gisteren dag 142 vrijdag 31 oogst 2001 morgen
Vertrek te Valdesalor (Cáceres - Extremadura) Aankomst te Casar de Cáceres (Cáceres - Extremadura) Overnachting: refuge
Maximumsnelheid: 51 km/u Gemiddelde snelheid: 13 km/u Dagafstand: 25,37 km Duur etappe: 1:57u Totale afstand: 8437,1 km

In ware pelgrimsstijl

Tot voor kort had ik een beeld van de Ruta de la Plata, als zijnde een bedevaartsroute waarop nauwelijks overnachtingfaciliteiten bestonden t.b.v. de weinig talrijke pelgrims, vergeleken bij de Camino Frances. Dit beeld stel ik even bij, ook voor die lezers die ooit deze route naar Santiago willen volgen. Ik heb de nacht dus doorgebracht in een lokaal van de gemeente - of van de parochie, want hier in Spanje is het verschil niet altijd even duidelijk – en rij ’s ochtends de laatste kilometers tot Cáceres, een stad met een geschiedenis, ouder dan de legioenen die afkomstig waren van dat andere Zuideuropese schiereiland.

Op de Plaza Mayor ontmoet ik Pepe “el Gallego”, die meermaals verscheidene Camino’s heeft gewandeld. In 1996 was hij gastheer in één van de refuges te Castrojeriz. Uiteraard kent hij ook die andere gastheer van de kleine refuge, temidden van de graanvelden, aan de rijke bron van de plaatselijke heilige San Boadillo, afgekort tot San Bol, of Sambol. We praten wat over Luis, met veel respect, en met spijt omdat die vorig jaar Sambol verliet. Woont Luis nog in Burgos, waar ik hem vorig jaar terugvond? Ook Pepe blijft het antwoord schuldig.

Figuren als Jesus Arias Jato uit Villafranca del Bierzo passeren eveneens de revue: de familie Jato ontving subsidies – ik weet niet van welke overheid precies – en begon in 1996 met de bouw van een gloednieuw complex, ter vervanging van de reuzenconstructie, opgetrokken uit hout, zeel en plasticzeil. Waarschijnlijk zal de nieuwbouw wel comfortabeler en properder zijn, maar het oude, improvisatorische onderkomen had zo zijn charme. Enfin, dat zien we wel te zijner tijd…

Ook Tomas, de Laatste Tempelier uit het spookdorpje Manjarín boven in de bergen vormt een gezellig gespreksonderwerp, al was het maar omdat ik in 1997, op bezoek bij Luis in Sambol, ook Manjarín aandeed, om er de oude grijsaard Paulino op te pikken. (Paulino verving Luis gedurende een tiental dagen, toen die naar Hongarije reisde.) Stel je voor: mijn kleine autootje, een Peugeot 205, ikzelf (73 kg), mijn neef Patrick (een stuk over de 100 kg), Luis (ik schat hem 85 kg) en zijn vriendin Brigitta (50 kg?), Paulino (ook meer dan 100 kg), diens bagage (meer dan 50 kg) en een jonge Leonese herdershond. Paulino stond erop ook zijn volwassen Leonese herder mee te nemen, maar dat beest woog minstens zestig kilo, en Tomas, Luis en ikzelf hebben al onze overredingstalenten moeten aanboren vooraleer de oude man toegaf. (Hij schreef me later dat Tomas zijn hond voorbeeldig had verzorgd.)

Wie nog ter sprake komt is José-Maria, de pater te San Juan de Ortega, want over hem doen allerlei geruchten de ronde. De één beweert dat hij overleden is, volgens anderen werd hij in het gekkenhuis opgesloten. Maar Pepe loopt niet zo hard van stapel: “José-Maria heeft een zware depressie achter de rug en wil spoedig weer pelgrims ontvangen in zijn klooster. Maar zijn beroemde hond, Callixto, die vroeger elke ochtend de voetgangers richting Burgos begeleidde is niet meer…”

Alfredo houdt nog steeds de refuge te Molinaseca, en ik moet hem de groeten doen van Pepe.

Het wordt later en later. Ik bezoek gedurende twee uur de oude, pittoreske wijk van Cáceres en het museum. Daarna gaat het gezwind tot in het eerstvolgende dorpje, Casar de Cáceres, waar ook een refuge blijkt te zijn. Tenslotte ben ik op een Camino, hé!

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996