gisteren dag 64 donderdag 14 juni 2001 morgen

Verlangen versus verantwoordelijkheid

In dit stukje schrijf ik een aantal frustraties van me af. Concrete ervaringen van eigen dorp. Sommigen, tegen wie ik hard van leer trek, mogen zich hier in herkennen. Het spreekt vanzelf dat ik niet bang ben de verantwoordelijkheid te nemen voor wat ik schrijf, en evenmin ben ik bang voor de gevolgen.

Deze rustdag in het convent komt net op tijd. In stilte confronteer ik me met mezelf: “Waarom moet jij nu persé zo’n grote reis maken? Was 1996 dan niet voldoende? Waarom zulke risico’s, zulk gevaar lopen?”

De reden waarom ik dit doe: een verlangen, zeer diep in me, om de wereld waarin ik leef te leren kennen, in al zijn facetten. Mijn leven zal te kort zijn om heel die wereld tot me te laten doordringen. Maar de jaren die God me geeft zullen naar best vermogen besteed worden.

De wereld leren kennen? Ik woon in een klein dorp in een heel mooie streek: het Hageland. Hier, op een paar duizend kilometer van mijn thuis, doorkruis ik de meest verscheiden landschappen: eindeloze vlaktes, liefelijke heuvels en vervaarlijk uitziende bergen. Vaak is de zee mijn metgezel. De zee, die meer dan zeventig procent van ons aardklootje overspoelt. Hoe verschillend van thuis, hoe indrukwekkend bijwijlen, toch verlies ik niet de warme waardering voor dat mooie Waanrode, het dorpje waar ik al mijn hele leven woon.

De wereld leren kennen? Dat betekent ook: zijn bewoners leren kennen. Hun culturele en historische achtergronden zijn lang niet altijd dezelfde als die van bij ons. En dat heeft zo zijn weerslag op de dagdagelijkse attitude tegenover die vreemdeling met zijn zwaarbeladen stalen ros. Elke streek toont een andere mentaliteit. Sommige aspecten van die mentaliteit zijn vatbaar voor (mijn) kritiek, zoals ik al eerder heb opgemerkt. Vergeten we echter niet dat wij, zogenaamd nuchtere noorderlingen, Vlamingen, Hagelanders, Waanrodenaren, dat ook wij voor een stuk geconditioneerd zijn door onze cultuur, onze geschiedenis en onze economie. Vergeten we niet dat bepaalde gewoontes van bij ons evenzeer onderhevig zijn aan (mijn) kritiek, iets waarover ik al een stukje schreef, m.b.t. dodenverering bijvoorbeeld.

Reizen, observeren, nadenken: het heeft me de ogen geopend voor wat ik thuis, in eigen dorp, in eigen familie soms zie verkeerd gaan. En het heeft me geduldig gemaakt: maar al te vaak ontnemen anderen me de kans iets te realiseren waarover niettemin goed is nagedacht, waarover ik met mensen heb gesproken. Ideeën die de eerste kritieken reeds hebben doorstaan.

Ik ben geduldig geworden, d.w.z. ik heb leren dulden. Ik duld dat men me op een zijspoor rangeert, om welke reden dan ook. Maar meestal gaat het alleen maar om de angst zijn macht te moeten delen, zijn prestige te verliezen. Wie me opzijschuift, wel die doet dat maar. Ik zal niet terugbijten. Ik heb dat leren dulden. Maar laat hij goed beseffen dat ik zijn beweegredenen doorheb; dat hij zichzelf daarmee ontmaskert als een bijzonder kleingeestig individu.

Er zijn al lieden in mijn Waanrode, die zichzelf tot slachtoffer maakten van hun eigen eerzucht, hun angst iets te moeten delen met anderen. Ze hebben zichzelf veroordeeld, gaan roemloos mee ten onder, samen met hetgeen ze hielpen opbouwen, als hun levenswerk beschouwden en tenslotte zelfs min of meer als hun eigendom. Zonder in te zien dat zijzelf, ouder geworden, hun levenswerk dienden door te geven aan de jongere generatie: mijn generatie. Nee, in plaats daarvan klampen ze zich nog krampachtiger vast aan hun zinkende schip. Tja, de kapitein verlaat zijn schip niet…

Ze doen maar. En dan maar kritiek hebben op die lastigaards die – opzijgezet – elders, buiten Waanrode, wél een kans krijgen. Ik durf rustig te stellen dat de leden van het Sint-Lambertuskoor te Heverlee bijvoorbeeld, erg tevreden zijn over mijn diensten als koorleider. Daar ben ik als vriend vertrokken om deze reis te maken. En het doet me bijzonder veel deugd te horen hoe tevreden ze zijn over mijn jonge opvolger.

