS: “ Inventaire des archives paroissial de Grand-Jamine in De thesis soc. Scient. Et litt. De Limbourg, T. 29, p. 297; Registre aux oeuvres de la cour dit Proesthof, 1733, fol.43; Archives de l'etat à Hasselt .
(54) Zie SIMENON : “ Organisation économique de l'abbaye de St. Trond, p. 222.
(55) Zie SIMENON , ibid, p. 224 .
(56) Zie hier de titel van het register : “ Gichtboek des proosthof van Gelmen, Engelmanshoven en de borchtheer beginnende anno 1733, ten teijde des hoogwerdigen heer Amandus van de Rijcken, prelaat des vrijen en keizerlijken munster en de heer der stad St. Truiden etc ....

De inhoud van de goederen is in het algemeen niet aangeduid . Men stelt zich tevreden voor haar beschrijving door te verwijzen naar een register . Onder abt Van Herck worden een dozijn leenverheffingen gedaan over de censale goederen te Groot-Gelmen . De akten betreffende deze zaken over goederen te Klein-Gelmen en Engelmanshoven zijn talrijker . De goederen in leen gegeven door de abdij komen niet voor in de documenten van de 13 e eeuw . (57) Maar , op datum van 1509, verheft Mgr. Simenon gronden te Groot-Gelmen . Tussen 1611 - 1614, bevatten de goederen , in leen gehouden van de abdij , op ons territorium een oppervlakte van 26 bonder en 7 roeden . (58) We zijn nauwelijks geïnformeerd over deze goederen . Tussen 1277 en 1607, Mgr. Simenon ontdekt geen enkele schenking van deze goederen . (59) Tussen de aankopen volbracht door de abdijen, gedurende dezelfde periode , figureert enkel een stuk grond van 10 roeden onder Gelmen en 2 bonder tussen Groot-Gelmen en Boeckhout . (60) Indien we dus de herkomst van deze goederen schuldig blijven, hebben we toch beschrijvingen gevonden over haar situatie . Mgr. Simenon leert ons dat ze uit 22 percelen bestonden . Mr. Porta, advocaat te Oostende, is zo goed geweest ons in te lichten over de ontdekkingen die hij gedaan heeft op de archieven van het Rijk ; namelijk een plan van die percelen, getekend door een beëdigd landmeter, in de loop van de 18 e eeuw . Aan de welwillendheid van Mr. De archivist-generaal danken wij een fotografische reproductie van dit plan .

Wij zien hierop dat bovenvermelde grond versnipperd ligt over het territorium en dat sommige stukken nog eens onderverdeeld zijn . Het is ons niet mogelijk, gezien de gemeente Groot-Gelmen voor de Franse revolutie nog geen kadastrale matrix bezat, om een uitgebreide lijst te geven van de goederen gehouden door de immunitaire of kerkelijke instellingen , wij weten van een document daterende van 1832 (61), dat de commissie van het burgerlijke armenhuis in het bezit was van 17 bonder 2 roeden komende van instellingen voor het goede doel van deze stad , zoals de gilde van de lepralijders, van de Heilige Geest, van de Heilige Agnes en het verpleeghuis ... . Aan de opsomming kunnen we nog toevoegen deze van de liefdadigheidsinstellingen, de leenverheffingen van niet-verkochte goederen van verschillende kerken; Notre-Dame , Saint-Jacques, Saint-Pierre ... . Al deze gronden vormden een gebied van 29 hectaren . Een tiental hectaren die beheerd werden door de kerkfabrieken van omliggende dorpen, of de armenhuizen van Hasselt, Tienen en Borgloon, bestaan uit niet-geconfisceerde goederen en goederen die na de Franse Revolutie verheft werden, en maakten deel uit van immunitair patrimonium onder het Ancien Regime .

(57) SIMENON : Organisation écon. De l'abbaye de St. Trond , Annex C.
(58) SIMENON, opus cit. , p. 178 .
(59) Ibidem p. 64 en volgende .
(60) Ibidem p. 88 en volgende .
(61) Document in ons bezit .

Wij voegen er nog 65 hectaren aan toe die te koop werden aangeboden en die toebehoorden aan volgende instellingen : (62) commanderie van Bernissem en Vieux Joncs ( 6 ha 66 ), de écoliers van Zoutleeuw ( 5 ha 50 ), kapittel van Notre-Dame van Sint-Truiden ( 1 ha 06 ), dominikanen te Tongeren ( 78 a 57 ), klooster van St. Jan te Sint-Truiden ( 93 a 06 ), abdij van Terbeeck ( 52a38 ), klooster de Stenart te Sint-Truiden ( 56a74 ), kapittel van Borgloon ( 2ha09 ), klooster van Jeruzalem te Sint-Truiden ( 65a47 ), kapittel St. Denis te Luik ( 6ha 19 ), kapittel St. Jacques ( 21a50 ), benefices van Borgloon ( 1ha30 ), benefices Clerx ( 1ha 65 ), benefices van de kluizenaars te Helshoven ( 43a59 ) . Indien we rekening houden met het patrimonium van de kerk, met deze benefices, met de mensa der armen die in totaal 25 ha bewaarden, plus 3 hectaren van een schenking, dan komen we aan een totaal van 142 ha . Dit behelsde de totale oppervlakte van het immunitair gebied te Groot-Gelmen op het eind van het Ancien Regime . (63)

Een groot deel van de geciteerde goederen waren leenplichtig aan het provoosthof van de abdij te St. Truiden . Het is ons niet mogelijk dat hoofdstuk af te sluiten zonder nog een censaal immunitair hof te vermelden, dit van het kapittel van Saint-Jean te Luik, van oorsprong zeer oud, en dat pas verdween met het Ancien Regime .

Dit resulteert uit een acte van 1147, die paus Eugene III vermeldt die aan het kapittel van Saint-Jean een cijns toekent van 10 stuivers over een gebied “ Galenine “ Gelmen . (64) Dit hof was waarschijnlijk opgericht voor de jurisdictie van bezwaarde goederen . Dit resulteert uit een kerkelijk register, het enige register handelend over de werken van dit hof, dat bewaard wordt op het rijksarchief te Hasselt . We zien dat de molen te Mettecoven , op het grondgebied van Groot-Gelmen, er leenplichtig aan was . Zie verder in de tekst .

(62) Zie Sommier des ventes aux archives de l'etat de Hasselt .
(63) Het is belangrijk te noteren dat al deze immunitaire goederen geen allodiaal karakter hadden .
(64) LAHAYE, charte de St. Jean, I, p. 11.

 

E. Gemeentegoederen .

Uit een register leren we dat de gemeente ongeveer 5 bonder weiland bezat, waarvan ze periodisch het recht van voedsel in leen gaf . Een van die percelen werd genoemd “ lazarije “ . Wat bewijst dat er in de middeleeuwen reeds leprozerieën bestonden . De gemeentelijke weilanden waren gesitueerd in de regio met de meeste loonse lenen . Het is meer dan waarschijnlijk dat ze in de vroegste tijden afgestaan zijn geworden door de loonse graven , voor het gebruik door de inwoners . Deze gemeentelijke weiden , met uitzondering van een lange strook langs de Herck, werden verkocht in 1846 door de gemeente voor de aflossing van hun schulden, opgelopen in de vorige eeuwen ( zie elders in de tekst ) .

 

III. DE EVOLUTIE VAN DE GRONDEIGENDOM TE GROOT-GELMEN VANAF DE FRANSE REVOLUTIE TOT HET BEGIN VAN DE 20 STE EEUW .
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De periode die het voorwerp uitmaakt van dit hoofdstuk, begint met een der grootste operaties van onroerende goederen die de wereld gekend heeft , namelijk de confiscatie van kerkelijke goederen, begeleid door de afschaffing van alle feodale rechten . Wij hebben reeds eerder aangehaald (65) dat zowel op religieus, moreel als economisch vlak de kerkelijke goederen werden blootgesteld . We stellen nochtans vast dat de localiteit die wij bestuderen minder werd getroffen door de bruuske veranderingen , wat betreft de gronden . Zoals we reeds eerder gezien hebben , hadden de immunitaire gronden een oppervlakte van 142 ha . Van deze werden 64 ha in verkoop gesteld . De rest van het patrimonium bleef in handen van het plaatselijke kerkfabriek of van de kerkfabrieken van de omliggend dorpen, waarvan het patrimonium intact bleef (66), hetzij voor de mensa der plaatselijke armen of de barmhartige instellingen te St. Truiden, Tienen, Hasselt en Loon waarvan het patrimonium overgedragen werd aan de commissie van het armenhuis en het bureau van liefdadigheid van dezelfde gemeente . De gronden verkocht door de gemeente werden verworven door 8 landbouwers ; hetzij van de gemeente, hetzij van buiten de gemeente voor een oppervlakte van 19 ha 68 a, door de compagnie Baudin te Parijs voor een oppervlakte van ongeveer 6 ha, door Maastrichtse speculateurs in onroerende goedren voor ongeveer 12 ha . Ongeveer 13 ha, behorende bij de abdij van Sint-Truiden, was nog niet toegewezen aan een verkrijger, toen het Franse bewind de fakkel doorgaf aan het Hollandse bewind .

De afschaffing van het feodale regime creëert een feitelijke toestand, die reeds eerder in gebruik was . Men deed geen leenverheffingen meer en voor een dertigtal ha

werd geen feodale taks meer toegepast . Deze taks werd de eigenaars terugbetaald als zij zich onderwierpen aan de grondbelasting . Wat betreft de goederen leenplichtig aan de censale hoven, had de verdwijning van deze hoven tot gevolg dat de cijnzen niet meer ontvangen werden . De primisaire verloor dus al haar inkomsten van de hoven Vandewaerden de Rijckel, die haar geschonken waren .

We moeten wachten tot 1845 om een compleet idee te krijgen van de situatie van de goederen na de Franse revolutie . Het kadaster , in dat jaar opgericht , openbaart dat 71 eigenaars, wonende in de gemeente, samen 132 ha bezitten en 187 eigenaars, niet-wonende in de gemeente, bezitten samen 348 ha . (67)

Na die datum probeert de kleine eigendom zich te herstellen bij de dorpelingen . Enkele onder hen hadden , wegens de crisis in de landbouw , hun gronden vervreemd . Maar na enige tijd hadden ze alles terug gekocht samen met de gronden van kleine niet-inwonende eigenaars, die wegens de hoge grondprijzen hun goederen verkochten . (68)

In 1907 was de situatie als volgt inwonende eigenaars : 125 eigenaars voor een oppervlakte van 194 ha, niet-inwonende eigenaars : 275 voor een oppervlakte van 286 ha . Indien we deze situatie vergelijken met die van 1845, bemerken we dat de versnippering van de gronden , reeds opgemerkt in de vorige eeuw, zich doorzet .

De 480 ha die de gemeente beslaat in de vorige eeuw, werd verdeeld onder 1300 percelen .120 inwoners, hetzij meer dan 1 inwoner per gezin, bezaten, zoals we reeds zegden, 194 ha, hetzij bijna het 250 e deel van de totale oppervlakte . Noteren we ook

de vermeerdering van de gronden voor de inwonende eigenaars . De eigenaars van La Motte , die resideerden in 1845 te Sint-Truiden, zijn vanaf 1865 komen wonen te Groot-Gelmen . De families reageerden zo goed ze konden tegen de verdeling van het familiefortuin in gelijke delen . Het gebeurt niet zelden, we schrijven 1907, dat niet-getrouwde kinderen samen, of ook één getrouwd kind samen de ongetrouwde kinderen de exploitatie van de boerderij verderzetten of toch een groot deel ervan . In de meeste gevallen verstaan de erfgenamen elkaar om de versnippering van de gronden zoveel mogelijk te beperken . Vaak komt het ook voor dat de kinderen de trouw niet laten doorgaan om zo zich ten dienste te stellen van de ouderlijke haard . (69)

(65) R. ULENS : Le morcellement de la patrimoine écclesiastique sous la domination française ; dossiers de l'action catholique ; 1927 .
(66) Meerdere pastoors in de omgeving, volgens de raad van de vicaris-generaal de Broux, hadden de eed gezworen die geëist werd door de franse bezetter .
(67) Zie VLIERBERGH en ULENS : Population agricole de la Hesbaye, Brussel, 1905, p. 195 .
(68) De boerenbond heeft deze terugkoop gefavoriseerd, alsook het principe van de overname van de boerderij door een erfgenaam .
(69) VLIERBERGH en ULENS : opus cit., p. 198 .

 

De uitgestrektheid van de gronden toebehorende aan één eigenaar was beperkt . Wij kennen slechts een eigenaar met méér dan 50 ha . Dewelke hem direct volgde in orde van omvang had 30 ha, een niet-inwonende eigenaar . De anderen daarentegen, allen, behalve één, hadden minder dan 15 ha . De eigenaars van publieke instellingen bezaten het grootste lot nl. 77 ha. De lokale instellingen bezaten van die 77 ha, slechts 28 ha . Tussen de vreemde eigenaars konden slechts een tiental beschouwd worden als kapitalisten, maar slechts één passeerde de 10 ha, de rest waren ofwel kleine huurders van omliggende dorpen of kleine bourgeois van de stad .

In 1906, steekt er een hausse de kop op in de landbouweconomie en komen de voordelen van grondbezit sterk tot uiting, gezien de bevoorrading en worden de eigenaars van alle zijden gesolliciteerd . De amateur-verkrijger ( koper ) was in de meeste gevallen ook de pachter-bewerker, die wou ontsnappen aan de hoge pachtprijzen en ten definitieve titel eigenaar worden van een terrein . De kleine grondbewerker wou dus meestal op zeker spelen door een stukje grond te kopen om zo zijn zelfstandigheid te kunnen bewijzen door van niemand afhankelijk te zijn voor z'n voedsel . Men vond hetzelfde enthousiasme bij de verkopers als bij de kopers . Beiden leefden ze in een illusie, daar de verkoper dacht dat z'n grond nog in prijs zou stijgen ( hij hield geen rekening met vraag en aanbod van de markt ) en de verkoper hield geen rekening met het feit dat geld soms in waarde verminderd . (70) Deze transacties tussen de lokale kopers en de vreemde verkopers worden voor de Eerste Wereldoorlog en het interbellum nog talrijker, zodat de namen van die vreemde eigenaars, die vroeger gronden bezaten in Groot-Gelmen, verdwijnen in de registers van de grondbelasting . Rond 1918 waren er grondprijzen die schommelden rond de 15.000 en 20.000 Fr. de hectare en dit kon oplopen tot 40.000 Fr. de hectare . In 1927 bedroeg de totale oppervlakte 483 ha 53 a 30 ca, verdeeld in 1540 percelen . De 178 inwonende grondbezitters bezaten tezamen 217 ha 60 a 65 ca en de 192 niet-inwonende grondeigenaars bezaten 256 ha 86 a 35 ca . Deze aangroei van de inwonende grondeigenaars is te wijten aan de laatste twintig jaar . Dit verschil tussen de cijfers van 1907 en 1927 is nog ingrijpender als men rekening houdt dat veel gronden aan vreemdelingen zijn toegekomen door delingen van erfenissen en door immigratie . In 1927 had men zelfs geen eigenaar met meer dan 50 ha . De lokale administratie bezat alles te samen 31 ha . De 30 ha die in 1907 aan een niet-inwonende eigenaar toebehoorde, is hetzelfde gebleven in 1927 . Nog een ander erf van 16 ha bleef ook hetzelfde . Maar wij geloven dat ze enige tijd later, samen met nog twee dezelfde stukken toch verdeeld werden door delingen en verkopen .

De totale oppervlakte van de gronden behorende tot de publieke instellingen van buiten de gemeente is hetzelfde gebleven . De commissie van bijstand te St. Truiden ( het burgerlijke armenhuis en bureau van liefdadigheid tezamen ) komen tussen voor 26 ha 67 a .

De inwoners van Groot-Gelmen hebben altijd de concurrentie ondervonden van die van Engelmanshoven en Gelinden . Ze verkozen dan ook gronden te kopen te Rijckel en te Hoepertingen, daar deze gebieden ruimer waren . Dit resulteert uit de landbouwpeilingen van 1905 waar men vaststelt dat de oppervlakte dat de inwoners bewerken op hun grondgebied en de omliggende dorpen 500 ha bedraagt en dit terwijl talrijke gronden in Gelmen ook bewerkt werden door niet-inwonenden .

In 1970 ( wet van 17 juli) stond Groot-Gelmen een deel van z'n grondbezit af aan Brustem .

(70) Revue catholique social et juridique, tome I, p. 101 - 102 .

 

Algemeen overzicht van de eigendommen op het einde van het Ancien Regime .
_________________________________________________________________

De totale oppervlakte van de belastbare gronden:

in 1686 : 512 bonder
in 1757 : 534 bonder

waarvan 65 bonder Luikse lenen

waarvan 7 en 157 bonder censale Luikse gronden : molens, brouwerijen, boerderijen en gronden; o.a. Vroenhof, Rijckelhof, St. Jean

waarvan 28 bonder lenen van Loon en Duras

waarvan 30 bonder Diepenbeekse lenen

waarvan 163 bonder immunitaire goederen

waarvan 5 bonder gemeentegoederen .

* * *

 

Inventaris van de parochieregisters te Groot-Gelmen .
_____________________________________________

De lijst van boeken die we gaan opnoemen, bevinden zich of zouden te vinden moeten zijn in de pastorie te Groot-Gelmen . Op het einde van de 19 e eeuw zijn veel kostbare boeken verhuisd naar het rijksarchief te Hasselt .

Registers

A Libri anniversariorum
A1 Libri anniversariorum 1461
A2 Libri anniversariorum met rekeningen der kerk en beneficiën 1483
A3 Libri anniversariorum met rekeningen der kerk en beneficiën 1561

B Registers met rekeningen
BA Registers met algemene rekeningen
BBA Registers met de goederen van de kerk en de armen 1561
BBB Registers van beneficiën
BBBb1 Registers met inkomsten der pastorij, pastoor Georgius de Gael 1527
BBBb2 Inkomsten der pastorij 1576 , Johannes Goyens, pastoor 1576 - 1614
BBBb3 Inkomsten der pastorij 1622, Johannes Barbier 1622 - 1636
BBBb4 Goederen der pastorij, beschrijving door pastoor Vossius en Bartholeyns 1637
BBBb5 Inkomsten der pastorij 1652 , Gerardus Haemelaers, pastoor 1652 - 1682
BBBb6 Manueel register der pastorijrenten , Sebastiaan Bartholeyns 1714
BBBb7 Registrum pastoratus , Johannes Bartholeyns 1743
BBBb8 Kerk of luminaire, ingebonden rekening 1713 - 1742
BBBb9 Kerk of Luminaire, rekenregisters 1759
BBBb10Kerk of luminaire 1794
BBBb11Registrum altaris SS. Nicalae et Catharinae 1623
BBBb12Registrum altaris SS. Nicolae et Catharinae 1624
BBBb13Registrum altaris SS. Nicolae et Catharinae 1631
BBBb14Registrum altaris B.M. Virginia 1685
BBBb15Retitus capellaniae et matriculariae 1740
BBBb16Armen of tafel van de Heilige Geest : ingebonden rekening : 1693, 1712 - 1738
BBBb17Armen of tafel van de Heilige Geest : manueel register 1757
BBBb18Armen of tafel van de Heilige Geest: manueel register 1794

Varia

C1 Index piarum fundationem 1837
C2 )
C3 ) registers annalen 1843 - 1858

* * *

 

Evolutie van het dorpsmeesterschap en de gemeentelijke zelfstandigheid .

Tevergeefs zal men zoeken naar een prinselijke of grafelijke ordonnantie of decreet behelzende de instelling van het dorpsmeesterschap . Er waren wellicht geen twee dorpen waar dit ambt, ontstaan op een spontane behoefte naar orde, op dezelfde wijze geregeld was of functioneerde . Zoals de onmiddellijke noden en ook de opvattingen van nabuurschap of dorpsgemeenschap van dorp tot dorp konden verschillen, zo is ook de wijze waarop het leiderschap of dorpsbestuur gestalte kreeg, van dorp tot dorp anders . Door het centraal gezag werd het beschouwd als een zuivere dorpsaangelegenheid waarin het niet te interveniëren had . Eerst in de 17 e eeuw en 18 e eeuw heeft de prinsbisschop door omstandigheden gedreven enkele decreten uitgevaardigd aangaande de dorpsmeesters . Het feit dat in een oude acte enkel sprake is van communitas , zonder dat er uitdrukkelijk dorpsmeesters vermeld worden, sluit het bestaan van deze laatste niet uit .

Ridder Robert van Gelinden en de gemeentenaren hebben het matriculariaat van de kerk van Gelinden gesticht . Op 12 mei 1284 werd een verdrag betreffende dit matriculariaat bekend gemaakt , gesloten tussen het kapittel van de Sint-Maternus te Luik en de dominus arnoldus de glenes , miles , eius liberi multa que commintas euisque de glene . Andere voorbeelden hiervan worden ons gegeven door Lyna , die hieruit het besluit trekt dat er toen nog geen dorpsmeesters bestonden , ons inziens ten onrechte . Zelfs nog in de 17 e en 18 e eeuw werden door de gemeyntenaren transacties verricht zonder dat er dorpsmeesters ter sprake kwamen .

Willen we een zuiver beeld krijgen van de evolutie van het dorpsmeesterschap en de vraag beantwoorden of het dorpsmeesterschap al dan niet een democratische instelling was, dan mogen we ons onderzoek niet richten op dorpen die een heerlijkheid vormden of hiervan deel uitmaakten . Hier had de heer de dorpsmeesters vrij spoedig in z'n macht kunnen brengen . Nog mogen we ons beperken tot de toestand in de 17 e en 18 e eeuw, toen het ambt van dorpsmeester reeds een hele ontwikkeling had doorgemaakt . De voorbeelden door Lyna aangehaald stammen allen uit de 17 e en 18 e eeuw . Hij komt daardoor tot het besluit: “ Laten we er eindelijk de aandacht op vestigen dat men deze gemeentebesturen verkeerdelijk democratische organismen heeft genoemd . In schijn is dit zo, in werkelijkheid niet “ . Om een waarheidsgetrouw beeld van deze ontwikkeling te krijgen moeten we onze aandacht richten op dorpen die onmiddellijk aan de prinsbisschop onderworpen waren , zover mogelijk in de geschiedenis teruggaan en stap voor stap de ontwikkeling volgen tot het Ancien Regime . De schepenregisters , voornamelijk de rollen geven ons daartoe de gelegenheid . Hier kan men de dorpsmeesters als het ware van genachten tot genachten in hun doen en laten volgen en heel wat bijzonderheden over hun vernemen . We hebben dit gedaan voor de dorpen die ressorteerden onder de bank van Gelinden , dat geen heerlijkheid is geweest . Behalve Gelinden behoorden tot deze bank Engelmanshoven met Vrijheers, Groot-Gelmen, Klein-Gelmen en tot 1618 Mechelen-Bovelingen . De oudste benaming is mombour of momboir . In 1512 is Dirk Goessens momboir

der gebhoeren van gelinden . Deze benaming komen we ook elders tegen . Men sprak van kerk of armenmomber, die de belangen van de kerk of de armen behartigde . Een weeskind had een momber die in naam van z'n beschermelinge optrad . Een vrouw moest zich voor het gerecht door haar man laten vermomberen , evenals een geestelijke door een lekenmomber . Een studiebeurs werd beheerd door een momber . In 1527 duikt schuchter de benaming durpmeester op . Het woord momboir blijft nochtans overheersen . In 1550 is Wouter Peeters mombour of durpmeester van Groot-Gelmen . Geleidelijk verkrijgt het woord dorpmeester de overhand en verdwijnt het woord mombour van het toneel in 1612 . Kennelijk bevinden we ons in de 16 e eeuw in een overgangsperiode, waarin beide benamingen naast elkaar gebruikt worden, tot de nieuwe naam dorpsmeester de oude naam mombour voorgoed vervangt . De naam van burgemeester , overgenomen uit de stad, treffen we voor het eerst aan in 1638, en slechts een tiental keren , reden waarom we deze oneigenlijke benaming eerder vermijden .

Aanvankelijk bleef men dorpsmeester tot aan z'n dood of totdat men vrijwillig ontslag nam . Jacob Jacobs , reeds in 1521 mombour in Groot-Gelmen, bleef het tot 1535 . Jan Mariën verscheen als mombour van Groot-Gelmen van 1540 tot 1546 . Rond 1550 wordt het dorpsmeesterschap éénjarig . De eerste en voornaamste wordt de principaalste genoemd, de tweede de bijmomboir of adjunct . De wijze waarop de momboirs aanvankelijk werden aangesteld, komt niet zo duidelijk naar voren .

Op 12 april 1526 is Thomas Claes momber geworden van Groot-Gelmen . Op 29 mei 1533 is Jacob Jacobs mombour geworden voer die onderseiden van gelmen . Op 17 juni 1535 zijn Jan Mariën en Fastrart Kweiens mombour geworden van Groot-Gelmen . Op 21 april 1558 zijn Hendrik Vranckaerts en Art van Muizen mombour geworden door consent en de beiwezenheid van een deel van de onderseiden van gelmen . Werden de kandidaten door de oude momboirs voorgesteld , waarbij gemeentenaren vervolgens hun consent konden betuigen zonder dat er een eigenlijke verkiezing plaatsvond ?

Eerst in 1589 is er uitdrukkelijk sprake van gekozen dorpsmeesters . Eenmaal gekozen, konden ze zich aan de aanvaarding van het ambt onttrekken, tenzij men gegronde redenen kon aanvoeren . Bijvoorbeeld dat men niet bekwaam was en niet-lezen of schrijven kon of dat de handenarbeid de persoon te veel in beslag nam . Er bleek trouwens geen onverenigbaarheid te bestaan tussen het schepen - en het dorpsmeestersambt, voorwaarde was wel dat de schepen woonachtig in het dorp was waar hij dorpsmeester was . In 1630 was Ruben Bartholeyns schepen van de bank van Gelinden en tevens dorpsmeester van Groot-Gelmen . In 1631 was Leonard Morbiers schepen van Gelinden en dorpsmeester van Groot-Gelmen . In 1636 was Rigald van der Heyden schepen van Gelinden en dorpsmeester van Groot-Gelmen .

Welke was de taak van de mombers of dorpsmeesters ?

Het woord “ mombour “ zegt het volgende : “ de belangen van de de gemeentenaren behartigen en in hun naam optreden “ . Dit gebeurt in de eerste plaats bij de gelegenheden van de jaargedingen , welke rond half maart gehouden werden . Alle inwoners moesten hier capitatim d.w.z. elk gezinshoofd , aanwezig zijn op straffe van boete . Ze moesten op tijd aanwezig zijn en mochten de vergaderplaats niet voor het einde verlaten , niet met elkaar overleggen en slechts met uitdrukkelijke toestemming van de schout het woord tot deze richten . Elk de dorpsmeesters hadden het recht tot spreken, het keurboek werd voorgelezen . Waarin de dorpsmeesters desgewenst wijzigingen konden voorstellen . In tijden van vrede bestond de belangrijkste taak van de dorpsmeesters erin er over te waken dat de wegen , grachten, poelen enz. goed onderhouden werden . Elkeen had volgens het keurboek de plicht de wegen langs zijn eigen goed te onderhouden . Hiertoe riepen de dorpsmeesters op van te voren vastgelegde dag, de inwoners door het luiden van de banklok op . Uit elk huis, waar een man was,moest deze met het nodige gereedschap deze taak uitvoeren . Op niet verschijnen stond een boete van 7 schilling . Driemaal per jaar hielden de schepenen hun geleide omgang om vast te stellen dat de wegen in orde waren . Wie zijn plicht verwaarloosd had, werd gestraft . Wegen waarop een tol geheven werd , moesten door de tolmeester onderhouden worden . De dorpsmeesters werden aansprakelijk gesteld voor eventuele verwaarlozing van het wegenonderhoud . Op zon- en feestdag mocht niet gewerkt worden . Ook hiervoor waren de dorpsmeesters verantwoordelijk . Op 25 september 1533 eist de heer Leenaert Eggens 2 gulden boete van Jacob Jacobs , momboir van Groot-Gelmen, omdat de inwoners op een heilige dag aan de wegen gewerkt hadden . De wegen werden hersteld met stenen of ook wel met hout . Voor het afslaan van hout uit gemeentebossen, wat door het keurboek verboden was , werd soms door de schout op verzoek van de dorpsmeester op het jaargeding toestemming verleend . De dorpsmeesters waren belast met de inkomsten en de uitgaven van de gemeente . Elke ontvangst en uitgave werd dag voor dag ingeschreven in het dorpsboek . Op het einde van hun dienstjaar gaven de dorpsmeesters rekenschap van hun beleid voor de verzamelde gemeentenaren .In 1769 kregen de dorpsmeesters een salaris van 16 gulden en in 1776 25 gulden . Bij een proces traden de dorpsmeesters op als vertegenwoordigers van de gemeente . In oorlogstijd, bij het voorbijtrekken van vreemde troepen , stelden ze de inkwartieringslijsten op , onderhandelden ze voor de sauvegarde of vrijkoop van gijzelaars . Tenslotte behoorde tot hun taak een gemeentelijke varkenshoeder aan te stellen die de varkens van de gemeente dagelijks naar de gemeentewei moest leiden . Aanvankelijk hadden de momboirs niets met de schatting uit te staan , voor deze taak was een andere persoon aangesteld .

Nadat Jan Mariën en Fastrart Kweiens op 17 juni 1535 momboirs geworden zijn van Groot-Gelmen, wordt Thomas Claes vermeld als schettingmeester van Gelmen .

Dat het vaststellen en het innen van de schattingen aan de dorpsmeesters, wier ambt éénjarig was geworden, werd toevertrouwd, hield wellicht verband met het opleggen van oorlogsschatting door de prinsbisschop . Ook de eedaflegging door de dorpsmeesters bij het aanvaarden van hun ambt hield met het schatheffen verband . Bij het opleggen van de schatting moesten de dorpsmeesters een grote rechtvaardigheid aan de dag leggen door niemand te hoog of te laag te schatten . De eed was een waarborg voor deze onpartijdigheid . Daar de eedaflegging in het begin niet gebruikelijk was , werd er nog al eens de hand mee gelicht .

Elk dorp bleef desniettemin vrij om het innen van de schatting te regelen . Daar het systeem van de dorpsmeesters als schattingmeesters blijkbaar geen voldoening meer schonk, besloot men in Groot-Gelmen in 1598 het anders te doen . De gemeentenaren kozen vier mannen uit hun midden om samen met één van hun dorpsmeesters deze taak op zich te nemen . Wouter Peeters als momber van het dorp Gelmen , met hem Art Eyben, Jan Bartholeyns , Ghysen Obrechts en Joris Bartholeyns als gekozen schatmeesters van die gemeynte van Gelmen daartoe geordineerd , hebben gelieckerhand die behoorlicke eed gedaen om allemaal gelieck te doen ende naer huen beste vermogen ende verstand dies kettingen te setten . Op 3 april 1631 verzochten de dorpsmeesters van Groot-Gelmen Leonard Morbiers en Jan Persoens , dat die gemeyntenaeren van Gelmen sullen schatmeesters kiesen ende deputeren om bij hen allen scettingen ende lasten der dorpen voorschreiven overkomende gesat te worden en dat die scatmeesters sullen behoren den eed te doen van die scattingen rechtverderlijk en sonder partialitijt op ieder gebreuck te setten ende quoteseren .

De vier mannen ,die soms werden toegevoegd aan de dorpsmeesters, namen met hem het dorpsbestuur waar . Een geëigende naam voor deze vier mannen werd niet onmiddellijk gevonden . Men noemde ze raadsmannen , toezieners, regenten , geëde mannen, gemachtigde mannen, geassumeerde mannen . Hun voornaamste taak bleek te zijn om samen met de dorpsmeesters gevolmachtigden aan te stellen om namens de gemeenten leningen aan te gaan , die vaak onontbeerlijk waren om het hoofd te kunnen bieden aan de vaak ondraaglijke oorlogsschattingen van de prinsbisschop en de vaak nog ondraaglijker brandschattingen van de doortrekkende legers . De bedoeling was blijkbaar de bijeenkomsten van de gemeentenaren te vermijden . In Groot-Gelmen gaven de gemeentenaren in 1674 volmachten aan Peter Lombards, schepen , en Johannes Bartholeyns uit een voorname familie . Eveneens in 1674 aan Jan de Herckenrode van het kasteel . In 1675 aan jonker Jan - Baptist de Herckenrode, Peter Lombards en Jan Bartholeyns . Eveneens in 1675 aan jonker Jan-Baptist de Herckenrode , Peter Lombards en Quintinus Bartholeyns . In 1687 aan pastoor Coelemont van Gelmen , jonker Jan -Baptist de Herckenrode en Leonard Bartholeyns .

We maken nu een sprong voorwaarts tot in de napoleontische tijd, nl. 1801 met als burgemeester Lambert Knapen, 1808 F. Romsée, 1814 de Herckenrode, 1829 waarnemend burgemeester Smets, 1831 Raymaekers en schepen Smets, 1835 Smets Ch., 1848 Duchateau C., 1865 Ulens .

In 1893 hebben we als burgemeester Romsée Jan, geboren op 13/2/1823 . Samen met z'n eerste schepen Gerard Vijgen, geboren op 26/8/1825, werden ze voorgedragen voor het burgerlijk kruis eerste klas . Andere gemeenteraadsleden waren Ulens R., W. Roosen, Th. Timmermans en Vronincks R. . Bij de verkiezingen in 1900 zien we dat er 509 inwoners zijn en dat men 7 raadsleden mag kiezen . Lijst 1 bestaat uit Romsée Jan, Vijgen Gerard, Vronincks Jan en Timmermans Th. Lijst 2 bestond uit Roosen Guillame, Vronincks Raymond en Ulens Robert . Lijst 1 werd verkozen . Secretaris werd Vronincks Urbain, Nicolay, Prospere, benoems in 1899 . Ontvanger werd Bergans Pierre Jean, benoemd in 1881 en veldwachter werd Cantens Joseph, benoemd in 1846 . In 1909 is Ulens Robrecht burgemeester .

Bij de verkiezingen in 1921 had men Vronincks Raymond als burgemeester en leden Jans Joseph, Swennen Francois, Vandevoordt Ferdinand, Malaise Henri, Groven Arnold, Withofs Joseph, Romsée Georges .

Bij de verkiezingen van 1939 heeft men drie lijsten : Lijst 1 zijn de katholieken met als werkelijke raadsleden Withofs . (Withofs Joseph raakte z'n mandaat van gemeenteraadslid kwijt bij beslissing van de bestendige deputatie van 9 april 1945 . ) En als plaatsvervanger Roosen . Lijst 2 bestaande uit katholieken met als werkelijke leden de Borman, Groven Arnold, Princen Florent, Malaise en Loix en als plaatsvervangende leden Vronincks en Budenaers .Lijst 3 , zonder kleur met als werkelijk lid Vanvinckenroye en als plaatsvervanger Romsée .

Burgemeester werd Groven Arnold en schepen werden de Borman René en Princen Florent . Raadsleden zijnde Malaise Henri, Loix Constant, Withofs Joseph, Vanvinckenroye Hubert . Secretaris werd Boden Joseph, benoemd in 1933 en als ontvanger zien we Jeandarme Joseph, benoemd in 1936 . Crijns Jan werd veldwachter . Grovan Arnold, geboren op 16/3/1879 werd benoemd op 10/2/1939 en legde zijn eed af op 17/2/1939 . Verder komen we te weten bij tellingen dat er op 30 december 1940 638 inwoners zijn . Bij telling van 15 mei 1941 beslaat de totale bebouwde oppervlakte 462,99 hectaren en bedraagt de veestapel 443 runderen, 473 varkens en 93 paarden . Als oorlogsburgemeester krijgen we Lismont Gerard die overlijdt te Groot-Gelmen op 9/7/1944. Hij was geboren op 8/12/1891 . Groven Arnold wordt opnieuw burgemeester in 1947 . De verkiezingsuitslag van 1953 is de volgende : Malaise Henri , raadslid met 93 stemmen, de Borman R. , raadslid met 145 stemmen, Vrancken Gerard, burgemeester met 125 stemmen, Withofs Joseph, schepen met 108 stemmen, Groven Guillame, raadslid met 80 stemme,Vanhove Jean, 2 e schepen met 79 stemmen en Macors Albert, raadslid met 79 stemmen . In 1953 zien we een nieuwe ploeg rond burgemeester Vrancken Gerard nl. : de Borman René, eerste schpen, Gielen Jean, Withofs Julien, Meesen Joseph, Princen René, Groven Camille . Secreatris Boden Joseph, als gewestelijke ontvanger Jeandarme Joseph en als veldwachter Dumont Guillame, geboren op 14/7/1913 en benoemd op 1/11/1951 .

In 1959 hebben Vrancken Gerard als burgemeester, Gielen Jean en Macors Albert als schepenen en als raadsleden de Borman René, Vandevoordt Arthur, Vanmunsteren Joseph, Philippaerts Charel . In 1965 zien we een nieuwe burgemeester nl. Meesen Joseph en als schepenen de Borman en Withofs J. Als raadsleden Princen René, Groven Camille, Vrancken G. en Gielen J. Secretaris is R. Nijs ( 1971, misschien ook vroeger ) .

 

De veldboden .

Had de gemeente haar zelfstandigheid kunnen bewaren tot 1730-1750 wat betreft de dorpsmeesters en het financieel beheer aangaat . Anders was het gesteld met de korenvorster, korenbode of veldbode . Zijn taak bestond in het bewaken van de veldvruchten en het weren van loslopende beesten op andermans grond . Voor elk dorp werd er een veldbode gekozen door de verzamelde gemeentenaren en hij oefende z'n functie uit tot hij door dezelfde gemeentenaren ervan ontheven werd . Wegens het pandrecht dat hem door het keurboek verleend was, legde hij bij z'n aanstelling de eed af . Op de eerstvolgende genachten moest hij de gedane pandingen bij de schepenen binnenbrengen . Dit pandrecht dat in feite een politionele bevoegdheid was, bleek een doorn te zijn in het oog van de schout . Temeer daar de veldbode het niet-tijdig inbrengen van hun pandingen niet zelden achterwege liet . Niets liet de schout onverlet om een greep te krijgen op de aanstelling van de veldbode, waarbij hij met een geraffineerde sluwheid stap voor stap te werk ging . Soms zagen de gemeentenaren dit lijdelijk toe, soms ook kwamen ze hiertegen in verzet en verdedigden ze met hand en tand hun democratische rechten . Op 6 maart 1544, zette de schout Willem Eggens af als korenbode van Groot-Gelmen en benoemde hij Willem Monninks in diens plaats . Doch vooraf had hij de inwoners van het dorp samengeroepen en hun de vraag gesteld of ze wellicht bezwaren tegen z'n plan hadden . Niemand deed echter z'n mond open en Willem Monninks werd beëdigd .

Nu was het hek van de dam en voortaan zou nog enkel een gerechtsbode als veldbode benoemd worden en zou dit gebeuren bij middel van officiële benoemingsbrieven , zogenaamde commissie . De luitenant-drossaard ging er zich met bemoeien, ofschoon de gemeentenaren nog hun instemming moesten betuigen

. Op 6 april 1606, kreeg Maarten Steenen, gerechtsbode, z'n commissie als veldbode van Groot-Gelmen . Op 26 juni 1608 werd Wilhem Nijs, gerechtsbode, als veldbode van Groot-Gelmen beëdigd . Op 14 september 1617, werd Maarten Steenen die reeds in 1606 veldbode was , vervangen in 1608 door Wilhem Nijs, terug aangesteld als adjunct-veldbode van Groot-Gelmen . Dit was echter gebeurd zonder instemming van de gemeentenaren . Het jaar erna , op 26 april 1618 verlangden de inwoners van Groot-Gelmen een andere bode volgens hun eigen keus . De drossaard was ermee akkoord . Doch de schout zat er erg verveeld mee. Hij verzocht de gemeentenaren de redenen op te geven waarom ze Maarten Steenen niet langer wensten te handhaven als veldbode . De gemeentenaren antwoordden dat de schout wel het recht had een gerechtsbode aan te stellen , doch geen veldbode . De veldboden zo verklaarden zij : “ dienden enkel tot bewaring der freuchten “ en de schout kon hen tot geen andere taak verplichten . De schout werd tenslotte door de drossaard in het gelijk gesteld . Deze laat aan de schepenen weten het met hem eens te zijn : “ mits oock het van node is eene boden te hebben tot apprehensie der administratie des justietie die u gekwaliefieseerd mag sijn

ende dat deselfe agreabelen en de dienstich sal sijn der gemeinte . So beveel ick dat ge Maarten Steienen in den eid sal stellen sodat hij selve mij als drossard en mijne luitenant Gielis Ulens allen ueren en stondenbereid sal sijn .

  Maarten Steenen legde vervolgens op 21 juni 1618 de eed af . Op 26 maart 1637 verzochten ge gemeentenaren van Groot-Gelmen Maarten Steenen, hun veldbode, die wegens z'n hoge ouderdom en z'n zwakke benen het ambt niet meer naar behoren kon uitoefenen als veldbode te ontslaan en een nieuwe te benoemen . Dit werd hen toegestaan en de gemeentenaren mochten thans zelf een nieuwe veldbode kiezen . Hun keuze viel op Jan Marbeis die op 27 maart door de schout beëdigd werd.

* * *

 

De Sint-Sebastianus -schutterij .
___________________________

Ook in Groot-Gelmen bestond een St. Sebastianus-schutterij, welke we voor het eerst vermeld vinden in 1569 . In 1609 was Rijkalt Vanderheyden en in 1611 Jan Moens deken van de gilde .

