De Montferrant te Batsheers : hun verbondenheid met tempeliers, de latere Hospitaalridders

Iwein de Montferrant had Montferrant te Batsheers in leen van de hertog van Brabant (een enclave van Brabant in het graafschap Loon), maar gaf het aan de Orde van Sint-Jan (Hospitaalridders, later als orde van Malta bekend) voor 1383. Montferrant was een landbouwuitbating van 18 bunder en een cijns van 60 kapoenen (gesneden hanen). Zijn vader was Willem Honoreau van Alleur en hij heeft dit waarschijnlijk ook in leen gehad en zo de bijnaam Montferrant gekregen. Want een geboren Montferrant was hij niet. De echtgenote van Willem Honoreau was Pentecoste de Montferrant. Montferrant is geen naam die zijn oorsprong hier heeft, maar uitheems (waarover later meer ). Waarom heeft Iwein dit gedaan?

Iwein moet een goede band gehad hebben met Hendrik van Sint-Truiden die hoofd was van de Hospitaalridders in onze contreien. Door zijn hoge functie bij de hospitaalridders was Hendrik d’office aangesteld als raadgever van de hertog van Brabant. Op 22 augustus 1371 kreeg hertog Wenceslas van Brabant de ergste pandoering in zijn leven door de nederlaag tegen de gezamenlijke strijdkrachten van Julich en Gelders op de velden van Baesweiler (gelegen tussen Aken en Keulen). Als broer van de Duitse keizer vond Wenceslas het zijn morele plicht om de orde in het keizerrijk van z’n broer te vrijwaren. De hertog en ongeveer 1000 man werden gevangen genomen. Ongeveer 100 man stierven. Om de edelen te ronselen had Wenceslas hun beloofd dat de onkosten die ze eraan zouden overhouden terugbetaald kregen. Wenceslas kwam vrij zonder losgeld te hebben betaald in 1372 door de tussenkomst van zijn broer, Keizer Karel IV. Zijn echtgenote, hertogin Johanna, moest de staten van Brabant vragen om en bijzondere bede van 940.000 mottoenen. Dit was nodig om al de edelen hun losgeld en onkosten te kunnen betalen. Het minimum dat uitbetaald is geworden was 20 mottoenen en dit was de waarde van een paard van mindere kwaliteit. Een mottoen is een rekeneenheid, gelijk aan de franse Livre of het engels Pond. Dit werd niet gebruikt met normale betalingen. Deze eenheid bleef daarom altijd hetzelfde.

Iwein was ook geronseld en dit door Hendrik van Sint-Truiden. Hendrik was toen 63 jaar, priester-broeder van de Orde van Sint-Jan en kapitein van zijn eigen “rotte“. Rotte is middelleeuwse benaming voor een groep ruiters rond een kapitein. De naam van Sint-Truiden is louter om aan te duiden dat hij van Sint-Truiden was. Zijn wapen laat uitschijnen dat hij uit de Copis familie is, een familie van raadgevers die in de 15e eeuw geadeld zijn. Hendrik was commandeur van Chantraine en hoofd van alle goederen in de lage landen, algemeen schatbewaarder van de Orde van Sint-Jan van 1357 tot 1380.

De Rotte van de commanderie van Chantraine bestond uit 16 man, waarvan 12 uit het land van Loon. De grootte van de vergoeding die de benadeelde edelen kregen hing af van hun status en of ze gevangen genomen waren of niet. Bijvoorbeeld als ze niet gevangen genomen waren en van lage adel schommelde dit rond de 30 à 50 mottoenen, in geval van gevangenschap liep dit op tot 200 à 400 mottoenen. Hogere adel kon tot 600 à 3000 mottoenen betaald krijgen.

  • Arnold Bolle (de bastaard van Gelinden “bastaarden van Loon en van Doerne (familie van Duren bastaarden van de heren van Widooie“), schildknaap, kreeg 100 mottoenen.
  • Jan Bolle van Rijkel, broer van voorgaande en had de meeste gronden en titel van Rijkel, schildknaap, kreeg 30 mottoenen.
  • Nicolaas Bolle, broer van voorgaande, de bastaard van Gelinden, schildknaap, kreeg 38 mottoenen.
  • Amelius de Lexhy kreeg 142 mottoenen.
  • Hendrik van Meerhout kreeg 82 mottoenen.
  • Willem van der Motten kreeg 170 mottoenen.
  • Willem Smersnider kreeg 338 1/3 mottoenen.
  • Wouter Smersnijer kreeg 204 mottoenen.
  • Bruyn van den Spiegel (A Speculo) kreeg 284 mottoenen.
  • Willem van der Straten kreeg 342 ½ mottoenen.
  • Iwein de Montferrant kreeg 256 mottoenen. Wij weten dat hij gevangen genomen is.
  • Hendrik van Sint-Truiden, kapitein. In 1381 verklaart hij dat de hertog hem en zijn manschappen volledig vergoed heeft voor de geleden verliezen. De Orde van Sint-Jan verkrijgt privileges in ruil voor hun trouwe dienst. Tussen de hertog en Hendrik was er een hechte band, maar bij de anderen was er geen band met de hertog.

Vier ruiters van de Rotte van Chantraine waren niet van het graafschap Loon maar afkomstig uit de regio Sint-Truiden: Willem van Jancour kreeg 140 mott., Arnold van Villers (136 mott.), Hellin van Villers (334 mott) en Jan Velroux (98 mott).