Ondanks mijn gebrek aan diploma’s heb ik een klein talent een kerkkoor te leiden; daarover ben ik liever niet vals bescheiden. Maar nooit of te nimmer laat ik eerzucht de motivatie zijn om voor een koorgezelschap te gaan staan, met mijn armen druk te doen, en iedereen te laten zien: “Hé, hier ben ik”. Daarvoor is de verantwoordelijkheid jegens de zangers, de priesters en de kerkgangers te groot. Mijn enige beweegreden is dat ik die verantwoordelijkheid graag neem. En wanneer er een beter dirigent verschijnt, dan ruim ik maar al te graag plaats, en zing uit volle borst mee met mijn vrij krachtige tenor, die iets rijker aan boventonen mocht zijn.

En maar kritiek hebben op die lastigaards die overal, in alle muziekmaatschappijen in de omgeving gaan meespelen, maar zich te schoon en te goed vinden voor de maatschappij in eigen dorp. Blijkbaar had ik nog te lang geaarzeld mijn lidmaatschap op te zeggen, want in het voorjaar 2000 viel er thuis een ongefrankeerde brief in de bus, waarin men me droogweg meedeelde me “van de ledenlijst te schrappen”, en dit om allerlei redenen. Uiteraard heb ik die toon niet gepikt. Mijn brievenbus weten ze verdorie wel staan, maar de deurbel, nog geen meter verder, die is blijkbaar onzichtbaar!

Ze durven me niet eens in de ogen kijken, want dan worden ze gedwongen hun masker te laten vallen. Maar al te wel beseffen ze dat ik hen doorheb, en wat het voor hen nog pijnlijker maakt is dat ik lang niet de enige, en zeker niet de eerste ben, die hen doorheeft. Jazeker, ik ben bijzonder scherp tegen bepaalde individuen uitgevallen. Er was er zelfs één bij die prestige trachtte te putten uit mijn bedevaart van 1996. Soms bakt men het wel erg bruin!

Maar toch hou ik van dat dorpje: landelijk, eigengereid, met een ietwat stugge volksaard, dat typisch schijnt te zijn voor een wat geïsoleerde streek. (In het Hageland liggen er helemaal geen steden!) Niemand die me mijn liefde voor mijn thuis afneemt, want – ik schreef het al – ik ben een geduldig mens geworden.

En mijn geduld werd ook in Waanrode beloond: in 1997 zat onze toneelkring Lido met een tekort aan spelers, en samen met enkele anderen heb ook ik mijn kans gekregen. Ik ben zeker geen begenadigd acteur; dat talent heb ik niet. Maar de toneelvrienden weten best hoe graag ik speel. Niet om de plezantste of grootste rol, niet om de open doekjes. Ik neem graag de verantwoordelijkheid tegenover medespelers, bestuur en publiek om mijn rol zo goed mogelijk te integreren in het geheel. En mocht morgen iemand anders graag zijn kans wagen, dan ben ik de eerste om mijn plaats met graagte af te staan, om één of andere taak achter de schermen waar te nemen.

Ook in de parochieploeg doen zich regelmatig gelegenheden voor om me met graagte ten dienste te stellen. De andere ploegleden weten zich vaak geen raad met me; éénmaal werd ik zelfs een maniak genoemd. Maar ze hebben gelijk, hoor. Doe ik iets, dan wil ik het goed doen, met maniakale gedrevenheid. Ook om deze reis te maken moet je nu eenmaal een beetje maniak zijn. Vergeten we niet dat de allergrootste Maniak aller tijden een kleine tweeduizend jaar geleden er zelfs een gruwelijk sadistische dood aan twee balken voor overhad, omdat Hij, door zo tergend langzaam te stikken onder Zijn eigen lichaamsgewicht, terwijl de spijkers Hem handen en voeten verbrijzelden; omdat Hij dus ervan uitging zo de mensheid te redden, voor eeuwig en altijd. Geloof het of geloof het niet!

Besef je nu, beste lezer, waarom ik, voor de tweede maal reeds, maandenlang van huis ben? Begrijp je nu, waarom ik al die risico’s durf te nemen? Nee? Omdat ik graag reis, en graag de volle verantwoordelijkheid neem daarvoor, met inbegrip van het respect voor ouders, familie, vrienden en kennissen: zij maken zich ongetwijfeld zorgen o.w.v. het incident te Terlizzi.

En alleen maar iets graag doen, zonder evenwel verantwoordelijkheid te willen nemen? Doe het gerust, ik hou je niet tegen. Maar wees gewaarschuwd: niet alleen ik zal je ware motivatie doorhebben, hoe goed je ze ook poogt te verbergen…

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996