Wie bij het jaarlijks koningschieten de vogel afschoot, kreeg een zilveren “ voghel oft papegaye “ om de hals gehangen, welke hij trouw moest bewaren zolang hij het koningsschap bekleedde . In 1609 was de vogel zoekgeraakt . Ardt van Muyssen, wiens voorzaat Ghijsen Mortbiers het laatst de vogel ontvangen had, werd voor het verlies aansprakelijk gesteld . Rijkalt Vanderheyden als “ deecken ende meester van die scuttercamer van Gelmen “, diende voor de schepenbank van Gelinden een eis tot schadevergoeding in . (71)

Omstreeks 1615 werd een nieuw schuttershuis gebouwd naast de kerk, naar de kant van de drinkbeek . Wilhem van Elch, “ deecken oft regeerder der selver cameren “, had 60 gulden voorgeschoten voor het optrekken van het gebouw . Op 5 december 1616 stonden Richalt Vanderheyden, toen opnieuw deken van de schutterij, Wouter Peters en Ruben Bartheleyns als raadslieden, en de overige schutterbroeders hem daarvoor een erfrente toe van 4 gulden ‘s jaars, welke gehypotheceerd werd op de voormalige schutterskamer met de grond die erbij behoorde en op 7 roeden grasweide te Hellensfort ( Helshoven ) tussen de oude beek en de molenbeek . De akte werd opgemaakt door notaris Ruben Bartholeyns, secretaris van de gilde . Op 7 juli 1623 betaalde Geerdt van Heers het geleende kapitaal in naam van de schutterij terug aan Willem van Elch, waardoor de rente te vervallen kwam . Als tegenprestatie kreeg Geerdt van Heers de grasweide te Helshoven van Ruben Bartheleyns, toen deken van de schutterij, voor 14 jaar in pacht . (72)

Het schuttershuis was cijnsroerig in ‘s Grevenhof te Engelmanshoven met 4 denieren . (73) Op 5 november 1671 werd het aldaar gereleveerd door Gerardus van Haeren, kapelaan te Groot-Gelmen en deken van de schutters . (74)

Het schuttershuis werd regelmatig verhuurd . In 1569 wordt Everardt Sterckendries en in 1622 Jan Quyens als huurder vermeld . Het kwam ook wel eens in handen van slechte huurders . In 1655 werd het bewoond door Jan en Maria Pallen, kleermaker, werd verdacht van moord op meester Jan Omalia, chirurgijn, gepleegd in de nacht van 25 op 26 juli 1655 . De meubels van Maria Pallen werden in beslag genomen als schadeloosstelling voor de “ huyshure als sij te achtern is die scutters tot Gelmen “ . (75)

(71) R.A.H. Gelinden, rolregister 32, fol. 42, 59 en 69 .
(72) R.A.H. Gelinden, gichtregister 4, fol. 149 v°, gichtregister 5, fol.9 en 92 v° .
(73) R.A.H. Gelinden, register 58 ( cheynsregister genaemt Sgrevenhof ), n° 37.
(74) R.A.H. Gelinden , gichtregister 9, fol. 208 en 237 .
(75) R.A.H. gelinden , rolregister 40, fol. 202 en 206 v°.

 

HET ZOENKRUIS TE GROOT-GELMEN .
_____________________________

Wanneer een moord begaan werd, werd meestal door de familie of de buren een kruis opgericht op de plek van de misdaad, het zogenaamde moordkruis , om de voorbijgangers om een gebed voorde dode te vragen . Onder het leenroerig stelsel, kon het geschil tussen twee partijen geregeld worden door een peis of zoene . Een van de voorwaarden was dikwijls het oprichten van een zoenkruis door de plichtige of diens naaste familie op de plaats van de moord . Toen in de 16 e en 17 e eeuw het overheidsgezag zich sterk ontwikkelde, vielen ook de vonnissen van ernstige en zware misdaden hoe langer , hoe meer onder de bevoegdheid van stedelijke of landelijke gerechten . Bij het straffen van een moord kwam dikwijls het oprichten van een boetekruis . In Limburg bestaan er al van soortgelijke kruisen .

Op het oude kerkhof te Groot-Gelmen ontdekken we in een vergeten hoek een oud stenen kruis, waarvan het inschrift op het eerste zicht onleesbaar leek . Na het kruis wat gezuiverd te hebben , kwam de tekst heel duidelijk te voorschijn :

Dit staat ter memorie van Jan Morbiers,zoon van Leonard Morbiers en Margaret Bartolie, die van leven ter dood
gebracht is door Ghijsen Vasoens, geboren 1643 ten 30 juli bid voor die ziele

(76). We slaagden er bovendien in het oorspronkelijke zoenverdrag terug te vinden in het archief van notaris Guilliame van Nuyst te St. Truiden . De gegeven in deze acte stemmen volkomen overeen met de tekst op het kruis . We hebben hier dus ontegensprekelijk te doen met een oorspronkelijk zoenkruis . Merkwaardig is ook dat de naam van de moordenaar uitdrukkelijk op het kruis vermeld staat , ofschoon dit in geen enkel zoencontract verlangd werd . Aangezien de familie van het slachtoffer volledig vergiffenis schonk aan de moordenaar, zou het immers inconsequent zijn de naam van de delinquent aan het nageslacht vrij te geven . Wellicht was het berouw van de moordenaar echter zodanig groot dat hij zich spontaan deze publieke en permanente zelfvernedering wilde opleggen . Tenslotte zij opgemerkt dat het zoenkruis zich nog steeds op dezelfde plek bevind als het volgens het contract moest worden opgericht nl. op het kerkhof van Groot-Gelmen . Om meer dan een reden is het kruis van Groot-Gelmen dus een unicum en verdient nadere beschouwing . Het slachtoffer van deze moord was Jan Morbiers, zoon van Leonard Morbiers , oud-schepen van de justitie van Gelinden en van Margaretha Bartholeyns . (77) Hij werd vermoord te Groot-Gelmen op 30 juni 1643 door Ghijs Vasoens, geboortig van Brusthem en woonachtig te Groot-Gelmen , gehuwd met Christina Steukers . De verzoening werd namens Ghijs Vasoens aangevraagd door Augustijn en Geert Vasoens, broers van de moordenaar . Petrus Seghers en Paulus Sweldens , Leonardus Morbiers , vader van het slachtoffer , met diens schoonzoon Quintinus Bartholeyns , secretaris van de justitie te Gelinden , vormden de eisende partij . Als goede mannen ( bemiddelaars ) waren aangezocht Guilliams Scroots en Johan van den Eelbampt , licentiaat in beide rechten en schepenen te Sint-Truiden . Het verzoeningscontract werd op schrift gesteld door Guilliams van Nuyst , notaris te Sint-Truiden, op 2 oktober 1643 ten huize van Coelen Jan senior in het “klaverblad “ te Sint-Truiden . Als getuigen traden op Henrik van Sassen , chirurgijn en voormelde Jan Coelen . Leonard Morbiers verklaart in dit contract dat hij de moord op zijn zoon door Ghijs Vassoens heeft geremitteerd en vergeven . Welke vergiffenis aanvaard werd door de echtgenote van de moordenaar Christina Steukers die mede bij het opmaken van deze acte aanwezig is . Zij verbindt zich de volgende voorwaarden na te komen . Ghijsbrecht Vassoens zal 150 Brabantse gulden voor begrafeniskosten en andere kosten geven , welk bedrag Christina Steukers onmiddellijk ter plaatse aan Leonard Morbiers uitbetaalt . Eveneens zal hij de dokterskosten voor z'n rekening nemen . (78) Ghijsen Vassoens zal een jaarlijks aflosbare rente betalen van 6 gulden voor een jaardienst voor de zielerust van de overledene . Deze rente zal gesteld worden op 9 roeden land te Gelmen in de Eckkersdelle ofwel 8 roeden ( deel van 16 roeden ) land gelegen tussen Groot-Gelmen en Heers in het Rechterveld . Voor Allerheiligen moet dit land vrijgemaakt worden van alle lasten . Ghijsen Vassoens zal binnen het jaar een stenen kruis oprichten op het kerkhof te Groot-Gelmen . Dit kruis moet 3,5 voet boven de aarde uitkomen . Er moet in gegriefd worden naam en toenaam van de aflijvige met jaar ,dag en maand van z'n overlijden . Aan de armen van Gelmen zal hij 8 vat koren geven en gebakken brood . Leonard Morbiers zal er echter 3 van schenken aan de moeder van de delinquent . (79) Het brood zal uitgedeeld worden in de week van de Sint-Maartenskermis . De moordenaar zal gedurende de eerste drie jaar het gezelschap vermijden van de kinderen en de naaste bloedverwanten van Morbiers . Door Ghijsbrecht zullen alle onkosten betaald worden die heden in het “ klaverblad “ gemaakt zijn en nog zullen gemaakt worden , benevens de notariskosten . Beide partijen binden zich deze overeenkomst voor justitie te bevestigen of te vernieuwen . De 8 roeden land in het Rechterveld worden door Gert Vassoens tot pand gesteld in naam van zijn broer .

* * *

(76) Het is kennelijk geen grafkruis . In dit geval zou de eerste regel luiden : hier ligt .., of iets dergelijks . Blijkbaar is de moord dus op het kerkhof zelf gebeurd .
(77) Leonard Morbiers, zoon van Ghijsbrecht Morbiers en Catharina van Heer , werd geboren te Groot-Gelmen . Hij werd schepen van Gelinden benoemd op 23 juni 1610 en legde zijn eed af in 1610 in handen van schout Godefridus de Lechi . Op 16 juni 1638 legde hij z'n schepenambt neer ten gunste van z'n zoon Willem die in 1638 beëdigd werd als schepen .
(78) De moordenaar was kennelijk dus niet aanwezig . Blijkbaar om een pijnlijke confrontatie met de familie van z'n slachtoffer te vermijden . Vermoedelijk was het slachtoffer dus niet onmiddellijk dood geweest, ofwel worden de kosten van de lijkschouwing hier bedoeld .
(79) Wellicht een welwillend gebaar tegenover de moeder van de moordenaar die aan het gebeuren geen schuld had en wellicht arm was .

 

Enkele woorden over de expeditie van Reydt in 1464 .
___
_______________________________________________

De acte , uitgegeven door M. Is. Kempeneers, in het laatste nummer van “ L'ancien pays de Looz “, legt het vertrek van de Vlaamse troepen naar het fort van Reydt vast op 27 juni.

Le liber anniversariorum inceptum 1461 van de kerk van Groot-Gelmen geeft, op de datum van 11 juli, dag van de Translatio benedicti abbatis, de volgende herinneringsaantekening :

Accessit valida castrum Rey plebs leodina ainsi que le distique suivant :

Reyda captat ictus
Reen aff clamat Bendisctus

De uitdrukking “ Reen aff “ tegenwoordig nog vermeld in St.Truiden en omstreken, betekent letterlijk “ verdwenen grens “ en wordt ook in die zin gebruikt “ gelijk met de grond “ .

Dit tweedelig vers laat dus verstaan dat het kasteel van Reydt van boven tot onder verwoest werd en daarenboven fixeert het de 11 juli als de datum van dit wapenfeit . De expeditie had dus juist 15 dagen geduurd .

* * *

 

DE PEST IN GROOT- GELMEN.
__________________________

De prinsbisschop van Luik, Ferdinand de Bavière, had z'n bisdom verlaten om te vluchten naar Duitsland . In het begin van 1636, besloot hij terug te keren . Maar, geïnformeerd dat de gemoederen nog niet bedaard waren, zond hij naar het prinsbisdom de keizerlijke legers, 4000 Kroaten, onder bevel van de beruchte baron Jean de Weert. Deze troepen plunderden meerdere dorpen in Haspengouw en de Kempen. De prinsbisschop , geschokt door de buitensporigheden van de Duitse troepen, smeekte de kardinaal - Infante Ferdinand, gouverneur van de Nederlanden, in een brief om tussen te komen .

Wij bemerken in deze brief dat de hongersnood en de epidemieën zich begonnen te voelen. Gedurende de onderhandelingen tussen de stad Luik en de keizer waren Duitse troepen , in de maand juni, aangekomen in het zuiden van de provincie Limburg om dit landsgedeelte te plunderen . Op het einde van deze maand in het jaar 1636 verliet het keizerlijke heer deze streek om elders te vechten.

Nauwelijks was het leger van Jean de Weert vertrokken of de pest, deze verschrikkelijk besmettelijke ziekte, vergelijkbaar met een dodenstroom, stak de kop op in St.Truiden en omstreken. (80) Deze epidemie maakte ook slachtoffers in het dorp Groot-Gelmen . Het oudste register “ Registrum Baptisatorum, confirmatorum et mortuorum inchoatum a Leonardo Coelmont ibidem pastor primo anno suae residentiae anno 1554”. Dit register alsook het “ Registum Baptisatorum inchoatum a R.D. Joanne Bartholeyns ibidem pastor primo anno suae posssessoris 1744” hebben gediend voor meneer Straven van St.Truiden, archivist, om het aanleggen van een lijst van inwoners die woonden in Groot-Gelmen gedurende de XVIIe en XVIIIe eeuw .

Het feit dat er in Groot-Gelmen reeds in 1636 een pastoor en een vicaris woonde, bevestigt dat het dorp in die tijd belangrijker moet geweest zijn dan nu ( slechts een pastoor voor de parochie Groot-Gelmen en Engelmanshoven) .

Ziehier de lijst van enkele priesters die Groot-Gelmen bestuurd hebben :

Henricus Beerden : - 1636
Gerardus Hamelars : 1652 - 1684
Leonardus Coelmont : 1684 - 1694
Georgius Bartholeyns : 1694 - 1714
Sebastianus Bartholeyns : 1714 - 1744
Joannes-Nicolaus Bartholeyns : 1744 -
Joannes-Martinus Proesmans : 1791 - 1822
Joannes-Josephus Knapen : 1822 - 1831

Men vermeldt dat de pastoor, de vicaris en z'n moeder en verder meer dan twintig personen geveld werden door deze ziekte vanaf 17 juli tot 16 september van het jaar 1636, dus enkele dagen na het vertrek van Jean de Weert .

Hieronder, wat ik las in het desbetreffende register :

“ Obiit 1636 R.D.H. Beerden parochialis ecclesiae de magno gelmen 18 julij peste .
R.D. Martinus van Straten ecclesiae de Gelmen capellan 8 ayg peste ....”.

Het is dus meer dan waarschijnlijk dat de verschijning van de pest in Groot-Gelmen te danken is geweest aan de Duitse legers die onze contreien plunderden .

* * *

(80) A. COURTJOIE, Histoire de la ville de St.Trond p.262 .

 

DE GEMEENTE GROOT-GELMEN ONDER HET ANCIEN REGIME .
___
______________________________________________

Na enkele aanwijzingen van algemene aard, zullen we de administratieve organisatie behandelen, alsook de belastingen en financiën van de gemeente, de invloed van de voorbijtrekkende legers op de financiële situatie, de eredienst, het onderwijs .

I Algemeenheden .

De gemeente zoals ze te voorschijn komt in een proces-verbaal van het opmeten van de jurisdictie van de ban van Gelinden krachtens een ordonnantie van Zijne Doorluchtige Hoogheid de prins van Luik, de 9 oktober 1616, spreidde zich uit over een oppervlakte van 512 bunder 17 roeden (81). Ze droeg bij in de gewone lasten van de prinsbisschop, in de hoedanigheid van graafschap Loon, voor de som van 17 florijnen (82) en maakte deel uit van de loonse ban van Gelinden, dewelke ressorteerde in hoger beroep en vroeg de recharge ( terug behandelen van een zaak) aan het hof van de schepenen van Vliermaal ( deze schepenen waren met zeven en waren allen licentiaten in de rechten ) . Loon zelf betaalde slechts 19 florijnen voor de gewone lasten aan de prinsbisschop . Dit bewijst het grote belang van Groot-Gelmen . Deze taks was van toepassing op alle onroerende goederen en de runderen die graasden op gemeentelijke gronden . De feodale goederen ( die hun taks betaalden aan de heren ) en de andere vrije goederen waren ontlast aan deze taks .

Op administratief en gerechtelijk vlak, het gezag van de prinsbisschop werd uitgeoefend door de hoge baljuw ( drossaard ) van Montenaeken en zijn luitenants (83)

De gewone rechtspraak werd uitgeoefend door het Tribunaal van Schepenen van Gelinden, terwijl toch enkele domeinen onderworpen waren aan speciale rechtbanken, meer bepaald het belangrijkste, het leen van Termotten ( of la motte ), in het begin waarschijnlijk in het bezit van de familie de Brockehem, vervolgens door de families de Ryckel en de Herckenrode . Dit leen hing direct af van het feodaal hof van Luik. Wij hebben tevens een spoor gevonden van het bestaan in onze localiteit van meerdere gezworen hoven of hoven van leenmannen, te weten :

1° Het hof van de leenmannen van Horpmaal , dat ondergeschikt was in hoger beroep van het hoger hof te Vliermaal (84)(85)

2° Het hof van leenmannen de Betgoven welke ressorteerde in hoger beroep onder het allodiaal hof van Loon (86). Dit hof bestond uit schepenen van Loon . (87)(88)

3° Een gezworen hof afhangende van het feodaal hof van Luik (89)

4° Een ander ondergeschikt hof ressorterende in hoger beroep bij de schepenen van Luik (90)

5° Een groot Loons leen genaamd het Kermpt Hof (91)(92)

Daarbuiten is er nog sprake van Hof van de proost van Sint-Truiden, Hof van Hamel, Hof van Rijckel, Vroenhof, Hof van Liebrecht ( 1399, 1403) met vermelding van Jan van den Eelbampt, Willem van Horion, Quinthen van Geer, Willem Pijpops, Willem Peters, Robert Librechts en Willem van Goethem ( Gothem) .

Wat het spirituele betreft maakte Groot-Gelmen deel uit van aartsdiakenaat van Haspengouw en van het concilie en dekenaat van Tongeren, zijn kerk bestuurd door een pastoor en een vicaris was toegewijd aan Sint-Martin.

Wij hebben geen enkel juist gegeven over de bevolking van Groot-Gelmen voor de Franse revolutie; in 1700 en in 1712 was het aantal huisgezinnen 40, het getal communicanten 160;in 1758, bevatte de gemeente 43 haarden ( woonhaarden) . In de veronderstelling van 5 bewoners per haard, komen we aan 215 zielen . In 1763 waren de huisgezinnen ongeveer 54, de communicanten 140; in 1779, constateren we het bestaan van 57 haarden, wat ons een bevolking van 285 bewoners geeft .

Bevolking :

1700 : 225
1763 : 200
1817 : 327
1846 : 374
1910 : 565
1961 : 714
1970 : 684

Als school diende een bouwvallig lokaal, langs de kerktoren gelegen .

De eigendom was fel verdeeld: in 1758, verdeelden 134 bezitters de grond onder zich, hetzij 534 bunder en 10 roeden en half . 49 onder hen woonden in Groot-Gelmen .

In Groot-Gelmen kwam de steenweg Brussel- Luik dwars voorbij . Naar onze mening kwam deze belangrijke weg juist voor café De Zwaan voorbij . In 1715 verloor Groot-Gelmen haar belang door de aanleg van de huidige tracé van de steenweg Luik-Brussel . Ze wordt gepasseerd door de Herck en bezat meerdere waterbronnen , een meelmolen en een brouwerij . Haar bevolking bedraagt rond 1900 ongeveer 400 inwoners .

Hier volgt nu een volledige lijst van familienamen van de dopen in Groot-Gelmen van 1634 tot 1822 : Addons, Adjudans, Baldwijns, Ballet, Bartholijns, Belfroid, Bex, Billen, Bodinne, Bolkaers, Borgens, Braybant, Broen, Brugmans, Busken, Buteneers, Canten, Candrix, Caudrix, Castermans, Cattestat, Christiaen, Claes, Claijkens, Cleven, Cloes, Coart, Collaen, Collar, Corswarem, Corthouts, Cranenne, Curfs, Custermans, Daniëls, Duchateau, Darthen, de Herckenrode, Dejaze, Delmons, Demal, Deplogt, Deplut, Deprez,Deurevoorst, Dethier, Dieu, Dierinckx, Dirix, Dollander, Donceel, Doorrevorst, Dries, Dubois, Eijben,Fastré,Fondrast, Foullon, Francis, Franquin, Frausen, Fransen,Fransis, Freret, Gemers, Gielen, Glennen, Goevaerts, Goffin, Govaert, Gregoir, Groeven, Groven, Gijsebregts, Habel, Hamonts, Happarts, Hayen, Hennin, Heusdens, Hofman, Holler, Hotgues, Houbrechts, Houbert, Houssiers, Huybrechts, Humblet, Hubert, Jacobij, Jamaer, Jans, Jaspar, Jaspers, Janssen, Kinon, Knapen, Leemans, Lismont, Libens, Leonard, Loesen, Loix, Loubaer, Lowet, Lux, Malaise, Malcor, Marchal, Massart, Masyer, Medaerts, Mathijs, Moens, Mellemans, Moermans, Morbiers, Maes, Massoels, Motmans, Mottars, Mullers, Munten, Neven, Neys, Nijs, Omalia, Pallen, Pechsten, Perilleux, Petermans, Peters, Petitjean, Pirar, Petitte, Plestraets, Plevoets, Plijmers, Poesman, Polus, Porta, Portail, Poulain, Princen, Proesmans, Putzeys, Pulinx, Prosmans, Queym, Quiden, Radelet, Reyer, Renen, Renson, Robijns, Romsée, Roossen, Rossillon, Rubens, Ruelis, Salmon, Schepen, Schoeman, Schurmans, Servais, Smeets, Smets, Smeulders, Stas, Stasseyns, Steenbergh, Stenen, Stevens, Stiers, Suwet, Swartenbrouckx, Swennen, Taps, Teelu, Thenaers, Thewis, Theys, Thomas, Thoars, Timmermans, Uyttenbroeck, Vaes, Vaesoens, Vanbrabant, Vandenhove, Vanderheyden, Vandersmissen, Vandervelden, Vanhees, Vanherck, Van Munsteren, Van Oest, Van Ormelingen, Van Rijckel, Van Widdingen, Vertessen, Voordtmans, Vortessen, Vrancken, Vronincks, Vrijdaghs, Wanten, Wouters, Wilborgs .

De gemeente is dikwijls vernield door bloedige oorlogen die gedurende meerdere eeuwen Haspengouw geteisterd hebben . Het was op deze grond dat Frederick, graaf van Namen en Prinsbisschop van Luik , op 1120 de troepen van Alexander de Juliers versloeg .

(81) Copie met certificaat bevindt of bevond zich in het kasteel de la Motte te Groot-Gelmen.
(82) Copie van accoord tussen de gemeenten van de ban. ( Gelinden, Engelmanshoven, groot en Klein-Gelmen) voor de verdeling van de lasten 9 october 1616 cf. Archieven van het kasteel de la Motte. (83) V. KEMPENEERS, op.cit.: II.30 Het baljuwschap van Montenaken bevatte een groot aantal gemeenten in Haspengouw .
(84) ROBYNS Top. : Loss : p. 165. De familie de Horpale of Horpmale bezat goederen onder Groot-Gelmen. V. Ridder de Borman Le livre des fiefs du Comte de Looz sous Jean d'Arckel P. : 32.
(85) Wij hebben onder ogen een authentieke verklaring afgeleverd aan Nicolas Michel Hardiques, ritmeester , betreffende de bewijzen van zijn adellijke afstamming langs moeders- en vaderszijde .Nicolas Michel Hardiques krijgt de titel van heer van Horpmaal en de Ter Moten . Men bemerkt ook dat deze in de derde graad langs moederszijde afstamt van Anne de Rijckel , behorende tot de familie de Rijckel die tot 1589 het kasteel de la Motte bezat .
(86) ROBYNS Statuta Lossensia p. 104 Top.Los. p. 163.
(87) In de gichten ( lijst met testamenten, verkopen leningen, schenkingen enz..) van het Hof van Betgoven van 1609- 1622 herkennen we naast de bekende namen van Bartholeijns, Leonardus Mortbiers en Guillelmus Herckendries ook nog Wilhelm Bartholeijns, de Lutzeborch, Robrechts, Lambrechts, Omalia . Dit boek is in die periode bijgehouden door Adam Jordens, Meyer 1601 ) .
(88) De cijnsen van het Hof van Betgoven vermeldt rond 1471 Moertbiers, Vanderborch, Lambrechts, Utenbroek, van Broeckem, Swenbordts, Gijdemont van Halmaal, Ghijsbrechts, Abeels, Bartholeijns, Jacobs, Jan Mareyen, Egghen, Vandenborn, Jan Vaes en Fastrat Vranken . In de periode van 1590 tot 1646 komen volgende namen voor: Mortbiers, Ghijsen, Jacobs, Willem Eggens, Joanna Daniëls, Willem Robijns, Marie Smeets, Wilborgus, Vrijdaghs, Gielis Steenen, Henrik Medarts, Liebens, Timmermens, Ardt Wouters .
(89) Gereleveerd bij het feodaal hof van Luik door Ridder Guillaume van Vucht , kapitein in dienst van Spanje, op 6 augustus 1771 . Hij was de zoon van Guillaume - Henri - Pierre van Vucht, burgemeester van St. Truiden , en Isabelle Hardiques, dochter van Nicolas Lambert Hardiques, ritmeester en burgemeester van St. Truiden in 1743, heer van Horpmaal en de Ter Moten .Deze Nicolas Lambert Hardiques was he broer van Henri Lambert Hardiques, overgrootvader van de adellijke weduwe Ulens, geboren Marie-Anne-Jacqueline Hardiques, rentenierster en te Sint.Truiden en destijds in het bezit van het kasteel te Groot-Gelmen . Ze had één broer Mr. Nicolas Lambert Hardiques, rentenier te St. Truiden , laatste mannelijke afstammeling van z'n familie.
(90) Lijst van de hoven die dit ressort vormen is gevoegd bij het decreet van de prins-bisschop Maximilien de Baviére van 27 september 1655, en ridder de Borman, Les Echevins de la Souverraine Justice de Liége .
(91) Reliëf zaal van Kuringen op 13 januari 1300. Deze inlichtingen zijn te vinden in de archieven van Baron de Herckenrode en ze waren gedeponeerd op de archieven van het kasteel de la Motte .
(92) Hier is te noteren dat dit hof een echte jurisdictie had over de personen en de goederen van hun gebied .

 

II. De lokale administratie .

De autonomie van de gemeenten in onze regio dateert van verre . De onderdanen van de graaf van Loon en de prinsbisschop bestuurden hun zelf , stemden en ontvingen de lokale belastingen . Het recht van de prinsbisschop bevestigde zich enkel in het ontvangen van de lasten en in de controle op de gemeentelijke boekhouding .

Tot de bevoegdheid van de hoge baljuw, of eerder aan zijn luitenant, behoorde het toezicht op de lokale administratie en de benoeming , ten minste in Groot-Gelmen, van één van de twee gemeentelijke magistraten ( beide Borgmeesters of Dorpmeesters ). (93) Deze dorpsmeesters waren belast met het beheer van de financiën, met de administratie en het onderhoud van de goederen, gebouwen en de gemeentewegen .

In politiezaken, in de meeste gemeenten, was het gezag bij de Scabinale hoven gebleven . (94) Ieder jaar brachten de dorpsmeesters hun rekeningen binnen , in algemene vergadering van de inwoners die samengeroepen waren door publicatie en door het geluid van de klokken . De luitenant-drossaard of zijn afgevaardigde, de schout van de ban ( gerecht) van Gelinden ( scholtus), assisteerde zeer vaak bij de vergadering en controleerde of alles juist was, hij vond het soms nodig sommige uitgaven door de burgemeesters te rechtvaardigen , noteerde aldus in de marge docuit of docuerunt , corrigeerde soms, naar aanleiding van z'n onderzoek, enkele cijfers en maakte ten slotte op het Register zelf van de boekhouding, een proces-verbaal op van goedkeuring . De inkomsten bestonden uit het bondergeld, de taks op de haarsteden, de schapen, het vee en de opbrengst van het gras der gemeentebeemden .

De algemene vergadering van de lijfeigenen ( boeren) werd gehouden, hetzij op het einde van het jaar wanneer de rekeningen werden gecontroleerd, hetzij aan het begin van het volgend jaar . Nochtans, gedurende de laatste periode van de XVIIIe eeuw hebben deze vergaderingen niet meer regelmatig plaats gevonden . Zo gebeurde het dat de rekeningen van 1779, 1780 en 1781 werden goedgekeurd in 1785; het gebeurde ook in die tijd, dat de vergadering zelf de datum van de volgende overlegging van de rekeningen vastlegde; zij fixeerde soms de datum in het midden van het jaar . (95) Ter gelegenheid van die pleidooien of vergaderingen werd het hoofdstuk “ dranken” zeker niet vergeten; de burgemeesters die hun taak neerlegden offreerden bier aan de mensen die ze bestuurd hadden en plaatsten de uitgave op rekening van de gemeente, bij de toewijzingen van het gras van de weilanden welke de lokale magistraten behandelden , was de gewoonte van lijfkoop drinken reeds in gebruik; elke toegewezen moest een aantal potten bier (96) betalen in evenredigheid met de prijs van toewijzing . Nochtans in 1779, heeft een reactie plaats tegen de gewoonte van het houden van publieke vergaderingen in een cabaret en het proces-verbaal van een vergadering van bestuurden gehouden onder het voorzitterschap van de luitenant-drossaard Van Buttenaecken leidt er toe dat overeen gekomen wordt “ dat in het toekomende hunne gewoonlycke vergaderplaetse sal sijn in de schole voor alle en igelycke hunne gemynte affairen van der rekeninge, uitgeven van Broucken, deliberatie over hunne gemynte affairen en alle anderen van wat nature die souden mogen wesen, soodanigh dat al wat in eene andere plaatse zal konnen gedaen worden niets anders en sal konnen of mogen aangezien worden als voor sub et ob re, nul en van geen der weerde . “ (97)

De vergadering eindigde zoals gewoonlijk door de benoeming van twee burgemeesters, de éne was zoals we reeds zegden, aangesteld door de luitenant-drossaard, de andere verkozen door de lijfeigenen ( boeren) (98) . De gemeentekas werd onmiddellijk door de aftredende magistraten door gegeven aan de nieuwe burgemeesters of dorpsmeesters en van deze overdracht werd acte opgemaakt in een proces-verbaal .

(93) Te Montenaken, de twee burgmeesters werden verkozen door het volk. Zie KEMPENEERS de Oude Vrijheid Montenaken, Leuven, 1862, t. II. P. 152 en volgende.
(94) KEMPENEERS op. Cit. II. 154.
(95) V. Register van de boekhouding Archieven van het kasteel de la Motte .
(96) V. Register van de huur van weilanden Archieven van het kasteel de la Motte.
(97) Register van de boekhouding reeds geciteerd, rekening van 1778.
(98) Zie het proces-verbaal van de benoeming der burgemeesters , opgesteld in 1753 door de luitenant-drossaard a Speculo, register van de verhuring van weilanden reeds geciteerd fol. 153. In het prins-bisdom Luik, zegt M. Brants, was elke lijfeigene als familiehoofd kiezer op voorwaarde dat hij in het rechtsgebied 5 roeden grond had met een huis . ( V. BRANTS. Histoire des classes rurales aux Pays-Bas. Mémoires couronnées et autre mémoires publiés par l'académie royale de Belgique coll. n 8° t. XXXII p. 202.)

 

III GEMEENTEFINANCIES.

LASTEN VOOR DE DIENST VAN VOORBIJTREKKENDE TROEPEN .

Het volstaat een blik te werpen op een gemeentelijke rekening van de tweede helft van de XVIIIe eeuw, om zich te overtuigen dat de financiële situatie van Groot-Gelmen ver van schitterend was; het grootste deel van de gemeentelijke inkomsten werd gebruikt om de intresten op geleende kapitalen terug te betalen . Het is ons echter niet mogelijk de reden van deze leningen te preciseren , die ouder waren dan het eind van de XVII e eeuw . Wij bemerken wel dat in 1688 de gemeente ten titel van lening van de Celestijnen van Tongeren, gevlucht naar Luik, een som van 8500 florijnen ontving . Maar deze som, zoals ze verschijnt in een gedetailleerde afrekening die wij bezitten, werd bijna totaal gebruikt om oudere leningen terug te betalen . (99) Wij durven hier toch te stellen dat het niet roekeloos is te bevestigen dat de oorzaken van deze zware lasten voor de gemeente te wijten is aan het constant passeren van legertroepen . Het lijkt ons zeker dat de Bourgondische legers, in hun vele expedities tegen de Luikenaren , zijn voorbij getrokken op het grondgebied van onze gemeente . De oude weg van Sint-Truiden naar Luik liep immers over ons grondgebied .

Onufrius de Santa Croce, legaat van de paus bij de Luikenaren gedurende de Bourgondische oorlogen, vertelt trouwens dat voor de zak ( beleg) van Luik, er een onderhoud plaats had tussen hem, enkele Luikenaren en Guy de Humbercourt, luitenant van Karel de Stoute . Dit onderhoud moet plaats gehad hebben op een plaats tussen Gelmen en Hoepertingen .( waarschijnlijk aan de kapel van Helshoven ) (100) . Spijtig genoeg werden de Luikse gezondenen bespot en beschimpt door de soldaten van Humbercourt en konden ze hun weg niet verder zetten . De luikse troepen onder leiding van de welbespraakte Raës de Heers en Fastré Baré de Surlet, telg uit één der voornaamste Luikse families, kregen versterking van Tongerse contingenten en van de Loonse steden . Hun aantal bedroeg 15.000 man en ze waren overvloedig bewapend . Hun numeriek overwicht werd te niet gedaan door het oncontroleerbare gedrag van de Luikse en Tongerse soldaten, die zonder een bevel af te wachten op de Franse troepen afstormden . Die dag vielen te Brustem ongeveer 4000 man, het merendeel mijnwerkers en smeden . Raës de Heers ging reeds bij het eerste treffen op de vlucht, terwijl Fastré Baré, met zijn broers en enkele getrouwen weerstand biedende tot de laatste man, onder de vijandelijke lansen viel . Luik werd nadien voor een groot deel geplunderd en verwoest . Nog vele Luikse kunstschatten bevinden zich in Franse kastelen en musea . Dit gevecht ging de geschiedenis in als de slag om Brustem in 1468. Tijdens de religie-oorlogen, renden de troepen van de prins van Oranje door gans Haspengouw en meer bepaald ook in de streken van Sint-Truiden en Borgloon . (101) De prins van Oranje en z'n tegenstander de hertog van Albe kampeerden achtereenvolgens te Groot-Gelmen ( 1568) . (102)

In 1636, de keizerlijke legers onder bevel van Jean de Weert, die het bisdom hadden bezet op bevel van de bisschop Ferdinand de Bavière ter gelegenheid van de strijd tussen de Chiroux en de Grignoux ( Luik), brachten de pest in Groot-Gelmen . (103)

Op 9 juli 1673 leende Jonker Jan de Herckenrode, namens het dorp Groot-Gelmen, van Willem Palmen van Tongeren, een bedrag van 800 gulden voor 40 gulden jaarlijkse rente “ om de ingezetenen des dorps int generael te bevrijden van die spanninge ende verder exactiën der franschen ende also aen die selve te voldoen . Het voorbeeld van de Fransen werd gevolgd door hun tegenstanders , de Spanjaarden . Groot-Gelmen moest 1050 gulden aan de Spanjaarden betalen in hun garnizoen te Zoutleeuw . Daar zij het geld niet hadden, kregen Peeter Lombaerts en Johannes Bartholeijns, dorpsmeesters van Groot-Gelmen, op 22 februari 1674 van hun gemeentenaren een volmacht om 1050 gulden te lenen en te” Extingeren alsuch aenheysch der rationen bij die Gouverneur van Brabandt aen die gemaynten gedaen “ . Eerts op 10 maart 1674 slaagden de dorpsmeesters erin het bedrag te lenen van Sr. Jan Beinaert van den Bergh van Sint-Truiden voor een rente van 50 gulden .

(99) Register van de verhuring van weilanden fol.1.
(100) V. BORMANS. Memoire du légat Onufrius, p. 110.
(101) V. BRASSINNE en de geciteerde bronnen; Bulletin de la Société des Bibliophiles Liégeois, t. VII 2 e fasc.: p. 230.
(102) V. STRAVEN, Inventaire des Archives de St. Trond , t. III, pp. 55 en 57 .
(103) V. J. DE KLEPPER , Ancien Pays de Looz , IX, 59.

Op 6 februari 1675 gaven de gemeentenaren van Groot-Gelmen opdracht aan hun dorpsmeesters, Vaes en meester Willem Hendrijckx, om 1000 gulden te lenen “ om te extingueren ende te voldoen aen alsuch groete ende excessieve lasten oft contributiën welcke door de keyserlicke troupen werden van de gemeyntenaren te heysen “ . Toen zes weken later de dorpsmeesters nog steeds geen geldschieter konden vinden, gaven de gemeentenaren in aanwezigheid van Nicolaus van Haren, vroeger misheer te Gelmen, op 20 maart 1675 volmacht aan Sr. Jan Baptist de Herckenrode, meester Pieter Lombarts en Jan Bartholeyns om eender welk bedrag te lenen . Reeds de volgende dag slaagden deze in hun opdracht . Ze leenden 500 gulden voor 20 ½ gulden jaarlijkse rente van juffrouw Maria Witten, en zuster Agnes Noelmans, medemeesteressen en pastoor van het begijnhof, Theodorus Vandenbrandt .

Na zulks succes ontvingen Jan Baptist de Herckenrode, Peeter Lombaerts en Quinten Bartholeyns op 19 juni 1675 nogmaals volmacht om 2000 gulden te lenen “ Dezelfde dag slaagden ze erin om 600 gulden te lenen van Sebastiaan van Geel, secretaris van Gelinden, voor een rente van 30 gulden . Op 12 augustus 1675 kan Jan Baptist de Herckenrode nog eens 800 gulden lenen voor 40 gulden van Jan Frenca, pastoor van Jesseren . Ondertussen waren de dorpsmeesters erin geslaagd hun opdracht van 6 februari 1675 te vervullen en leenden 700 gulden van Jacob Hamelaers, burgemeester van Tongeren tegen een rente van 35 gulden .

Tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV, meer bepaald gedurende de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de slag bij Neerwinden ( 29 juli 1693 ), verleende Groot-Gelmen onderdak aan troepen behorende tot bijna elk Europees land . Het Franse leger sloeg er zelfs een kamp op . Het gemeentelijk register betreffende de huur van weilanden dat wij hoger reeds vermelden, bevat over deze kampementen enkele zeer interessante aantekeningen . Wij geven ze hier kort weer :

1. De 16 de mei 1689, zijn gekantonneerd te Groot-Gelmen een majoor van het regiment van generaal Opdam, z'n achttien paarden, alsook twee eskadrons . Een nieuw eskadron voegt zich twee dagen later bij en vervolgens rijpaarden en de bagage van de generaal . (104) Hun kamp duurde zes dagen; twee derde van deze troepen waren gelogeerd te Groot-Gelmen, de rest te Mettekoven . De uitgaven voor Groot-Gelmen bedroeg 3015 florijnen .

2. De derde november 1689, kampement van het regiment Brenneken, 330 paarden te Groot-Gelmen, 165 te Mettekoven, een dag en een nacht; kosten berekend voor Groot-Gelmen 495 florijnen .

3. Einde mei 1690, 105 of 106 ruiters van het regiment de Warfusée, onder het bevel van de graaf van Niel; (105) kosten geëvalueerd op 159 florijnen . Te Mettekoven logeert op dat moment 53 ruiters van hetzelfde regiment .

4. 15 januari 1691 en de vijftien daaropvolgende dagen, kampement van 3 Brandenburg compagnies en van generaal Heyden; kosten begroot op 2384 florijnen 5, waarvan men 100 maten haver en een deel voeder mag in mindering brengen . Ze werden betaald door de troepen zelf .

5. 5 november 1691, kampement van 90 ruiters van generaal Waldyck (106), een dag en een nacht, kosten begroot op 135 florijnen .

Te Mettekoven logeren op dezelfde dag 45 paarden .

De totale som voor de gemeente Groot-Gelmen te wijten aan deze 5 kampementen was 5183 fl. . Een staat van deze prestaties werd overgemaakt aan de Luikse autoriteiten .

6. Daar bovenop blijven, de 21 ste oktober 1691, te Groot-Gelmen en te Mettekoven drie eskadrons van Koerlanders, 240 ruiters, de officieren en de paarden voor het transport van de bagage .

7. De 28 ste oktober 1691, kampeerde te Mettekoven en te Groot-Gelmen een regiment infanterie van baron de Heyden, met een getalsterkte van 600 mannen, de officieren niet inbegrepen; met nog eens een surplus van 80 paarden voor de officieren en het transport; ze verbleven hier tot de 24 ste .

8. De 6 de mei 1692, zou gans het Engelse regiment infanterie van Douglas te Groot-Gelmen verbleven hebben, maar de baron de Cortanaeck, commissaris van de Luikse troepen, verdeelde het regiment over de ganse bank van Gelinden, zodat Groot-Gelmen slechts 9 van de 25 compagnies te logeren had .

9. De 27 ste oktober 1692, komt generaal de Tilly (107) aan te Groot-Gelmen met heel z'n regiment, en daarbij nog de regimenten Spaen en Hubert , van de Hollandse cavalerie . Ze vroegen geen logementsbiljetten aan de dorpsmeesters, maar elkeen probeerde zich neer te zetten op goed geluk af; enkel de officieren vonden onderdak in de huizen, de soldaten sliepen onder tenten . De volgende dag stuurde de Tilly een deel van het regiment Hubert naar Mettekoven en een deel naar Klein-Gelmen; de 29 ste vertrokken ze naar Millen, Xhendremael enz.

