gisteren dag 19 maandag 30 april 2001 morgen

Kennismaking met Mariano en met Samir

Mariano, Franse Vlaming van Spaans origine, troont me mee doorheen de grootstad. De hele ochtend zoeken we vergeefs naar een geschikt voorwiel, tot twintig kilometer buiten het centrum. Weinig winkels zijn open, en de meeste voorwielen hier zijn voorzien van een kliksysteem dat onbruikbaar is op mijn fiets: hun holle assen verdragen niet dat gewicht dat mijn heel simpele systeem met volle massieve as, bevestigd met gewone moeren, wél aankan.

Na de middag staken we onze zoektocht, en dat zal morgen op het Feest van de Arbeid niet anders zijn. Woensdag zal Mariano me meenemen naar echte fietsenmakers; mecaniciens, die desnoods een heel nieuw wiel vlechten rond de oude as. Alleszins verlaat ik Marseille woensdagavond, want mijn ticket voor de boot heb ik al gereserveerd.

De was doe ik in een wassalon, niet ver van mijn hotelletje. Vreemd: hier wassen en strijken niet de vrouwen, maar wel de mannen. Ik knoop een gesprek aan met Samir, jonge Algerijn vanuit Kabylië, dus van Berbers origine. Open geest, reageert erg waarderend op mijn aanwezigheid en op de redenen waarom ik deze reis maak. Het verschil in cultuur en godsdienst valt volledig weg, en de manier waarop hij luistert naar mijn uitleg m.b.t. Petrus, Jakobus en vooral Franciscus is recht evenredig met mijn aandacht voor het probleem tussen autochtone Algerijnen (lees: Berbers, Kabyliërs) en inwijkelingen uit Arabië die soms brutaalweg door terreur en moord de oorspronkelijke woestijncultuur dreigen uit te wissen.

Toch behandelt Samir zijn Arabische klanten met evenveel hoffelijkheid. Zoals hij met mij in het Frans converseert, zo praat hij met hen Arabisch. Hij is fier op zijn afkomst, zoals ik fier ben Vlaming te zijn. Maar evenmin als ik vindt hij zichzelf beter dan anderen, enkel en alleen o.w.v. de afkomst. Neen, dit is geen fundamentalist maar een lid van de intelligentsia die noodgedwongen zijn land verliet in de hoop op een beter leven. Vanuit de Sahara belandt hij in die andere woestijn: de grootstad. We wisselen adressen en e-mailadressen. En ik beloof hem voor hem en zijn familie te bidden, opdat hij een gelukkig leven zou mogen leiden, waarin hij toch een paar van zijn levensdromen zou mogen verwezenlijken. De wasbeurt betaal ik gewoon, maar de droogkasten zijn voor mij gratis. En dit totdat de laatste sok kurkdroog is. Ik neem me nu voor deze jongeman te groeten vooraleer naar Corsica te vertrekken.

Samir geeft me op mijn vraag een basiswoordenschat in zijn moedertaal: geen Arabisch maar Berbers. Lehna (sterk geaspireerde h) betekent vrede, thileli (th zoals bvb. in het Engels thanks) is vrijheid en met azul (u=oe) begroeten de Kabyliërs elkaar: heil! De weergave is in het Latijnse alfabet om de eenvoudige reden dat ik geen Arabisch schrift kan ontcijferen.

Om halfelf vertrek ik dus met Mariano op mijn vergeefse zoektocht naar een nieuw wiel. Na de middag trakteren we mekaar op wat hier een café belge wordt genoemd. Bij ons in Vlaanderen hebben we het desgevallend over een pintje.

Mariano verbleef met tussenpozen vele jaren in Marseille, en hij kent de stad uitstekend. We bezoeken te voet het oude centrum, het oorspronkelijke Marseille. De sfeer doet me denken aan de Brusselse Marollen: je waant je geenszins in een metropool van zowat anderhalf miljoen inwoners.

Zo wandelen we de ganse middag rustig door de oude havenbuurt. We vergeten eenvoudigweg het middagmaal en bezoeken de kathedraal, opgetrokken in een negentiende-eeuwse neostijl (neoromaans, neobyzantijns?) die me wel bevalt. De gewelven spreken hier dezelfde taal als de bevolking: Afrika is niet zo ver. Dit gebouw kon evengoed een moskee zijn, ware het niet dat er een twee meter hoog verguld houten Mariabeeld stond, dat in processie wordt rondgedragen op vijftien oogst, onder luid applaus en onder het roepen van de kreet E viva Maria in welluidend Provençaals.

Evenmin als Mariano ben ik een nachtraaf. We hebben bepaalde dingen gemeen: ook hij bracht enkele jaren door in het seminarie (hij is nu 53, ik 35) en hield het daar voor bekeken voor ongeveer dezelfde redenen als ikzelf. Beiden hebben we iets rebels, iets dat ons eenvoudigweg belet om gehoorzaam te zijn. Allebei zoeken we totale vrijheid, ik door een grote reis te ondernemen, hij door binnen enkele maanden op een boot te gaan leven en zeeën en oceanen over te steken.

Mariano bleef evenwel geen vrijgezel maar had geen geluk met de vrouwen. Zijn tweede vrouw van wie hij gescheiden leeft, lijdt aan kanker. Hij ging door een zwarte periode, verloor zelf t.g.v. de ziekte van zijn vrouw alle levenslust, dacht ooit zelfs aan zelfmoord – of moet ik zeggen zelfdoding. Maar zijn echtgenote schijnt de ziekte te overwinnen en hij wil haar verder steunen. Op dit ogenblik is hij nog te bang zich op te dringen. De hotelbaas kent zijn situatie en merkt op hoe Mariano reageert op mijn aanwezigheid: “Op één dag tijd is hij enorm geëvolueerd in gunstige zin, mijnheer. Want hij heeft iemand gevonden die, verloren in de grootstad, zelf ook nood had aan gezelschap. En dat bent u, mijnheer.”

Ongewild heb ik het beste in Mariano naar boven gehaald. Het is geen medelijden dat ons aan elkaar bindt, maar een begripvol respect. Mariano vraagt me om absoluut langs Marseille te passeren op mijn tocht van Italië naar Spanje. En morgen wisselen we adressen en telefoonnummers en wijzig ik mijn route enigszins. Een omwegje van zestig, zeventig kilometer mag kunnen.

Mijn hoofd is nu ver weg van het beschadigde voorwiel en ik heb alle vertrouwen, alle geloof in mezelf, in God die me dat wiel wel zal bezorgen, in de thuisblijvers die al op de hoogte zijn van dit oponthoud en in mensen als Samir en Mariano. Een bewijs temeer dat geloven iets is waaraan je dagelijks moet werken, omdat het dagelijks op de proef wordt gesteld. Vol overtuiging bid ik deze avond het Credo:

Ik geloof in één God, de Almachtige Vader…
En in één Heer, Jezus Christus, eniggeboren Zoon…
In de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft…

Home Top Gisteren Morgen