Om even terug te komen op de uitheemse naam Montferrant, moeten we teruggaan tot de eerste kruistocht, de tempeliers en ridders van Sint-Jan. In 1102 nam Guillaume VI d’Auvergne de elite van de adel van de Auvergne mee op de eerste kruistocht. Ze vochten bij het beleg van Tripoli (1102-1109). Iets na 1100 hebben de eerste kruisvaarders een burcht Montferrand gebouwd die hoger lag en op een sprong van de vijandige stad Rafanee als grenspost maar ook als plaagmiddel. Deze burcht is meermaals belegerd geweest en er is fel om gestreden in de daaropvolgend jaren. Bij zijn terugkeer in Frankrijk heeft Guillaume een nieuwe stad met de naam Montferrand gesticht tegen de stad Clermont die vlak bij lag en de stad van zijn vijand was de bisschop en zijn bondgenoot de koning van Frankrijk. Enige tijd erna in de XII eeuw is Montferrand totaal verwoest door de franse koning. In Montferrand waren er belangrijke vestigingen van de tempeliers en de ridders van Sint-Jan. Het graafschap Auvergne wordt nadien opgeslorpt in het domein van de franse koningen.

Uit voorgaande blijkt dat de naam Montferrand gebruikt wordt als men een tegenpool nodig heeft tegen iets. Zowel tijdens de kruistochten (tegen de stad Rafanee) als in Frankrijk (tegen Clermont) en gebruikt door mannen die op kruistocht geweest zijn. Nog een voorbeeld is Montferland (eigenlijk Montferrand) in Nederland dat gesticht is door Constantijn (van die voornaam hadden ze nog niet gehoord toen), een ridder die terug kwam van de kruistochten. Komt Iwein de Montferrant toevallig aan te Batsheers of niet?

Ik veronderstel dat hij er geparachuteerd is door de hertog van Brabant om er dit kleine gebied als een enclave in het graafschap Loon te behouden. Montferrant was een brabants leen. Vergeet niet dat Iwein 11 dochters had die aan goede partijen zijn uitgehuwelijkt. Tussen de hertog van Brabant en de graaf van Loon waren er constant strubbelingen in de grensgebieden van het graafschap Loon (zie ook Brustem, Hamal (hetzelfde type donjon als Batsheers). De heren van Batsheers die de donjon bewoonden waren leenmannen van de graaf van Loon. Te Batsheers is er een kasteel de Montferrant geweest (als tegenpool ??). Ook te Hamal was er de tegenpool met Rutten (brabantse enclave).

Over de 11 dochters van Iwein is al geschreven en ga ik niet meer op in, behalve dat één dochter getrouwd was met de heer van Wezemael, een geslacht waar tempeliers of hospitaalridders in voorkomen. Naast die 11 dochters had Iwein 2 zonen waaruit de nakomelingen Oreye, Velroux en last but not least Rummen in leen hadden. De tak van Rummen heeft het bijna tot graaf van Loon geschopt door de juiste huwelijkspolitiek (trouwen met de zus van de graaf van Loon (weduwe), zijn nakomeling trouwt met de dochter van de graaf van Vlaanderen (onbeperkte geldstroom) en het kasteel van Rummen laten bouwen als bolwerk tegen de prins-bisschop aan wie het graafschap toekwam na de dood van de kinderloze graaf van Loon. Even een tussendoortje: in Rummen werd het gebied van de Montferrants “klein Vrankrijk“ genoemd. Bedoelden ze “Vrank“ of “Frank“? Ik ga hier niet op in, dit zou ons te ver leiden. Stel je voor dat het gelukt was. Een “mission impossible“ in opdracht van de hertog tot een buitengewoon einde brengen.

Rond het tijdstip dat Iwein de Montferrant te Batsheers arriveert, is de voornaam Iwein in deze streken nog niet gekend. Iwein is zeker geen germaanse naam en komt niet voor op de kristelijke heiligenkalender. Hij is ontstaan uit keltische sagen die later bewerkt zijn door de franse dichter Chrétien de Troyes (Ivain le chevalier au lion, ook voornamen als Lancelot, Tristan, Perceval). Deze sagen zijn bezongen aan de hoven rondom het Gentse in de 11e en 12e eeuw. De voornaam Iwein is zo in gebruik geraakt, eerst bij de aanzienlijke heren, daarna bij de kleine adel en verder de gewone mens. De voornaam Iwein heeft nooit meer dan 0,5% uitgemaakt van alle voornamen. Iwein van Aalst was een van de eerste. Hij was een topper van de Vlaamse feodaliteit. Van Vlaanderen, naar Brabant en dan bij ons terecht gekomen. In dek dat in 1324 een zekere Iwein van Houppertingen bestond. In Frankrijk en England kwam Iwein niet voor.

Zo begint mijn verhaal met Iwein en eindigt 200 jaar later met Iwein. De bedoeling is geen opsomming te geven van personen en data, maar waarom ze te Batsheers zijn komen wonen en hun motivatie voor de troon van het graafschap Loon.

Verder behoorden de latere Monferrants niet tot de mannelijke linie van de oude ridderstam Monferrant. Want in de jaren 1532-1536 was Godfried Hantbooms heer van Montferrant. Welnu zijn afstammelingen heetten weldra van Montferrant; zelfs het familiewapen der oude Montferrant’s (zwarte leeuw op zilveren veld) prijkt in de kerk van Batsheers op een grafsteen met onder meer volgend inschrift: Abraham van Montferrant +7-10-1640; Willem-Arnold van Montferrant (laatste heer van dit geslacht) +9-4-1682.

Het oude wapenschild van de Montferrant’s behoorde niet tot Ywein de Montferrant, maar tot de familie de Geneffe waarmee één van zijn dochters getrouwd was.

Lambert Barée