10. De 30 ste november 1692, de inkwartiering van een infanterieregiment, de helft te Groot-Gelmen en de andere helft te Klein-Gelmen .

(104) Deze generaal Opdam was zeer waarschijnlijk de luitenant-generaal Boe Wassanaer Van Opdam die stierf in 1714 . Volgens een document van Hoeselt, bestond het regiment van zijne hoogheid Opdam , luitenant-generaal van de hollandse troepen, uit 500 man en paarden en bagage . Zijne excellentie verbleef te Hoeselt en Alt-Hoeselt gedurende zestien dagen te beginnen vanaf 18 mei 1689 . Men mag aannemen dat de bagages van de generaal onmiddellijk getransporteerd zijn geweest van Groot-Gelmen naar Hoeselt .
(105) Waarschijnlijk Jean-Théodore de Corswarem, graaf van Niel, heer van Landelies Bomerée enz. zoon van Jean en Isabelle de Rausschot, echtgenoot van Marie-Françoise Coloma, gravin van Bornhem, Colonel van de cavalerie in dienst van de Staten - Generaal van de Verenigde Provincies, gestorven op 29 juli 1713 . ( Zie LEFORT? Descendance de François de Corswarem, graaf van Niel, privé Raad X en ook DE HERCKENRODE , Nobilaire des Pays Bas enz. I. 518 .
(106) Georges-Frédérick, graaf van Waldeck, geboren in 1620, prins van het keizerrijk in 1682, generaal-majoor, generaal van de algemene legers, gestorven op 9 september 1692 .
(107) Albert- Octave de T' Serclaes-Tilly, geboren te Brussel op 1646 en gestorven te Pamplona op 1715. Hij was de kleinzoon van de held van de dertigjarige oorlog . Hij zelf onderscheidde zich in de spaanse successieoorlog . In 1689, had hij Luik verdedigd tegen de maarschalk de Boufflers die, nadat hij de stad 4 dagen gebombardeerd had, de stad innam . Prins gecreëerd in 1693 door de konig van Spanje, daarna Ridder van het Gulden Vlies, werd hij vervolgens vice-koning van Navarro en Catalonië .

Anderzijds, weten we door aantekeningen in een oud parochieregister, dat een korps van het leger van Lodewijk XIV twee opeenvolgende jaren kampeerde in de nabijheid van Groot-Gelmen en zich overleverde aan plunderingen van allerlei aard . Pastoor Bartholeyns die deze inlichtingen noteerde, licht ons ook in van wat hij vond bij de inbezitneming van z'n pastorie in 1694 . Al de goederen van dit laatste verwilderd en vernietigd door de opeenvolgende oorlogen en de ziekte van zijn voorganger . Hij is verplicht geweest om zichzelf paarden en knechten aan te schaffen om de gronden te bewerken . Er was een tekort aan paarden en werkmannen in de gemeente, al de oogsten waren vernietigd door de soldaten, de inwonersaantal was verminderd door de laatste ziekte en de meesten onder hen hadden het dorp moeten verlaten . In feite waren de huizen totaal geplunderd, geen enkele schuur of graanzolder was intact gebleven en de meubels waren meegenomen; (108) van de pastorie bleef geen deur of venster over . (109)

Wij hebben vermeld dat volgens het oude gemeenteregister de tussenkomst van baron de Cortenaecken met het oog op de goede orde bij de inkwartieringen . Nu volgt wat Abry er over zegt in zijn Recueil héraldique des Bourgmestres de la Noble Cité de Liège :

“ Deze burgemeester is onvermoeibaar gebleken gedurende de laatste oorlogen in z'n functie van eeuwige afgevaardigde door de staat, om het doortrekken van de troepen gade te slaan en hun een goede orde op te leggen in hun campementen in ons land “. Wij kunnen constateren dat ondanks al de vlijt van de Luikse commissaris, het plunderen door de Franse troepen niet kon vermeden worden . (110)

Gedurende het verloop van de XVIII e eeuw, brengen de gemeenteregisters nog vele

meldingen aan het licht betreffende de gedane uitgaven voor de dienst van de legers . Een speciaal belaste rekening is deze van het jaar van de Franse Revolutie ( 1789 ) . De prestaties zowel in mensen als in etenswaren waren talrijk en de gemeente had tot last, samen met Gelinden, de uitrusting verschaffen van een ruiter ( dragonder ) . (111)

De gemeenten konden zich niet de middelen aanschaffen noodzakelijk om hun lijfeigenen te vergoeden voor al deze corveeën . Ze hadden dit nodig voor de leningen en de grondbelasting te betalen .

Men weet dat bijna in elk van de localiteiten van het land van Loon en Luik, de bezitters van goederen gesitueerd onder het territorium , opgedragen werden een proportionele belasting te betalen in verhouding tot het aantal hectaren dat ze bezaten; te Groot-Gelmen, bestond deze belasting de laatste helft van de XVIII e eeuw, uit twee florijnen per haard, per rund of vier schapen en per bunder eigendom .

Nog een bijzondere belasting was het schouwgeld , dat betaald diende te worden naargelang het aantal schouwen . In 1748 waren er in Groot-Gelmen 59 schouwen . Dit terzijde . (112)

De belasting werd eerst geheven door de gemeente van de plaats van ( inhorréation ), maar naar het einde van de XVII de eeuw, had de inning plaats op alle gronden van de jurisdictie, welk ook de plaats van ( inhorréation) was . Een reglement van de prinsbisschop Maximilien-Henri de Bavière, op datum van 6 april 1686, stipuleert in artikel 15 dat de werkelijke lasten die de gemeenten opleggen ( de belastingen voor het profijt van de prins buiten beschouwing gelaten ) “ worden omgeslagen ( verdeeld) voor twee derden op gelijk welke fondsen ... en het andere derde op de gebruiksgoederen en andere persoonlijke goederen ..., er onder verstaan dat werkelijke lasten, deze zijn aangegaan gedurende de oorlogen aangegaan voor belastingen, terugkoop van voeders, leveringen van rantsoenen, voertuigen inbegrepen ... De belastingen of persoonlijke middelen moeten geheven worden op de gebruiksgoederen, de consumeren, de veestapel, de bierhandel of andere handel, en alle middelen te gebruiken welke het best geschikt zijn in elke gemeente . (113)

(108) Edmond-Conrard de Voordt de Cortenack, opgenomen in de adelstand, zzon van Jean - Bernard de Voordt en van Marie, baronnes van Palante, echtgenoot van Victoire Mauricie de Hulsbergh, dame van Cortenack of Cortenaecken .
(109) f° 39 ... quam inveni totaliter a militibus Regis Galliae destructam sic ut nec una fenestra nec unum ostium esset integrum .
(110) V. in de LOUVREX Recueil des Edits ch.: III § 13 art. 8 en II. Ch. : LIX. De Relatieve concordaten betreffende de doorgang van vreemde troepen door het land van Luik.
(111) M; de kannunnik Daris geeft ons de geschiedenis van het lichten van voetvolk en ruiters in het baljuwschap van Montenaken . Ze werd gedirigeerd door de Luitenant -Drossaard van Buyttenaecken die dezelfde zaak diende dan de luikse Patriotten .
DARIS, Notices historiques sur les Eglises du Diocése de Liège. T. XII, Liège, 1894 pp. 333 et suiv.
(112) Reg. 97 fol. 91 - 92.
(113) SOHET, I, 2, tit. 40 KEMPENEERS op. C.t. II. 194, DE LOUVRE XI .

Een ordonnantie van 1705 (114) bevestigt dit reglement en schrijft er de strikte toepassing van voor “ bij gebrek aan observatie van gezegd artikel “ en zegt hogergenoemde ordonnantie er nog bij ( het is te zeggen, omdat men vergeet om de vreemden belastingen te laten betalen op deze plaatsen ) “ het grootste deel van de gemeenten die tot over hun oren in de schulden steken, worden verlaten door de schuldenaars en de belastingplichtigen . Deze laatsten gaan zich vestigen in dorpen die minder belast zijn , zelfs in een ander land . Hieruit kan alleen maar verwarring en een totale ruïne bij de gezegde gemeenten overblijven en ook bij de particulieren die zich gedwongen voelen om hun gronden te verlaten tot groot nadeel van de staat en de publieke inkomsten “ .

Het verdrag van 8 mei 1715 tussen de prinsbisschop van Luik en de Staten van Holland, rapporterend over de relaties tussen de Luikse gemeenten en deze die in Luiks territorium afhangen van de Algemene Staten , doet niks anders dan dezelfde principes toepassen wanneer het stelt dat :

De lasten , aan de welke de respectievelijke gemeenten de vreemdelingen wilden onderwerpen, zullen voortaan worden ingelost en verdeeld door de tussenkomst van voornoemde vreemden of zullen ze er aan herinnerd worden . Te beperken door de gemeenten, waarvan er op z'n minst een publicatie zal aangeplakt worden aan de kerk door een geafficheerde melding aan de kerkdeur . De vreemdelingen zullen niet meer dan twee derden betalen ; “ daar, zo zegt het verdrag, niet kunnen genieten van de welstand waarvan de lijfeigenen ( boeren) begunstigde zijn . Voorwaardelijk omdat , indien de dorpen en de residerende vreemden dit reglement niet afficheren of bekend maken, ze gedwongen zijn de ganse last , zonder vermindering van een derde , te betalen . Zodat de justitie hun over dezelfde kam scheerde . (115)

Alhoewel dit reglement maar kracht van wet had voor de betrekkingen tussen de Luikse gemeenten en de Hollandse, breidde men z'n toepassing uit voor de relaties tussen zuiver Luikse gemeenten en loonse . Zo komt het dat te Groot-Gelmen de vreemdelingen aan de dezelfde lasten onderworpen waren dan de boeren en dat in de processen die betrekking hadden op de belastingen tussen de gemeenten, die onderworpen waren aan het gezag van de prinsbisschop, dit reglement ingeroepen werd .

De goederen van de kerk ontsnapten niet aan de belastingen, voorzover ze afkomstig waren van giften gedaan door particulieren . Een ordonnantie van de privé-raad van de prinsbisschop op datum van 18 september 1724 besliste dat de pastoor van Groot-Gelmen gehouden was tot het betalen van een belasting aan de gemeente Berlingen voor gelegeerde goederen aan z'n pastorie en die gesitueerd waren onder Helshoven, een gehucht dat op het spirituele vlak afhing van Groot-Gelmen, maar wat betreft het wereldlijk vlak verbonden met het kleine dorp Berlingen bij Loon . (116)

Deze belasting was noodzakelijk voor de buitengewone bevoorradingen voor de legers en was betaalbaar door alle onderdanen zonder onderscheid .

De burgemeesters van Berlingen ondersteunden het feit dat particuliere goederen ,die vroeger belastbaar waren, door een schenking aan de kerk niet immuun konden worden . Men kan niet meer rechten afstaan dan men zelf heeft . De ordonnantie van 18 september 1724 gaf hun gelijk . (117)

Na deze beslissing,imiteerden de burgemeesters van Groot-Gelmen hun collega's van Berlingen en hefden een belasting op de goederen van de parochie . Daarvoor hadden de burgemeesters bijna geen belasting gehefd op deze goederen . Dit blijkt uit het protest van pastoor Bartholeyns op datum van 23 november 1736 en dat neergelegd is in de archieven van de kerk .

Het resultaat van de belasting bereikte in 1759 1331 Luikse florijnen . Maar door de schrapping van de taks op de veestapel en de schapen, herviel ze in 1790 tot 1193 florijnen .

Daar de gemeente in eigendom een redelijk groot weiland had, bijgenaamd Broeken , was de verhuur van het gras een zeer belangrijke bron van inkomsten . Zo komt het dat in 1759 ze van deze verhuur een som van 647.15 fl. ontvangt; in 1790 zijn deze ontvangsten reeds gedaald tot 359.19 fl.

Het hoofdstuk Uitgift van de gemeentelijke rekening van 1759 geeft een idee van de natuur van deze gewone uitgaven van de gemeente in die tijd : het jaarlijks reglement van de intresten op de schuld eiste belangrijke sommen; de uitgaven voor gemeentelijke werken waren zeldzaam; dat was van tijd tot tijd enkele florijnen en enkele potten bier voor hen die belast waren met het aanvullen van de wagensporen en een of twee werkdagen voor de dringende herstellingen aan de school of de kerkklok .

Voor een werkdag werd twaalf penningen of stuivers neergeteld, een duizendtal bakstenen kostte 7 florijnen .

(114) Livre des ordonnances n° 28 ( 1704-1723) KEMPENEERS op. Cit. II. 193. Ch.: XXIII .
(115) DE LOUVREX , Recueil des Edits II, pp. 478-479 .
(116) V. Proces tussen de pastoor van Groot-Gelmen, Sébastien Bartholeyns en de burgemeesters van Berlingen, op de archieven van het kerkfabriek van de kerk van Groot-Gelmen .
(117) Het proces werd ingeleid door pastoor Bartholeyns zelf naar aanleiding van het wegnemen zonder een vorm van procedure en wegens recuperatie van belastingen, door gemeente Berlingen van een deel van de oogst dat reeds in schoven gebonden stond op het bestreden veld . Dit werd tegelijkertijd onderworpen aan het hof te Luik en de Privé-Raad van de prins-bisschop .

De Privé Raad verklaarde zich alleen bevoegd in deze buitegewone materie en beval aan de pleitbezorger , Van den Bosch, die de zaken van pastoor Bartholeyns behartigde, om de hangende zaak te betalen zelfs voor het Tribunaal van de Officialiteit .

We hebben reeds de gedane uitgaven voor de dienst van de voorbijtrekkende legers vermeld ; er ging werkelijk geen jaar voorbij of er waren inkwartieringen in de gemeente en of werden talrijke dorpelingen niet vergoed voor de opeising van hun vervoermiddelen die dienden voor het transport . Een speciale zware rekening, zoals we reeds aangehaald hebben, was deze van het jaar van de Luikse revolutie . De uitgaven voor de leveringen aan de “ Patriotten” en voor de uitrusting samen met Gelinden van een dragonder , opgeëist door de luitenant-drossaard van Buttenaecken , waren zeer hoog .

Hier kan het interressant zijn even dieper in te gaan over het lot van Groot-Gelmen tijdens de Zevenjarige Oorlog ( 1756 - 1763 ) . De zevenjarige oorlog werd gevoerd door Pruisen, onder zijn koning Frederik II de Grote, in bondgenootschap met George II, koning van Engeland en keurvorst van Hannover, en enkele kleinere Duitse vorsten, tegen Oostenrijk, Saksen, Frankrijk, Rusland en Zweden, terwijl ook het Duitse Rijk als zodanig aan Frederik van Pruisen als vredesschender de oorlog verklaarde .

Bij de vrede van St. Hubertusburg op 15 februari 1763 bleef het koninkrijk Pruisen ongedeerd voortbestaan, na de felle vuurproef waaraan het door deze oorlog was blootgesteld .

Begin mei 1759 meldde d'Aubigne, gevolmachtigd minister van Frankrijk te Luik, aan de Luikse Staten dat er spoedig 4000 paarden van het Franse leger door het prinsbisdom zouden trekken en dat alle gemeenten waar zij zouden voorbij komen de nodige rantsoenen moesten leveren .

Van 1761 tot 1763 werd de gemeente Groot-Gelmen weer het kind van de rekening .

De prinsbisschop van Luik, Jan Thedoor van Beieren, had zijn drosten opdracht gegeven aan de opeisingen van het Franse leger gevolg te geven . Deze verdeelden vervolgens de lasten tussen de gemeenten van hun respectievelijk kwartier .

Op 10 september 1761 liet de luitenant-drossaard van het ambt van Montenaken, Maurus Maritius a Speculo, aan de dorpsmeesters van Groot-Gelmen weten dat zij de volgende ochtend om vier uur precies, op de markt te Sint-Truiden moesten leveren , twee goede wagens, voorzien van oogstladders ( oost-luderen oft waegelisten ), elk bespannen met vier goede paarden, om 65 recruten van het regiment Normandië, compagnie de Lavalle, onder bevel van sergant François Cesrair, te vervoeren van Sint-Truiden naar Luik .

Op 4 oktober 1761 kregen dezelfde dorpsmeesters bevel om ‘s anderendaags, ‘s ochtends om zes uur precies, op de markt te St-Truiden te leveren : vier karren, voorzien van oogstladders, elk met twee paarden bespannen, om de invaliden van de Franse troepen te transporteren van St-Truiden naar Tienen .

Op 22 oktober 1761 kregen ze bevel om de volgende ochtend om vijf uur precies op de markt te Sint-Truiden te leveren : vier goede wagens, voorzien van oogstladders, elk met vier goede paarden bespannen, om de bagage van de Franse troepen te transporteren van St-Truiden naar Tienen . Verder moesten nog geleverd worden : een kar, met twee paarden bespannen, en zeven trekpaarden met halsjuk .

Op 21 november 1761 kwam het bevel om de volgende ochtend om zes uur precies op de markt te Sint-Truiden te leveren : drie goede karren, voorzien van oogstladders, elk bespannen met twee goede paarden, om de zieken van de Franse troepen te vervoeren van St-Truiden naar Tienen .

Op 24 november 1761 kregen de dorpsmeesters bevel om de volgende dag om zes uur ‘s morgens op de markt te Sint-Truiden te leveren : vier brede wagens, voorzien van oogstladders, elk met vier paarden bespannen, om de equipage van de Franse tropen te transporteren van St-Truiden naar Zonhoven, benevens twee trekpaarden met halsjuk .

Op 28 januari 1762 werd bevel gegeven om de volgende ochtend om zes uur precies zich op de markt te Sint-Truiden te bevinden met een goede wagen, voorzien van oogstladders en met vier goede paarden bespannen, benevens twee goede karren met oogstladders en elk met twee goede paarden bespannen, om de bagage van de Franse troepen te vervoeren van Sint-Truiden naar Tienen .

De volgende dag moesten ze opnieuw te Sint-Truiden twee wagens, elk met vier paarden bespannen, leveren om de bagage van het infantaerieregiment de Rouvergne, onder bevel van luitenant Prudhomme, naar Tienen te transporteren .

Op 10 februari 1762 werd bevolen de volgende dag precies om vijf uur ‘s ochtends op de Grote Markt te Sint-Truiden te leveren : twee goede karren met vijf oogstladders en elk bespannen met drie goede paarden om de bagage van het Franse leger van Sint-Truiden naar Zonhoven te vervoeren .

Op 13 maart 1762 kwam van de luitenant-drossaard het bevel om op 17 maart, ‘s morgens om zeven uur, op de Quay d'Avroy te Luik te leveren : drie goede karren met oogstladders en elk bespannen met drie of vier paarden om van Luik naar Gellik minstens acht zakken meel per kar voor de Franse troepen te transporteren . Daar de luitenant-drossaard echter voorzag dat de gemeente Groot-Gelmen moeilijkheden met dit bevel zou ondervinden, stond hij hun toe deze levering toe te vertrouwen aan een Luikse aannemer op voorwaarde aan deze hiervoor 32 ½ stuiver per zak te betalen, hetzij in totaal dertien gulden per kar . De dorpsmeesters, Prousmans en Hennin, gingen op dat aanbod in en betaalden aan de aannemer 39 gulden voor de drie karren en nog twee gulden aan degene die deze zaak met de aannemer geregeld had .

Op 31 maart 1762 kregen de dorpsmeesters bevel om ‘s anderendaags om precies vier uur in de ochtend op de markt te Sint-Truiden te leveren : drie goede wagens met oogstladders en elk met vier goede paarden bespannen om de bagage van de Franse troepen te vervoeren van Sint-Truiden naar Tongeren, benevens vier goede gezadelde paarden . Twee karren met oogstladders en elk met twee paarden bespannen mochten dienen voor één wagen .

Op 27 april 1762 werd bevolen dat men zich de volgende ochtend om zeven uur precies, op de markt te Sint-Truiden moest bevinden met drie goede wagens met oogstladders, elk bespannen met vier goede paarden, om de bagage van het Franse leger te vervoeren van Sint Truiden naar Zonhoven, benevens nog vijf goede trekpaarden met halsjuk en twee rijpaarden bekleed met een deken .

Op 30 juni 1762 kregen de dorpmeesters bevel om de volgende ochtend om vier uur precies op de markt te Sint-Truiden te leveren : vijf karren met oogstladders en bespannen met elk twee paarden om de invaliden van het Franse leger te transporteren van Sint-Truiden naar Tienen . De voerlieden konden zich op het gestelde uur wenden tot de officier-commandant die gelogeerd was bij juffrouw van Brienen op de Varkensmarkt tegenover de kerk van de Minderbroeders .

Op 13 november 1762 kwam het bevel dat ze zich nog dezelfde dag om zes uur ‘s avonds op demarkt te Sint Truiden bevinden moesten met drie goede wagens voorzien van oogstladders en elk bespannen met vier goede paarden om de bagage van de Franse troepen te vervoeren van Sint Truiden naar Tienen, benevens twee goede trekpaarden met halsjuk .

Op 11 december 1762 kregen de dorpsmeesters opdracht om de volgende ochtend om zeven uur precies zich te bevinden in de Brustemstraat bij de herberg “ den wilden man “ met tien trekpaarden met halsjuk om de wagens van het Franse leger van Sint Truiden naar Tienen te brengen .

Op 30 december 1762 ontvingen de dorpsmeesters bevel om dezelfde dag om vijf uur ‘s avonds op de markt te Sint Truiden te leveren : drie goede karren met oogstladders, elk met twee goede paarden bespannen, om de tresoier van de Franse troepen te transporteren van Sint Truiden naar Tienen . Ze konden zich wenden tot de officier van de tresoier die gelogeerd was in “ die tenne scoetel “ .

Op 27 maart 1763 tenslotte kregen de dorpsmeesters van Groot-Gelmen opdracht om de volgende dag om zes uur ‘s avonds precies te leveren op de markt te Sint Truiden : tien goede trekpaarden met halsjuk om de bagage van de Franse troepen te vervoeren naar Tienen .

Voor elk van de genoemde leveringen ontving de gemeente een ontvangstbewijs, ondertekend door een verantwoordelijke van het leger, waarmee na afloop van de oorlog vanwege de Franse regering een vergoeding zou kunnen bekomen worden . Dat gebeurde in 1790 .

De salarissen voor de gemeentelijke functionarissen bestonden uit een vergoeding betaald aan de burgemeesters in functie ( 50 florijnen) , de vergoeding voor de gemeentelijke bewakers van de veestapel en de varkens ( 4 à 8 florijnen ) en deze van de gemeentelijke boodschapper of dienaer ( 2 florijnen) . Noteren we ook dat de bewakers van de runderen en de varkens meestal vreemden waren, want de gemeente betaalde hun onderhoud bij de persoon waar ze inwoonden . Dit verklaart ook de karige vergoeding die ze ontvingen .

Signaleren we nog een laatste soort uitgaven . De goedgekeurde vergoedingen voor gemeyntenaeren voor de reiskosten gedaan in dienst van de gemeente . Zo vinden wij vele uitstappen naar Tongeren , Luik, enz.. terug , hetzij voor het onderhouden van een belangrijk personage, zoals de drossaard, (118) hetzij voor het regelen van de intresten van de gemeentelijke schuld, hetzij nog voor het zien van een pleitbezorger of een procureur die een proces steunt in naam van de Dorpsmeesters . Noteren wij ook dat ter gelegenheid van een dienst die men leverde voor de gemeente, men ook niet naliet om enkele potten bier te ledigen op kosten van de gemeente . (119)

Op de volgende bladzijde ziet U een uitvergroting van Groot-Gelmen en Helshoven op de Ferraris-kaart, de eerste grondige kaart van onze streken rond 1770 .

Gedurende de Franse bezetting , was de financiële situatie van Groot-Gelmen niet beter . Tijdens de oorlogen die leidden tot de val van het eerste keizerrijk, waren de uitgaven voor de dienst van de legers en de troepen op doortocht enorm, maar de gemeenteraad liet deze uitgaven direct dragen door de gemeyntenaeren , welke ze speciaal oplegde bij elke opeising, in verhouding met het aantal bonder dat ze bewerkten en ook in eigendom hadden . Men gebruikte toen ook reeds het systeem van de opcentiemen .

Wij hebben het geluk gehad om in de oude gemeentearchieven de rekeningen van opeising, opgemaakt door de burgemeester, Baron de Herckenrode , te vinden van het jaar 1814 . Van 23 januari tot 31 maart, werden de inwoners driemaal getaxeerd; de 23 mei, een nieuwe opeising waarbij men zich vergenoegt om opcentiemen te laten betalen . Zo komt het dat in het jaar 1814, er werd geleverd , hetzij aan de troepen op doortocht , hetzij aan de algemene opslagplaatsen van voedsel , voor een bedrag van 2115 Luikse florijnen . Dit resulteerde in een teveel aan schulden voor de gemeente op 11 januari 1811 . Een besluit van de gemeenteraad zegt dat de kapitalen die de gemeente verschuldigd is gestegen is tot 46.090,43 Fr.

Gedurende de periode die volgt, wordt het financiële beheer er nier beter op, want in 1839, was de gemeente nog belast met een kapitaal van 49.938,50 Fr. . Dit kapitaal werd teruggedrongen in 1844 tot 43.292,98 Fr.

In 1846, besloot de Raad gemeentegoederen te verkopen en inviteerde de schuldeisers van de gemeente om hun inschrijvingen aan te bieden met korting om de schulden af te lossen . De schuldeisers , wier inschrijvingen het voordeligst waren voor de gemeente, kregen voorrang van terugbetaling tot het bedrag van de som van inschrijving .

De administratie komt er toch toe om zich van een verlieslatend passief te ontdoen , waarvan de oorsprong teruggaat tot eeuwen . Maar er blijft haar geen enkel privé-terrein meer over, behalve dan een lange strook weiland van drie à vier meter breed, op de rechter oever van de Herck . Zodoende is ze niet meer in staat om haar buitengewone uitgaven te dekken . Wel kan ze dit nu doen via leningen aangegaan bij de vennootschap van het Gemeentekrediet . Maar men kon hopen dat men nu gemakkelijker z'n nieuwe schulden door jaarlijkse aflossingen kon aanzuiveren, dan dit vroeger het geval was .

(118) “ Den zelven Cort eenen gld van naer hex te gaen ( N.B. Hex was de zomerresidentie van de prins-bisschop) om den drossaert te sprecken ende heeft hem daer niet gevoenden ende is van daer op Boemershoven ( Bommershoven) gegaen voor het eeruwen van den priens . Rekening van 1772).
(119) Ziehier de uitgaven gedaan in 1688 door vier gemeentelijke gedelegeerden die te Luik de som gaan afhalen van een lening aangegaan door de gemeente bij de Celestijnen en dan verder te Tongeren met dit geld een andere zaak te regelen :

- aen verteeringh in de lelie tot luyck door de geconstituerde 13 gulden
- op en wech van Luyck naar tongeren 5 st.
- in de keulensche karre tot tongren verteert om al daer de renten af te legghen . 10 gulden

Totaal 23 g. 5 st.

 

IV DE PAROCHIE .

Het ligt helemaal niet in onze bedoeling om in de volgende lijnen gans de geschiedenis van de parochie weer te geven; wij beperken ons echter tot hetgeen we over dit onderwerp hebben kunnen vinden .

De parochie is één der oudste van de streek . Volgens verschillende bronnen zou zij stammen uit de VIIe eeuw . De naburige parochies zijn veel later gesticht .

Wij hebben geen enkel document gevonden waaruit de exacte stichtingsdatum van de kerk uit zou blijken . Toch verschijnt in meerdere documenten dat Gelmen reeds in de XIe eeuw een belangrijke agglomeratie moet geweest zijn . (120)

Het register n° 1 van de lokale archieven klimt maar op tot 1461 . Voor de periode daarvoor blijft er ons niets over , behalve de vermelding van een inscriptie . Deze inscriptie is ontdekt door pastoor Knaepen in 1842 op een steen komende van de afbraak van de klokketoren . De steen vermeld de naam van de priester die de parochie bestuurde in 1401 : Arnold de Haren .

De actuele Romaanse kerk dateert van 1880 en wordt gecatalogeerd als een neoromaanse kruisbasiliek ( architect J. Gerard ) . Haar voorganger die afgebroken werd in 1878, bezat een gotisch koor en het schip van de kerk had geen stijl . De toren werd terug opgebouwd in 1842, zodat pastoor Knapen tussen het puin de steen vond waarvan er hoger sprake was en die de inscriptie droeg : Arnoldus ab haren pastor 1401 . (121)

Het is meer dan waarschijnlijk dat hogervermelde datum deze is van de constructie van de primitieve toren . Het kerkschip daarentegen was recenter . Volgens M. Knaepen, was ze opgericht in 1676 . (122) Het gotisch koor was natuurlijk ouder .

De geestelijke heren, het is te zeggen de provoost van het kapittel van de kathedraal en het kapittel Sint-Martinus te Luik, ontvingen de tienden . De provoost had recht op twee derden, het kapittel van Sint-Martinus op het resterende derde . (123) De decimateur (124) moest jaarlijks 80 florijnen teruggeven aan pastoor, in subsidium competentia .

De processen-verbaal van de aartsdiakanale bezoeken leren ons dat de geestelijke heren moesten waken over het onderhoud van de kerk en de sacristie te voorzien van sieraden; de monstrans was van zilver, maar de voet van koper, de kelk met deksel ter bewaring van de hosties van koper, maar ze was verguld van binnen, de kelk van zilver; het hoofdaltaar was niet gewijd ; men gebruikte, voor de celebratie van de Heilige Mysteries, een steen van het draagaltaar van de H.H. Nicolaas en Catherine .

De klokken waren drie in aantal, de belangrijkste was tiendelig ( cf. tiendenheffing) , dit wil zeggen dat ze behoorde tot de geestelijke heren, de tweede was van de gemeente en de derde, alsook de klok, van de kerkfabriek . De toren dreigde in te vallen en rond 1700 waren er meerdere barsten in de muur rond de kerkhof, maar deze was, wegens z'n hogere ligging, nog goed beschermd tegen een invasie van dieren .

In de hedendaagse kerk heeft men meerdere grafstenen van de familie de Herckenrode getransfereerd .

(120) V; Charter van 5 februari 1079, een schenking door gravin Ermengarde aan de kerk St.Lambert ( Luik) van goederen gesitueerd te Groot-Gelmen ( Cart. De St. Lambert i. pp. 38-41 ) en chartes die dateren van voor Pasen 1079 . Schenking van het efleen van Berlingen en Gelmen aan de Collegiale St.Barthelemy te Luik, één van Ermengarde ( MANTELIUS II, p. 13; MIRALUSAERT FOPPENS, Op. Dip. IV, p. 505; WOLTERS, Notices historiques sur la commune de Rummen, p. 376 ), de andere van Henri, bisschop van Luik ( DARIS, Notices t. VI pp. 182-83) . Diegene die meer details willen over deze studie verwijzen we door naar het werk van M. Abt Jean Paquay, over de Anciennes paroisses du concile de Tongres en van hetwelk wij ook gegevens leende .

(121) V. Memoriale Registrum , begonnen in 1843 . Archieven van de pastorie van Groot-Gelmen .
(122) Memoriale Registrum reeds geciteerd . Het lijkt ons in elk geval zeker dat de reconstructie plaats had tussen 1655 en 1700 . Het proces-verbaal van het aartsdiakanaal bezoek van 1653 beschrijft ons de lamentabele toestand waarin de kerk zich bevindt . Daar tegenover vermeldt het proces-verbaal van 1700 : Ecclesia est pulchra et bene aedificate ( Archives d u Grand-Séminaire du Liège V. N° fol. 34 ( 1655) en V. n° 17. Fol .56 en volgende ( 1700) . De datum van 1676 lijkt ons het meest waarschijnlijk, want het was in die tijd, gedurende de oorlogen tussen Lodewijk XIV en de Verenigde Provincies, dat de kerk totaal geplunderd werd door soldatenbendes en het register van geboorten, huwelijken en sterfgevallen werd vernietigd . ( Zie de aantekening op het eerste blad van het nieuwe register . Register A van de gemeentelijke Archieven ).
(123) Aartsdiakanale bezoeken V.9, V.17 V22 V30 Archives citées .
(124) Degenen die het tiendelig stelsel toepasten .

In sterfregister 2 van Groot-Gelmen ( Rijksarchief Hasselt), folio 230, schreef pastoor Joannes Nicolaus Bartholeyns in 1794 een uitvoerig Pro Memoria , bestemd voor zijn opvolgers . Hierin deelt hij mee dat in september 1791, toen op kosten van de tiendeheffers ( kapittel van Sint-Maternus te Luik) een vloer in de kerk werd gelegd en de kerk gewit werd, een grafkelder gemaakt werd in het koor onder de preekstoel . Dit gebeurde met toestemming van de aartsdiaken van Haspengouw en op kosten van baron de Herckenrode . Deze grafkelder, uitsluitend bestemd voor het te ruste leggen van de overleden familieleden van de baron, besloeg ongeveer de helft van de breedte van het koor en was bedekt met een grote grafsteen . De ingang van de kelder bevond zich buiten het koor, voor de communiebank, en was afgedekt met twee vrij kleine stenen . In deze kelder waren zes plaatsen, in twee rijen van drie, waarvan elk een zerk bevatten kon . Aan de hand van een eenvoudige schets verduidelijkt de pastoor deze indeling . Telkens als een lid van de familie de Herckenrode hier begraven werd, noteerde hij op deze schets het jaar van overlijden en verwees ernaar in het sterfregister, zodat men precies kon weten wie in welk graf begraven was . Blijkbaar werd dus op elk graf afzonderlijk geen grafsteen gelegd, noch werd op de grote steen in het koor een inscriptie aangebracht, waar trouwens ook niet voldoende ruimte voor was . We zijn dus enkel aangewezen op de aantekeningen van pastoor Bartholeyns in het sterfregister om te weten wie in deze kelder begraven werd .

Luidens de jaartallen op de schets en de hiernaar verwijzende overlijdensakten werden vier leden van de familie de Herckenrode achtereenvolgens in deze kelder begraven :

1.  Carolus Franciscus Philippus Felix, zoon van Josephus Antonius Franciscus baron de Herckenrode en van Joanna Maria Clara van Udekem, overleden op 1 mei 1794 in de leeftijd van twee en een half jaar ( fol.230) .

2.  Joanna Joseph de Herckenrode, overleden op 12 april 1796 in de leeftijd van 78 jaar ( fol. 231) .

3.  Josephus Antonius Franciscus baron de Herckenrode, overleden op 17 augustus 1801 ( fol.233) . Hij werd gebore te Leuven op 13 maart 1756 als zoon van Jean-Baptiste baron de Herckenrode, heer van Steenbergen en Valbeek, burgemeester van Leuven, en van Theresia Francisca Bols-d'Arendonck . Hij huwde met Joanna Clara van Udekem en was heer van Waenrode, La Motte, enz., senator van Leuven sinds 1779 en vervolgens burgemeester van die stad .

4.  Maria Joanna Clara van Udekem, weduwe van Josephus Antonius Franciscus baron de Herckenrode en van Antonius de Jamblinnes de Noville, overleden te Brussel in de parochie van Notre-Dame du Sablon op 12 mei 1821 en begraven in de grafkelder van de kerk van Groot-Gelmen op 14 mei 1821 ( fol. 239) . Zij was de dochter van Ferdinand Philippe Joseph d' Udekem en van Marie Barbe Thérese de la Bawette . Na de dood van haar eerste man in 1801, huwde zij in 1811 met Antonius de Jamblinnes de Noville, weduwnaar van N. de Légillon .

De beide laatste graven bleven leeg op de schets . Blijkbaar werd hier niemand meer begraven .

De oude kerk van Groot-Gelmen, die georienteerd was, werd tot op de grond afgebroken in 1878 . Het nieuwe godshuis, voor drievierde gebouwd zonder toestemming van de liberale regering, kwam klaar in 1880 . De richting was als het ware omgekeerd . Waar in de oude kerk het koor was, bevindt zich nu de trap naar het oksaal . Met de grafkelder werd bij het bouwen geen rekening gehouden . Hij werd volledig overdekt . De grote grafsteen uit het koor 1.96 m. lang en 1.02 m. breed, werd geplaatst in de muur van de doopkapel, waar hij zich thans nog bevindt . Niets herinnert nog aan het bestaan van de kelder . We danken het dus aan pastoor Bartholeyns dat we weten wie er begraven ligt .

Het meubilair van de huidige kerk bestaat uit : de Verrezen Christus , gepolychromeerd hout (XVIIIe eeuw ), Sint-Sebastiaan, gepolychromeerd hout ( XVIIIe eeuw ), gestoffeerde madonna met Kind ( XIXe eeuw) en Sint-Bertillia, gepolychromeerd hout ( XIXe eeuw) .

Het orgel en orgelkast dateren uit de 2 e helft van de XIX e eeuw en is uit eik . De doopvont dateert uit het vierde kwartaal van de XIXe eeuw, neoromaans, handsteen, deksel messing. ( totale hoogte is 1.30 m) .

Verder nog enkele oude grafmonumenten die er nog staan of stonden :

- grafkruis van .... werts ( > 1622) en echtgenote Elisabeth van Muysen ( 1609), met voorstelling Jezus aan het kruis, handsteen .

- grafkruis van Maria Catharina Swellens ( > 1787 ) en echtgenoot Willem Nijs ( 1810)

- grafkruis van Maria Christina Robeijns, weduwe Peter Vroninks, echtgenote van Laurentius Vaes ( 1860), handsteen) .

Wat de toren betreft, constateert men in het proces-verbaal van het bezoek van 1763 (125) dat de herstelling rust op de gemeente : vel sunt inpossessione aut juste aut injuste, nescio, voegt hij er aan toe .

Het proces-verbaal van het bezoek van 1700 stelt de bouwvalligheid van de pastorie vast . (126) De pastoor, wordt erin gezegd, beschikt enkel over een kamer .

De parochie van Groot-Gelmen was aan de begeving van het kapittel van Sint-Martinus van Luik; de canonieke benoeming van de pastoor werd gegeven door het aartsdiaken van Haspengouw .

De inkomsten van de parochie waren nogal belangrijk; ze werden globaal genomen in 1542 geëvalueerd op 25 mud ( = 1 hl )rogge . (127)

De renten in natura in een groot deel bestonden voor de vergoeding van commemorationes ( herdenkingen ) te doen bij het Heilig Misoffer en die genummerd zijn in verschillende dodenregisters bewaard in de parochieregisters, het oudste dateert van 1461 . We vinden er onder andere herdenkingsmissen terug voor de zielerust van leden van de families de Broechem, de Ryckel, de Houthem, van Goethem, de Lutzeborch .

In het Libri Anniversariorum 1561 met rekeningen der kerk en beneficiën vinden we volgende namen : Liberti de Broechem, Johanni Walchen, Arnoldi Knapen, Ludovicus de Castro, Tielman Toerebijn, Henricus de Gael, Catherine de Lutzenborch, Jacobi Peters, Gijsebert Petri, Willem van Alken, André Fabri, Tielman Maryen en Yde de Heer, Dionysius Omalia, Vranken, Libert de Ryckel, Walter Bartholeyns, Johannis Herren, Peter Hollander, Hermani Vroenix ( waarschijnlijk de oude schrijfwijze van Vroninckx), Michaeli en Wilhelmi Vroenix, Arnold Knaepe, Lambertus Wijens, Johannes Moens, Arnoldi de Gotheym, Gijseberti de Leeuwis, Arnoldi de Mettecoven, Thomas Claes, Wilhelmus Eyben, Lamberti de Mote, Leynarts, Henrici Nyes, Johannes Swinnen, Zeebouts, Arnoldi Bollen, Johannes Robijns, Jacobi Jacobs, Loyx, Gysebert de Hellesvoert, Wilhelmus Tymerman, Johannes Swalchen, Henrici Vaes, Arnoldi Vandeborne, Lamberti Wilmots, Henricus de Gael, Liberti Stas de Ryckel, Marie de Gelmen, Wilhelmi Peeters, Gertrudis Cuppens, Marie Voet, Yde Maertens, Wilhelmi de Bere, Johannes Vroenix, .

(125) V. 30
(126) V. 17
(127) Boek der boekhouding van pastoor George Degael, begonnen in 1527 .

In 1694, bevatte het kerkelijk patrimonium, buiten de pastorie en zijn aanhorigheden, 32 grondpercelen met een totale oppervlakte van 15 bunder, 55 renten in natura voor een totaal van 140 maten rogge en enkele renten van een soort van minder belang . (128)

Gedurende het verloop van de XVIII de eeuw, verhoogde het patrimonium van de parochie nog wegens een schenking van nieuwe gedenkdagen . Zo komt het dat het proces-verbaal van het aartsdiakanaal bezoek van 1763 20 bunder grond aanduid en 150 maten rogge, plus 15 florijnen van zilver voor gezongen herdenkingsmissen . (129)

Wij citeren, tussen de belangrijkste schenkingen, de herinneringsmissen van Antoine de Herckenrode, van Georges van der Heyden, priester van de Teutoonse Orde afkomstig van Groot-Gelmen, de Missa Sacramenti , waarvan we een spoor vinden in de registers vanaf 1586 en die éénmaal per maand gevierd wordt .

De kerkfabriek of luminaire, die moest instaan voor de dienst van de eredienst, had als bronnen in 1561, een honderdtal maten rogge, de inkomsten van 5 bunder grond en enkele renten in zilver en in miswijn . Ze was gehouden elk jaar aan de pastoor op de dag van St. Etienne, een som van 18 denieren en aan de koster 5 denieren ( census St. Stephani ) , aan de pastoor nog eens jaarlijks 19 ½ maten rogge, plus 2 maten , pro computatione , ‘t is te zeggen voor het houden van de boeken van de kerkfabriek .

Enkele speciale voordelen bevonden zich ook toegevoegd aan de kerk, deze van de altaren van de Heilige Maagd, van Sint-Nicolaas en Catherine en het kerkmeestersambt ( matricularia ).

  Het altaar van de Heilige Maagd bezat een inkomen van ongeveer 8 bunder grond en belastingsrenten van ongeveer 50 maten rogge, van dertig denieren en van negen kapoenen . (130)

Het moest, elk jaar , aan het kerkmeestersambt, voor de dienst van de missen, twee maten rogge .

Het altaar van HH. Nicolaas en Catherine had, volgens de rekening van 1631, een inkomen van ongeveer 63 roeden grond . ( Enkele namen uit het Registrum altaris SS. Nicolay et Catharina in magno Gelmen dd. 1631-1702 : Joannes Dries alias Libens, Robertus Bartholens, Joannes Vanherck, Waltherus Petri, Waltherus Peters, Stephanus Stenen, Joris Coelmont, Chretien Medars uit Engelmanshoven, Mathias Langenaeken en Joannes Copis uit Loon, Lambertus Spinet uit Jesseren, Johannes Knapen uit Gelinden) (131) Zoals het voorgaande , hing ze af van het kapittel van Sint-Marternus, maar een decreet van Joseph-Clément de Bavière, op datum van 29 juli 1712, bracht definitief de winst van HH. Nicolaas en Catherine onder in de parochie . Er was verschuldigd aan het kerkmeestersambt , voor de dienst der missen, twee maten rogge . (132)

Het kerkmeestersambt ( matricularia ) vermengde zich te Groot-Gelmen met het vicariaat . Het is voor ons niet mogelijk een datum vast te leggen van de creatie van dit vicariaat, want al de desbetreffende registers, behalve één, zijn verdwenen .

Volgens het éne document dat ons nog rest, dit van de abt Van Herck, plebaan van Tongeren en titularis van een voordeel ( 1740 ), kreeg het kerkmeesterambt, daarbij inbegrepen de 4 maten van de koster, voor de dienst der missen, ten laste van voorgaande voordelen , 24 ½ maten rogge .

Wat meer is, de koster ( deze functie werd vervuld door de kapelaan ) ontving van elk gezin zes eieren gedurende de week van Pasen, een zeker hoeveelheid rogge ten tijde van de oogst en twee broden met een gewicht van acht pond , van de mensa der armen, acht maten rogge, quia pauperes non dant panes bis in anno . Van deze laatste kreeg hij nog het volgende:

Pro regimine horologii 12 maten
Voor het opwinden der horlogie

Pro pulsu B.M.V. mane et vespere 8 maten

Pro pulsatione undecimae quadragesimae 3 maten

Festo S. Thomae scribendo nomina pauperum 2 maten

Ut costos doceat parvulos pauperum gratis 8 maten
Om kosteloos de kinderen der armen te onderwijzen.

Pro commemoratione bartholomei de heer 1 maat
( possidet mensa pauperum hypothecam )

Sinds 1773, kreeg de vicaris een maat rogge voor de vrijstelling van een jaarlijkse mis voor de zielerust van een van de oudste titularissen van het kerkmeestersambt, de abt Van Herck, plebaan van Tongeren en voor zijn ouders . Daarbovenop, ,ontving hij sinds de helft van de XVIIe eeuw ieder jaar een rente van 53 florijnen 14 denieren uit hoofde van een stichting van Georges Morbiers, priester der Teutoonse Orde en pastoor van St. André te Luik . Deze rente was ten laste van de gemeente Groot-Gelmen (133) en de vicaris moest elke week twee missen vieren, één ter intentie van de stichter en de ander ter intentie van diens broer Gisbert Morbiers .

Hij had daarbij nog de verplichting de kerkfabriek te vergoeden voor het gebruik der siervoorwerpen door jaarlijks 6 florijnen 4 denieren te betalen aan deze .

Voor volledig te zijn wijzen we nog op een rente van 6 florijnen 10 stuivers, die verschuldigd was aan de vicaris super omnia bona Joannis Dries . (134)

(128) Registre des biens de la cure commencé en 1643, fol. 240 en volgende . Het proces-verbaal van het bezoek van 1700 constateert inkomsten van 36 mud, bestaande uit 13 bunders grond, 120 maten rogge en 10 florijnen in geld, maar M. Abt Maréchal had reeds geconstateerd dat de aangegeven inkomsten aan de aartsdiakanaten steeds inferieur waren t.o.v. de echte inkomsten . Bull.S.A. et H. Dioc. De Liège, t. XV , p. 220) . De decimateuren gaven elk jaar voor de kosten van de eredienst 10 florijnen .
(129) Archives du Grand-Séminaire de Liège, Reg. V. n° 30.
(130) Register van 1484 . Het proces-verbaal van de aartsdiakanale bezoeken van 1700, 1739 en 1763 berekenen dit voordeel op 30 mud . V. Geciteerde archieven . Registers V. n° 17, 22 en 30.
(131) Register V. n°9 (1631 - 1700 ). Het proces-verbaal van het bezoek van 1700 berekent het voordeel op 9 mud .
(132) V. Register B b. n° 12 Reditus ecclesiae et matricularia .
(133) Cf. het reeds geciteerde register van de gemeentelijke boekhouding .
(134) De proces-verbalen van de aartdiakanale bezoeken berekenden de inkomsten van het kerkmeestersambt op 14 mud ( 41 maten rogge waren hem verschuldigd ieder jaar door het eethuis van de armen, 2 1/2 door het kerkfabriek, 11/2 bunder grond en enkele kleinere inkomens, V. Reg., n° 17.

De vicaris was gehouden om zondags de eerste mis te vieren en de feestdagen libera intentione , twee stichtingen van wekelijkse missen in de kapel van Helshoven en om les te geven aan de kinderen tegen betaling van een retributie, behalve voor de behoeftigen .

Het voordeel van het kerkmeestersambt werd toegekend door de pastoor, op vertoon van een kandidaat door de gemeenschap .

Tijdens de Franse bezetting , legde pastoor Proesmans de eed af die vereist was volgens de burgerlijke grondwet van de clerus . Het is hier aan te danken dat het patrimonium van de parochie, van de kerkfabriek en zin diverse voordelen intact bleef en in z'n totaliteit bijna geheel werd overgedragen naar het actuele kerkfabriek; wij zeggen wel ongeveer, want wij constateren hier en daar een klein lek .

Zo gebeurt het dat de 1 ste december 1805 (135) de gemeenschap van Groot-Gelmen, vertegenwoordigd door z'n burgemeester en z'n twee adjuncten, zich er toe verbindt tegenover de pastoor om voor een salaris voor de vicaris te zorgen, dat de voordelen van het kerkmeesterschap sterk verminderd waren, par suite de la perte d'une cour censale, door een vermindering van de graanprijzen ... Dit salaris vastgelegd op 114 Fr., was ten laste van alle gezinnen van de gemeente, elk z'n deel werd vastgelegd in een acte en mocht zolang door de vicaris gebruikt worden, zolang hij nog niet in het bezit van de alle inkomsten van het kerkmeestersambt was gekomen .

Door z'n beraadslaging van de elfde dag van frimaire jaar XIV, stemde de gemeenteraad, om te antwoorden op de wens van het decreet van Zijne Keizerlijke Hoogheid, toe aan de pastoor een jaarlijkse vergoeding van 300 Fr. . (136)

In 1803 werd de parochie bij Gelinden gevoegd, doch in 1808 opnieuw onafhankelijk .

(135) Deliberatie Archieven van de kerkfabriek, farde: Diversa .
(136) Cf Archieven van het kerkfabriek . farde : Diversa

 

V DE ARMENTAFEL .

Onder het Ancien regime was, zoals men weet, de bijstand aan de armen een parochiaal werk; ook bezat elke kerk z'n voedselbedeling aan de armen, gedirigeerd door de mamboer van de armen, en onder toezicht van de parochiale geestelijkheid.

Volgens M. Maréchal, de voedselbedelingen der armen in Haspengauw zijn zeer oud en komen blijkbaar reeds voor bij de oprichting van elke kerk . (137)

De inkomsten van de voedselbedeling waren vrij belangrijk ; ze werden berekend , in 1655, door de aartsdiaken van Haspengouw, op 40 mud . (138) Tijdens het bezoek in 1700, komt deze dignitaris er niet meer toe om dit te berekenen, omdat , zo zegt hij, van 1692 tot 1698, de goederen van kerkfabriek en deze van de armen onbewerkt zijn gebleven en velen onder hen het voorwerp hebben uitgemaakt van ontzettingen . (139) Men maakte op dat moment de verschrikkelijke periode van de oorlogen van Lodewijk XIV mee en we hebben reeds een idee gegeven van de trieste situatie voor de gemeente op dat ogenblik . In 1710, waren de inkomsten voor de mensa ( eethuis voor armen ) 239 maten rogge, maar deze werden gehouden voor pastoor voor het vieren van herdenkingsmissen , hetzij voor anderen voor 101 mud. (140) In 1763 berekende de aartsdiaken ze op 256 maten rogge en 51 florijnen van zilver . (141) De rekeningen die ons zijn achtergebleven, versterken deze schattingen .

Het is nogal interessant om te noteren dat een zeker deel van de renten te betalen waren in bakcoren, het is te zeggen in rogge , bestemd om direct te schenken aan de armen ; enkele debiteuren waren zelfs gehouden de rogge te veranderen in brood, en dat ze dan verder uitdeelden aan de armen . (142) De hulp die gegeven werd , was dus meestal in natura . Voor zover het mogelijk is zich een idee te vormen bij middel van een rekening die wij bezitten, (143) waren er in 1738 amper meer dan 30 gezinnen die te hulp gesneld werden door de mensa .

Ieder jaar, legde de bestuurder of mombour rekenschap af van z'n beheer, in aanwezigheid van de ganse gemeente die verzameld waren aan de kerk door het gelui van de klokken . De pastoor en een getuige moesten deze afrekening goedkeuren door een handtekening op de minuut van de rekening .

(137) Op. Cit. P. 232 De voedselbedelingen droegen ook de naam Tafels der Armen of Tafels van de Heilige Geest .
(138) Reg.V. n° 9.
(139) Reg. V. n° 17.
(140) Reg.V. n° 22.
(141) Reg.V. n° 30.
(142) Reg van 1501, fol. 11.
(143) Farde Diversa

 

Enkele markante gebouwen .
-------------------------------

1. De Zwaan :

voormalige dorpsherberg tot 1972 , alleenstaand huis met T-vormige plattegrond . Woonpartij in de Z-vleugel en herberg in N-haakse herberg . Zadeldak in Vlaamse panne ( XVII ) .

Witgekalkte, verankerde baksteenbouw . De benaming is volgens onze

mening te danken aan het tegenoverliggende weiland “ Het Swaenhof “ . De herberg draagt in de ankers de datum 1656 . Dit wijst erop dat erin dat jaar minstens een ingrijpende verbouwing moet hebben plaats gevonden . Het wil evenwel niet zeggen dat de geschiedenis van het pand in 1656 begint . Er bestaan immers aanwijzingen die laten vermoeden dat deze herberg wel eens ouder zou kunnen zijn dan de aangegeven datum .

De bewaarde raamkozijnen op de eerste verdieping aan de voorzijde van het gebouw hebben een duidelijke laatgotische profilering, een merkwaardigheid voor de 17 e eeuw . Wat volgt laat ons vermoeden dat de Zwaan waarschijnlijk ouder is dan 1656 . We kijken even naar de familiegeschiedenis van de oudste eigenaars . Geweten is dat ene Joris Barthelijns, schepen van Gelinden, in 1667 eigenaar was van de herberg te Groot-Gelmen . In dat jaar werd er in immers in die herberg een berucht heksenproces gevoerd . Joris Barthelijns huwde rond 1645 met Anna Eyben, dochter van Joannes Eyben, die als eigenaar van het pand vermeld werd in een inkomstenregister van de pastoor van Gelmen . Het document waarin de naam van Joannes Eyben voorkomt, werd rond 1640 opgesteld en luidde als volgt “ ... Huys ende hof gelegen op het dorp te Gelmen regenoot den dorppoel, ende de straat gaende van Luyck naar Sint-Truiden ... “ In een gelijkaardig inkomstenregister uit 1622 komt ook Eybens naam voor, helaas zonder de bovenstaande vermelding . Het lijkt evenwel aannemelijk dat Joannes Eyben ook op dat moment reeds aan de dorpspoel langs de weg van Luik naar St. Truiden woonde . Deze weg was precies de oude kronkelende middelleeuwse weg die Luik, dwars door de dorpkom van Groot- Gelmen, met St. Truiden verbond, vooralleer de huidige steenweg, die dateert uit de 18 e eeuw , werd aangelegd . Het huis van Joannes Eyben kan met zekerheid vereenzelvigd worden met de herberg de Zwaan, aangezien het aan de dorpspoel gelegen was . Die poel blijft als maatschappelijk gegeven ook nu nog steeds aanwijsbaar achter de Zwaan .

Met dit alles lijkt het aannemelijk te veronderstellen dat de site van de Zwaan ouder is dan de aangegeven datum 1656 in de gevelankers laat vermoeden . Hoe oud kan evenwel niet worden gezegd . Een datering in de 16 e eeuw lijkt evenwel aanvaardbaar als men ervan uitgaat dat tijdens de verbouwingswerken van 1656 oudere elementen ( o.a. laatgotische geprofileerde houten raamomlijstingen ) kunnen herbruikt zijn .

Ook over het preciese uitzicht van de Zwaan anno 1656 blijven we in het ongewisse . De archieven gaven geen geheimen prijs tot in het begin van de 19 e eeuw . Het oudst,bekende kadastrale gegeven dat kon worden opgespoord is de atlas der Buurtwegen uit 1843 . Dit plan geeft een mooi zicht op de inplanting van de oude herberg op de kruising van de weg Brustem - Heers met de weg die naar Hoepertingen leidt, pal tegenover de oude Sint-Martinuskerk . In vergelijking met de huidige neo-romaanse parochiekerk die omstreeks 1880 werd gebouwd, was die oude kerk overigens anders georiënteerd .

De Zwaan omschreef toen een vierkante plattegrond met gebouwen gegroepeerd rond een binnenkoer . De noordelijke zijde was afgeschuind en schreef zich op die manier in in het stratenverloop . Als eigenaars werden toen de erfgenamen van Antoine Smets vermeld . Hij was landbouwer geweest te Groot-Gelmen . Het goed werd in de kadastrale legger omschreven als een huis met een brouwerij en een binnenkoer, tuin en achterliggende gronden . Te oordelen naar de perceelsaanduiding op het plan van de buurtwegen, ging het hier wel degelijk om een groepering van verschillende panden rond een centrale binnenkoer . Dit kan erop wijzen dat het complex in verschillende bouwfasen tot stand was gekomen .

Aan het uitzicht van het complex veranderde gedurende de volgende 50 jaren omzeggens niets tot de gebroeders Isidoor, Eduard en Jozef Romsée, alle drie landbouwers uit Groot-Gelmen op 28 juli 1892 voor notaris Edgard van Ham uit St.Truiden verschenen . Zij bezaten als erfgenamen van hun overleden vader Jan Frans Romsée ieder één derde van de kwadraatshoeve die in de akte werd omschreven als een “ winning met aanhang, zijnde huis, stallen, schuur en andere gebouwen, tuin , boomgaard en bouwland gelegen te Groot-Gelmen in het Dorp, wijk B, nummers 349, 350, 351, 352, 343 en 343/2 . In dit document is er dus geen sprake meer van een brouwerij, wel wordt er nog melding gemaakt van de herberg . Om uit de onverdeeldheid te treden besloten ze het complex met de bijhorende gronden te verdelen . Isidoor Romsée kreeg éénderde en zijn twee broers kregen samen de andere tweederden van het complex . Om de deling ook daadwerkelijk te voltrekken werden bepaalde muren ontmanteld en andere bijgebouwd . Het één en ander werd nauwkeurig vastgelegd in de notariële akte .

Na de deling kon Isidoor Romsée zich de eigenaar noemen van een derde van de oorspronkelijke keuken, het bakhuis, de stallen, een gedeelte van de schuur ( in het document gespecifieerd als schuurwinkel) met erboven twee kamers en een zolder en nog de helft van de grote kelder, de stallen, de ( mest) hof en de boomgaard . Eduard en Jozef Romsée bezaten na de deling samen de oorspronkelijke eetplaats, twee derde van de keuken, het voorhuis, de keldergang, de uitgang, het zogenaamde woonhuis, stallingen en schuur, de kleine kelder, en de andere helft van de grote kelder, de mestvaalt, het “belook” en de boomgaard .

Hetgeen de zojuist geciteerde notariële akte zo boeiend maakt is dat naar aanleiding van deze deling nog tal van andere wetenswaardigheden werden vermeld die ons nu toelaten een beeld te vormen van de oorspronkelijke indeling van het complex en de functie van de verschillende ruimten .

Zoals reeds gezegd, was de Zwaan oorspronkelijk een kwadraathoeve . Aan de linkerkant bevond zich een dwars op de straat georiënteerde vleugel . Dit is het thans nog gedeeltelijk bewaarde gebouw met de gedateerde gevelankers in de kopse gevel . Het bestond uit drie achter elkaar liggende kamers : respectievelijk het kabinet of de eetplaats, de keuken en het bakhuis . Achter het bakhuis, in het verlengde van de vorige kamers, strekten zich stallen uit . Dwars op dit diephuis, aan de straatzijde, bevond zich een tweede vleugel met links, tegen het diephuis enkele functionele ruimten . Het waren respectievelijk het voorhuis, de keldergang en de ingang . Deze partij vormde de verbinding tussen het diephuis en het eigenlijke woonhuis dat aan de rechterkant, parallel met de straat gelegen was . Diephuis en woonhuis vormden samen een T- vormig geheel . Aan de rechterkant van het woongedeelte, opnieuw dwars op de straat, strekte zich de stallingen uit . Het vierkant werd gesloten door een schuur aan de overkant van het erf, parallel met de straat .

Wat thans nog rest van de oorspronkelijke kwadraathoeve zijn de ruimten die eertijds tot de eigenlijke woning hebben behoord: het woonhuis, het voorhuis, de keldergang en de ingang, de eetplaats, de keuken en het bakhuis . De stallen links van het erf, de schuur en de grote stallingen rechts van het erf zijn in de loop van de laatste decennia verdwenen op een klein, sterk verbouwd restant na .

De sloop van de dienstgebouwen gebeurde geleidelijk . Het mag niet verwonderen dat hun verdwijning samen hing met de deling die in 1892 had plaats gevonden . De twee woningen gingen over in handen van verschillende eigenaars . Later werden ze blijkbaar opnieuw samengevoegd tot één geheel . Het belang van de dienstgebouwen verminderde intussen echter aanzienlijk . Waren ze te bouwvallig geworden of werden ze niet meer gebruikt ? Eerst vielen de stallingen ten prooi aan de sloop . Dit gebeurde in 1922 . Toen werden de stallingen rechts van het erf gedeeltelijk afgebroken en verdwenen de stallen die links van het erf gelegen waren volledig . Ten behoeve van de rechttrekking van een belendend stuk bouwgrond links van de Zwaan werd vervolgens in 1958 een hoek van de nog resterende stallingen rechts van het erf verder afgebroken . Dankzij de heer Guy Vijgen zijn de renoveringswerken aan de Zwaan reeds een tijdje bezig en zal de Zwaan , de oudste herberg in Limburg, voor het nageslacht bewaard blijven . Voor meer inlichtingen over de geschiedenis van de “ Zwaan”, zal de heer Guy Vijgen U zeker nog meer kunnen vertellen .

Op volgende blz. vindt U de hierbovenvermelde delingsacte en een foto van café “ De Zwaan “ .

 

2. Winning Robijns :

gesloten hoeve uit de 18 e en 19 e eeuw, gelegen aan de lichthellende Houtstraat . Overkalkt, stijl en regelwerk met lemen vullingen naast baksteenbouw . De daken waren bedekt met Vlaamse pannen ( XIX e eeuw) . Rechthoekige inrijpoort onder houten latei ( 1849, 1850 ) . Deze winning is er niet meer .

3. Watertoren :

gelegen in de Gudderstraat .

Een der eerste watertorens in de provincie Limburg, uit de 19 e eeuw , gelegen op het hoogste punt van Gelmen . Ronde toren onder zeskantig piramidaal vlak met zeskantige top . Rode baksteenbouw met verwerking van geelgeglazuurde baksteen en arduin . Spijtig genoeg werd deze unieke watertoren met de grond gelijk gemaakt .

4. De Motte :

Kasteel “ De Motte “, omgracht kasteel in een boomrijk park, op de plaats van de verdwenen mottoren of burcht, gebouwd tussen 1342- 1367 door Henri de Brouckom, in 1758 vergroot door baron J. de Herckenrode en in 1835 door J. Ulens; op die plaats thans eclectisch kasteel uit de XIX e eeuw . Ook de kasteelhoeve van 1835 werd verbouwd in neogotische stijl, alleen de torenvormige inrijpoort met ophaalbrug gebouwd tussen 1531-1589 door J. de Rijckel, vertoont ondanks de brand van 1690, haar oude kern . Toevoeging van neogotische bolkozijnen, kantelen en dakkapellen op tentdak ( kunstleien ) . Baksteenbouw met afwerking van kalk- en mergelsteen . (144)

(144) Inventaris van het cultuurbezit in België, architectuur deel 6n2, 1981 .

 

5. Herberg “ De Wilde Man “ :

Te Helshoven stond eeuwenlang een herberg, genaamd “ De Wilde Man “. Reeds in 1535 wordt ze vermeld . Ze verdiende haar naam ten volle, want het ging er inderdaad wel eens wild aan toe .

In 1535 werd de waard, Wilhem Claes, door Peter van Leeuw vermoord . (145)

In 1556 was Jacop Peters waard te Helshoven . (146)

In 1622 werd een andere waard van Helshoven, Ruben Robrechts, eveneens het slachtoffer van een moordaanslag . Op het feest van O.L.Vrouw Visitatie, 2 juli, tussen 11 en 12 uur ‘s nachts, kwam Jan Paulus, jongste knecht van Jan Vuskens te Mettecoven, toevallig uit de mesthof van Jan Moens te Groot-Gelmen . Hij was vergezeld door Wilhem, knecht van Geert van Heer, Ghijsen Moens, Steven Stevens en Wilhem Vrancken . Op straat zagen zij plots een onbekende persoon met een geweer zwaaien, tierend en roepend in het Waals : “ Moor Dieu !” ( Mortdieu) . Hij dreigde op Jan en Wilhem te schieten, waarop deze in allerijl naar de mesthof van Jan Moens terugsnelden . Doch net hoorden ze Ruben Robrechts nog jammeren : “ Broder, ick saude u wel doot schieten dat ick woude, waerom hebdij mij soe verradelijck ghesteecken “ . Jan Paulus en Ghijsen Moens leidden de getroffene weg, terwijl deze zuchtte : “ Ach ghesellen, helpt mij, nu moet ick sterffven ! “ Op maandag 18 juli overleed Ruben Robrechts aan zijn woonde in zijn huis te Helshoven . De drossaard, Jonker Alexander van der Rivieren, beval de lijkschouwing voor de volgende dag . Het stoffelijk overschot werd gekist en tegen het middaguur onder de linde voor de kerktrappen te Groot-Gelmen geplaatst, op welke plaats de gerechtelijke lijkschouwingen gewoonlijk plaats vonden . In aanwezigheid van de schepenen Sterckendries, Moertbiers, Jacob Vossius en secretaris Quintinus Bartheleyns, onderzocht meester Ardt Tombeur, gezworen chirurgijn te Sint-Truiden, het lijk en stelde een dodelijke steek vast in de linkerschouder, recht door het schouderblad . Onder eed verklaarde hij, dat deze steek de oorzaak was van de dood . Het ingestelde onerzoek bracht aan het licht, dat hij vermoord was door niemand minder dan zijn bloedeigen broer , Jacob Robrechts . Daar de breoeermoordenaar voortvluchtig was, legde de gerechtsdienaar, Niclaus Bausen, beslag op al z'n goederen en liet zulks weten aan Jacobs moeder, Catharijn Peters, weduwe van Henrick Robrechts . (147)

De nacht van 1 op 2 december 1765 was wederom gekenmerkt door een hevige vechtpartij . Omstreeks het middernachtelijk uur kwamen Quintinus Taps, Tijs Vanherck en Jaeck Omalia plots binnengestapt in de herberg van Jacobus N. te Helshoven . Met een stevige knuppel begonnen ze alles kort en klein te slaan . De lamp vloog aan stukken, zodat het lokaal in duisternis werd gehuld . Toen begonnen ze in alle richtingen te gooien . Waard en waardin werden gekwetst en riepen om hulp . Ook Collas Dumon en de twee knechten van Proesmans moesten het erg ontgelden . (148)

Vooral op 15 augustus, dag waarop uit de hele opmgeving bedevaarders samenstroomden te Helshoven en , na in de kapel aan hun devotie voldaan te hebben , hun dorst in de herberg gingen lessen, kwam het niet zelden tot handtastelijkheden . Op 15 augustus 1773 onstond er in de Wilde Man “ eenen groeten oproer, twist ende ruzie tusschen diverse personen van verschillende jurisdicties “ . Door de waard op de straatkeien gezet, werd de vechtpartij op straat voortgezet . Aangevuurd door Jean Jacot en Louis Claes van Klein-Gelmen, werd met dikke stokken erop los geslagen en met stenen naar elkaar geworpen . (149)

(145) R.A.H. Gelinden, rolreg. 23, fol. 145 v°.
(146 )R.A.H. Gelinden, gichtreg. 1, fol.21.
(147) R.A.H. Gelinden, rolreg. 34, fol. III v°. ss.
(148) R.A.H. Gelinden, rolreg. 54, fol. 143 v°.
(149) R.A.H. Gelinden, rolreg 54, fol. 323 en 340 v° .

6. De watermolen van Mettekoven :

De molen van Mettekoven bevond zich in feite nog net op het grandgebied van Groot-Gelmen, onder de jurisdictie van de justitie Gelinden, doch vlak aan de grens met Mettekoven, op de Herk . Ze werd “ molen van Mettecoven “ genoemd omdat ze aansloot bij de leefgemeenschap van dat dorp en door haar gebruikt werd voor het malen van haar graan .

Deze molen bestond reeds voor 1300 . In 1301 schonk Gerard, pastoor van het begijnhof te Tongeren, bij laatste wilsbeschikking zijn molen van Mettekoven aan de Tafel van de Heilige Geest ( armentafel ) van Gelmen ( Ghelmene ) . (150)

In 1484 en in 1504 wordt die muele tot mettecoven terloops vermeld . (151)

In 1522 liet Stas van Rijkele , echtgenoot van Catlijne van Intbroeck, door Pauwels, molenmaker uit Aalst, een nieuwe voirslach plaatsen aangezien de oudse versleten ( verdourt ende vergaen ) was . Op 9 april 1522 werd dit op verzoek van Stas van Rijkele officieel vastgesteld en opgemeten in tegenwoordigheid van Reyner van Sterckendries en Wouter Bartheleyns, schepenen van Gelinden, in het bijzijn van voornoemde molenmaker Pauwels, Willem Scheurmans, Willem Haesevoets, Gijsen Boermans en Tosseyn ( Toussaint) Smeyers , molenaar van Mettecoven , als getuigen . (152)

In 1524 was Jan Stenen, molenaar te Mettecoven, in de schuld komen te staan bij de eigenaar van de molen, Stas van Rijkele . Op 8 oktober 1524 verscheen hij voor Valentijn Pansaerts als bode en plaatsvervanger van schout Gielis Vanderborch, Reyner Sterckendries en Wouter Bartheleyns, schepenen van Gelinden, en beloofde onder eed dat hij z'n hele schuld voor 30 november eerstvolgend aan Stas van Rijkele zou voldoen . (153)

Waarschijnlijk kwam Jan Stenen z'n belofte niet na, want Tosseyn Smeyers wordt in 1526 opnieuw als molenaar vermeld . (154)

In januari 1527 overleed Stas van Rijkele . Zijn broer Jan van Rikele alias van Hamele deed op 2 maart 1527 verheffing . (155)

In 1539 wordt een zekere Joha als molenaar van Mettecoven vermeld . (156)

In 1541 is Goywaert Steeweychs eigenaar van de molen . Hij verhuurde zijn molen aan Willem Steechmans . De eigenaar had evenwel zijn molen zo zwaar verwaarloosd dat er niet meer op gemalen kon worden . Op 20 oktober 1541 sloten zij onderling een akkoord . Goywaert beloofde de molen te laten herstellen en bovendien het molenhuis te laten decken ende placken zonder kosten voor Willem . Willem Steechmans, van zijn kant, beloofde elke maand een mud koren Sint- Truidermaat aan de eigenaar te betalen en zulks acht maanden lang . Gedurende die acht maanden mocht Willem dan de molen gebruiken en bovendien over het hooi beschikken . Zolang de molen echter niet in orde was, zou Willem geen huur hoeven te betalen . (157)

In 1552 wordt Moes Schuermans als molenaar van Mettecoven vermeld (158) en in 1555 Pauwels Steeweechs . (159)

In 1556 en 1557 is Wilhem Vranckarts molenaar te Mettecoven (160) en in 1558 Peter Duymps . (161)

De armentafel van Groot-Gelmen had recht op een jaarlijkse rente van 33 vaten koren, staande op de molen van Mettecoven . Peter Duymps was nalatig geweest in het betalen van deze rente en bovendien had hij het onderhoud van de molen verwaarloosd . Op 16 maart 1559 liet Ardt van Muyssen, namens de armentafel van Groot-Gelmen, beslag leggen op de molen . (162)

In 1561 wordt Jan Eeckelmans als molenaar vermeld (163) en in 1573 Haub Crameren . (164)

In 1581 was Peter Lambrechts, namens zijn vrouw, eigenaar van de molen . Op 30 september 1581 kreeg Joris Baegarts, als echtgenoot van Lijken Pijpops, de molen van hem in pacht en stelde als pand : zijn huis en hof te Klein-Gelmen op de Overste Hage . (165)

Vanaf 1603 tot 1616 (166) wordt Wilhem van Elch als molenaar vermeld . (167)

Op 26 maart 1609 beklaagde hij zich als molenaar vabn Mettecoven en Groot-Gelmen bij de schepenen van Gelinden erover dat het water van de Molenbeek ( de Herk ) achter zijn molen niet behoorlijk zuiver werd gehouden, zodat de beek haar normale breedte en diepte niet meer had . Hij verzocht de justitie, de eigenaars of pachters van de aangrenzende landerijen hiertoe te pramen . De schepenen voldeden aan zijn verzoek en lieten het met klokslag bekendmaken . (168)

Op 23 juni 1610 liet hij een nieuwe grontsluysse aan zijn molen aanleggen in aanwezigheid van enkele schepenen . (169) Op 22 november 1616 droeg hij als molenaar te Mettecoven, echtgenoot van Elizabeth Lambrechts, aan Anthoin Meyers een erfrente op en stelt hiervoor als pand : zijn huis met aanhorigheden te Mettecoven bij de molen, reg. De Molenbeek naar Gelmen, de alde beeck naar Mettecoven, de gemeenstraat naar Klein-Gelmen of het Cranenbos ter derde zijde . (170)

Vier jaar later, op 20 februari 1620, verkocht hij met zijn tweede vrouw Elizabeth Kemerlinx, wonende in de molen bij Mettecoven, aan Jan Vuskens van Mettecoven zijn huis genaamd die Ketthene, gelegen bij de molen, voor 600 gulden . Van dat bedrag gaf hij aan Gerardt Vuskens, zoon van voormelde Jan, zijn vent peteren ( petekind ), 100 gulden als nieuwjaarsgeschenk . (171)

In 1618 wordt echter Thijs Paulus als molenaar van Mettecoven vermeld . (172) In 1619 kreeg deze het aan de stok met zijn collega Peter Bamps, molenaar te Overbroek ( Gelinden ) . Thijs Paulus beschuldigde Peter Bamps ervan, een dam in de Molenbeek te hebben opgeworpen, waardoor zijn molen droog kwam te staan . Op 6 juni 1619 kwamen twee schepenen van Gelinden, Wilhem Streckendries en Leonardt Morbiers, op verzoek van Thijs Paulus de molen van Overbroek inspecteren . Zij stelden vast den voerscr. Waterloep opghedampt te sijn met ressen ( aardkluiten, graszoden ) boven die molen ontrent een bempken ghenaemp cotecoven ende bleeck oechschijnlijck dat het water met sulcken damp ( dam ) opgehalden was gheweest ende den loep benomen, waer deur der voerscr. Thijs het water heefft moten derffven ende alsoe sijn molen heeft moten leech staen, soe hij claechde . Dienvolgens geven de schepenen bevel aan Peter Bamps, het water vrij te laten lopen . Deze beloofde het water voortaan niet meer af te dammen, tenzij de graaf van Heers, eigenaar van de molen, hem zulks zou bevelen . (173)

Doch niet enkel wanneer er een klacht binnenkwam stelden de schepenen een onderzoek in . Volgens een heel oude gewoonte moesten wegen en waterlopen zuiver gehouden worden door de eigenaars of de pachters van de aangrenzende landerijen, ieder voor zijn deel . Op geregelde tijdstippen hielden schout en schepenen hun zg. beley omgang , dwz. Inspectie van wegen en waterlopen . Degenen die in hun onderhoudsplicht te kort geschoten waren, werden dan gecalengeerd, dwz. Ze werden aangemaand hun verzuim voor een bepaalde dag te herstellen, zoniet zouden ze beboet worden .

Daar de Molenbeek zowel over het techtsgebied van Gelinden als over dat van Mettecoven stroomde, werd deze beek door afgevaardigden van beide justities gezamenlijk, elk in hun rechtsgebied , geïnspecteerd .

Op 3 oktober 1624 werd deze inspectie van de Molenbeek, tussen Groot-Gelmen en Mettecoven uitgevoerd door Johan Fraykin de jonge, schout, en enkele schepenen van Gelinden, en anderzijds door Claes Bausen, schout, en enkele schepenen van Mettecoven, bijgestaan door meester Jan Bamps, beëdigd landmeter . Beginnend aan de brug van Helshoven, vond men dat de beek op vele plaatsen te smal was en er veel hout aan weerzijden was gegroeid . De landmeter deed de nodige opmetingen en heeft vervolgens die weyde ( breedte ) gheteeckent ende die stieck ghegeven weerzijden op de wijde van sess Hamels voten. (174) Op de zijde nae Mettecoven is die stieck ghegeven van d'alde beeck onder den Hellensfort bossche ontrent daer den peghel (175) steet, te weten daer die twee beecken vergehren ( samenvloeien ), herwaerts op tot aen het Gansenbroeck van Cleyngelmen, ende op d' andere zijde tot aen den pegel ende tot aen die brugge te Cleyngelmen . Twee dagen later, op 5 oktober, verordende schout Fraykin, door Claes Bausen, zijn ijseren bode, (176) te laten afkondigen dat alle eigenaars of pachters die in gebreke waren voor allerheiligen de beek moesten reinigen en haar de voorgeschreven breedte teruggeven, op straffe van een goudgulden boete, waarvan tweederde voor de schout en eenderde voor de schepenen zou zijn, en verbeurdverklaring van het gemerkte hout . (177)

Rond 1625 kreeg Jan Vanval de molen in eeuwige erfpacht . (178) Aanvankelijk bediende hij de molen zelf, doch in 1630 verhuisde hij naar Ulbeek (179) en een zekere Hebnrick ( Vanval ?) werd molenaar . (180)

Op het jaargeding van 20 maart 1631 verzocht Jan Vanval, als eigenaar van de molen van Mettecoven, dat iedereen alle bronnen en waterlopen hun vrije loop zou laten, deze te reinigen en alle daarin groeiende struiken te verwijderen, opdat de molen voldoende water zou kunnen hebben . De schepenen voldeden aan zijn verzoek en bevalen dat af te kondigen . (181)

In 1638 en 1639 wordt Frans Robijns vermeld als molenaar te Mettecoven als huurling van Jan Vanval . (182)

In juli 1640 beklaagde Jan Vanval, heer ende meester van sijn molen bij Mettecoven, zich bij de schepenen van Gelinden erover dat de Molenbeek niet behoorlijk gereinigd was noch haar voorgeschreven breedte en diepte had, waardoor hij grote schade aan zijn molen leed . Hij vroeg de schout, een onderzoek in te stellen en bood aan, op zijn kosten een beëdigd landmeter te laten komen alsmede de justitierechten te zullen betalen . Daar de Molenbeek eveneens over het rechtsgebied van Mettecoven stroomde en Lodewijck Sterckendries, schout van Mettecoven, tevens schepen van Gelinden was en daar aanwezig, verzocht hij ook deze met zijn schepenen de inspectie samen met het gerecht van Gelinden uit te voeren . Dit werd door beide schouten aanvaard . De gerechtelijke visitatie vond plaats op woensdag 11 juli 1640, zoals Jan Vanval, als erffman van de molen van Mettecoven, verzocht had, door schout en schepenen van Mettecoven voor de kant naar Mettecoven en door de schout en schepenen van Gelinden voor de kant naar Groot-Gelmen, bijgestaan door meester Gielis Mulckaerts van Gelinden, beëdigd landmeter . Men begon onder den Hellensfort bosch aenden affslach ontrent den pegel boven aen het ghemeen bruecsken ( klein beemd ) van Mettecoven alwaer die alde beeck haer beghinsel is nemende ende alsoe opwaerts gaende nae die Voerscr. Molen . Waar de beek de voorgeschreven breedte van acht voeten Hamelse maat (183) niet had, werd een teken aangebracht ( een stieck ghegeven ) . Wilgebomen, populieren, elzebomen of - struiken die te kort bij het water werden aangetroffen, werden van een merkteken voorzien . Hier waren in overtreding o.a. de pastoor van Mettecoven, de heer Herckenrode, Kempeneers, Quinten Bartholeyns en het kapittel van Sint-Maarten te Luik . De inspectie werd voortgezet aan de andere kant van de molen, richting Mettecoven, totter plaetsen daer men seet den peigel te staen . Hier werd Jan van Grootloon in overtreding gevonden . Beide schouten verordenden dat de in gebreke faling bevonden personen binnen de acht dagen na bekendmaking van dit besluit de Molenbeek moesten reinigen, haar de vereiste breedte en diepte teruggeven en de gemerkte bomen en struiken verwijderen, op straffe van een goudgulden boete per persoon en verbeurdverklaring van het gemerkte hout . Bij niet naleving hiervan zouden de respectieve schouten zelf dit werk laten uitvoeren op kosten van de overtreders .

De volgende dag werd dit besluit, na klokslag, door de gerechtsboden bekendgemaakt in Groot-Gelmen, Klein-Gelmen en Mettecoven . Landeigenaars die buiten de jurisdictie woonden, kregen het bevel overgebracht door de bode van Klein-Gelmen, Herman van Hurn, t.w. de heer van Voort, Renier van Alcken te Gotem, de erfgenamen van Dionijs van Gutschoven zaliger en de molenaar van Engelingen . (184)

Rond 1648 volgde Peter Vanval, zoon van Jan, zijn vader op als eigenaar van de molen . (185)

Op verzoek van Peter Vanval, heer ende meester en erfman van de molen van Mettecoven, werd op woensdag 23 mei 1663 de molen opnieuw geïnspecteerd door schout Bartholeyns van Gelinden en schout Peter Vandereycken van Mettecoven, ieder vergezeld van enkele schepenen, bijgestaan door een beëdigd landmeter . Deze laatste werd wederom betaald door Vanval, die eveneens de gerechtskosten voor zijn rekening nam . Men begon aan de kant van Groot- en Klein - Gelmen op het gemeynbroeck van Cleyngelmen ter plaetsen daer men seyt den peygel te staen, alwaer die alde beecke haer beginsel is nemende, ende alsoo daelwaerts naer die vrs. Molen . Men ging na of de Molenbeek overal de vereiste breedte van acht voeten Hamelse maat had .

Werden in overtreding bevonden o.a. Jan Libens, Lambrecht Robijns, Aerdt Baerts, Jan van Grootloon, Sr. J. Vandenborch echtg. Van jouffr. Anna Bartholeyns . Aan de kant van Mettecoven kregen vervolgens een bekeuring : Sr. Vandenborch, Marten Qaetpeerts, het kapittel van Sint- Maarten te Luik, wed. Quinten Bartholeyns, de weduwe van de heer Herckenrode, Claes van Alcken, de heer van Voordt, de pastoor en Liben Dries . Zo kwam men aan het gemeyn bruexken van Mettecoven, de langenbapt genaempt, truggen tegenover den Helsfort bosch aen den afslach daer die alde beeck haer beginsel is nemende, alwaer men seyt den pegel te staen . Op deze plek aangekomen, verzocht Peter Vanval te onderzoeken waar deze pegel, die niet meer zichtbaar was, zich feitelijk bevond . Jan Collas, inwoner van Mettecoven, die door het gerecht erbij geropen was, verklaarde dat hij deze pegel eertijds gezien of gevoeld had toen hij met zijn schop in de dijk van de bosbeemd aan het graven was, vijf of zes voeten buiten de beemd . Deze dijk, zo herinnerde hij zich, was veel breder geworden door het aenlesen van den sandtvliet ( het aanspoelen van drijfzand ) en zulks ongeveer tegenover de plek waar de alde beek ontspringt . Wegens gebrek aan tijd werd verder onderzoek hieromtrent tot op ,een andere dag uitgesteld om Peter Vanval de tijd te gunnen nog andere oude mensen, die er kennis van hadden, erbij te halen om de juiste plek van de pegel aan te wijzen .

Men ging vervolgens verder naar de kleine gemeentebeemd van Gelmen, genaamd den Langenbampt, en naar het Hemelrijck tegenover de beemd tot aan de brug te Helshoven . Op vele plaatsen trof men wilgen, eiken, populieren en elzebomen of - struiken aan die te kort bij het water stonden . Beide schouten bevalen de aangrenzende eigenaars of pachters de beek binnen de veertien dagen haar oorspronkelijke breedte van acht Hamelse voeten terug te geven, de beek behoorlijk te reinigen en de gemerkte bomen te verwijderen, op straffe van een boete van een goudgulden en verbeurdverklaring van het gemerkte hout . Zoniet, zouden de schouten zelf het nodige laten doen op kosten van de ingebreke blijven de personen . Dit besluit werd door de bode tevens bekendgemaakt aan elders wonende eigenaars nl. de heer van Voort, Claes van Alcken te Gotem en de molenaar van Engelingen . (186)

In 1664 wordt Lambrecht Robijns als molenaar vermeld . (187)

Op 5 november 1665 diende baron de Thyne, graaf van Duras, landdrossaard van het ambt Montenaken - Gelinden, door zijn luitenant-drossaard Jan Vandereycken, een klacht in bij de schepenen van Gelinden tegen Peter Vanval omdat deze het gewaagd had zijn molen te herstellen sonder bij wesen van justitie nae alde gewoonte, oyck bij sijn voor alders geobserveert, doende die selve molen van boven maelen die altijts van onder gemaelen heeft, alles tot groote preiuditie soo van die regenooten heerlijcke passagie als bijliggende bempden die geheelelijck verdrincken deur het hooch stoegen der selve . (188) Niet lang daarna werd Henrick Vanval , broer van Peter, en vervolgens ( 1668 ) zijn weduwe, Maria Vanval, eigenaar van de molen . (189)

De molen was bezwaard met meerdere jaarlijkse renten : negen gulden brab. En enige stuivers aan N. Noelmans te Borgloon, zeven gulden brab. Aan de erfgenamen van Art Baerts te Sint-Truiden, 33 vaten koren Sint-Truidermaat aan de armen van Groot-Gelmen, 16 vaten koren aan Leonart Coelmont, 12 vaten koren aan Laureys Vandendael, 12 vaten koren aan Hendrijck van Androye en 28 vaten koren aan Guillam Nicolai echtgenoot Margrieta Princen ( wed. Robert Lintermans ) . Daar deze renten reeds geruime tijd door de eigenaar van de molen niet meer betaald waren, werd de molen in beslag genomen ( uitgewonnen) door de schuldeisers Guillam Nicolai, schout van Zepperen, Laureys Vandendael, Leonart Coelmont en Hendrijck van Androye, deze laatste mede namens Gilis Menten en Jan Leemans . Op 13 juni 1670 werd de molen, die toebehoord had aan Hendrick Vanval, in het openbaar met de brandende kaars verkocht aan de meestbiedende . De genoemde schuldeisers deden zelf het hoogste bod zodat de molen hun eigendom werd . (190)

In 1685 wordt Lambrecht Cristin als molenaar vermeld . (191)

In 1692 waren de kinderen van Jan Custermans eigenaar van de molen . Dezen verwaarloosden de molen grotendeels zodat ze niet meer werkte . De gemeentenaren konden hun graan niet meer laten malen en de schuldeisres kregen hun jaarlijkse rente niet meer uitbetaald . Op 24 april 1692 vroeg Hendrick Steenen, als armenmeester van Groot- Gelmen, aan de schepenen, de molen in beslag te nemen en ze, na behoorlijke visitatie en herstelling, aan de hoogstbiedende te verhuren .

Dit werd toegestaan . Op 28 april 1692 werd dienvolgens de molen gevisiteerd door schepenen Stevens en Bartholeyns, bijgestaan door meester Nicolaes Renars, molenmaker, in aanwezigheid van Leonardt Coelmont, pastoor van Groot-Gelmen, Francis Simons en Ouda Menten als belanghebbende schuldeisers . Hun bevindingen luidden : ... gevisitert den oppersten steen maer dick te sijn seven duymen ende niet meer te dienen opm boven te laten dan allen om onder te leggen ende moet eenen nieuwen boyem sijn geleedt . Item den ondersten steen bevonden niet meer te deugen . Item het kamp raet moet gereparert worden door molenmaeckers ende smets ( smeden ) werck ende met eysere banden gebonden . Item aengande den vorslagh, die is bevonden gans kaduck, alsoo dat den selven heel moet nieuw gemaeckt worden ende gereparert . Van gelijcken het molen raet moet heel gereparert worden ende van alpen versien . Die canael onder het raet ende vorslagh sijn bevonden te niet, alsoo dat die oock moten heel hermaeckt worden . Het molenseel moet nieuw sijn . Item is van gelijcken bevonden dat die hele timmerije gereparetr worden van dack, want die solderinge, plaeen, vinsteren ende deuren moet gans gereparert worden . Item den hout want tegens den kolck ende molen, want is ooick bevonden heel noedigh te repareren . Item aen den voorslagh, moet versien sijn met resse ende aerde om ‘t selven voorslags te halden . (192)

Weinige jaren later bevond de molen zich opnieuw in slechte staat . Het gevolg was dat Franciscus Noelmans, kannunnik en scholaster van de collegiale kerk Sint-Odulphus te Borgloon, die een rente op de molen trok, deze uitwon en ze aldus in eigendom verkreeg . (193) Op zijn verzoek werd de molen op 26 januari 1696 gerechtelijk gevisiteerd door schepenen Leonart Bartholeyns en Willem Vandenhove, bijgestaan door meester Jan Renaers, molenmaker uit Hoepertingen, en meester Claes van Haren . Hun verslag luidde : Bevonden den voorslagh van wedersijden twee plancken af, die selve nodigh te repareren, als oock den gansen voorslagh . Het grontwerck moet gereparert worden . Den kanael moet oock hermaeckt worden . Bevonden nootsakelijck eenen nieuwen onnersten molen steen . Den molenboem bevonden sonder tapen ende banden bevonden sonder molen hals, lanterne, panne ende desser . Het kamp raedt moet gereparert worden, als oock het wenne raet . Egeen molen seele, egeen handt boom, billen noch molen saigel . Het buyten radt moet gereparet worden . Noch mouw, noch kuype, noch troch bevonden, noch berrie . Het steenbedde met sijne fundamenten oock mancquerende . Den molen graet moet oock hertrapt worden . Aengande den bauwe bevonden voor eerst die geheele chrift want tegen d'mol kolck noedigh geheel te vernieuwen . Van gelijcken den bauwe van die molen tot aen die keucken moet alles gereparert worden . Allen playen rontomme moeten vernieuwt worden . Noch deuren noch vinsters noch solderinge daer aen bevonden, noch bruggen . Die schauwe allen noch goet bevonden . Aengande die meereste der tummeraye, soo van keucken, kamer, stallinge, schure, bevonden alles caducq ende noedigh te repareren . In den perdt stal ende koyen stal noch crbbe noch perdt reepe bevonden . De molen kolck gans verlaadt met haut . Den dieck boven den vorslagh oock uytgespoelt .

De schepenen beslisten dat de nodige herstellingen moesten uitgevoerd worden, hetgeen geschiedde . Molenmaker Jan Reners, bijgestaan door vijf knechten, werkte van 21 januari 1696 tot 13 mei d.o.v. gedurende 64 dagen . Hij zelf verdiende hiervoor 35 stuivers per dag en zijn knechten elk 30 of 20 stuivers . Een houtzager werkte 44 ½ dag voor 20 stuivers ‘s daags, geholpen door twee knechten . Bovendien kreeg ieder van hen drie potten bier per dag . Ook waren er nog werklieden voor allerllei karweien, zoals het halen van 21 eikebomen en twee populieren . Er werden 3000 zoldernagels, 1500 deurnagels en 600 walmen gebruikt . De molensteen werd gekocht in Luik voor 142 gulden . De ganse herstelling kostte in totaal 2235 gulden, 1 stuiver en 2 oorden . In 1699 waaide de schuur bij de molen, tijdens een orkaan omver . Op 22 januari 1699 vroeg Noelmans aan de schepenen van Gelinden voor verlof om het hout, dat zou kunnen gestolen worden omdat hij veraf woonde, aan de hoogstbiedende te mogen verkopen . Nadat hem dit was toegestaan, verkocht hij het hout voor 40 gulden aan zijn neef L. van Averwijs, commissaris van Borgloon . (194)

Lange tijd vernemen we niets meer over de molen .

Omstreeks 1755 is Henricus Leemans molenaar te Mettecoven . (195)

Van 1762 tot 1767 wordt Engel Jansis, zoon van Jan, als molenaar vermeld . (196)

Op 8 januari 1766 liet Livinus Vroonen, schout van Gelinden, door zijn gerechtsdienaar Pontfort, molenaar Engel Jansis van Mettecoven voor de schepenen dagvaarden omdat sijn molenradt hier vorens altijt van onder gedrayet heeft ende den bedaegden nu sedert eenige jaeren sijne molen van boven heeft doen drayen als oock eene gote onder die beecke geleyt heeft, door welcke hersetten des molenradt de beecke veel hooge geworden is tot groote schaede en prejudicie der besitters van de daer aen reenende bempden en gronden, welcke, tere oorsaeck dat het waeter sijnen vollen en gewoonelijcken aftreck niet en heeft, verdrincken . Hij verzoekt de schepenen, Engel Jansis te verplichten om gemelde gote wegh te nemen, die molen van onder doen te drayen, de beecke haere behoorlijcke diepde te geven en hem een boete op te leggen . (197)

In 1840 had de molen tijdens de zomer niet voldoende water om het bovenslagrad draaiende te houden, waardoor zij drie maanden per jaar droog stond . (198)

In 1844 wordt Egidius Raymaeckers, notaris te Klien-Gelmen, als eigenaar van de molen vermeld, in 1846 zijn erfgenamen en in 1854 Pieter Raymaeckers, voorzitter van de rechtbank te Tongeren . In 1878 is wed. Carolus Jacques-Lejeune uit Borgworm eigenaarster van de molen en in 1899 Camille Jacques-Fraipont, rechter te Luik . In 1912 wordt de molen vergroot tot een water-en benzinegraanmolen . In 1925 zijn de kinderen van Camille Jacques-Fraipont eigenaar, in 1944 Marie Jacques, zonder beroep te Etterbeek, en in 1949 Armand Renier- Jacques, ingenieur aldaar . In 1956 wordt de molen gekocht door Egidius Loix-Princen, handelaar te Groot-Gelmen. De huidige eigenaar is Guillaume Noppen-Loix . In september 1968 werd het molenrad helaas verwijderd en het molenhuis gerestaureerd en ingericht als woonhuis .

(150) Bulletin de la Société scientifique et littéraire du Limbourg, XV ( 1881), 314 .
(151) R.A.H. : Gelinden, rolreg. 32, fol. 196 v° .
(152) Rolreg. 21, fol. 46 v° en 161 v° .
(153) Ibidem, fol.106 v° .
(154) Ibidem, fol. 145 v° .
(155) Ibidem, fol. 153 v° .
(156) Rolreg. 24, fol. 16 v° en 23 v°.
(157) Ibidem, fol. 86. In 1542 was Willem Steechmans pachter van de molen van Klein-Gelmen, waarvan Jan van Hamel eigenaar was ( ibidem, fol. 107 ) .
(158) Rolreg. 25, fol. 175 v° en rolreg. 26, fol. 17.
(159) Rolreg. 26, fol. 159 v°.
(160) Ibidem fol. 220 en 223 v° en rolreg. 27, fol. 12 v° en 75.
(161) Rolreg. 27, fol. 96 v° en 125 v° .
(162) Ibidem, fol. 151 v°. Peter Duymps was in 1559 molenaar te Klein -Gelmen, waar hij woonde, doch zegde in 1560 zijn pacht aan jouffr. Van Hamel, eigenaarster van de molen , op ( ibidem, fol. 186, 199, 201 v° en 237 ) .
(163) Ibidem, fol. 338 en 371 .
(164) Gichtreg. 2, fol. 26.
(165) Gichtreg. 3, fol. 14 .
(166) Rolreg. 31, fol. 121, rolreg. 32, fol. 24 v°, 40, 123 en 184 v°. Gichtreg. 4, fol. 13 v° en gichtreg. 5, fol. 4.
(167) R.A.H. : Gelinden, parochiereg. 2, fol. 68.
(168) Rolreg. 32, fol. 24 v°.
(169) Ibidem, fol. 123.
(170) Gichtreg. 5, fol. 4.
(171) Ibidem, fol. 44 v° .
(172) Rolreg. 33, fol. 174 v° .
(173) Ibidem, fol. 236 v° en 239 v° .
(174) Er bestonden verschillende soorten voeten . Een voet is ca. 30 cm .
(175) Pegel = peil, hoogtemerk van de waterstand .
(176) Ijseren bode = gerechtsbode. Hij werd aldus genoemd omdat hij de bevoegdheid had misdadigers in de ijzers of boeien te slaan .
(177) Rolreg. 34, fol. 272 v° - 273 .
(178) Rolreg. 35, fol. 41 v° .
(179) Rolreg. 37, fol. 76 .
(180) Rolreg. 36, fol. 367 v°.
(181) Rolreg. 37, fol. 47 v°.
(182) Rolreg. 39, fol. 33, 123 v° en 136 . Van 1645 tot 1648 was Frans Robijns pachter van de molen te Overbreok o/ Gelinden ( gichtreg. 8, fol. 34 ).
(183) Vanaf nu wordt een breedte van acht voeten vereist, voorheen slechts zes voeten .
(184) Rolreg. 39, fol. 229 - 231.
(185) Gichtreg. 8, fol. 35 v° .
(186) Rolreg. 42, fol. 24 - 25 .
(187) Ibidem, fol. 123 v° en 160 .
(188) Ibidem, fol. 248 .
(189) Rolreg. 43, fol. 120 v° . Henric Vanval was tevens pachter van de molen van Overbroek ( Gelinden), toebehorende aan de graaf van Heers .
(190) Gichtreg. 9, fol. 115 r° en v° .
(191) Rolreg. 46, fol. 169 .
(192) Rolreg. 48, fol. 225 v° .
(193) Ibidem, fol. 226 - 228 v°.
(194) Rolreg. 49, fol. 106 v°.
(195) Kerkarchief van Gelinden : Registrum anniversariorum ac proventuum pastoratus 1735 - 1782, fol. 78 v°.
(196) Rolreg. 54, fol. 75 v° en 181 v°.
(197) Ibidem, fol. 181 v° - 182 r°.
(198) Molens in Sint-Truiden-Gingelom-Borgloon . Uitgaven van het Documentatiecentrum te Sint-Truiden .

 

Uit de annalen 1843 - 1859 ;
__________________________

( pastoor Joh. Jos. Knapen ) ( pastoor Joannes Lekens vanaf 1858)

In 1842 is de oude toren bouwvallig gedeklareerd door mijnheer Jamminé, architect der provincie en door bevel van de provinciale staten . Hij was gebouwd van alle soorten stenen, de meeste waren harde vleesstenen . De kerk is oud van het jaar 1676 . Het koor is veel ouder, het is gotisch en misschien zo oud als de toren van 1401 . De kerk is wel gemeubeld, ze heeft drie altaren, den hogen van St. Martinus, bisschop van Tours, patroon der kerk, één van O.L.V. welk beeld nieuw is en door mij, bij toelating van de vicaris Neven, zondag voor de hoge mis gezegend , en één van St. Bertilia, abdis, gezegend door mij, met de toelating van dezelfde, in de kapel van Helshoven . De eerste zondag van mei 1843 ingehaald .

De klokken , éne wegende 1700 pond en de andere over de 500 pond wegende . Twee biechtstoelen, één predikstoel, de beelden van St. Rochus, St. Martin en St.Sebastiaan en 28 eiken banken .

De pastorie heb ik in 1831, pastoor wordende , geheel vervallen gevonden . In 1838 heb ik het zelf kunnen herstellen . Hiertoe heb ik meer dan 800 Fr. van het gouvernement gekregen, 300 van het dorp en 200 Fr. van het kerkfabriek; totaal 1300 franken . Ze heeft over de 3200 franken gekost , welke ik heb bijgedaan . Zij is nog verre van volmaakt te zijn, en ik heb zeer gemist van geene nieuwe te bouwen .

Ik heb geheel den hof van de pastorij verandert, die in mijne aankomst zo maar beplant was met hollentieren, palmen, hout etc. . Ik heb eene nieuwe haag rondom geplaatst die mij meer als 60 franken kost, eenen klijne bossche langs de straet gemaekt en differente sorten van pruyme, keseleere en pereboomen .

Ik heb ook de weghe aen de pastorij rondom met een nieuwe doore haag beplant en differente sorten van appele, pere en noteboomen, alsook die boven aen gielis princen en die te helshoven vol jonge boomen ( kanadabomen) in 1843 en 1844 .

In 1840 heb ik 17 linnen rondom den kerkhof geplant uyt mijnen bosch te helshoven.

In 1842 heb ik den kerkhof eenen voet doen afvaeren, den kerkhof met eene haeg beplant en onder eene doore haeg, alle sorten van andre planten ingevult in den kerkbergh, zes populieren, vier aen den toren en twee onder de trappen, eene linde op het dorp .

---------------------

 

Sequuntur nomina quorundam pastorum hujus parochie .

Johannes
In een akte over betalingen , van paus Johannes XXII vanuit Avignon e gedateerd 9 maart 1329, wordt deze Johannes, pastoor van Groot-Gelmen, als getuige vermeld .

Guilleaume Paeliart
Op 29 juni 1362 was hij in Dormaal ( Brabant) getuige bij het huwelijkscontract tussen Raës de la Riviere en Cecile van Heers .

ab haren arnoldus pastor 1401

Wilhelmus de Monte

Joannes de Fonte
Waarschijnlijk afkomstig van Groot-Gelmen, hij liet voor zijn jaargetijde een rente na op zijn huis en hof bij de drinckbeeck .

Delestro of Decestro ( de Castro) joannes anni 1461
Hij was pastoor voor 1461 . Hij liet drie vaten rogge na op het huis en hof van Jan Bauwens tegenover de pastorie .

Wilhelmus Kersmekers
afkomstig van Diepenbeek, zoon van Gerardus en Catharina N. Hij werd pastoor in 1463 en wordt vermeld tot 1477 . Zijn ouders schonken hem het nodige hout om de pastorie, die tijdens de oorlog door voorbijtrekkende soldaten was platgebrand, weer op te bouwen . Van Elisabeth Ridders kreeg hij een rente van één maat rogge, waarvan zij het kapitaal verschafte, voor hetzelfde doel . Bij gelegenheid van zijn installatie schonk hijzelf nog een rente van vijf mud rente .

Henricus de Gael .
Afkomstig van Groot-Gelmen, werd pastoor in 1483 en wordt vermeld tot 1525 . Hij had het pastoreel gekregen en het pastoreel bos , negen roeden groot, gelegen bij het Abeelswijcken , beplant . Voor zijn jaargetijde liet hij drievierde vat rogge na, staande op het huis dat bewoond werd door Georgius de Gael .

Degael Georgius , pastor onno 1527

Lambertus Neven alias nepotis ex aelst pastor anno 1560
Geboortig van Aalst, Na eerst pastoor in Aalst geweest te zijn, werd hij in 1561 pastoor te Groot-Gelmen en wordt hier vermeld tot 1567 . Bij zijn aankomst vond hij de pastorie geheel bouwvallig . Hij vermeerderde aanzienlijk de eigendom van de kerk .

Guyens( Quyens) joannes ex gelinden , pastor anno 1588
Kapelaan van Saint-Jean te Luik, was pastoor van Groot-Gelmen van 1568 tot 1595 . Hij liet zich vervangen door Jan Loycx ( 1582) .

Vrankaerts of Vrancken Gerardus , pastor anno 1592
Vermeld in 1596, hij stierf aan de pest op 7 september 1598 ( cf. parochieregister gelinden, fol. 2) .

a vivario alias van de weyer joannes , pastor anno 1607
Afkomstig van Rukkelingen, sinds twee jaar priester en leerling van het seminarie,werd hij tot pastoor van Groot-Gelmen benoemd op 24 september 1598. Hij overleed in maart 1622 .

Henricus de Lattre,
Afkomstig van Veulen, diaken, sinds vier jaar gepromoveerd in Leuven en sinds drie jaar seminarist, benoemd tot pastoor van Groot-Gelmen op 24 maart 1622 .

Barbier joannes , pastor anno 1622
vermeld van 1624 tot 1629 .

Bormans Laurentius ex haslebrouck, pastor 1629
Beneficiant in de kerk van Saint-Paul te Luik . Benoemd tot pastoor van Groot-Gelmen op 14 juni 1629; hij wordt vermeld tot 1634 .

Lambertus Husquet
benoemd op 17 augustus 1634 .

Magister Joannes Berden( Henricus) , pastor obiit 18 july 1636 peste .
benoemd op 14 april 1635, hij overleed aan de pest op 18 juli 1636 .

Vossius Guilielmis ex mettecoven, pastor anno 1637,
Afkomstig van Mettecoven, zoon van Jan Vuskens os Vossius en Maria van Malborgh. Tot pastoor van Groot-Gelmen benoemd op 16 augustus 1636 . In 1651 ruilde hij om met de volgende en kwam later terecht in het Tongers begijnhof waar hij stierf op 7 augustus 1673 .

Hamelaers gerardus ex tongrris, pastor anno 1677

Coelmont Leonardus trudoniensis, pastor anno 1684
kwam later terecht in een Mechels klooster waar hij stierf

Bartholeyns georgius ex mettecoven, pastor anno 1694

Bartholeyns sebastianus ex mettecoven, pastor anno 1714

Bartholeyns joannes nicolaus ex mettecoven, pastor anno 1743

Proesmans joannes martinus ex gutschoven , pastor anno 1791
was zeven jaar lang vicaris van St. Walburg te Luik,

Knapen joannes josephus ex gutschoven, pastor anno 1831
geboren de 15 july 1801 uit Maria Catherina Van grootloon ex Mettecoven en Renerio Knapen ex gutschoven .

Robertus Guillielmus Eijben, pastor anno 1845

Joannes Ludovicus Lekens , pastor anno 1858
daarvoor was hij kapelaan op het begijnhof te St. Truiden

hij vertelt “ op zaterdag 27 november 1858 heb ik na mijne mis aangekondigd dat er in ‘t vervolg op de zon & feestdagen hier te Gelmen twee missen zouden gedaan worden, onnodig van er bij te voegen dat de blijdschap en dankbaarheid op alle gezigten te zien waren .

Op vrijdagnamiddag 24 october is er een pater minderbroeder mij komen helpen biegten voor dien namiddag alleen . Ik heb er persoonlijk gedurende het 40-uren gebed 177 gebiegt, zoo dat alles te samen verre over de 200 . Hetgeen mij bijzonderlijk bevallen heeft, is, dat persoonen van ouderdom zoo als Mme Stassart zoo drie geslagen uren op eene namiddag in aanbidding doorbragten, en dit doet zij dagelijks gedurende het 40-uren gebed .

De 19 de maart 1859 om 2 uur ‘s morgens overleden Jan Leemans Weduwnaar van Odilia Ghijsebrechts, geboren 2 december 1785, bediend van alle sacramenten daags daarop om 3 uur namiddag begraven R.I.P.

N.B. Dit is het eerste sterfgeval op de 4 maand dat ik hier ben .

In december heb ik hout doen kappen op zeker land dat Jan Romsée in huur heeft .

Op het einde van 1858 zijn de vensters mijner pastorie ,behangen met gordijnen . Ze zijn van eiken hout , maar laten wel de wensen over . Ze zijn moeilijk in beweging te brengen, omdat zij dragen hout op hout, het moest ijzer op ijzer zijn . Bovendien als de buitenvensters toe zijn , is het onmogelijk de binnenvensters toe te doen zonder een ruit te breken .

Op 22 mei 1859 is gestorven Gilis Princen, de mens had een ingeboren hartkwaal . Het verlies van een vaars had hem zodanig vernietigd, dat hem het bloed naar het hart was geschoten en daarvan is hij ook gestorven .

Op 7 juni is gestorven Margaretha Raets, vrouw van Dionysius Fransis. Zij was dik van het water van toen ik in Gelmen ben aangekomen .

Op 6 oktober 1859 is gestorven Jan Lowet, hij woonde bij burgemeester Jacquemin de Corswarem . Vandaar is hij ziek te huis gekomen met de kwade koorts . Ik heb hem de 4 de oktober ‘s avonds bediend, alhoewel hij mij zo ziek niet scheen, doch stierf hij twee dagen erop .

Op 10 october 1859 is gestorven Christianus Smets, secretaris van de gemeente. Ik ben bij hem geroepen op vrijdag 7 oct., ‘s morgens om 6 uur, doch heb wienig of geen kennis gevonden. Op zondag heb ik 2 à 3 uren aan zijn bed gezeten , hopend dat hij tot kennis zou komen . Tevergeefs, die nacht is hij gestorven aan slijmer koorts, gevolgd door het beslag op de hersenen .

Op de 5 mei 1859 hebben de volgende kinderen hun eerste communie gedaan .

Jongens :

Alphonse Malaise
Lambert Mommens
Frans Smets
Jean Butenaers
Jean Hayen

Meisjes:

Ernestine Jans
Rosalie Petit-Jean
Elisabeth Steukers
Rosalie Duchateau
Antonia Vroninckx

Van 1 tot 8 november heeft het dak van mijn huis veel te lijden gehad van de aanhouden de stormwinden . Menigvuldige vorstpannen zijn naar onder gevallen . Doch dit is en weinig de schuld van de entrepeneur Jans die de vorstpannen niet vastgenageld heeft .

Het broederschap van O.LV. Scapulier anders gezegd de Monte Carmelo is in onze kerk opgezegd ten tijde van pastoot Knapen . Bij de oprichting werd pastoor Knapen als rector van het broederschap aangewezen .

Onder pastoor Eyben zaliger zijn veel werken begonnen die nu voltooid zijn : twee knielbanken op het hoog koor, ten dele door hem betaald, een reliekhouder van St. Bertillia en haar beeld, gemaakt door Janssens, een nieuwe orgel gemaakt door Clerinx van St. Truiden, een nieuwe trap om het kerkhof op te komen, een nieuwe kerktoren .

Op 27 october 1859 had de jaarlijkse kerkvisitatie plaats door de deken, Cartuyvels, met een inspectie van de kerk en zijn opmerkingen aan de kerkraad .

Op 16 februari 1860 heb ik begraven Jan Swennen , jonkman van 80 jaar. Een man met een sterke constitutie . Maar op 3 februari was hij ondanks het slechte weer naar Hoepertingen gegaan via Rijckel en daar moegewandeld enige druppelkes teveel gedronken, in het sneeuwwater gevallen en ziek zijnde thuis gekomen, enige tijd later overleden .

Pastoor Henckaerts : opvolger van pastoor Coenegrachts in 1878 . Pastoor Coenegrachts was de opvolger van pastoor Lekens op 1862 en aldaar overleden op 1878 .

Op 4 april kreeg pastoor Coenegrachts een rondschrijven van de bisschop van Luik, Theodore, met de vraag te reageren op het wetsvoorstel tot ontneming aan de geestelijken van het beheer over de geestelijke zaken in de ruime zin van het woord . De pastoor moest hem zo snel mogelijk antwoorden met betrekking tot de toestand van de kerk, kerkfabriek en ook welke mensen als “ trouwen “ konden beschouwd worden . In de verdere briefwisseling tussen Coenegrachts en de deken blijkt dat de pastoor geen klikspaan was en dit strekt hem tot eer .

In 1878 bestond het kerkfabriek uit : Joannes Malaise, voorzitter, Joannes Romsée, Martin Francis, Joseph Vroninks, Gerard Vijgen en Joseph Henckaerts( pastoor) . Enkele jaren later werd de nieuwe kerk ingewijd door de Luikse prinsbisschop Victor Doutreloux en werd aan de kerk een loden doosje gegeven met een stukje been van een zekere heilige . Deze relikwie is bij de laatste verhuizing in de pastorie spoorloos verdwenen ( 1995 ) .

De schoolwet van 1879 zette de pastoor op tegen de leerkracht van de gemeenteschool . Ondanks aandringen van de pastoor koos de leerkracht voor zekerheid en koos voor staatsonderwijs . Met de hulp van burgemeester Ulens ging pastoor een nieuwe school oprichten . Met het begin van het nieuwe schooljaar gingen de lessen , gegeven door pastoor, door in het huis van Mr. Jean Romsée-Thijs .Alle kinderen van Groot- en Klein-Gelmen en Mettekoven waren aanwezig . Enkel de drie kinderen van de leraar volgden hun vader naar de gemeenteschool . Na 6 weken ging de les door in de salons van meneer pastoor . Eindelijk de 11 december 1879 mochten ze het nieuwe schoollokaal , opgericht door burgemeester Ulens, inhuldigen . De pastoor had gewonnen en hij gaf de stok door aan meester Bergans, tot eenieders voldoening . Toch was het geen gemakkelijke tijd voor de nieuwe school, want bij de minste narigheid dreigde men over te stappen naar de gemeenteschool . De pastoor mag nog aan iedere parochiaan de sacramenten geven , behalve aan de leraar . Op de eerste plaats dankt hij burgemeester Ulens ( sinterklaas, zie de volgende bladzijden), de schepenen Vroninks Joseph , Romsée Jean en hun familie . Bij de val van de liberale regering in 1884, wilt de volgende katholieke regering de katholieke school in Groot-Gelmen niet adopteren . Pas na veel vijven en zessen wordt ze toch geadopteerd .

Hollanders J. : opvolger van E.H. Henckaerts .

Hier lassen we best de geschiedenis van de meisjesschool van Groot-Gelmen in .

Voor 1911 bestond er in de gemeente Groot-Gelmen slechts één lagere school, waar jongens en meisjes onderwezen werden door een niet-gediplomeerde onderwijzer, Mr. P. Bergans . Toen kreeg E.H. Hollanders het goed gedacht, met behulp van de Weledele Heer Robert Ulens, burgemeester, een meisjesschool op te richten . Het werk werd aangenomen door Jean Martens van Helshoven . Weldra zag men het grootse gebouw uit de grond oprijzen , dat aan de achtergevel wel geleek op een gevang . Zodat de Gelmenaren die er voorbij kwamen soms vroegen : “ Maar mijnheer pastoor, wat gaat ge hier bouwen ? “ Waarop hij schertsend antwoordde : “ Een cachot om de stoute mensen van Gelmen op te sluiten “ . In de zomer van 1911 werd het gebouw voltrokken . De school werd ingezegend in oktober 1911 en gesteld onder de bescherming van de H.Jozef . De kinderen werden onderwezen door de Eerw. Zusters van het H; Graf van Turnhout . De school bestond uit 2 lokalen : een lagere school en een bewaarschool . De 2 klassen wareb gescheiden door een houten schutsel, dat men bij gelegenheid van toneelfeesten kon opendoen . Dan vormde de school een ruime zaal . Maar dat schutsel belemmerde fel het lesgeven en de stilte in de klas, daar men elk gerucht van de kinderen van de andere klas hoorde . In 1935 werd dan dit schutsel vervangen door een stevige Eternitten-muur, op kosten van het klooster van Heverlee .

Na 6 jaar eervollen arbeid werden de Zusters van Turnhout terug getrokken en de pastoor nam zijn toevlucht tot het moederhuis der Zusters Annonciaten van Heverlee . Tot zijn grote vreugde kreeg hij ditmaal 3 zusters: één voor de lagere school, één voor de bewaarschool en één voor de keuken . Op 12sept. 1917 kwamen zij te Groot-Gelmen aan en werden van boven op de trap van het kerkhof vriendelijk begroet en verwelkomd door de 73 -jarige herder der parochie .

Deze leidde hen naar de pastorie, waar hun een heerlijk middagmaal werd opgedist . Daarna bracht hij hen naar hun nieuw tehuis .

‘s Maandags 17 sept. 1917 herbegonnen de klassen . De kinderen, alhoewel niet verstandig, waren toch lief en gewillig . De klasse werden nogal goed bijgewoond in de winter . Maar gedurende het zomerseizoen waren ze bijna niet bevolkt, vooral in de oogsttijd . Dit beterde merkelijk, wanneer in 1919 de wet op de leerplicht in voege kwam . Vele moeilijkheden moesten bekampt worden, eer men de Gelmse jeugd ertoe gebracht had tot regelmatige schoolbijwoning .

In 1919 vierde men het zilveren jubelfeest van E.H. pastoor Hollanders; hij was toen dertig jaar in Groot-Gelmen . Dit feest was uitgesteld wegens de oorlog van 14 - 18 . In de kerk plechtige H. Mis en Lof en ‘s avonds groot toneelfeest door de schoolkinderen . Eind 1924 was het zijn 50 - jarig priesterjubileum dat men vierde; doch de goede herder was te ziek om hetzelf plechtig te vieren . Hij kon de heilige mis niet meer opdragen . Op die heerlijke dag wilde hij nochtans de plechtigheid in de kerk opluisteren door zijn tegenwoordigheid . ‘T is dan dat hij zijn laatste vaarwel gesproken heeft tot zijn geliefde parochianen . Een vaarwel en tot in de Hemel !! Op dat ogenblik werd er menige traan weggeveegd . Ook was het zijn laatste bezoek in de kerk, want reeds op 12 juli overleed hij . Al de mensen, maar vooral de schoolkinderen waren bedroefd over het heengaan van hun goede herder . De school verloor zijn stichter .

Tussen de vele technische katholieke zaken die hij schrijft, zien we dat in de week der kermis van St. Bertillia er een processie was naar Cortenbosch en in het octaaf van O.L.V. Geboorte was er een processie naar Scherpenheuvel . Verder was er het gebruik om het gewijdwater aan de Damen en Heren van het kasteel te presenteren als zij in hunne tribune zaten .

Verder is er een tarievenlijst voor de parochie Groot-Gelmen . Bizar is wel dat men voor een begrafenis van 1 priester kon kiezen of met 3 , 5 of 7 priesters .

In de St. Truidenseweg heeft pastoor de houtkap van de landen aan het kerkfabriek toebehorende .

Op Aelsterweg in een weide van 6 roeden, behoort het fruit toe aan pastoor . De weide is gegeven aan de kerk voor 2 jaargetijden door Mr. Vanmunsteren .

Verder is er een inventaris van maand tot maand van de gestichte jaargetijden in de kerk . De namen die hierin voorkomen hebben een rol gespeeld in Groot-Gelmen . Zie bijvoorbeeld de vermoorde Jan Morbiers ( zie verder in de tekst ) .

Op 21 juli 1924 werd E.H. Toppet als pastoor der parochie benoemd en tevens bestuurder der meisjesschool . Op 12 augustus nam hij z'n intrek in de pastorie en begin oktober werd hij aangesteld als herder der parochie . Hij was als een bon-papa voor de kinderen . Onder zijn bestuur werden in 1929 de lagere scholen ontdubbeld en er kwam dan een lagere klas bij : 1 e en 2 e studiejaar, meisjes en jongens . Dat was een grote verlichting voor het onderwijzend personeel .

Op 14 juni 1943 was Groot-Gelmen in feest . In tegenwoordigheid van de Eerwaarde Moeder, Algemeen Overste van Heverlee, werd het zilveren jubelfeest van Zuster Camillia plechtig gevierd; zij mocht gedurende 25 jaar de vreugde en het leed delen van haar leerlingen en oud-leerlingen . Om 10 u. plechtige dankmis, in den namiddag plechtig lof . Daarna werd haar een warme hulde gebracht in de parochiezaal ( gebouwd in 1931 ) die werkelijk te klein scheen . Het was waarlijk een onvergetelijke dag .

In april 1945 nam de ganse afscheid van hun welbeminde herder . De schooljeugd vooral was bedroefd om het vertrek van pastoor Toppet .

Dan kwam pastoor Vanormelingen die er enkel 2 jaar verbleef en wegens z'n ziekte nooit de sympathie van het volk heeft kunnen winnen .

Proesmans Theo , afkomstig van Borgloon en kapelaan te Zepperen en pastoor van Groot-Gelmen vanaf 1947 . Zijn voorganger was Vanormelingen Hector die bij z'n broer Julien te Hoepertingen werd ondergebracht wegens geestesziekte .

Op 3 september werd ik plots terug geroepen voor de vrouw van Vanbrabant Stephanus, Anna Maria Willems die aan ‘t sterven was . Ze was 71 jaar en reeds vele jaren lijdende aan knobbeljicht . Ze was geboren te Voordt op 1876 en gestorven op 3 sept. 1947 .

Sinds mijn aankomst te Groot-Gelmen was er nog geen druppel regen gevallen en sinds jaren werd de zomer van 1947 één der droogste zomers . De veldvruchten verdroogden , het gras verschroeide en het fruit verschroeide .

Bij de opening der jacht deed Mr. De Borman, burgemeester, mij een paar patrijzen brengen .

Een korte beschrijving van z'n aanstelling . Om 2 uur werd de feeststoet gevormd op de dorpsplaats en trok naar de uiterste grens van het dorp, Helshoven . De geestelijke en burgerlijke overheden namen plaats in de erekoetsen waarna de stoet zich in beweging zette langs de rijk versierde en bevlagde huizen en straten van onze parochie . De plaatselijke groep ruiters opende de stoet gevolgd door de cyclisten. Daarna volgde de eerste feestwagen “ Jezus de Kindervriend “ .Op de sierlijke wagen werd een legende van de H; Isidorus, patroon der Boerengilde, uitgebeeld, voorafgegaan door de plaatselijke boerengilde . De geboorte van Kristus met de aanbidding der Koningen en herders verbeelde de derde wagen . Ook O.L.V. van Helshoven , beschermvrouwe van onze gemeente, werd meegedragen . Tussen de wagens stapten ook de B.J.B. meisjes mee in lange gewaden met wuivende palmen .

Bij z'n aanstelling kreeg de pastoor een schone kelk cadeau .

Op 26 oktober oprichting van het E.K. voor jongens en meisjes .( meestal 14-jarigen) .

Jongens : Cantens Felix, Claes Emile, Claes Firmin, Ghijsens Albert, Ghijsens Jerome,

Hansoul Herman, Macors Bertrand, Macors Michel, Montjoie Isidoor, Nijs René, Pluymers Emile, Quenis René, ,Romsée Bertrand, Romsée Jozef, Romsée Romain, Smets Jozef, Strauven Jozef, Vrancken Jean, Vrancken Henri, Withofs Bertrand, Withofs Gaston .

Meisjes : Benaets Lea, Claes Rosa, Cantens Yvonne, de Borman Astrid, Dumont Maria, Driessen Emmy, Hansoul Alice, Knuts José, Monjoie Fernanda, Phillipaerts Alice, Philippaerts Denise, Quenis Leona, Ramaekers Victoire, Renard Jeanne, Romsée Augusta, Romsée Jose, Romsée Marcella, Smisdom Jeannine, Smisdom Paula, Thijs Denise, Withofs Maria, Withofs Maria, Withofs Marthe.

Op St. Maarten avond ging de pastoor mee met al de jongens van het dorp om St. Maarten - vuur aan te steken met vuurwerk . Zulks had plaats op de hoogte tegenover de kerk in de weide van de Gebroeders Groven . De jeugd had er plezier aan en het volk stond in massa te kijken aan de voet van de kerktrappen .

Op 20 december 1947 werden de weiden ( één klein van 1,5 roeden langs de parochiezaal en één van 5 roeden langs de aerden weg naar Saffraanberg ) waarvan de opbrengst toekomt aan pastoor “ Pastoors-goed” met jonge bomen beplant op kosten van pastoor Proesmans ( Sterappels, doelanders, Blue de Belg, Bel de Boscop ) .

Op 22 februari 1948 treedt de oude toneelkring “ De ware vrienden “ weer op in de parochiezaal , na 8 j. rust . Ze spaarden geen moeite en in de schoonste eendracht raakten die oude spelers , onder leiding van Meester Serdons Edg., weer op dreef . Op zondag 22 en 29 februari brachten ze dan op de planken 1) het blijspel : “ De ongelukkigste piot van het leger “ en het drama :” De stem die niet zwijgen wil “ . Algemeen en verdiend applaus .

4april , Beloken Pasen, plechtige communie der kinderen : 6 meisjes en 5 jongens . Voortaan zou ieder jaar deze plechtigheid doorgaan op Beloken Pasen .

6 april Op deze dag kwam de landelijke leider der B.J.B., Thijs Constant, om eens in voeling te treden met onze jongens . Na een flinke vergadering met 25 - 30 jongens, werd beslist een B.J.B. - jeugd op te richten .

Voor een bewezen dienst aan Mevr. Charles Swennen Vaes kreeg ik als geschenk voor de kerk : 1) een vijfarmige koperen kandelaar ( 500 Fr.) - 2) een nieuwe witte stool ( 400 Fr.).

Volgens beslissing van de Kerkraad mocht ik de pomp met het bijhorige materiaal uit den put ( 18 m. diep ) halen op de voorkoer van de pastorij . Coenen uit Hoepertingen, bijgenaamd “ de witte smid “ kwam zulks werk verrichten en nam het oude materiaal mee tegen de prijs van 1000 Fr. . Daarna begon ik de put te vullen met de vuiligheid rond de pastorij en de parochiezaal .

Op 12 mei ging de kerkraad voltallig naar Mr. Vroninks Raymond, ontslaggevend voorzitter, om hem een decoratie van St. Lambert 1 e klas te overhandigen . Mgr. De Bisschop deze verdienstelijke man beloven voor zijn 59 jaar lidmaatschap van de kerkraad .

Op 13 mei hadden de zusters het verlangen uitgedrukt het H. Sacrament te mogen bewaren in hun huiskapel . Het bisdom stond dit toe . Bij het in orde brengen van kapel en altaar ontbrak nog een altaarsteen . Per toeval vonden we er ene hier op het kasteel bij de Zeer Achtbare familie de Borman, die hem volgaarne wilde afstaan als geschenk aan de Zusters .

Op 2 augustus werd Serdons Edouard, na 32 actieve jaren , vervangen door zijn zoon Jean als hoofdonderwijzer van de Aangenomen Jongensschool .

Op 9 september werd de oude versleten vloer ( gele tegels ) van de ingang van de pastorij volledig opgebroken en vervangen door een betonnen vloer ( door Johannes Benats ) ,.

Op 30 oktober is er aanneming van nieuwe leden van E.K. :

Jongens : Brugmans Firmin, de Borman Robert, Hansoul Jean, Hansoul Jozef, Houbrechts Jozef, Macors Jean, Martens Denis, Nijs Julien, Nijs François, Philippaerts Nestor, Princen René, Vanvuchelen Jules, Vrancken Camille, Vroninks Raoul, Budo Jozef, Thijs Roger .

Meisjes : Cantens Dorine, Martens Denise, Philippaerts Christine, Robijns Maria, Withofs Paula .

Op datum van 5 april 1946 werd er een overeenkomst gesloten tussen E.H. pastoor Vanormelingen van Groot-Gelmen en E.H. Paredis van Engelmanshoven om een gedeelte van de parochie Groot-Gelmen af te staan aan de parochie Engelmanshoven . E.H. Toppet zou daar nooit hebben in toegestemd , maar E.H. Vanormelingen was ziekelijk . E.H. Proesmans vond dit document een hele tijd na zijn aankomst in 1947 . Hij deelde dat mede aan de heren van de Kerkraad; deze waren hierover gans onwetend en zeer mistevreden . Het was onjuist opgemaakt omdat de afstanden die er in vermeld staan zeer overdreven zijn . Volgens dat E.H. Proesmans vernomen had wilden de mensen bijna allen bij de parochie Groot-Gelmen behoren . Ten andere de afstand van beide kerken verschilde niet zo veel en het gevaar van de autostrade speelde een grote rol . Op voornoemde datum werd de afstand vastgesteld op 550 m. , maar dit scheen wat overdreven en onjuist . In de maand september 1948 werd dat hermeten en tussen Paredis en Proesmans werd een akkoord aan ‘t bisdom overgemaakt dat de afstand 463 m . zou zijn . ( veldweg hoger dan de huizen der Gebr. Smisdom ) .

We zetten het jaar 1949 in met 138 leden voor de Bond van het H.H. voor mannen, 69 leden voor de Boerinnenbond, 28 leden voor B.J.B. jongens, 30 leden B.J.B. meisjes, 35 leden E.K.- jongens ( tot 14 jaar) en 27 leden E.K. meisjes .

Op 17 april - Pasen - De 6 kleine zangerkens ( Withofs Bertrand, Quenis René, de Borman Robert, Smets Jozef, Ghijsens Jêrome en Cantens Felix) zongen samen met de grote zangers .

Op 14 juni - Vlaamse bedevaart naar Lourdes - Er waren 11 parochianen van Groot-Gelmen meegereisd : 1) Maria Philippaerts-Vrancken 2) Ernest Nijs ( kolenhandelaar) 3) zijn zoon Henri 4) August Libens 5) Anna Nicolaï Hayen 6) Irene Malaise 7) Groven Augusta 8) Leonie Swennen Groven 9) We Withofs Colemonts 10) Lismont Louis en zijn echtgenote Dupain Thérèse .

September, de schoolstrijd woedt hevig in ons land . Twee jaar na elkaar werd er gedurende de maand augustus een gezamenlijke brief der Bisschoppen afgelezen van op ;de preekstoel . Dit om onze brave ouders er op te wijzen hun kinderen naar katholieke scholen te sturen . Door het staatsonderwijs werden duizenden kinderen gelokt door gratis onderwijs, geldpremies en steun in natura . Gelukkig begrepen onze mensen hier in de parochie hun plicht ; op 36 kinderen die buiten de parochie studeren is er voor het schooljaar 1949-1950 geen enkel verloren gelopen in de officiële scholen .

Op 3 oktober ; op de vergadering van de kerkraad werd beslist :

1/ de landpachten te brengen van 65 Fr. op 80 Fr. vanaf 1950 .

2/ het stoelgeld te brengen van 10 en 15 op 20 en 30 Fr. vanaf 1950 .

Op 30 oktober ; Kristus - Koning - Namiddag in het lof werden nieuwe E.K. leden aangenomen :

Meisjes : Cantens Maria, Groven Lisette, Nijs Rosa, Philippaerts Gilberte .

Jongens : Hansoul André , Knuts François, Nijs Willy, Philippaerts Jozef, Philippaerts Louis, Renard Jean, Romsée Yvon, Strauven Jean, Vanbrabant Paul .

In de kerk stond een oude, ongebruikte ciborie ( zilveren of gouden kelk met deksel ter bewaring van hosties ) met de volgende gravure : “ Jean de Fosse et Oda Malaese sa Compagne - L'ont donné l'an 1614 “ en daaronder een wapenschild .

Op 27 december ; Er werd een oude accacia- boom omgekapt door de familie Nicolaï Arthur, die hem kreeg voor het grootste gedeelte . Er kwamen reclamaties vanwege de “ gemeente “, omdat er beweerd wordt dat de pastorij en het hof van de “ gemeente “ is . Men kon zulks wel niet bewijzen . Door de eeuwen heen vormde de pastorij en de kerk één geheel . Dit is toch logisch . Anders zou de boom op het huis van Vandevoort Eugène gevallen zijn .

1950 : In de loop van de maand Januari werd door de Veloclub van Groot-Gelmen aan het gemeentebestuur een aanvraag ingediend om de november- kermis ( 11 nov.) te verplaatsen in de zomer op zondag de 2 e processie ( Juli) . De veldwachter , Dumont Wilhelmus, genaamd Guillaume de garde, werd gelast van huis tot huis te gaan om het gedacht der bevolking te kennen . Eén enkele vrouw was tegen de verplaatsing, Hubertine Vrijdags Houben, omdat de kermis van Kerniel op dezelfde zondag van onze nieuwe kermis viel ( dit was te begrijpen daar Hubertine afkomstig was van Kerniel ) .

Kort en bondig overzicht van de katholieke jongensschool van Groot-Gelmen :

De aangenomen jongensschool vindt haar oorsprong na de schoolstrijd 1879-1884 . Zij werd voor het eerst door de gemeente aangenomen op 1 nov. 1884 en de eerste staatstoelagen werden verleend op 5 april 1885 . Als eerste onderwijzer werd benoemd de heer Bergans Pieter-Jan die op rust ging in 1916 . Als toenmalige pastoor fungeerde E.H. Hollanders Ferdinand die hier in de parochie overleed in 1924 . Op 1 oktober 1916 trad de nieuw benoemde onderwijzer Mr. Serdons Edouard, in dienst . Samen de E.H. Toppet, oud-bestuurder van het College van Peer en die plechtig als pastoor werd aangesteld op 18 okt. 1924, werd er gewerkt aan de sociale en parochiale werken van Gr. Gelmen . De kapel van Helshoven verrees uit haar puinen en werd het geliefd genadeoord van O.L.V. der Blijde Vrede . Een prachtige parochiezaal werd gebouwd in 1931 tot heil van onze parochiale werken .

Gezien het groot aantal jongens werd in 1928 een ontdubbeling gedaan en werd het 1 e en 2 e studiejaar gevoegd bij het eerste en tweede jaar meisjes en werd een Eerwaarde Zuster aangesteld als onderwijzeres .

Steeds werden door de onderwijzer de beste betrekkingen onderhouden met de ouders ten einde deze in te lichten betreffende het bijwonen der lessen en de vooruitgang hunner kinderen . Regelmatig werden er wedstrijden gegeven en bij het groot verlof werd in de parochiezaal een plechtige prijsuitdeling gehouden in aanwezigheid van de Heren van het Schoolcomité en van de ouders en waarop de kinderen door toneel, voordrachten en liedjes hun toehoorders wisten te behagen .

Na de 2 e wereldoorlog , in 1945, verliet E.H. Toppet onze parochie en ging op rust naar zijn geboortedorp in Vechmaal . Hij werd opgevolgd door E.H. Vanormelingen, die slechts twee jaar in onze parochie verbleef .

Op 14 sept. 1947 werd de jonge en ijverige kapelaan van Zepperen, E.H. Proesmans Theo, plechtig aangesteld als pastoor onzer parochie . Van meet af aan had hij z'n beste krachten veil voor het welzijn zijner parochianen . De kinderen in het bijzonder lagen hem nauw aan het hart . De E.K. der kinderen werd opnieuw ingericht , jongens werden naar E.K. retraites en - vergaderingen gestuurd . De E.K. mis op donderdag met H; Communie werd voltallig bijgewoond . Een afdeling B.J.B.- jongens werd in het leven geroepen en een toneelgroep gevormd . Alle goede werken werden gesteund door de school ; de heilige kindsheid, Averbode, Missie-actie, Don Bosco enz.

De aangenomen jongensschool telde in 1949 35 leerlingen . Zij is op wonderbare wijze gespaard gebleven van alle oorlogsgebeurtenissen en heeft niet de minste slechte moraal achtergelaten op de kinderen .

Op 1 sept. 1948 ging de Heer Serdons Edouard op rust, na 38 jaar dienst . Hij werd opgevolgd door zijn zoon Serdons Jean die 10 jaar dienst telde aan de aangenomen jongensschool van Nieuwerkerken .

Het schoolcomité bestond uit volgende leden : E.H. Proesmans, de Borman René, Romsée Octaaf en Groven Arnold .

 

Overzicht van de geschiedenis van de Aangenomen Meisjesschool, bestuurd door de Zusters Annonciaden van Heverlee .
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

In 1911 stichtte E.H. Hollanders met de Weledele Heer Ulens de meisjesschool : het huis der Zusters en 2 klassen, één lagere klas bevattende al de studiejaren en één bewaarklas . De school werd onder de bescherming gesteld van de H.Jozef . Het bestuur werd toevertrouwd aan de Zusters van het H. Graf van Turnhout . In 1917 werden deze zusters naar hun moederhuis teruggeroepen en het bestuur van de school werd dan toevertrouwd aan de zusters Annonciaden van Heverlee . Tot in 1929 bestond er slechts één lagere klas en één bewaarklas . In september van dat jaar werd de lagere klas ontdubbeld . De 1 e klas bevatte dan : 1 e en 2 e studiejaar : J + M . de 2 e klas : 2 e , 3 e en 4 e graad .

In 1940 : verleende de school onderdak aan vluchtelingen : de Broeders van Borgloon met een twintigtal Hollandse kinderen . Verblijf gedurende 14 dagen .

In 1943 : Zilveren Jubileum van de Zuster Camillia, gedurende meer dan 25 jaar werkzaam in het opvoedingswerk te Gr. Gelmen .

In 1945 ; aanneming van de school door de gemeente .

In 1947 : Herinrichting van de E.K. door E.H. pastoor Proesmans .

Bestand van de school in die tijd :

Lagere school : 1 lokaal : 2 klassen 51 leerlingen

Bewaarschool : 1 lokaal : 1 klas 27 leerlingen .

Lijst van het onderwijzend personeel /

Lagere school : 1 e graad : Zuster Camillia met 36 dienstjaren .

2 e , 3 e en 4 e graad: zuster Rumolda met 20 dienstjaren .

Bewaarschool : 1 e , 2 e en 3 e jaar : Zuster Zepheryne met 18 dienstjaren .

Op 14 april : een nieuw krijten voetstuk geplaatst in de kerk onder het beeld van de H. Antonius ( geschenk van Mevr. Marie-Agnes Swennen - Vaes ) .

Op 22 okt. Ontvingen Serdons Jozef en Francis Abdon de kruinschering in het Groot-Seminarie te Luik .

Op 8 december kreeg O.L.V. ( zijaltaar) een nieuwe mantel, blauw-veloer, geschonken door een onbekende gever . E.H. Proesmans dacht aan koster Vrijdaghs Jozef .

Bij gelegenheid van de voorbereiding van Kerstmis door de kerkzangers, werd er beslist toekomend jaar het feest van de Heilige St. Cecilia weer te vieren zoals vroegere jaren ( niet in café “ De Zwaan “, maar wel op de pastorij ) . De zangers zijn : Vrancken Jozef ( orgelist )-Budenaers Julien - Budenaers Hubert - Lismont Dieudonné - Lismont Hyacinthe - Lysmont Octaaf - Daenen Urbain - Withofs Bertrand - Vrancken Jean .

Strenge winterdagen met sneeuw sinds 3-4 weken . De radio deelt mee dat het te Ukkel op 30 dec. 17 gr. Onder nul is . Sinds 1833 was het alleen nog in 1879 zo koud geweest als nu in de maand december .

1951 : Op 1 jan. Werden 4 nieuwe leden ingelijfd in de E.K. : Vrijdaghs Urbain, Groven Isidoor, Hansoul Camille en Smisdom Willy .

Febr. Bij gelegenheid van het toneelseizoen 1950-51 werd de vloer van het toneel vervangen door Georges Daenen en Budenaers Julien . Daenen Georges bezorgde de pastoor een zware den uit de steenkoolmijnen van Luik .

Op 17 mei : De blaasbalg van ons orgel in de kerk is reeds lang versleten . Na beslissing van de kerkraad kwam Mr. Alph. Beckers, orgelbouwer van St. Truiden, om hem te herstellen . De blaasbalg wordt hersteld en niet meer op het hoogzaal, maar wel in de toren naast de horloge geplaatst . Daarna worden de pijpen gepoetst en hersteld en het overige nagezien . Bij het herstellen vond men in de blaasbalg dagbladen geplakt van het jaar 1887, dat laat veronderstellen dat de blaasbalg in dat jaar werd geplaatst . Bij het kuisen van de orgel moesten ongeveer 700 pijpen en pijpjes , van goede tin, uitgenomen en nagezien .

Op 18 juni: Mr. Lindebrings, schaliedekker te St.Truiden, kwam om schaliën van kerktoren, kerkdak en pastorijdak te herstellen .Bij die gelegenheid werden ook de wijzerplaten en de haan, die door een kogel was getroffen, hersteld .

Juli: De waterafloopbuizen van de kerk zijn allen verstopt . Het ware een kostelijk werk deze na te zien en te herstellen zoals ze zijn . Men zou hiervoor graven moeten openen en grafstenen verplaatsen . De kerkraad besliste het water van beide zijden der kerk in open riolering te brengen tot in twee sterfputten links en rechts van de kerk . Vandaar worden grote cementen buizen gelegd om het water naar de straat te voeren . Het werk werd uitgevoerd door aannemer Johannes Benaets en viel goed mee . Hetzelfde werd gedaan voor de afloop van het water der pastorij . Grote cementen buizen brengen nu het water langs de muur van het kerkhof de straat op .

Juli: Door het schoolcomité en de inspectie werd beslist tot de ontdubbeling van de jongensschool en tot de benoeming van een tweede onderwijzer . Jozef Boden, zoon van de gemeentesecretaris, werd alzo benoemd en trad in dienst bij het begin van het schooljaar 1951-52 op 3 augustus .

In oktober werd één der ruiten van het geschilderd middenraam achter het hoofdaltaar , een paar jaar terug uitgewaaid, vervangen ( 525 Fr.) .

Op 28 okt. Nieuwe E.K.-leden .

Jongens : Heusdens Jean, Vandevoordt Fernand, Claes Willy, Claes Jozef, Claes Roland, de Borman Michel, Thijs Gustaaf, Pluymers Jozef, Strauven Valère, Robijns Raymond, Romsée Jozef .

Meisjes: Clerinx Denise, Clerinx Andrée, Bessemans Denise, Bleus Georgette, Robert Régine, Liebens Odette, Herten Maria, Gilissen Julia, Strauven Octavie, Romsée Simone, Lysmont Odette, Philippaerts Rosa, Dumont Alice, Vrancken Rosette, Macors Nicola, Bergmans Jeanne, Noens Jeannine, Swennen Leone .

Op 20 nov.; De coffre-fort, toebehorende aan de kerk heeft tot heden altijd gestaan bij de schatbewaarder van de kerk . Bij gelegenheid van het vertrek van de schatbewaarder, Mr. Serdons Edouard, werd hij vandaag overgebracht naar de pastorij .

Op 22 nov; Het banket ter ere van St. Cecilia, aangeboden aan de kerkmeester, de zangers en de koster, dat vroeger doorging in de “ Zwaan “ ( We Dumont of Mam Betje ), ging dit jaar door in de pastorij .

Enkele weetjes :

Torenhaan : op twee plaatsen doorschoten, hersteld en herverfd in juni : 70 cm breed- 47 cm. hoog .
Torenkruis : 3 m hoog - 1.80 m breed - 4 cm dik .
Torenbol : achthoekig - 2 m hoog - 70 cm doorsnee .

1952 : We begonnen dit jaar met ;

•  Bond van het Heilig Hart : 123 leden ( Vz. Crijns Jean ) .
•  B.J.B. - jongens : 37 leden ( Vz. Th. Princen )
•  B.J.B.- meisjes : 36 leden ( leidster Ghijsens Irene ) .
•  Boerengilde : ( Vz. Romsée Octaaf ) .
•  Boerinnebond : 71 leden ( Vz. Mevrouw de Borman Forgeur ) .
•  E.K.-jongens : 38 leden .
•  E.K.- meisjes : 30 leden .
•  Kristen Ziekenkas
•  Kristen Werkliedenbond .

Op 23 september, dinsdagavond om 18 u.30 begaf de voetganger Guillaume Malaize, 26 jaar, wonende Truierstraat te Groot-Gelmen, zich langs de veldbaan te Aalst, om er zijn rijwiel te halen .

Bij het oversteken van de Luikersteenweg te Brustem, ter hoogte van de Saffraanberg, werd hij gevat door een zware vrachtauto met aanhangwagen, toebehorende aan de Nederlandse firma Inter-Limburg uit Venlo en bestuurd door Helmus Carolus uit Roermond .

Het slachtoffer werd een achttal meter meegesleurd en ten gronde geworpen . De ongelukkige liep een zware schedelbreuk op en werd op slag gedood .

Op 12 oktober gingen de gemeenteverkiezingen door :

Twee lijsten stonden tegen over elkaar :

1 ------------------------Uitslag------------------------- 2

Baron de Borman René 145 Vanhove Joannes 115

Strauven ( St.Tr.) 65 Monjoie Jerome 61 ( + 36)

Janssen Jozef 70 Ramaekers Alfons 69

Malais Henri 93 Vrancken Gerard 125

Groven Guillaume 80 Withofs Jozef 108

Withofs Julien 75 Vanmunsteren Jozef 72

Lismont Hyacinthe 42 Macors Albert 79

 

Vroeger had lijst 1 : 4 leden en de lijst 2 : 3 leden .
Baron de Borman was burgemeester; wie zal het nu worden ?

Op 14 oktober diende Mgr. Van Zuylen het H. Vormsel toe aan 15 jongens en 11 meisjes .

 

1953 : Priesters en kloosterlingen van Gr.Gelmen nog in leven :

•  Pater Gabriël de Borman, Norbertijn, Leffe ( Dinant) .
•  Ghijsens Jozef, priester van 1935.
•  Broeder Pius ( Crijns Jozef 26.2.'79), broeder der kristelijke scholen .
•  Broeder Antoon ( Crijns Leon 30.09.'83), broeder der kristelijke scholen .
•  Broeder Arsène ( Martens Arsène) , broeder der Paters Assumptionisten .
•  Zuster Benedicta ( Ghijsens Maria), zuster Annunciaten Heverlee .
•  Zuster Octavie ( Crijns Gabriëlle ), zuster Annunciaten Heverlee.
•  Zuster Marie Edouard ( Serdons Alice), Zuster van St. Vincentius van Gijzegem .
•  Zuster Jeanne Marie ( Smets Theresia), dochters van het Kruis .

In jan. Werd door de kerkraad beslist over te gaan tot het herschilderen van de parochiekerk . Het werk werd uitgeschreven en toegekend aan Mr. Carmans Jos voor de som van 125.000 fr.Er werd een aanvang genomen met de werken op 19 jan . en deze werden voltrokken 7-8 weken later .

De geschilderde taferelen op het koor, denkelijk vroeger gemaakt door schilder Heidbüchel bleven behouden en werden enkel verfrist en hersteld .

Ook werd het gebruik van familiestoelen uit de kerk verbannen, dit tot ongenoegen van sommige families, en ze werden vervangen door gewone kerkstoelen .

Door het uitvoeren der kerkschilderingen zag de kerkraad zich genoodzaakt de kerklanden op te slaan en te brengen op 100 fr. per roede .

Ook moesten er besparingen gedaan worden, daar onze koster-orgelist, Vrancken Jozef, hierbij wedde-opslag vroeg .

Ziehier wat de kerkraad besliste op haar vergadering van 7 januari . De koorkoster Vrijdaghs Jozef ( overtollig in zo'n klein parochie) zou ontslagen worden en het werk zou als volgt verdeeld worden . Jozef Vrancken zou opslag krijgen met een gedeelte van het werk van Vrijdaghs . De meid van de pastoor, die reeds van de Zusters op hun aanvraag de was van het lijn waad had overgenomen, zou het regelmatig schoonmaken der kerk overnemen .

Daardoor zou Vrancken een opslag van 3000 Fr. bekomen en de kerk zou tevens een besparing van 300 Fr. doen .

De pastoor werd door de kerkheren gelast Vrijdaghs hiervan te overtuigen en alles op het beste te regelen . Deze was enkele dagen tevoren door de pastoor reeds voorbereid en scheen zich gewillig te zullen neerleggen bij de beslissing van de kerkraad .

Doch wat gebeurde er jammerlijk ? Op 8 januari ontmoette de pastoor Vrijdaghs in de sacristie en wilde daar alles in der minne met hem regelen . Bij de eerste woorden van pastoor antwoordde hij bars en kwaad : “ Gij moet mij niets meer zeggen , ik weet alles wat er op de kerkvergadering gezegd werd: 4 voor mij en 1 tegen mij, enz, enz.”. De pastoor antwoordde dan ook onmiddellijk ( misschien wel wat te vroeg en te bitsig; maar wat wilt ge ?): “ Als het zo is , neem dan maar aanstonds ontslag”- Antwoord: “ Daar ligt de sleutel, ik ga, veel geluk”- Hij ging .

Na bedenking ging de pastoor hem opzoeken en kreeg te horen : “ Doe aan die heer, lafaard en leugenaar, mijn complimenten en zeg hem hoe vals hij gehandeld heeft”. “'t Was meer dan één die het mij gezegd heeft”-“ Ja, ze waren met vier” .

1.  Voor 7u. op 8 januari ( dus voor de pastoor Vrijdaghs ontmoette) had hij reeds met de zuster van de bewaarschool, zuster Zephyrine, gesproken en gezegd dat hij ontslagen was .

2.  Om 10 ½ u in de avond van 7 jan., één uur nadat de zitting van de kerkraad beëindigd was, waren er kerkheren ( wie ?) nog bij Vrijdaghs gaan aankloppen om hem alles te vertellen, maar heel anders dan er beslist was .

Als gevolg : Vrijdaghs Jozef en zijn vader Felix gaven hun ontslag als lid van de Bond van het Heilig Hart en zouden niet meer naar de mis komen zolang de pastoor er was .

Op donderdag 18 juni 1953 omstreeks 18u. reden Lea Qeunis en Lisette Libens na hun dagtaak in de sigarenfabriek te St.Truiden langs de Luikersteenweg huiswaarts . Ter hoogte van het gevaarlijke kruispunt aan de Aalsterweg te Brustem, kwam uit de richting Borgworm een vrachtwagen de steenweg overgestoken . Op hetzelfde ogenblik kwam uit de richting van Luik een personenauto . Laatstgenoemde zwenkte uiterst rechts om een aanrijding met de vrachtwagen te voorkomen, met het gevolg dat hij op het fietspad terecht kwam en beide wielrijdsters ten gronde sloeg . De 18-jarige Lea Quenis was op slag dood . Haar vriendin Lisette Liebens werd gekwetst aan het rechterbeen . De bestuurder van de vrachtwagen zette onverwijld zij weg verder .

Weetjes :

Merkwaardige aantekeningen te vinden in onze kerk .

Biechtstoel Evangeliekant : Franc. Straven et Ida v.d. Kruis conjuges Trud. D.dederunt A° 1897 .

Biechtstoel Epistelkant : In memoriam Lamb. Nic. Boesmans in jure doct. Obiit 7 juni 1894 .

Marmeren plaat in muur langs altaar van H. Bertillia :

c.f. . n° 123 copie, zie volgende blz.

Marmeren plaat in muur langs altaar van O.L.V.

c.f. n° 124 copie, zie volgende blz.

Grafsteen tegen de muur in het portaal van het hoogzaal .

D.O.M.

Hier rust aan den voet der kruises, zijner en ons aller eenigste hoop,

ROBERTUS WILHELMUS EIJBEN .

pastoor van Groot-Gelmen, geboren te Borgloon de 24 sept. 1812, overleden alhier de 31 oktober 1858 .

Steen in de muur achter in het doopvont .

c.f. n° 122 copie, zie volgende blz.

Steen in de buitenmuur in het doopvont .

On recommande à vos charitables prières l'âme de feu monsieur Théodore F. baron de Herckenrode décédé ici à son chateau le 11 avril 1822 à quelle fin madame M.A.L. Ulens sa survivante épouse par amour et respect a honorée son monument par la présence épitaphe .

R. I. P.

In de kapel van Helshoven stond een “ Pieta” beeld van O.L.V. der 7 Weeën, uit de 16 e eeuw . Het werd aangevraagd en afgestaan aan de Basiliek van Tongeren om te prijken tussen zovele Maria-beelden gedurende de tentoonstelling “ Let Lieve Vrouwenbeeld in Limburg .

Op 6 oktober vond er een plotse genezing plaats te Groot-Gelmen van Richard Vrancken . Sinds geruime tijd waren zijn onderste ledematen verlamd . Zondags vergezelde hij een bedevaart te Kortenbos .Maandag, de dag zijner operatie, stond hij alleen op . Toch roepe men niet te snel een mirakel . Het nieuws verspreidde zich als een vuurtje en reeds land voor de middag had een dichte menigte zich verzameld aan het huis van de familie Vrancken , even voorbij het schoolgebouw .

Op 25 oktober werden de volgende kinderen opgenomen in het E.K.

Jongens: Nijs Jozef, Ramaekers Valere, Strauven Willy, Vrancken Richard, Groven Julien, Brugmans Roger, Lemoine Jacqui, Vanroye Clement .

Meisjes: Hansoul Alice, Martens Marie-Louise, Pluymers Magda, Smisdom Georgette, Swennen Annie, Bijloos Armande, Thijs Eveline, Benaets Maria, Hoebrechts Maddy, Lowet Irene, Lowet Nicole .

Bij het herschilderen der kerk waren sommige kruisjes van de kruisweg beschadigd . Daarom werden ze allen vervangen door anderen en alzo moest heel de kruisweg gewijd worden . Op aanvraag werd ik zelf door Mgr. Kerkhofs aangeduid om zulks te doen en dat werd dan ook plechtig gedaan in de namiddag van 30 okt .

1954 : Na het ontslag van Vrijdaghs Jozef als koorkoster werd dat werk gedaan door de pastoor gedurende gans het jaar om de gemoederen tot bedaren te brengen . Vanaf 1.1.1954 kreeg Vrancken Jozef, orgelist, de job van koorkoster met opslag van wedde en bijgevolg ook wat meer werk . Voortaan zou er dus in Groot-Gelmen maar één koster-orgelist zijn met een fatsoenlijke wedde .

Op 18 juli is er de priesterwijding van E.H. Francis Abdon . Een paar weken na zijn eremis werd de E.H. Francis Abdon tot kapelaan benoemd te Thiers-Chenée.

In augustus de 700 e verjaardag van de kapel van Helshoven .

Op 8 dec. Deed ZE.H. Jozef Serdons z'n eremis eerst in St.Truiden en dan in Groot-Gelmen .

1955 : In mei begon men met de werken voor het vernieuwen van de grote weg : Gelmen-Engelmanshoven . De voorbereidende werken brachten heel wat moeilijkheden mee; zoals waterleiding, telefoonnet, waterafloop . Er werd zelfs een werkman uit Hoepertingen gekwetst en naar de kliniek gebracht .

Op 24 juli had een melkprijskamp en een B.J.B.- zomerfeest . Onder de laureaten bemerken we Alice Ghijsens, Maria Janssens, mevrouw Ladam-Francis, Bea Lismont, Paula Lismont, Maria Vaes .

Op 14 en 15 aug. Was er een kantonnale handelsfoor .

In oktober werd als voornaamste bijwerk bij het hermaken van de grote baan ook de gracht van de pastorij hersteld . Hiertegen zou een muur opgetrokken worden met de plaveistenen van de grote baan .

1956: Einde jan. Brak er een koude golf los over Gelmen en sneeuw en nog sneeuw, vriezen en nog vriezen tot 20° onder nul .

Op 3 mei moest onze jongenssschool op bevel van het ministerie afgebroken en herbouwd worden . Gedurende de bouwwerken werden de klassen overgebracht naar de parochiezaal .

Op 4 mei bouwden wezelf op bevel van de inspectie een zandbak voor de bewaarschool, langs de pastorij aan de uitgang langs de kelder .

In november was de nieuwe jongensschool voltrokken .

Op tweede kerstdag werden volgende kinderen ingelijfd ;

Meisjes: Strauven Monique, Strauven Liliane, Romsée Marielle, Bex Godelief, Bex Florine, Vroninks Daisy, Philippaerts Marie-Louise, Withofs Maria, Smisdom Lutgarde( Gelinden), Vanbrabant Betty, Vanroye Marie-Josée, Vanroye Gilberte, Wijnants Anny, Erckens Jeannine .

Jongens: Hansoul Francois, Lysmont Roland, Caes Yvon, Vanbrabant Jozef, Vanvuchelen Isidoor, Brugmans Alfred, Strauven Albert, Vanroye Tony .

1957 :

1958 : Februari, Bij gelegenheid van het jaarlijks familiefeest van de Kristen Middenstand werden twee verdienstelijke bestuursleden gedecoreerd voor meer dan 20 jaar goede diensten . Ereteken van eerste klas “ Ambachten en Nijverheid “. Peeters Guillaume en Libens August .

Op 1 april wordt pastoor Proesmans benoemd te Hoepertingen .

E.H. Guffens, leraar aan de Handelsschool te Genk, wordt de nieuwe pastoor .

E.H. Guffens werd geboren te Gors-op-Leeuw in het jaar 1916 en priester gewijd te Luik in 1943 .

Zondag 13 juli waren de echtgenoten Jean Crijns-Timmermans aan de eer voor een gouden bruiloft . Jean Crijns was een geboren Gelmenaar en zag het levenslicht op 5 februari 1881 . Zijn echtgenote werd geboren te Opheers . Hij was sinds 1952 op rust en daarvoor was hij veldwachter .

In juni en augustus bouwde de gemeente een autogarage tussen de pastorij en de kerk; de zandbak voor de kinderen werd verplaatst naar de hof van de zusters tegen de muur van de parochiezaal, waar ook een waterbak komt . Het kerkhof-stuk muur waar jaren over gediscussieerd werd, verdwijnt . Ook de haag om de zaal , die heel het zicht benam en de waterafloop belette zodat de zaal aan het rotten was, verdwijnt . Riolering werd aangelegd . c.f. tekening .

En de Vlaamse Kermis : Enige dagen voor de 15 e augustus werd door pater Valentinus en pastoor de mogelijkheid van een Vlaamse kermis besproken . Mensen van goede wil werde opgeroepen, er kwamen er een 40-tal op. Maakten zich vooral verdienstelijk ; Lora Boden, Maria Dumont, meester Boden en de burgemeester door z'n personeel af te staan .

1959 : Middenstand; zondag 8 februari ging door als een hulde aan algemeen secretaris Jef Martens .

Waarom gaan dertig grote mensen niet naar de kerk ? Waarom neemt het socialistisch syndicaat en de ziekenkas steeds meer uitbreiding ? Deze vragen gaven aanleiding tot het ontstaan van de K.W.B. .

Vergroting van de sacristei: Kerkfabriek was er niet voor te vinden . Dan begon pastoor Guffens maar zonder geld . De heer Glazemaekers Francis maakte voorlopige plannen : bestek 50.000 Fr. Iemand van de provincie keurde het bestek va de heer Martens van Helshoven goed en men kon beginnen . De mergelsteen die werd aangekocht werd gratis bewerkt door meneer Albert Vanhove, schrijnwerker . De kleine stukken onder in de muur komen van oude grafstenen , geschonken door de gemeente .

Op 3 juli wordt het broederschap van St. Kristoffel opgericht . Het broederschap telt 400 leden . Werden verkocht 157 vaantjes , 300 medaillons en 30 Kristoffels . Men noteerde 163 auto's, 98 moto's, 18 tractoren en 95 fietsen .

Op 21 juli : algemene vergadering van het bestuur der Rafeissenkas. Verkiezing van een nieuwe schatbewaarder, daar Serdons Edouard ziek valt . Twee mensen van Leuven willen Jan Serdons . Het bestuur is er tegen .

•  omdat ze niet wisten waarover de vergadering ging.

•  omdat het algemeen zou moeten bekend gemaakt worden .

•  de meester is geen lid, doet in de parochie aan niets mee tenzij het opbrengt .

Op 26 juli wordt meester Serdons gekozen met 5/5 stemmen, maar iedereen stemt tegen z'n goesting .

Op 13 september werd gestart met en naaikring van kerkgewaden met als leidster juf. Laura Boden . Waren aanwezig: L. Boden, M.Dumont, H.Smisdom; hielpen verder mee : familie Boden, Marg. Claes, M.Vrancken . Begonnen werd met een groen gewaad .

Op 9 september koopt pastoor 2 kaarsenstaanders: één voor de kapel en één voor de kerk .

Op 15 oktober begint de gemeente met de werken rond de kerk, Kerkstraat wordt bezet met tarmak, Zustersteeg ( Knobbelberg) wordt met trappen afgewerkt, kerkhofmuur ingestreken, trappen hersteld, pad besteend, dennen en bomen rond kerkhof weggedaan .

Inhuldiging van nieuwe bewaarschool en viering van Zuster Camillia, op pensioen, 69 jaar, na 42 jaar onderwijs in Groot-Gelmen .

Op 14 november was er een grote boerenbetoging in Brussel. 1959 was een zeer droog jaar, sinds 100 jaar nier meer geweest . Gras en bieten mislukt . Van Groot-Gelmen gingen 22 man betogen .

1960 : In februari gingen de kooklessen door van de Boerinnenbond, deze 30-uren lessen werden gevolgd door 16 vrouwen . Ze waren zeer tevreden .

Op 22 maart kwam de pater Klijs, Montfortaan, van Genk, om de vrouwenbond van het H.Hart te lanceren . Men nam vrouwen die nog nergens bij waren .

•  Maria-Louisa Swennen - Robijns, Gudderstraat .

•  José Princen- Vanhove, Houtstraat .

•  Yvonne Valley-Cantens, Klein-Gelmenstraat .

•  Jeanne Haubrechts-Franco, Helshovenstraat .

•  Lea Budenaerts-Benaets, Truierstraat .

•  Maria Benaets-Erckens, Helshoven .

Zij doen huisbezoek om mensen in te schrijven .

De H.Hartbond staat op 1 april 1960 met 158 leden .

Op 9 april komt er een klacht van een schepen om Octaaf Romsée uit de kerkfabriek te krijgen, uit wraak, omdat hij kerkgrond in pacht heeft . Romsée gaat uit het bureel, maar blijft voorzitter van de kerkraad .

Op 11 april werd de kerk schoongemaakt . Hielpen vooral : de vrouw van de burgemeester, J. Vrancken-Withofs, Hubertine Smisdom-Macors, Maria Jacobs-Dumont, Mathilde Brugmans-Cantens, Agnes Vandevenne( huishoudster), Denise Martens en Paula Withofs .

Op 15 april Goede Vrijdag richtte de middenstand een praalkruis op aan de kapel Romsée . Het was prachtig . Het bleef staan tot paasmaandagavond . Albert Vanhove, schrijnwerker, en Martin Houbrechts, smid, waren de uitvoerders .

Op 1 mei werd de meimaand geopend te Helshoven met een H.Mis en een korte toespraak . Heel veel volk. Gedurende de meimaand is iedere dinsdagavond een avondmis te Helshoven . De mensen staan tot buiten .

Van 23 tot 27 augustus gaan 4 jongens met E.H. Vroninks op velotocht naar Luxemburg . Alles zeer goed verlopen .

Op 17 september gaat men naar Aken bij het fabriek Mahr voor het kopen van een nieuwe verwarming . De vorige dateerde van voor de eerste wereldoorlog .

1961 : Op 29 jan. Toneel “ Tante Trui trouwt “ door Jean Herbots .

Goed en veel volk .

Op 4 feb. Is er de feestvergadering van de Middenstand, 35 personen . Guillaume Peeters wringt weer, doet niet mee als de burgemeester komt ( dorpspolitiek) . Houbrechts Martin en Vanhove Albert spannen zich in .... en het feest lukt zonder Peeters .

Pastoor Guffens bleef in Groot-Gelmen tot 1973 .

Knapen Jozefus

Raskin Paul

Geboren te Hasselt op 13 mei 1924 . Hij legde z'n eerste geloften af in Scheut op 8 september 1943 en werd priester gewijd op 1 augustus 1948 . Op 23 augustus 1949 vertrok hij naar de missie van Kasayi ( Kongo) . Het overzicht van z'n priester- en missionaris leven toont een bonte wemeling van plaatsnamen en van functies : Kamiji, Demba, Luluabourg, Kamuesha, Maimunene, Ndekesha, Muetshi, Kabuluanda, Gelmen . Hij was er schooldirecteur, reispater en pastoor .Samen 45 jaar dienst .In zijn testament schreef hij : ik verlang begraven te worden op het Scheuts kerkhof te Zuun . Daar begon in het noviciaat zijn missionarisleven, daar wilde hij het besluiten . Dan was de cirkel rond .

Valkenborg Michel

geboren te Vliermaalroot op 11 augustus 1942, geprofest te Asten ( NL) op 8 september 1963 en priester gewijd te Lanaken op 28 februari 1970 . Gewezen leraar ( godsdienstleraar ) aan het H.Hartcollege te Lanaken en gewezen legeraalmoezenier , eerst in Duitsland en daarna in Turnhout . Daarna werd Michel pastoor van Engelmanshoven en Groot-Gelmen . Hij zorgde zelf voor de restauratie van de pastorie . Dit was een hele onderneming . Hij heeft niet gewacht op de officiële instanties om die klus te klaren . Hij is er zelf aan begonnen want hij schrok niet terug voor handenarbeid . Hij werd daarbij geholpen door enkele familieleden, vrienden en parochianen . Michel beschikte over een behoorlijke technische kennis en deed graag allerhande herstellingen . Bij een dergelijk werk in zijn kerk, deed hij een ongelukkige val die hem fataal werd .

Debergh Guido

geboren te Poperinge op 28 augustus 1960 en opgegroeid te Noordschote . Hij volgde college te Meldert-Hoegaarden van 1972 tot 1978 . Op 1 september 1978 trad hij in bij de Aalmoezeniers van de Arbeid te Sint-Truiden . Tussen 1 september 1979 en 1 september 1980 volbracht hij z'n noviciaat bij de Aalmoezeniers te Schaarbeek .

Van september 1980 tot juni 1984 vervolledigde hij z'n seminarieopleiding . Hij legde de eeuwige geloften af op 15 augustus 1984 . Te Leuven studeerde Guido moraaltheologie van oktober 1984 tot september 1986 . In die periode had z'n diakenwijding te Leuven plaats ( 19/7/85 ) en zijn priesterwijding te Sint-Truiden ( 6/7/86 ) . Hij zat op internaat te Virton van 10/86 tot 6/87 . Van 6/87 tot 8/92 was onze pastoor proost van de KAJ te Hasselt en kapelaan van St. Gangelof te Sint-Truiden . Van 9/92 tot 3/ 96 maakte hij deel uit van de abdij Keizersberg te Leuven . En op 1 april 1996 hebben wij het geluk gehad om hem als onze pastoor te mogen verwelkomen . En hopelijk zal Guido wat langer in ons midden blijven dan z'n ongelukkige voorganger pastoor Valkenborgh .

-------------------------

 

Beschrijving der kerkklokken van Groot-Gelmen .( rond 1860)

- 1 grote klok wegende 1700 pond voor opschrift dragende : Het Kruisbeeld

Groot-Gelmen 1813 in honorem St-Martini
Pastore : J.M. Proesmans

Suscipientibus : de Herckenrode en Anna Maria Ulens .

- 1 kleine klok, wegende over de 500 pond

hergoten in 1836 . Groot-Gelmen

O.LV. beeld

Peter : H.R. Smets Meter : mevrouw Ulens ( geboren Hardiques )

Kerkmeesters : Knapen, P.R. Bex, W. Rozen .

------------------------------------

Geschiedenis der kapel van Helshoven .
----------------------------------------------------

Op gemeentegrond van Hoepertingen, maar behorende tot de parochie van Groot-Gelmen, bevindt zich de kapel van Helshoven, eertijds ook Hellingspoort genaamd .

De vroegere benaming was Hellensfort; “ vort” of “fort” ( het romaanse strée) betekent “weg” en duidt aan dat het gehucht aan een romeinse heirbaan gelegen is, nl. de oude Romeinse weg van Tongeren naar Tienen .

Tussen de jaren 1227 en 1273 werd op diezelfde plaats door een geheten Gerard, broeder van Arnoul IV, graaf van Loon, een gastenhuis gesticht voor de broeders van St. Jan . Hendrik van Gelderen, bisschop van Luik, bevestigde deze stichting door een diploma op 4 juli 1255 en nam haar onder zijne bescherming . Hij liet de goddelijke diensten toe in de kapel en verleende een aflaat van 40 dagen aan diegene die een aalmoes zouden schenken aan dat gesticht . De bisschop schonk zelfs aan de biechtvaders aldaar de macht om de zondaars te ontslaan van de zonden die aan hem waren voorbehouden .

Gerard overleefde niet lang zijn stichting . Hij stierf de 2 september 1257 . In de abdij van Waulsort bevond zich vroeger z'n grafschrift : “ Anno domini m. C. C. L. V. I.I. , I.I.I. nonis septembris obiit , Gerardus, frater com itis de looz . De orde van de hospitaalbroeders van Sint-Jan had veel schulden . Gerard de Hammerstein, groot-meester en Leonard de Tibertis, wilden de goederen verkopen die de orde bezat te Helshoven . Na de goedkeuring te hebben bekomen van Jean de Helfenstein, commandeur van Mechelen , van Werner de Hassewick, prieur van Mechelen, van Konrard de Schoenecken, van Filip de Hellensfort, van Jean Moullard en andere broeders . Hij verkocht het goed de 12 september 1317 aan Goswin , commandeur van Bernissem, wat de orde te Helshoven bezat . Het is te zeggen 23 bonder grond en weiden aan 3 doornikse pond het bonder .

In de maand juni 1295 verhuurde de abdij van Averbode aan de broeders van de Hellingspoort een stuk grond van twee bonders, gelegen naast hun huis .

In een reliëf van 15 november 1370, waarbij Guiselbertus van Hellinsvorte te Luik 18 roeden land, gelegen te Helshoven naast het goed van de Biesen ( Teutonische orde ) releveert, wordt Helshoven terloops een parochie genoemd ( ... sitas in parochia de Hellinsvorte) . In het volgend reliëf, onder Jan van Beieren, door Jean Herons van Rijkel, wordt er van parochie niet meer gerept . Op de oudste parochielijst van het bisdom Luik van 1497 komt Helshoven niet voor . Het is duidelijk dat in de eerstgenoemde tekst geen sprake kan zijn van parochie in strikte zin ( zelfs in 1804 telde Helshoven nog slechts 4 huizen ) .

De overleden Broeders werden begraven op een eigen kerkhof ( kapelhof) rondom de kapel . Ettelijke jaren geleden, bij het aanleggen van de riolering, werden vlak voor de ingang van de huidige kapel drie naast elkaar gelegen geraamte ontdekt, naar we vermoeden de stoffelijke overblijfsels van gestorven Broeders . Bij de graafwerken werden eveneens munten aangetroffen, waaronder een van 1566 en een van 1750, thans in het bezit van dhr. Guillaume Ghijsens te Helshoven .

We weten niet met zekerheid hoelang dit gastenhuis heeft bestaan . Maar wat we wel weten, volgens een jaarschrift aangebracht in de gevel van de huidige kapel, dat de kapel ten jare 1254, in oorlogstijd, opgericht is geworden ter ere der moeder Gods, Koningin van de Blijde Vrede . Verder vermeldt het opschrift dat deze bidplaats, ongeveer 320 jaar later door een brand werd vernield . Omstreeks 1574, in volle oorlogstijd, werd de kapel door brand vernield . In 1658 werd ze hersteld op kosten van de Teutonische Orde, namelijk door Edmondius, baron van Bocholt en Oreye, zelf ridder dezer Orde . Boven de ingangsdeur van de nieuwe kapel ( die thans nog bestaat) werd het wapenschild van de Commandeur aangebracht en een gedenkplaat met de volgende tekst :

“ Mater Dei laetare. Ave pacis regina, ora nobis . Hanc anno 1254 erectam capellam bellicis temporibus annis circiter 320 depost igne combustam restauravit ordinis teutonici ballivus de Juncis provincialis Edmundus baro in Bocholt et in Oreye “ . (199)

Deze kapel diende in ‘t eerst tot bidplaats van de ernaast gelegen priorij van de Orde der Teutonische (200) of Duitse Ridders . Op het einde der 17 e eeuw verlieten de ridders deze priorij en het overblijvende van deze priorij werd omgevormd tot woning voor een kluizenaar . Tot aan de Franse Omwenteling, op het einde der 18 e eeuw, was er steeds een drukke toeloop tot de Allerheiligste Maagd, vooral op hare feestdagen . In die dagen kwamen er twee Minderbroeders van St. Truiden de goddelijke diensten verrichten en voor de talrijke bedevaarders de biecht horen en prediken . Nog heden staat er een oude predikstoel en een zeer oude biechtstoel, door ouderdom onderkomen en hersteld ten jare 1947 door Martens Gustaaf, schrijnwerker te Helshoven . Boven en nevens het altaar staan oude opschriften vermeldende volle aflaten, eertijds aan deze kapel vergund . Boven het altaar staat : “ alle maandags en donderdags door het jaar, vollen aflaat voor de zielen in het vagevier, voor dewelke missegelezen wordt aan het Onze-Lieve- Vrouwe altaar “. Nevens het altaar : “ Vollen aflaat Onze-Lieve-Vrouwe Hemelvaart” en “ Maria Geboorte- Vollen aflaat “ .Voor den voet van het altaar ligt een zeer oude grafsteen die van een fondatie melding maakt . Daarenboven bestaan er nog verscheidene oude fondatiën, ten laste van de pastoor der parochie . Alle die bijzonderheden zijn voorzeker een bewijs dat deze bidplaats eertijds in groot aanzien en druk bezocht moet geweest zijn .

(199) Moeder van God, verheug U . Wees gegroet, koningin van de vrede, bid voor ons. Deze, in het jaar 1254 opgerichte kapel, in oorlogstijd ongeveer 320 jaar later door het vuur vernield, herstelde de provinciale baljuw van de Biezen van de Teutonische Orde Edmond baron in Bocholt en Oreye .
(200) Oostenrijkse gastvrije en militaire orde, gesticht in 1128 door de duitse kruisvaarders .

Na de Franse Omwenteling werden de overblijfselen van de vroegere priorij veranderd tot woonst voor een Minderbroeder- kluizenaar, die de kapel bewaakte en verzorgde .

Bij het begin der 19 e eeuw werd de kluis van Helshoven met de kapel en de omliggende eigendom geschonken aan het “ Armbureel “ van Berlingen, die ze door verhuurde aan de kluizenaar.

De overlevering zegt dat er ook zieken genazen en vele wonderen verkregen zijn door Maria's voorspraak . Langs de epistelkant van het hoofdaltaar vermeldt een schilderijke dat er ten jare 1750 een doodgeboren kindje tot het leven werd verwekt in het bijzijn van vele personen . Dit kind werd dan gedoopt op 18 september 1750 door de kluizenaar Broeder Petrus Petri . (201) Het bovengenoemd schilderijtje is echter gestolen in 1996 .

Met Broeder Andreas Gielen stierf hier de laatste kluizenaar op 13 april 1908 . Hij was geboren te Sittard ( Holland ) . Verscheidene jaren bleef alzo de kluis onbewoond staan, als aanhangsel van de kapel . Later werd de kluis met kapel en goed van den “ Armen “ van Berlingen afgekocht door de Heren Robert Ulens en Godin ten voordele van de kerk van Groot-Gelmen . Ten jare 1926 werd de kluis afgebroken en de bouwvallige kapel hersteld door Jean Martens, die er bijna z'n leven bij inschoot, doordat hij met 2 andere werklieden van de stelling viel .

(201) Geschrift op dit schilderijke : Den ondergeschreven attesten dat het kind van Dionys Lenaerts ende Marie Clers sijne huijsvrouwe woonachtigh tot Wellen heeft gratie ontfangen op den vijfden dagh teweten den 18 juli 7 bre 1750 ende gedoopt door B. Peter Petri, eremijt der capelle van Helshoven in welcke dit mirakel geschiet is in praesentie van vele geloofbare persoonen .

Van toen af werd er in de kapel een H. Mis gezongen of gelezen op elke feestdag van O.L.Vrouw . Doch deze gewoonte verviel weldra en tegenwoordig wordt nog enkel een H.Mis gezongen op 15 Aug. En 8 sept en daarbij een lof met sermoen op 15 aug.

Vooral tijdens de oorlogsjaren 1940-44 werd er de Koningin van den Blijden Vrede druk bezocht en vereerd . In de meimaand wordt er iedere avond een rozenhoedje gebeden door de bewoners van Helshoven: een loffelijke gewoonte die in voege is van rond de jaren 1935 .

Zo ging het leven rustig zijn gang tot ineens het kleine gehucht een zware beproeving trof . Op 23 dec. 1944 viel een vliegende bom in de beemd naast de kapel . Dat Duitse vernielingswapen schudde met een slag gans het gehucht dooreen . Ook de kapel werd zwaar geteisterd; ruiten uitgeslagen, de zoldering totaal geschonden, 3 lusters ( geschonken door een zekere Mr. Peeters uit St. Truiden) aan stukken; de kruisweg en de stoelen ( eveneens geschonken door voornoemde Peeters ) gedeeltelijk beschadigd . Alleen de heiligen beelden bleven ongeschonden .

Een jaar nadien heeft de heer pastoor Vanormelingen de kapel laten herstellen en nu staat ze daar weer als een godsvruchtig kleinood te midden het groen en de bloemen van de Herckvallei .

 

De kluis .

Daar de priorij niet meer bestond, was er niemand die zorg droeg voor de nieuwe kapel . Op 3 april 1674 richtte Gerardus van Deventer een verzoekschrift aan de Commandeur van Bernissem . Geboren in Terheyden, onder de baronnie van Breda, was hij kluizenaar te Lantremange in de provincie Luik . Hij vraagt aan de Commandeur, van de kapel van Helshoven voor de duur van z'n leven gebruik te mogen maken en 3 à 4 roede weide naast de kapel te mogen gebruiken om er een kluis op te bouwen, om zich aldus in dienst te stellen van God en de H.Maagd .Hij belooft, de kapel netjes te onderhouden, in zover zulks hem mogelijk is, en de ornamenten in goede staat te bewaren . Al hetgeen hij zal bouwen of aan de kapel zal toevoegen, zal na zijn dood bij de grond en de kapel blijven, ter beschikking van de Commandeur van Bernissem . Zijn verzoek werd tegen genoemde voorwaarden ingewilligd door het kapittel te Oude-Biezen op 19 april 1674 . (202)

Als tweede kluizenaar wordt vermeld Broeder Egidius Delvaux , die op 7 oktober 1693 te Helshoven overleed . (203)

Hij werd opgevolgd door Broeder Steven Vrancken , religieus van de Derde Orde van Sint-Franciscus, die op 12 december 1693, op aanbeveling van pater Renesse van de Orde van Sint-Brigitta en van andere geloofswaardige getuigen, benoemd werd door Hendrik, vrijheer van Wassenaar te Warmond , landcommandeur van de Duitse Ridderorde van de ballije Biezen en commandeur te Maasstricht, vrijheer van Gemert, Gruitrode, St. Pietersvoeren, Diepenbeek, heer van Damreis, Ordingen , Beverst enz . Hij moest de kapel met al haar paramenten en ornamenten in goede staat houden . Al wat in zijn vermogen was moest hij doen om niet enkel de kerkelijke diensten in de kapel te vrijwaren maar ook om de devotie aldaar te vermeerderen . (204)

(202) R.A.H. Bernissem, charter n° 335 .
(203) R.A.H. Groot-Gelmen, registrum mortuorum 1, fol. 127.
(204) R.A.H. Bernissem, charter n° 355 .

Na diens dood werd Broeder Jan Pansaerts op 25 januari 1709 door Hendrik van Wassenaer tot opvolger benoemd . (205) Op 19 juli 1717 stelde hij een kapitaal van 695 gulden 15 stuiver ter beschikking van de gemeente Groot-Gelmen voor een jaarlijkse rente van 26 gulden ten gunste van de kapelanie van Gelmen met last van een wekelijkse H. Mis ter ere van O.L.Vrouw tot intentie van de stichter, elke zaterdag in de kapel van Helshoven te lezen door de kapelaan van Gelmen . Deze verplichting zou slechts beginnen na de dood van de stichter . Indien echter de landcommandeur of de commandeur van Bernissem het celebreren van deze H. Mis in de kapel niet zou toestaan, dan zou ze door de kapelaan in de parochiekerk van Gelmen moeten gedaan worden . De akte werd verleden voor notaris Georgius Bartholeyns te Hoepertingen, in het bijzijn van Georgius Bartholeyns, pastoor te Roggelen, en Anna Elisabeth Qaetperts als getuigen . (206) Broeder Jan Pansaerts overleed op 6 ktober 1729 en werd begraven in de kerk van Groot-Gelmen ( in inferiore ecclesiae versus angulum ex opposito introitus ecclesiae ) . (207)

Jan Pansaerts had als metgezel in de kluis Broeder Joannes Baptista van Boyenhoven , die op 17 september 1717 overleed en begraven werd in de kerk van Groot-Gelmen ( in inferiore parte ecclesia nostrae, ex opposita parte ecclesiae, versus angulum ) .

Broeder Hubertus Balthasar Willems wordt als kluizenaar te Helshoven vermeld in 1735 . Hij overleed op 26 januari 1745 . (208)

Broeder Emmanuel Massar, die op 16 juli 1763 overleed (209), had als metgezel in de kluis Broeder Petrus Petri . Deze laatste wordt vermeld in 1750 en overleed op 22 september 1767 (210) . Tijdens het kluizenaarsschap van Broeder Petrus Petri deed zich een merkwaardige gebeurtenis voor, zoals hierboven reeds kort aangehaald . Het kind van Dionijs Lenaerts en Marie Clers te Wellen was doodgeboren . Zij hielden een novene tot O.L.V. Vrouw van Helshoven en brachten het dode kind telkens mee naar de kapel, alwaar zij het voor het altaar neerlegden . Op de vijfsde dag der novene, 18 september 1750, in tegenwoordigheid van vele geloofwaardige getuigen, begon het kind plotseling tekenen van leven te vertonen . Het werd gedoopt door Broeder Petrus Petri om vervolgens opnieuw, en ditmaal voor goed te sterven .

(205) DEWIT : L'ermitage de Helshoven , in L'ancien pays de Looz, jg. 9( 1905), p. 45.
(206) Kerkfabriek Groot-Gelmen : los stuk .
(207) R.A.H. Groot-Gelmen, reg. Mort. 1, fol. 140.
(208) R.A.H. Groot-Gelmen, reg. Mort. 2, fol. 217.
(209) Ibidem, fol. 222.
(210) Ibidem, fol. 223 .

Broeder Gulielmus Guffens bewoonde vervolgens de kluis en overleed op 1 maart 1779 in de ouderdom van 82 jaar . (211)

Zijn opvolger was Broeder Joannes Joseph Clayckens , vermeld in 1779 en 1791 . Door de wet van 1 september 1796 werden de kluizenaars verboden . Hij overleed op 19 december 1811 aan een beroerte en werd op het kerkhof van Groot-Gelmen begraven . In het sterfregister wordt hij vermeld als “ frater Joannes Joseph Clayckens ex-eremita “ (212).

Als metgezel had hij in 1793 Fred. Wilkers , op dat ogenblik 60 jaar oud . Deze kluizenaar was priester en las dagelijks de H.Mis in de kapel . Hij leidde een godvruchtig leven en stond in hoge achting bij het volk . Zowel aan de kapel als aan de kluis bracht hij herstellingen en verbeteringen aan, waarbij hijzelf als een eenvoudige dagloner de handen uit de mouwen stak . Meer dan 300 gulden had hij eraan uitgegeven, zich zelf met karige kost en drank tevreden stellend . Sindsdien werd de kapel veel drukker bezocht .

Voor zijn levensonderhoud ontving hij van de Commandeur van Bernissem 100 gulden per jaar en van de rentmeester eveneens 100 gulden benevens 25 vat rogge en 16 vat gerst . Tenslotte kreeg hij nog ieder jaar van de rentmeester 28 gulden als vergoeding voor een wekelijkse gestichte H. Mis op vrijdag . Verder genoot hij het vrij gebruik van de aanpalende weide . In de beroerde Patriottentijd had de kluizenaar angstige dagen doorgemaakt . Bovendien had hij schulden moeten maken, daar de Commandeur van Bernissem, graaf van Hoensbroek, hem reeds 75 gulden achterstallig was . Ook had de Commandeur hem voor de drie laatste jaren 13 gulden pacht voor de weide doen betalen .

Ten einde raad richtte hij zich in een smeekschrift tot graaf van Reisckach, landcommandeur van de Oude Biesen . Deze zond op 25 mei 1793 het smeekschrift door naar pastoor Booten van Ordingen, met het verzoek, samen met de rentmeesters Govaerts van Bernissem en Roberti van Ordingen, een onderzoek in te stellen . Op 6 juni werd het resultaat van het onderzoek naar de landcommandeur gestuurd . We weten niet welk gevolg eraan gegeven werd . Veel tijd bleef er trouwens niet over, want in 1794, bij de inval van de Franse troepen, namen de Ridders der Duitse Orde de vlucht naar Duitsland en werden al hun bezittingen verbeurd verklaard . (213)

Reeds op 2 juli 1783 had de koster-keizer Joseph II de kluizenaars opgeheven in zijn Staten . (214) In de rest van het bisdom Luik werden ze verboden door de wet van 15 fructidor an 4 ( 1 september 1796) , welke op 18 september 1796 te Brussel werd afgekondigd . Hun eigendommen werden verbeurd verklaard . De kapel en kluis van Helshoven werden eigendom van de Commissie van Openbare Onderstand van Berlingen .

(211) Ibidem, fol. 225.
(212) R.A.H. Groot-Gelmen, reg. Mort. 2, fol. 236.
(213) O. Ulens : Een smeekschrift van den E.H. Fred . Wilkers, eremijt van Helshoven, in Limburg , jg. 9 ( 1927), p. 56 en 90 .
(214) “ Alle kluizenaers , zich bevindende in bosschen of ten plattenlande zullen binnen veertien dagen hun habijt moeten afleggen en hunne kluys verlaten . Voortaen blijft het vestigen van kluyzen en kluyzenaers verboden . Eene lijst der bestaande kluyzen en der daeraen klevende goederen en renten zal door de raeden-fiscael aen de regeering worden verzonden . Kluyzenaers die bij kapellen vertoeven, zullen voorlopig als privaetpersonen daernaest kunnen blijven wonen “ . Vgl. VAN WINTERSHOVEN : Recluseries et ermitages dans l'ancien diocese de Liege , in Bulletin de la Societe Scientifique et Litteraire du Limbourg , tomt 23 (1905), p. 157.

Nauwelijks echter was de revolutionaire golf weggespoeld en had consul Bonapartes de godsdienstvrijheid hersteld, of de kluizenaars doken weer op om in de eenzaamheid de evangelische raden te beoefenen en naar de volmaaktheid te streven .

In 1817 vestigde zich Broeder Pieter Kubben , aanvankelijk molenaar, op 32-jarige leeftijd, in de kluis van Helshoven, welke hij van de Commissie van de Openbare Onderstand van Berlingen huurde . Tot in de verre omgeving bood hij hulp en bijstand bij besmettelijke ziekten waat leken voor terugschrokken . Ook deed hij school voor kinderen .

Toen Broeder Pieter op leeftijd begon te komen en zijn krachten allengs afnamen, bad hij de Heer, hem een medebroeder te zenden . Méér dan één had zich reeds aangemeld en bij hem z'n intrek genomen . Doch de ouderdom bracht zijn kwalen mee en ook z'n karakter werd lastig . De een na de ander verlieten hem z'n medebroeders . Niemand kon het bij hem uithouden . Lang bad Broeder Pieter voor een nieuwe metgezel, vast overtuigd dat de hemel hem zou verhoren . Doch deze scheen ditmaal doof te blijven . Totdat, op een late avond in 1852, er plots aan z'n kluisdeur werd geklopt . “ Kom binnen, mijn zoon, ik verwacht U ! “ riep hij blijde uit . De deur knarste open en een jongeling van 26 jaar stond voor hem : Andreas Gielen uit Nieuwstadt .

Andreas Gielen was gedoopt in Nieuwstadt ( Ned. Limburg ) op 2 april 1826, als zoon van Nicolaus Gielen en Anna Maria Vanstraelen . Tijdens zijn legerdienst bij de Limburgse Jagers, onder kapitein Janssen, liep hij een ernstige ziekte op, tengevolge waarvan hij zo goed als blind werd . Hij deed toen de gelofte, kluizenaar te worden, zo hij mocht genezen . Inderdaad herkreeg hij het licht zijner ogen op wonderdadige wijze . Toen hij vernam dat er te Helshoven, een oude kluizenaar woonde die gaarne een metgezel wou hebben, begaf hij zich, zijn gelofte indachtig, zonder aarzelen op weg . Met open armen werd hij door Broeder Pieter ontvangen . “ Maar, sprak deze, zult ge het bij mij wel uithouden, want reeds anderen hebben het voor U beproefd , doch lieten mij spoedig in de steek .” “ Al zou U mij met doornen geselen, luidde het moedig antwoord, ook dan nog zou ik bij U blijven ! “ En Andreas bleef bij Broeder Pieter en verzorgde hem tot z'n levenseinde . Broeder Pieter stierf op 2 april 1869 in de ouderdom van 84 jaar, na een kluizenaarsleven van 52 jaar, en werd op het kerkhof van Groot-Gelmen begraven . (215)

Broeder Andreas Gielen had van zijn voorganger de regel en de gebruiken van de kluizenaars geleerd . Hij was een man van gebed . Vaak zag men hem de rozenkrans bidden . Hij leefde van aalmoezen welke hij op geregelde tijdstippen in de omgeving ging halen . Hiervan betaalde hij ook de huur van z'n schamele kluis : 80 fr. per jaar . Veel van hetgeen hij verzamelde echter gaf hij weg aan nog armeren dan hijzelf, zodat hij zichzelf vaak te kort deed . Eens was hij drie dagen lang zonder eten gebleven . Toen luidde hij het kapelklokje en ontving zoveel zodat hij weer rijkelijk de armen kon bedelen . Zelden veroorloofde hij zich een warme maaltijd . Een sobere boterham met koffie was zijn gewone eten . Doch zelfs z'n brood deelde hij nog met de .... muisjes, die tijdens de maaltijd vrolijk over de tafel liepen . Een toevallige bezoeker, die de diertjes wolde verdrijven, wees hij minzaam terecht .

Steeds was hij bereid, hulp te verlenen . Boeren in nood ging hij helpen bij de oogst . In de verre omgeving stond hij bekend als volksgenezer . In oude boeken leerde hij de kracht der kruiden kennen, zocht ze in het bos of haalde ingredienten bij de apotheker . Hij bereidde er zalfjes mee, deed deze in mosselschelpen en deelde ze uit aan alwie erom vroeg . Zijn zalf diende voor het genezen van zweren en huiduitslag . Hij genas de kinderen van het zuur en de boeremeiden gaf hij “tartarus emeticus “ tegen galkoorts . Ook bezat hij middeltjes tegen keelziekten, fijt en roos . Hij vroeg geen betaling voor zijn produkten, doch stelde zich tevreden met wat men hem spontaan aanbood voor zijn eigen levensonderhoud en dat zijner armen .

Een bijzondere faam genoot hij als ziekenverzorger . Waar niemand wilde helpen, was Monfreer, zoals hij in de volksmond heette, steeds bereid z'n beste krachten in te spannen en bracht het soms tot heldhaftige naastenliefde . Dag en nacht kon hij waken en bidden aan de lijdenssponde van zieke mensen . Eens, toen er een besmettelijke ziekte heerste die vele slachtoffers vergde, werd hij geroepen naar Mechelen - Bovelingen . alle gevaar trotserend, verzorgde hij er met voorbeeldige toewijding talrijke zieken . Toen er op zekere dag een man stierf en niemand hem, uit vrees voor besmetting, waagde aan te raken, schrok hij er niet voor terug, hem heel alleen te kisten, per kruiwagen naar het kerkhof te vervoeren en hem zo goed en zo kwaad als het ging in het graf te krijgen . Daar hij elke morgen in de kerk te Mechelen - hij verbleef er gedurende drie maanden zonder thuis te komen - de H. Mis placht bij te wonen en niemand van de inwoners het meer aandurfde het kerkgebouw te betreden uit vrees met hem in aanraking te komen, zag de pastoor zich ten slotte genoopt, de brave Broeder te verzoeken, voorlopig uit de kerk te blijven ...

(215) Kerkarchief Groot-Gelmen , reg. Mort. 1.

Op hoge ouderdom gekomen, begonnen z'n ootmoed en z'n verstervingsgeest seniele vormen aan te nemen . Bezoekers hoorden verbaasd het verzoek tot zich richten : “ Toon U nederig en kus de grond ! “ Om te tonen dat hij zij aards lichaam verachtte en slechts belang hechtte aan z'n onsterfelijke ziel, wies hij zich slechts éénmaal per maand ....

Toen het op zondag 29 juni 1902 een halve eeuw geleden was dat Broeder Andries het kluizenaarskleed aanvaarddde, kende de vreugde en dankbaarheid van de mensen van Helshoven en omstreken geen grenzen meer . Een heerlijk feest ter zijner ere op touw gezet . De muren van de oude kapel waren versierd met licht en kransen . Een opschrift boven de ingang zong de lof van de edelmoedige grijsaard : “ Al vijftig jaren zien we Gielen als kluizenaar, als Maria's kind Helshovens kluis bewonen “ . Een andere tekst vertolkte de dankbaarheid van talrijke personen : “ Vrienden wenschen wij nu allen den jubilaris vele gelukkige dagen “ . Aan elk huis wapperde de vlag . Om 9 uur werd de eerbiedwaardige jubilaris aan zijn armoedige kluis door geestelijken en koorknapen afgehaald . Herman Timmermans stak een gloedvolle rede af, waarin hij aan de grote verdiensten van de jubilaris warme hulde bracht . Ridder Frederik de Borman bood het geschenk der inwoners aan : een prachtvol altaarmissaal en een eikenhouten koorlessenaar . De zangers van Groot-Gelmen zongen een speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd lied . Dan trok men in stoet naar de parochiekerk van Groot-Gelmen , alwaar om 10 uur een plechtige hoogmis opgedragen werd door pastoor Hollanders van Gelmen , bijgestaan door de pastoors van Rijkel en Hoepertingen . Pastoor Hollanders hield de kanselrede, waarin hij op het Schriftuurwoord wees : “ Lijdt vervolging om Mijnentwille en gij zult hiernamaals beloond worden, “ doelend op de vele moeilijkheden waarmede de Broeder vooral de laatste tijd te kampen had . Terwijl de hele dag door de kamers nog fesstelijk bulderden, groeide deze viering uit tot een onvergetelijke gebeurtenis voor Broeder Andries en voor de hele omgeving .

Nog zes jaar verbleef hij in de kluis . Na 56 jaar lang God en de naaste trouw gediend te hebben, gaf hij op 13 paril 1908 zijn edele ziel aan de Schepper terug, in de hoge ouderdom van 82 jaar . Twee dagen later werd hij op het kerkhof te Groot-Gelmen ter aarde besteld, waar hij de eeuwige verrijzenis afwacht . (216)

De kluis bleef voortaan onbezet . De heren Robert Ulens en Godin , vader of grootvader van de heer Henry-Paul Godin, kochten in 1921 de vervallen kluis en de kapel van de Commissie van de Openbare Onderstand van Berlingen en schonken ze aan de kerk van Gelmen . Men wenste de kluis om te bouwen in een sacristie volgens het ontwerp van architect Albert Mairlot, gemaakt in 1921 . Het plan werd echter niet uitgevoerd . In 1925 werd de kluis afgebroken en de kapel hersteld door architect Theunissen .

(216) Kerkarchief Groot-Gelmen, reg. Mort. 2.

Geestelijke invloed van de priorij .

Het kon niet uitblijven dat de priorij van Helshoven een weldadiger invloed op de omgeving uitoefende . Afgezien van de verdieping der godsvrucht tot Maria bij de bedevaarders die de kapel bezochten, heeft de Teutonische Orde ongetwijfeld ook bijgedragen tot het stimuleren van roepingen .

In 1324 wordt Willem van Gelinden vermeld als lekebroeder in de Commanderie van de Teutonische Orde te Bernissem bij Sint-Truiden .

In 1628 telde het Duits College van de landcommandeur te Leuven onder zijn priesterstudenten Joris Moertbiers, zoon van Leonardt Moertbiers van Groot-Gelmen, schepen van Gelinden en dorpmeester van Gelmen . (217)

In 1646 ging Andries van Elch, zoon van Willem van Elch en Agnes Haubrechts van Klein-Gelmen, in hetzelfde College voor priester studeren . (218)

Joannes Vanderheyden, geboren te Groot-Gelmen, werd priester van de Teutonische Orde en bracht het tot de voorname functie van Sacrista in de Commanderie Van Nieuwe Biesen te Maasrtricht, welke laatste evanals Bernissem en Ordingen afhingen van de Oude Biesen bij Sint-Truiden . Op 8 juli 1705 schonk hij aan de gemeente Groot-Gelmen een legaat van 500 gulden, met last voor deze, aan de pastoor van Gelmen jaarlijks een rente van 25 gulden uit te betalen voor het lezen van een veertiendaagse mis in de kerkvoor zij zielrust en die zijner familieleden . Van dit bedrag moest de pastoor jaarlijks aan zijn kapelaan drie shillingen geven voor het zingen van zijn jaargetijde en het dienen van bovenvermelde veertiendaagse Mis, benevens vijf shillingen aan de kerk voor was, wijn en ornamenten . Tevens schonk hij voor de versiering van het beeld van O.L.Vrouw van de berg Carmel in de kerk van Gelmen een gouden munt, welke hij in 1662 ten geschenke had gekregen van Aartshertog Leopold, toentertijd grootmeester van de Teutonische Orde te Wenen . Aan pastoor Georgius Bartholeyns ( niet echter aan diens opvolgers ) gaf hij in hetzelfde document verlof, deze munt zo hij dit nuttig zou oordelen, te ruilen tegen een ander sierstuk van gelijke waarde . Joannes Vanderheyden overleed te Maastricht op 20 augustus 1715 . (219) Het stichtingskapitaal werd op 14 maart 1741 door de gemeente afgelost aan pastoor Sebastianus Bartholeyns en door deze opnieuw belegd bij de echtgenoten Quintinus Bartholeyns en Barbara Vandernoot voor een jaarlijkse rente van slechts 20 gulden .

(217) R.A.H. Gelinden, gichtreg. 5, fol.191 v° .
(218) R.A.H. Gelinden, gichtreg. 7, fol 221 .
(219) Kerkarchief Groot-Gelmen : los stuk .

 

KERKFABRIEK ( Ontvangsten - Uitgaven 1848 - 1917)
____________________________________________

Pastoor : R.G. Eijben

KERKFABRIEK ( Ontvangsten - Uitgaven 1848 - 1917)

Daar dit boek nogal zwaarlijvig is, is het zinloos elke familienaam op te noemen . Er waren ook verschillende families van de ons omringende dorpen die renten of pacht moesten betalen aan de kerkfabriek . Hier volgt een lijst van namen, die nu nog voorkomen in Groot-Gelmen . Indien er namen ontbreken is dit niet opzettelijk gedaan, maar gewoon vergeten .

1848 : *Vaes Pierre betaalt pacht voor 51 are 132 ca ( 26 fr. 39Ciemes) .

*Fransis Martin betaalt achterstallige intresten ( 24,32 Fr. )

*Betaald aan de heren Duchateau, Romsée en Roosen( landbouwers) 236,42 Fr.

voor de aankoopprijs van steenkool, tolkosten en vervoerskosten voor de tien

koffers kolen gebruikt voor het inschieten in de oven die de bakstenen bakte

voor de klokketoren.

* teruggenomen van de Algemene Spaarkas te Brussel het kapitaal van 598,96 Fr.

*Weduwe Joseph Lismont betaalt allerlei renten voor 25,05 Fr. + 3 maten rogge

*Weduwe Jean Princen betaalt 4 maten rogge en verminderd 18,60 Fr.

*Vroninx Nicolas betaalt pacht voor 34 a 88 ca + 20 Fr.

* Fransis Michel betaalt 1 maat rogge verminderd 3,11 Fr.

* Francis Martin betaalt 33 Fr. voor pacht van 31 are

* Smulders Henri betaalt 5 maten rogge verminderd met 23 Fr.

* Vroninx Nicolas betaalt 4.5 maten rogge verminderd met 18 Fr.

* Weduwe Lismont Joseph betaalt 14 Fr. voor achterstallige renten op 4 maten rogge .

* Groven Gillis van Kerniel betaalt 25 Luikse florijnen rente en 29 Fr. .

* Betaling van het kerkfabriek aan Arnold Louis de Bovenistier de som van 697 Fr. voor het maken van 220.000 bakstenen voor de herstelling van de klokketoren .

* Betaling van 197 Fr. door het kerkfabriek aan de landbouwers Roosen, Romsée en Duchateau voor dezelfde reden als hierboven . * Betaling aan Glazemaekers te Mettecoven van 71 Fr. voor het waslicht en de kaarsen in de kerk . * Betaling van 45 Fr. aan de schrijnwerker Zwinnen voor het houtewerk dienende voor de barakken van het werkvolk voor de herstelling van de klokketoren .

* Betaling aan de weduwe Moers, handelaarster te Gelinden van 25 Fr. . voor oliën in de kerk .

* Betaling aan L. Beckers te St. Truiden van 100 Fr. .voor schilderwerken in de kerk .

* Betaling aan zuster Overste van de zwarte zusters te Sint-Truiden van 14 Fr. voor het witten en reinigen van het kerklinnen

* Betaling aan Gerard Vijgen, koster, van 55 Fr. voor het reinigen van het interieur van de kerk .

* Betaling van 41 Fr. aan Laurent Vaes voor het onderhoud van de kerk .

* Betaling van 22 Fr. . aan Walter Bleus , metser te Loon, voor het herstellen van haarden en fondaties, die zich aan de buitenzijde van de kerk bevinden .

* Betaling van 24 Fr. aan G. Wijnants , leisteenhandelaar, voor de herstelling van het dak .

* Betaling van 41 Fr. . aan Chretien Smets , organist, voor z'n spelen .

* Betaling van 1253 Fr. aan pastoor Eyben voor de erediensten .

* Betaling van 5 Fr. aan de deken van St.Truiden voor z'n reiskosten naar de kerk van Groot-Gelmen .

* Romsée Jean en de kinderen Smets betalen 197 Fr. de pacht van 310 are

* Vaes Pierre betaalt 37 Fr. voor 51 are pacht .

* Smets Jean betaalt 48 Fr. voor 91 are pacht .

* Weduwe Nicolas Romsée betaalt 186 Fr. . voor 274 are .

* Zwennen Christophe betaalt 34 Fr. pacht voor 69 are .

* Malaise Jean en Baldewijns Lambert betalen 27 Fr. . pacht voor 47 are .

* Fransis Gilles betaalt 37 Fr. pacht voor 64 are .

* Roosen Guillaume betaalt 39 Fr. pacht voor 60 are .

* Vaes Pierre betaalt 2,5 maten gerst .

* Roosen Guillaume levert 6 maten gerst .

* De kinderen Smets leveren 5 maten gerst .

* Romsée Philippart weduwe Nicolas levert 5,5 maten gerst .

* De weduwe Joseph Lismont levert 3 maten gerst .

* Pierre Groven levert 2,5 maten gerst .

* Smulders Henri levert 5 maten gerst .

* Vaes Laurent levert 6 maten gerst .

* Vreuninx Nicolas betaalt 53 Fr. .

* Pierre Groven betaalt 48 Fr. pacht voor 34 are .

* Pierre Groven betaalt 17 Fr. pacht voor 30 are .

* Betaling aan Vanrutten te St. Truiden voor de verzekering tegen brand ( kerk en meubelen ) bij la société de l'union van 13 fr .

* Scheepers Gerard betaalt 1,5 maat gerst en 3 Fr. .

* Vandevoort Sebastien van Helshoven betaalt 20 Fr. pacht voor 35 are .

* Romsée Philippe betaalt 176 Fr. . pacht voor 95 are .

* De erfgenamen van Ulens betalen 10 Fr. rente en 20 Fr. .

* De kinderen van Malcorps betalen 111 Fr. pacht voor 184 are .

* Fransis Michel betaalt 2 Fr. rente .

* Vrijdaghs Jean betaalt 2 Fr. rente .

* Weduwe Joseph Lismont betaalt 3 Fr. . rente

* Vaes Laurent betaalt 40 Fr. pacht voor 60 are .

* Weduwe Jean Princen betaalt 8 Fr. rente .

* Smets Chretien, oude schatbewaarder van de kerkfabriek, geeft 197 Fr. voor de reconstructie van de klokketoren .

ontvangsten 3684 Fr.
uitgaven 3435 Fr.
verschil 148 Fr. ( winst ).

1849 : geen nieuwe bekende namen

ontvangsten 3055 Fr.
uitgaven 1966 Fr.
verschil 1088 Fr. ( winst )

1850 :

* Betaling aan Denis Fransis van 15 Fr. voor het toezichthouden op de arbeiders die de oude klokketoren hebben afgebroken .

* Betaling aan J. Courtois , meester van een steengroeve te Chaudfontaine voor het leveren van 26 kubieke meter kalk, gebruikt in de constructie van de klokketoren .

* Betaling aan pastoor Eyben van 31 Fr. voor een gewone kalkkar, die gediend had voor de plaffoneerwerken aan de klokketoren op de gelijkvloers, en die hij gekocht had .

* Claes Arnold van Rijckel betaalt 4 Fr. rente .

Ontvangsten 5258 Fr.
Uitgaven 5274 Fr.
Verschil 15 Fr. ( verlies ) .

1851 :

* Vanbrabant Jacques betaalt 3 Fr. rente .

* Betaling aan Mr. Dumont voor plafonneerwerken in de kerk van 126 Fr. .

Ontvangsten 3116 Fr.
Uitgaven 3104 Fr.
Verschil 11 Fr. ( winst ) .

1852

* Nijs Henri betaalt een rente van 8 Fr. .

* Betaling aan M. Vandergeeten voor altaarbrood van 6 Fr.

* Betaling aan M. Vijgen als klokkeluider, kruisdrager en opruimen van het kerkhof van 20 Fr. .

* Betaling aan M. Cruls voor het plaatsen van goten aan de kerk van 213 Fr.

* Betaling aan mijnheer Ulens voor de extracten van de kadastrale matrix van 7 Fr.

Ontvangsten 3031 Fr.
Uitgaven 2891 Fr.
Verschil 140 Fr.

1853 :

* Betaling door Elisabeth Peeters van 8 Fr. pacht .

Ontvangsten 3635 Fr.
Uitgaven 2592 Fr.
Verschil 1043 Fr.

1854 :

* Pastoor Knapen betaalt een rente van 30 Fr.

* Jan Frisson van Bommershoven betaalt 10fr pacht .

* De naam Zwennen wordt nu Swennen geschreven .

* Betaling van 130 Fr. aan J.Janssens voor levering van het beeld van St. Bertillia .

Ontvangsten 3722 Fr.
Uitgaven 2808 Fr.
Verschil 913 Fr.

1855 :

* Ghijsens van Mielen boven Aelst betaalt 78 kappen rogge .

Ontvangsten 4836 Fr.
Uitgaven 3009 Fr.
Verschil 1826 Fr. .

1856 :

Ontvangsten 5357 Fr.
Uitgaven 5294 Fr.
Verschil 63 Fr. ( winst ).

1857 :

* Smulders wordt Smolders geschreven .

Ontvangsten 12806 Fr.
Uitgaven 3982 Fr.
Verschil 8824 Fr. ( winst ) Reden van deze stijging is de verkoop van een weide ( 1 ha 89 are ) en akkerland ( 65 are ), respectievelijk gelegen te Groot-Gelmen en te Hoepertingen voor 9967 Fr. aan Notaris Raymackers te Klein-Gelmen .

1858 :

Ontvangsten 11877 Fr.
Uitgaven 3061 Fr.
Verschil 8815 Fr. . ( winst ) De vorige 8824 Fr. is er in het begin van het jaar bijgeteld . De winst van vorig jaar geldt als vertrekpunt voor volgend jaar .

1859 :

* Ontvangen van een provinciale subsidie van 600 Fr.

* Ontvangen een subsidie van het Belgisch Gouvernement voor 1000 Fr. .

Ontvangsten 12981 Fr.
Uitgaven 12081 Fr.
Verschil 900 Fr.

1860 :

* Ontvangen een subsidie van de provincie voor 400 Fr.

* Ontvangen een subsidie van de staat voor de herstellingen aan de pastorie voor 800 Fr. .

* Pieter Jans betaalt pacht voor 17 Fr.

Ontvangsten 5820 Fr.
Uitgaven 4167 Fr.
Verschil 1653 Fr. .

1861 :

* Betaling aan J.H.Jans voor de staat der bouwkosten van de stallen der pastorij.

Ontvangsten 4751 Fr.
Uitgaven 3972 Fr.
Verschil 778 Fr.

1862 :

* Betaling door Smolders, Smets en Pluymers van een erfpacht van 1 ha voor 16 Fr.

Ontvangsten 4094 Fr.
Uitgaven 2352 Fr.
Verschil 1742 Fr. .

1863 :

* Nicolaas Withofs betaalt 15 Fr. pacht .

Ontvangsten 4285 Fr.
Uitgaven 3048 Fr.
Verschil 1237 Fr.

1864 :

Ontvangsten 4848 Fr.
Uitgaven 2570 Fr.
Verschil 2278 Fr.

1865 :

* Betaling aan Mr. Coenegrachts ( pastoor ? ) voor wijn , olie en reparatie van 83 Fr.

Ontvangsten 5574 Fr.
Uitgaven 4883 Fr.
Verschil 690 Fr.

1866 :

* Pluymers Hendrik betaalt een erfpacht voor 13 Fr. .

Ontvangsten 4091 Fr.
Uitgaven 2943 Fr.
Verschil 1147 Fr.

1867 :

Ontvangsten 5446 Fr.
Uitgaven 2295 Fr.
Verschil 3151 Fr.

1868 :

* Betalen Purno Louis en J.Vrancken een erfpacht voor 31 Fr.

* Romsée Franciscus betaalt 67 Fr. pacht .

Ontvangsten 7072 Fr.
Uitgaven 2504 Fr.
Verschil 4569 Fr.

1869 :

* Ontvangen van Claes Arnoldus de som van 99 Fr. ter aflossing van de erfpacht .

* Vanboven van Bommershoven betaalt 12 Fr. pacht .

* Betaling van 40 Fr. aan Celis W.

* Wederbelegging van 4000 Fr. fondsen via Vroninx J.

* Terugbetaling van kosten gemaakt door pastoor Coenegrachts voor herstelling van het dak van de pastorij van 540 Fr. .

Ontvangsten 8710 Fr.
Uitgaven 7345 Fr.
Verschil 1364 Fr.

1870 :

Ontvangsten 5229 Fr.
Uitgaven 2369 Fr.
Verschil 2859 Fr.

1871 :

Ontvangsten 6462 Fr.
Uitgaven 4800 Fr.
Verschil 1662 Fr.

1872 :

* Jans Mathieu betaalt 39 Fr. pacht .

* Betaling aan Vijgen Gerardus als organist 80 Fr.

* Betaling aan Vijgen Willem als blaasbalktrekker de som van 25 Fr.

Ontvangsten 9583 Fr.
Uitgaven 7563 Fr.
Verschil 2020 Fr.

1873 :

Ontvangsten 6860 Fr.
Uitgaven 5129 Fr.
Verschil 1731 Fr.

1874 :

Ontvangsten 6372 Fr.
Uitgaven 4077fr.
Verschil 2294fr.

1875 :

* Macors Therese betaalt 47 Fr. pacht .

* Hayen Livinus betaalt 32 Fr. pacht ( komt ook al eerder voor in de boeken )

* Vandevoort Lambert betaalt 40 Fr. pacht .

* Zelfde familienamen , maar andere voornamen zoals Fransis Bonaventure, Swennen Arnold , Roosen Gustaaf, Fransis Denis, Groven Guillaume, Swennen Gerard, Smets Jan, Romsée J.F. , Romsée Philippe, Princen Henri, Lismont Joseph

Ontvangsten 10327 Fr.
Uitgaven 4485 Fr.
Verschil 5841 Fr.

1876 :

Ontvangsten 11326 Fr.
Uitgaven 2624 Fr.
Verschil 8702 Fr.

1877 :

* Betaling aan Romsée J.F. voor de kerkzangers van 15 Fr.

* Betaling aan Vijgen Guillaume als orgelblazer van 40 Fr.

* Ceulemans François betaalt 19 Fr. landpacht .

* Betaling aan Nijs voor bleken en waden van lijnwaden van 7 Fr.

* Betaling van de karreelen , dienende voor de bouw van de kerk, aan Smisdom B. van 2700 Fr.

* Terugbetaling van 538 Fr. voor de voorschotten aan Mijnheer Ulens .

Ontvangsten 14145 Fr.
Uitgaven 5772
Verschil 8373 Fr.

1878 :

* Betaling van een harmonium van 50 Fr. aan pastoor Henckaerts .

* Betaling aan mijnheer Ulens voor 10 wagons kalk voor het bouwen der kerk en de transporten van 1500 Fr.

Ontvangsten 16789 Fr.
Uitgaven 16659 Fr. ( de grote uitgaven wegens de bouw van de kerk )
Verschil 129 Fr.

1879 :

* Grote uitgaven aan aannemers zoals Goffin, Hennin; ongeveer 17.000 Fr.

* Ontvangen subsidie voor het bouwen van de kerk 10.000 Fr.

* Voorgeschoten door mijnheer Ulens, burgemeester, zonder intresten terugtebetalen van 1800 Fr.

* Verkoop van fondsen door het kerkfabriek van ongeveer 14.000 Fr.

Ontvangsten 30522 Fr.
Uitgaven 29321 Fr.
Verschil 1201 Fr.

1880

* Pastoor Henckaerts trakteert de misdienaars 18 Fr.

* Betaling aan Crijns L. van 12 Fr. voor reizen naar Hasselt en verteer .

* Vanroye Jean betaalt 64 Fr. pacht .

* Ontvangen van de verkoop van bomen van het kerkfabriek 3864 Fr.

* Subsidies voor 9000 Fr.

* Betaling van 187 Fr. aan de smid van Batsheers voor de vernieuwing van het ijzerwerk der klokken .

* Betaling aan Albert Villers voor het plaatsen van donderafleiders op de kerk voor 190 Fr.

* Betaling aan Jos Plonteux voor plaffoneren van de kerk 5500 Fr.

* Betaling aan pastoor voor de zwarte klederen der misdienaars voor 30 Fr.

Ontvangsten 18462 Fr.
Uitgaven 15751 Fr.
Verschil 2711 Fr.

1881 :

* Vergoeding van 5fr. voor Crijns L. voor de reiskosten naar Luik voor het afhalen van de altaarsteen .

* Nieuwe voornamen gekende families : Vijgen Willem, Vroninx J., Vroninkx N., Malaise J., Françis Martin zoon van Françis Martin, Francis Gillis, Jans Felix, Jans Math., Swennen Gerard, Vandevoort Henri, Vaes Pieter, Frisson Andre, Smets Alphonse, Groven J. en Groven Th., Francis Michel, Vroninkx M., Withofs N., Groven W., Lismont J.,

* Betaling van Jos. Plomteux, aannemer , van 5071 Fr.

* Betaling van 68 Fr. aan Malaise J., schrijnwerker, voor werken aan de kerk .

* Subsidie van 3000 Fr. .

Ontvangsten 9712 Fr.
U
itgaven 8789 Fr.
Verschil 923 Fr.

1882 :

* Jaarlijkse verzekeringspremie bedraagt nu 45 Fr.

* Bex G. betaalt 70 Fr. pacht .

* Vandevoort L. betaalt 33fr. landpacht .

Ontvangsten 5608 Fr.
Uitgaven 4383 Fr.
Verschil 1225 Fr.

1883 :

* Betaling van 6fr. aan Dumont G., smid, voor werken

* Betaling van 14 Fr. aan pastoor Henckaerts voor de aankoop van 3 paar stoffen schoenen voor de misdienaars .

* Betaling van 113 Fr. aan Mevrouw Weduwe Ulens de Donnéa, eigenaarster van canadabomen .

Ontvangsten 5082 Fr.
Uitgaven 4872fr.
Verschil 210fr.

1884 :

* Ontvangen door opbrengst van de verkoop van oude materialen der kerk 1520 Fr.

* Betaling van 525 Fr. aan Thomas van St. Truiden voor de grote herstelling der pastorij . De bisschop kwam de kerk in wijden .

* Subsidie van de staat van 6000 Fr.

* Betaling van 6 Fr. aan de Banque Centrale van Limburg te Hasselt voor onkosten en opsturen der subsidies .

* Romsée Thijs betaalt 104 Fr. pacht .

* Withofs Nicolas betaalt 43 Fr. pacht .

* Betaling van 50 Fr. aan Mr. Herck voor het plaveien van een weg rond de kerk .

* Betaling aan pastoor Henckaerts van 10 Fr. voor vergoeding van de lijkdienst van Mr. Ulens, burgemeester en kerkmeester als dienst van dankbaarheid .

* Betaling van 2500 fr.aan M. Hocken en Gerard Jansen voor levering van een predikstoel

* Subsidie van de provincie 1700 Fr.

* Giften van de gemeente 700 Fr.

Ontvangsten 13772 Fr.
Uitgaven 12178 Fr.
Verschil 1593 Fr.

1885 :

* Betaling van 9 fr.aan Romsée Jean-Francois en Arnauts van Loon, voor levering van vensterruiten en het inzetten .

*Betaling van 350 Fr. aan Th. Riëf van St.Truiden tot voldoening van herstelling en plaatsing van het orgel .

Ontvangsten 6236 Fr.
Uitgaven 5384fr.
Verschil 851fr.

1886 :

* Opbrengst der stoelen 115 Fr.

* Opbrengst der tribune van M. Ulens 80 Fr.

* Betaling van 17 fr.aan Neys, bleker te St.Truiden voor het bleken der lijnwaden .

Ontvangsten 5879 Fr.
Uitgaven 4708fr.
Verschil 1171fr.

1887 :

* Betaling van 21 Fr. aan Malaise J. , schrijnwerker, voor levering van hout en kalk voor de kerk .

* Betaling aan pastoor Henckaerts van 19 Fr. voor aankoop van pantoffels voor de misdienaars en de koster .

* Ontvangsten van stoelen en tribune 180 Fr.

* Ontvangsten van offerandes 30 Fr.

Ontvangsten 4983 Fr.
Uitgaven 3558fr.
Verschil 1424fr.

1888 :

* Betaling aan Claesen W. , slotenmaker te Heers, voor levering van twee nieuwe sloten voor de pastorij .

* Betaling van 4 Fr. AAN PASTOOR Henckaerts voor het leiden van de lijkdienst van Francis M. als kerkmeester .

Ontvangsten 5157 Fr.
Uitgaven 3059fr.
Verschil 2097fr.

1889 :

* Sprake van pastoor Hollanders F.

* Smisdom Baptiste betaalt 30 Fr. pacht .

* Jans F. betaalt 30 Fr. pacht .

Ontvangsten 6145 Fr.
Uitgaven 2856fr.
Verschil 3288fr.

1890 :

Ontvangsten 7096 Fr.
Uitgaven 2960fr.
Verschil 4136fr.

1891 :

* Betaling van Jos Leger van Luik van 600 Fr. van een schildering van het kerkkoor .

* Jans Felix betaalt 25 Fr. landpacht .

* Lismont J. de kinderen betalen 11 Fr. rogge rente .

Ontvangsten 7491 Fr.
Uitgaven 6611fr.
Verschil 880fr.

1892 :

* Aankoop van Belgische fondsen voor 415 Fr. door het kerkfabriek ( 3,5 % )

* Betaling van 5 Fr. aan Lismont J., smid .

* Betaling van 64 Fr. aan August Bamps voor het plaatsen van trillage voor de kerkvensters .

* Betaling aan F. Pressureur , horlogemaker te Ninove, van 298 Fr. voor de levering van het kerkhorlogerie .

Ontvangsten 7353 Fr.
Uitgaven 6442fr.
Verschil 911 Fr.

1893 :

* Betaling aan Jan Swennen van 12 Fr. als klokkeluider .

* Claes J. betaalt 27 Fr. pacht .

* Betaling aan P. Heidbuchel te St. Truiden van 4000 Fr. voor het schilderen van de kerk .

Ontvangsten 7308 Fr.
Uitgaven 6148fr.
Verschil 1160 Fr.

1894 :

* Opbrengst van stoelen en tribune 204 Fr.

* Verhuring van de jacht voor 28 Fr.

* Vanbrabant Gisbert betaalt 24 Fr. pacht .

* Betaling aan Mr. Marneffe van 54 Fr. voor het leveren van een kachel in de kerk .

* Hayen Joannes betaalt 18 Fr. pacht .

Ontvangsten 7863 Fr.
Uitgaven 6273fr.
Verschil 1590fr.

1895 :

Ontvangsten 7896 Fr.
Uitgaven 6577fr.
Verschil 1319 Fr.

1896 :

* Betaling verzekeringspremie 51 Fr.

* Isidore Romsée betaalt 46 Fr. landpacht .

* Benaets Chr. Betaalt 12 Fr. pacht .

* Vanbrabant Gisbertus betaalt 24 Fr. pacht .

* Vanbrabant Adolphe betaalt 15 Fr. pacht .

Ontvangsten 7806 Fr.
Uitgaven 5983
Verschil 1823fr.

1897 :

* Eyben en Vervoir betalen 4 Fr. rogge rente .

Ontvangsten 8739 Fr.
Uitgaven 7563fr.
Verschil 1176fr.

1898 :

* Martens Jan betaalt 22 Fr. pacht .

Ontvangsten 7431 Fr.
Uitgaven 5612fr.
Verschil 1819fr.

1899 :

* Groven Joseph betaalt 71 Fr. pacht .

* Hayen Jan betaalt 18 Fr. pacht .

* Hayen Edouard betaalt 22 Fr. pacht .

* Vanbrabant Adolphe betaalt 15 Fr. pacht .

* Romsée Nic. Betaalt 425 Fr. . pacht .

* Betaling jaargetijde voor Jan Vaes voor 3 Fr.

* Vandevoort L. betaalt 232 Fr. pacht .

* Withofs Nic. Betaalt 63 Fr. pacht .

* Olie voor de godslamp 38 Fr.

Ontvangsten 7391 Fr.
Uitgaven 4980fr.
Verschil 2411 Fr.

1900 :

* Livinus Dumond betaalt 40 Fr. pacht .

* Dumont Gerard betaalt 28 Fr. pacht .

* Subsidie van 913 Fr. voor de constructie van een trap naar de kerk .

* Vroninks Jan betaalt 58fr. pacht.

* Swennen Florent betaalt 52 r. pacht .

* Benaets J. betaalt 3 Fr. roggerente .

* Budenaers Louis betaalt 15 Fr. pacht .

Ontvangsten 10985 Fr.
Uitgaven 8019fr.
Verschil 2966fr.

1901 :

* Quenis J. betaalt 2 Fr. rente .

* Jaargetijde voor E.H. Eyben 4 Fr.

* Jaargetijde voor Maria Groven en Jan Vaes 7 Fr.

* Lismont J. Vanvinckenroye betaalt 6 Fr. rente .

Ontvangsten 7369 Fr.
Uitgaven 5712fr.
Verschil 1658fr.

1902 :

* Betaling aan Withofs Joannes 26 Fr. voor pikdraad en krammen .

* Vanhoof Joseph betaalt 26 Fr. pacht .

Ontvangsten 7609
Uitgaven 4902fr.
Verschil 2707fr.

1903 :

* Betaling Mr. Frans de Koster voor schilderingen in de kerk en de pastorij voor 144 Fr.

* Betaling van 3 Fr. aan Maxim. Withofs voor poten geplant te hebben .

* Ontvangen van 36 stoelen aan 3 Fr. het stuk en 11 stoelen aan 5 Fr. het stuk; maakt 123 Fr.

* Aankoop voor 499 Fr. van nationale fondsen tegen 3 % . ( Dit gebeurde nogal regelmatig ) .

Ontvangsten 7786 Fr.
Uitgaven 5212fr.
Verschil 2574fr.

1904 :

* Jans Jerome betaalt 2 Fr. rogge rente .

* Claes Edouard betaalt 27 Fr. pacht .

* Vanzwijgenhoven betaalt 13 Fr. pacht .

* Vronincks R. betaalt 242 Fr. pacht .

* Betaling van 4 Fr. aan N.Romsée voor vergoeding van reiskosten naar Tongeren voor aankoop van Belgische fondsen .

Ontvangsten 8445fr.
Uitgaven 5084fr.
Verschil 3361 Fr.

Bemerking : Vanaf 1882 wordt een deel van de ontvangsten van de kerkfabriek in een spaarkas gestort .

1905 :

* Aankoop van staatsrenten voor 400fr.

Ontvangsten 9125 Fr.
Uitgaven 6156 Fr.
Verschil 2969 Fr.

1906 :

* Betaling aan Vrancken Jean ,organist, van 40 Fr.

* Betaling 11 Fr. aan Constant Dumont voor het kuisen van de bomen .

*Smets Alphonse betaalt 221 Fr. pacht .

* Vanhove Joseph betaalt 13 Fr. pacht .

Ontvangten 9249 Fr.
Uitgaven 7353fr.
Verschil 1896fr.

1907 :

* Betaling van 115 Fr. aan Camille Pirotte voor 8 kandelaars .

* Betaling van de jaarwedde als koster aan Swennen Francois van 137 Fr.

* Vroninks Urbain betaalt 242 Fr. pacht .

* Francis Jan betaalt 65 fr.pacht .

* Valley H. betaalt 17 Fr. pacht .

Ontvangsten 7456 Fr.
Uitgaven 4627 Fr.
Verschil 2829 Fr.

1908 :

* Betaling van 1 Fr. aan J. Lismont voor werken aan de blaasbalk .

* Roosen Willem betaalt 127 Fr. pacht .

* Vanvinckenroye betaalt 9 Fr. pacht .

* Vanzwijgenhoven betaalt een rente van 152 Fr.

* Romsée Nicolas betaalt 473 Fr. pacht .

Ontvangsten 8277 Fr.
Uitgaven 4322 Fr.
Verschil 3955 Fr.

1909 :

* Valley H. betaalt 89 Fr. pacht .

* Martens Christiaan betaalt 4 Fr. rente .

* Betaling van 32 Fr. aan Malaise H. voor werken aan de kerk .

* Pluimers W. betaalt 5 Fr. roggerente .

Ontvangsten 9730 Fr.
Uitgaven 4649 Fr.
Verschil 5081 Fr.

1910 :

* Groven Guillaume betaalt 53 Fr. pacht

* Jans Lambert betaalt 45 Fr. pacht .

* Francis R. betaalt 262 Fr. pacht .

* Claes Edouard betaalt 27 Fr. pacht .

* Boden Lambert betaalt 261 Fr. pacht .

* Ontvangen van de jacht 60 Fr.

Ontvangsten 11015 Fr.
Uitgaven 4475 Fr.
Verschil 6540 Fr.

1911 :

* Subsidie voor herstelling van de kerk 1472 Fr.

* Van Ulens ontvangen voor 3 jaargetijden 1500 Fr.

* Betaling van 1265 van warmtegeleiders aan L.Jung & société de chauffage .

Ontvangsten 15019 Fr.
Uitgaven 7175 Fr.
Verschil 7844 Fr.

1912 :

* Ontvangsten van de jacht 60 Fr.

* Vanvinckenroye P. betaalt 9 Fr. roggerente .

* Celis Marie betaalt 9 Fr. pacht .

* Hayen Joan. Betaalt 20 Fr. pacht .

* Martens Christ. Betaalt 3 Fr. roggerente .

Ontvangsten 14219 Fr.
Uitgaven 7494 Fr.
Verschil 6725 Fr.

1913 :

* Bex Gilles betaalt 13 Fr. . pacht .

* Betaling van 8 Fr. aan Ramakers G., smid .

* Betaling aan Swennen Fr. jaarwedde 147 Fr., kuisen van de kerk 50 Fr., klokluider 40 Fr., kerkhofonderhoud 10 Fr., kruisdrager 5 Fr.

Ontvangsten 12756 Fr.
Uitgaven 10403fr.
Verschil 2353 Fr.

1914 :

Ontvangsten 8308 Fr.
Uitgaven 4812fr.
Verschil 3496fr.

1915 :

* Nijs Ernest betaalt 13 Fr. pacht .

* Vanswijgenhoven Jos. Betaalt 150fr. pacht .

* Withofs Sebastien betaalt 18 Fr. pacht .

* Smisdom Constant betaalt 60 Fr. pacht .

Ontvangsten 9621 Fr.
Uitgaven 5223fr.
Verschil 4398 Fr.

1916 :

* Vandevoort L. betaalt 276 Fr. pacht .

* Boden Lambert betaalt 261 Fr. pacht .

* Romsée Nicolas betaalt 473 Fr. pacht .

* Roosen Willem betaalt 127 Fr. pacht .

* Vroninx Joannes betaalt 274 Fr. pacht .

* Valley Henri betaalt 108 Fr. rente .

* Malais Dionys betaalt 17 Fr. pacht.

* Malais Jacques betaalt 17 Fr. pacht .

* Quenis Justin betaalt 2 Fr. rente .

* Betaling van 627 Fr. aan Pierre Radoir voor gesmeed ijzerwerk .

Ontvangsten 10325 Fr.
Uitgaven 5689fr.
Verschil 4636 Fr.

 

Een paardendief te Groot-Gelmen .
---------------------------------------

In het jaar 1765 werden te Groot-Gelmen en elders meerdere paardediefstallen gepleegd . Alles wees erop dat dit het werk was van een georganiseerde dievenbende . De daders echter bleven onvindbaar .

Toen evenwel op zekere dag een zwarte merrie bij Jacobus Vaes te Groot-Gelmen ontvreemd werd, bezat men voldoende aanwijzingen om een zekere Marinus Vertessen van deze diefstal te verdenken . Op 12 juni 1765 werd dan ook door de schepenen van Gelinden, tot wier rechtsgebied Groot-Gelmen behoorde, een aanhoudingsbevel tegen hem uitgevaardigd . Het duurde echter nog verscheidene maanden eer men de hand op hem kon leggen . In de nacht van 27 op 28 maart 1766 werd hij tenslotte bij de kraag gevat en te Sint-Truiden in de gevangenis gestopt .

In naam van Jan -Baptist graaf de Borchgrave, heer van Bovelingen, Pepingen , Mechelen en Rukkelingen, die drossaard was van Montenaken, Halle, Gelinden, Pelt en Grevenbroeck, werd een onderzoek bevolen door diens luitenant-drossaard Maurus Martinus a Speculo, oud burgemeester van Sint-Truiden. Op z'n verzoek werden enkele schepenen van Gelinden, onder welke juisdictie het misdrijf gepleegd was, afgevaardigd om de gevangene te Sint-Truiden te gaan ondervragen . Over alle paardendiefstallen die de laatste tijd gepleegd waren, o.a. in Zonhoven, werd de beschuldigde aan de tand gevoeld, doch enkel de diefstal bij Jacobus Vaes kon tenslotte op voldoende wijze bewezen worden . Om de andere bendeleden vrees in te boezemen en hen van verdere diefstallen te weerhouden, besloot men een afschrikwekkend voorbeeld te stellen .

Op 17 april 1766, om 8 uur s' morgens, werd Marinus Vertessen door schout en schepenen van Gelinden veroordeeld tot de strop, om 3 uur s' namiddags werd dit vonnis door de schepenen aan de veroordeelde in de gevangenis te Sint-Truiden voorgelezen .

Tijdens het onderzoek, dat het vonnis voorafgegaan was, had Marinus Vertessen verscheidene andere bendeleden met name aangeduid : Servaas Vertessen, Quinten Taps, Thijs Vanherck, Jan Dumont, Jan Lux met zijn vrouw Ahnes Omalia, Jacques Omalia, Margriet Quenen weduwe van Arnold Omalia, en tenslotte zijn eigen vrouw Maria Omalia . Twee dagen na de voorlezing van het doodvonnis begaven de schepenen van Gelinden zich opnieuw naar de gevangenis te Sint-Truiden om vast te stellen of Marinus Vertessen bij z'n aanklacht zou blijven . In het aanschijn van de dood bevestigde deze zijn beschuldigingen welke dienvolgens volgens het gebruik van die tijd als geloofwaardig werden beschouwd .

De volgende maandag, 21 april, werd het vonnis tegen Marinus Vertessen voltrokken . Op borst en rug hing men hem een schild met het tweetalig opschrift: Peerdendief - Voleur de cheveaux . Zo werd hij naar de executieplaats geleid en aldaar omstreeks 11 uur in de voormiddag opgehangen aan de galg nabij Helshoven langs de oude heerbaan naar Tongeren .

Thans zouden de overige bendeleden aan de beurt komen . Op 12 juli werd een aanhoudingsbevel tegen hen uitgevaardigd . Vier van hen konden gevat worden en werden te Sint-Truiden gevangen gezet : Margareta Quenen, Jan Lux, Agnes Omalia en Maria Omalia . Na een nauwkeurig onderzoek werd op 25 augustus 1766 het vonnis tegen hen uitgesproken .Margareta Quenen werd voor 30 jaar verbannnen uit het graafschap Loon en het land van Luik . De drie andere werden vrijgesproken , doch moesten de kosten betalen . (220)

-------------------------

(220) Diversa door E.H. Brouwers .

 

Stormramp in 1606 .
-----------------------

Op 27 maart 1606, tweede Paasdag, woedde er een vreselijke storm over ons land. De gevolgen waren zo ontzettend dat men zich er nauwelijks een voorstelling kan van maken . Tegen middernacht stak een hevige orkaan op, gepaard met onweer . Het noodweer duurde wel vier uur aan een stuk en richte onbeschrijflijke verwoestingen aan .

Praktisch al bomen werden ontworteld. Schuren waaiden om . Vele kerken en gebouwen sneuvelden ten dele of leden enorme schade . Er zal ook wel schade geweest zijn te Gelmen, maar deze is me niet bekend .

-------------------------------

 

Aantekeningen bij het kasteel La Motte
_____________________________________

De winninghe , huys, mesthoff met den toren, vijver en grachten . Daar omme ende den boomgaerd daer achter gelegen sijnde deel van het hergeweer luijckx leen verregen anno 1589 als vooren geseid is, groot bevonden 2 bunder 6 rpeden 18 cort .

regenoten die Santstraat voor die winninghe , het block hier na n° 2 Henriek Steenen met sijnen boomgaerd , den vloetgracht en daer over de straete leiden de van gelmen naer Hellesfort

N° 2 eenen klock land, genaemd den weenhoff, groot sijnde 13 roeden 15 cort, ook deel van het voors luickx leen
regenoten die Santstraat, joncker de Herckenrode met het hetselfde stuk en Henriek Steenen .

N° 3 den boomgaerd met den hof , genaemd den Swaenenhoff en den vijver daar achter en om sijnde recht over die voorswinninghe is ook deels voors luijckx leen ende is groot 2 bunders 4 roeden en 13 cort regenoten die Santstraat voor die winninghe en die weduwe Wouter Perilleux .

Het hof van der Motte , gelegen in het dorpe van Groot-Gelmen in het graafschap van Loon . Landen van Luddich sijnde een heer geweer luiks sijnde een leen . Verheffende in volle leen van sijne hoogheid de prinsbisschop in sijne leenzaal tot Luudich , bestaande in huis of eertijds bestaande in een sterkte met zijn valbruggen , boomgaarden , weiden, vijvers, cijns of pachten , bemden met alle zijne vrijheid, gerechtigheid .

Lopende de loonse lenen , cijnsgoederen en de anderen , allen toebehorende aan zijne edele heer baron de Herchekrode, heer van Waanrode .

1. Het heergeweer luiks is leen van der Motte bestaat in het volgende : een huis, hof - voortijds eene sterkte- winninghe , boomgaerde, wijer, grachten groot 2 bonder 6 roeden en 8 cort .

2. 5 bonderen akkerland, ook gelegen onder Groot-Gelmen in een meerder stuk hier nagemeld, genaamd die twaalf bonder .

3. 2 bonderen en half bamps gelegen in sekeren bampd genaemd die Langenbampd , hiernavermeld .

4. een bonder, genaamd het bos van Gelmen , tegens den voors langenbampd

5. Item 19 roeden land op de Krommenberg onder Groot-Gelmen .

6. 17 roeden land en 19 cort gelegen onder Rijckel op den groenen gracht

7. 3 vat koren foncier rente ook deel uit makende van het heergeweer - is een zeker leen gelegen onder Gelmen in het Ganzenbroeck . Nu toebehorende aan de pastorij van Gelmen voor de fondatie van de edelen heer Antonius de Herckenrode .

8.  Item 2 vat koren ook tot Gelmen op zekere weide achter die weide of de boomgaerd genaamd die Swaenenhoff . Eertijds toebehorend hebbend aan Jan Eben .

9. 2 vat koren .

10. Item zekeren cijnshof bestaande in .

Die Luikse heergeweer is een leen goederen samen belopende ongeveer 13 en 14 bonder .

Loonse leengoederen sijnde een lopend leen der loonse aerde .

1.  Te weten een bampd , genaamd den boschbampd groot 2 bonders 1 roeden gelegen tot Groot-Gelmen

2.  Item eenen hof en de grachten, eener wijer daar achter genaamd den Swaenenhoff groot een bonder gelegen in het dorp van Groot-Gelmen en recht over die poorte der winninghe .

3.  In een stuk land aan Engelingenmolen gelegen onder Berlingen 30 roeden loons groots

4.  10 roeden land in een meerder stuk land gelegen omtrent de 4 abeelen onder de jurisdictie van Rijckel

5.  21 roeden land in een meerder goed gelegen onder Gelmen tegen den langenbampd aldaar

6.  Item is nog loons lopend leen een perceel land genaamd den Wenhofft gelegen tussen die boomgaerd achter die winninghe en die tweelf bunder met nog een roede en 5 cort die voornoemde tweilf bonders tesamen 15 roeden

Vervolgens belopen die luikse en loonse lenen samen ten getale van 23 bonder en 3 roeden .

Hierna volgt het geheel bewijs der goederen onder Gelmen :

huys, hoff, winninghe en de boomgaerd met daar achter met de toren eenen kleinen weien en de sijnen grachten groot tesamen 2 bonders 7 roeden 18 cort . Dit is luiks leen .

Item een blok genaamd den Wenhof , gelegen achter den voornoemden boomgaerd tegens die Tweilf bonders groot 13 roeden 15 cort . Dit is lopende loons leen .

Item een stuk land genaamd die Tweilf Bonders gelegen achter het voornoemd stuk is groot 11 bonders 5 roeden ( waaronder 5 bonders zijnde luiks leen ) 1 roede 5 cort tegens den Wenhoft voor . Dit is 5 bonder luiks leen .

Item een boomgaerd over die winninghe gelegen waar en is eenen hoff rondom in sijnen gracht en achter eenen wijer welcken dese hoff en wijer tesamen is één bonder lopende loons aerde . Tesamen groot 2 bonders zeven roeden .

In het sasveld een stuk land gelegen aan de voorschreven boomgaerd groot 1 bonder 3 roeden.

Item een stuk land op den Krommenbergh gelegen waaronder 19 roeden naast die gemeynte van luycks leen zijnde samen groot 1 bonder 17 roeden 5 cort .

Item een stuk land tegen het voorgaande groot 2 bonders 10 roeden 14 cort .

Item aan het voorgaande een stuk land groot 8 roeden 7 cort .

Item in hetzelfde veld een stuk land groot 7 bunders 4 roden en 5 cort .

CUTTECKOVEN VELD

Een stuk land in het voorsijnd veld groot 1 bonder 3 roeden 11 cort en de helft .

Item een stuk land groot 2 bonders 17 roeden en 13 cort .

Item in hetzelfde veld groot sijnde 18 roeden en de helft cort .

Item een stuk land 15 roeden 14 cort .

Item een stuk groot 9 roeden 4 cort .

OP DE CAHOTTE

Een stuk land groot sijnde 1 bonder 18 roeden 2 cort .

IN DE KORENMINNE

Een stuk land groot 3 roeden tegen 11 roeden van het begijnhof van St. Truiden.

IN DEN NATTEN AERD

Een stuk land groot 1 bonder 14 cort .

Item een stuk aldaar gelegen 2 bonder 10 roeden en 13 cort .

Item een stuk groot 2 bonders 10 roeden .

Nog aldaar gelegen 15 roeden tegen die Armen van Berlingen .

IN T KLEIN VELDKEN

Een stuk land 1 bonder 5 roeden .

ONDER BERLINGEN

Een stuk land aan de molen van Engelingen en genaamd den Steenkuil groot 2 bonder 17 cort en half .

Item een stuk aan die Steenen Galg van Rijckel groot 13 roeden .

ONDER RIJCKEL

Een stuk land aan die vier Abeelen gelegen groot sijnde 17 roeden 15 cort . Dit is lopende leen loons goed .

Item een stuk in het Rijckelsveld groot 17 roeden en 19 cort . Dit is een luycks leen .

ONDER GELMEN

Eene weide genaamd die Perdsweide of Berdsweide groot 25 roeden .

Item eenen bampd aan die voorgeschreven weide gelegen groot 14 roeden . En nu een luycks leen aan eenen bosch nu ten dele lang groot 1 bonder 18 roeden .

Item een klein boscken aan het voorgfaande gelegen groot 9 roeden .

Item eenen maaibempd genaamd die Langenbampd aan het voorstuk gelegen groot sijnde 2 bonders 17 roeden .

Item eenen bampd genaemd die Boschbampd ook onder Gelmen gelegen groot 2 bonders 1 roeden .

Voorts eenen boomgaerd gelegen in het dorp groot 18 roeden 17 cort .

Het kasteel dat verscheidene keren verwoest is geworden door de verschillende strubbelingen in onze streken, draagt nog altijd deze sporen . De kelderverdieping en de oude toren zijn daarvan de beste bewijzen . De laatste brand had plaats in 1690 . Vanaf 1589 tot 1829 is het kasteel in handen geweest van de familie de Herckenrode .Na het overlijden van Theodoor François de Herckenrode gaat het kasteel over in de handen van z'n weduwe Marie Anne Louise Ulens en vervolgens aan de twee broers van deze dame te weten Jean Guillaume Ulens gestorven zonder erfgenamen in z'n huwelijk met Marie Catherine Hardiques en François Ulens gestorven in 1851 en getrouwd met Marie Anne Hardiques , z'n schoonzuster .

Deze twee Ulensen waren de zonen van Jean-Henri Ulens, advocaat , burgemeester van St.Truiden, afgevaardigde van de Tiers Etats te Luik en van Isabelle Louise Trinkeneers .

Deze Jean-Henri Ulens was de zoon van Guillaume Baudouin Ulens , burgemeester van St. Truiden en bezitter van het censaal hof de Brockendaal, ook afgevaardigde van de Tiers Etats van het land van Luik en van Marie Colen .

* * *

Hierna volgen twee copies van originele pentekeningen . De ingekleurde versies hebben wij in ons bezit .

 

BEMERKINGEN BIJ DE EERSTE PLANK

De acht wapenschilden vertegenwoordigen de acht kwartieren van Jean de Herckenrode , heer van Mulken , licentiaat in de rechten , burgemeester van Tongeren , die in 1589 het heerlijk leen de la Motte verwerft .

De genealogische volgorde van de acht kwartieren is de volgende :

 

 

Hieronder ziet U twee copies van twee zeer zeldzame tekeningen van een onbekende van het kasteel voor 1690 en na 1690 .

 

Enkele verkopingen van de familie Ulens aan gelmenaren in de 19 e eeuw .

Verkocht aan Smets , een perceel in den bosbampt voor 90 fr.

aan Jans Pierre, een perceen in den bosbampt voor 105 Fr.

aan Vandesavel , een perceel in den bosbampt voor 105 Fr.

aan Swennen, een perceel voor 55 Fr.

aan Malaise en Vroninckx voor 95 Fr.

aan Vanbrabant voor 20 Fr.

In het jaar 1865 :

aan Bex, hoefsmid , vier bomen voor de som van 65 Fr.

aan Vijgen voor 70 Fr.

aan Benats doornestruiken voor 15 Fr.

Aantekeningen van meneer Ulens in de eerste dagen van de eerste wereldoorlog .

Donderdag 30 juli :

Oproeping van de derde klas, opeising van de paarden

Vrijdag 31 juli :

Oproeping van de andere klassen niet- inbegrepen de 15 de . Monetaire paniek .

Zaterdag 1 augustus :

Monetaire paniek .

2 en 3 augustus :

Men vertelt dat de Duitsers de Maas hebben overgestoken bij Maaseik . Het antwoord op het Duits ultimatum is negatief .

Dinsdag 4 augustus :

Geen distributie . Een Duits vliegtuig vliegt over . Men verneemt te St. Truiden de oorlogsverklaring . Oproeping van de twee laatste klassen .

Woensdag 5 augustus:

Een Duitse patrouille tegengekomen te Oreye . Een patrouille lansiers in de gemeente .

Donderdag 6 augustus:

Men ziet Ulanen ( lichtgewapende ruiter, lansier, voor strategische verkenningen gebezigd in het Duitse leger ) in de gemeente .

Vrijdag en zaterdag :

Patrouilles van Ulanen , maar de lansiers achtervolgen hen en maken meerdere gevangenen .

Zondag 9 augustus :

Belgische troepen opereren in het Steendael tegen de Ulanen . Belangrijke Duitse troepenmachten stappen op naar St. Truiden via de wegen van Luik en Tongeren .

Maandag 10 augustus:

Incident te Brustem en te Rijkel . Een colonne van bevoorrading, gecommandeerd door de kapitein van Sartou eist op te Groot-Gelmen . Hij zegt ons dat Luik bezet is , zelfs de forten . De officieren ontbijten bij mij .

Dinsdag 11 augustus:

Een man die van Luik komt zegt dat de forten stand houden , maar dat de Duitsers in de stad zijn . Generaal Leman zou hen 24-uren gegeven hebben om te evacueren .

Woensdag 12 augustus:

Troepenbewegingen op de weg Sint-Truiden -Tongeren .

Donderdag 13 augustus:

Troepenbewegingen gedurende de ganse nacht op de weg St. Truiden-Tongeren . Men meldt slachtoffers . Luik is gebombardeerd , maar de monumenten hebben weinig geleden .

Vrijdag 14 augustus:

Patrouilles van Ulanen . Troepenbewegingen richting Heers - Borgloon . Manoeuvers op het veld . Men plaatst kanonnen in de Galgstraat . De Duitsers verwachtten zich naar het schijnt op een ontmoeting met de Fransen . In de namiddag verlaten ze deze positie . Om 5 uur s' avonds trekken ongeveer 500 ruiters voorbij waaronder de huzaren van het detachement “ Koningin Wilhelmina “ en Ulanen, komende van Borgloon richting Waremme . Volgens één van hen zouden ze bijeen komen te Namen .

Zaterdag 15 augustus:

Patrouilles schieten op een vliegtuig . Veel kanonschoten richting forten . De achterhoede van de Duitse colonne bevindt zich te Klein-Gelmen .

Zondag 16 augustus:

We horen kanongebulder de ganse nacht . Volgens getuigen zou er fel gevochten worden rond Waremme .

Maandag 17 augustus:

Patrouilles logeren te Groot-Gelmen en omstreken . Bij mij heb ik generaal von Prawel, commandant van het 34 e infanterie, en de majoor Buden van het infanterieregiment “ Bremen “.

Dinsdag 18 augustus:

Vertrek van de passage - troepen gedurende de ganse dag langs de oude weg van St. Truiden .

Woensdag 19 augustus:

De doortochten blijven voortduren via de romeinse weg .

Donderdag 20 augustus:

Nog een kleine doortocht .

Vrijdag 21 augustus:

Men zegt dat Luik in handen is van de Duitsers .

Zaterdag 22 augustus:

Kleine doortocht . De distributie van water is kapot en geen benzine meer .

Zondag 23 augustus :

Grote gevechten in de omgeving van Namen .

Maandag 24 augustus:

Men zegt dat de Fransen Luik heroverd hebben en zich geïnstalleerd hebben in de forten . Loncin en Lantin zijn nog bezet door de Duitsers . Vele doortochten van Duitse troepen op de wegen Luik-Tongeren .

Een andere bron over de eerste oorlogsdagen :

Maandag 10 augustus :

Ruiters van het 9 e Regiment Ulhanen van Pomeranië en Huzaren van het Regiment Koning van Wilhelmina doen opeising in de gemeente . Tussen de officieren is er een prins von Saxe Weimar .

Vrijdag 14 augustus :

Doortocht van hierboven vermelde troepen die aan de slag van Halen hebben deelgenomen . Zij gaan richting Namen en blijven overnachten nabij de statie van Klein-Gelmen .

Maandag 17 augustus :

Een gedeelte van de 34ste infanteriebrigade blijft in de gemeente overnachten onder bevel van majoor Baelen van het 75ste infanterieregiment Bremen; generaal van Kraewel, later plaatselijk militair gouverneur in Brussel blijft ook overnachten .

Vrijdag 21 augustus :

50 mannen worden opgeëist om de hegge en het hout langs de ijzerenweg tussen Hoepertingen en Ordingen af te kappen .

Copies van de telegrammen van de staat , ontvangen door de gemeentelijke overheden bij het uitbreken van de oorlog .

•  Hasselt 5 aug. 1914;

Burgemeester Groot-Gelmen - Gelinden.

Volgens bevel van de minister van Binnenlandse zaken doe onmiddellijk openmaken desnoods door macht politie en veldwachter alle in de gemeente bestaande duivenhokken .

•  Hasselt 5 aug. 1914.

De staat van beleg is uitgeroepen over gans de uitgestrektheid van de provincie Limburg . In de ernstige omstandigheden , waarin wij ons bevinden dienen de Belgische driekleuren in het aanzien der natie te wapperen en voor haar te zijn , zoals het nationaal congres gewild heeft, een teken der onafhankelijkheid van Belgïe en tot herkenning van al de vrienden van het bedreigd vaderland . Ge zijt verzoekt onmiddellijk de nationale uit te steken op de al de openbare gebouwen uwer gemeente .

de gouverneur

Baron de Pitteurs Hougaerts .