gisteren dag 76 zaterdag 20 juli 1996 morgen

Een stukje van mijn hart zal altijd in Sambol blijven

Op deze buitengewoon rustige dag maak ik opnieuw zo'n beetje Luis’ medegastheer spelen. “Mi casa es tu casa!” (Mijn huis is jouw huis), zo luidt zijn devies, en dat geldt voor iedereen die hier langskomt. Hier bestaat geen reglement, geen huisregel; ik schreef het ook in mijn commentaar van 19 juni: je mag hier meer dan één nacht blijven. Toch wordt van deze gastvrijheid geen misbruik gemaakt, omdat ze waarschijnlijk zo direct uit Luis’ hart komt. Getuige daarvan de doos voor vrije giften (die je in bijna alle refuges terugvindt): hier in Sambol is die voldoende gevuld om de pelgrims – en eventuele andere gasten – van lekker eten en drinken te voorzien.

Even de geschiedenis van deze refuge vertellen: in vroeger eeuwen leefde in Sambol een kleine gemeenschap van monniken, vlak bij de bron die hier onder het huisje opwelt. Later verdween dit klooster, maar zo’n vijftien of twintig jaar terug namen de bewoners van Iglesias, het dorpje op drie kilometer afstand, een lovenswaardig initiatief: er werd een gebouwtje opgericht t.b.v. de beewegers, alles zeer elementair: salon onder het koepeltje, keukentje, slaapvertrek, en in de tuin een betonnen waterbassin, gevoed door het overvloedige, zuivere en verfrissende bronwater. Sanitair werd niet voorzien – zoals ik reeds eerder schreef – maar door het veld loopt een beek waar het nodige zich op zijn gemak kan voltrekken.

Bij gebrek aan vrijwilligers wachtte de refuge een triestig lot: nog geen twee jaar later bleef van het huisje slechts een ruïne over. De Jakobgangers bleven weg, een enkeling daargelaten die de omweg van driehonderd meter slechts maakte om zijn dorst te lessen of een verfrissende duik te nemen.

Winter 1995-‘96 komt Luis hier “toevallig” langs. Geboren als jood in Israël kapt hij van de ene op de andere dag met zijn nochtans schitterende carrière in het Israëlitisch leger: Luis was nl. jachtpiloot. Zijn vrouw is allesbehalve tevreden over zijn beslissing en vertrekt met de beide kindjes.

Luis zwerft gedurende enkele jaren rond doorheen heel Europa, zonder een cent op zak. Maar diep in zijn hart is hij niet gelukkig met dit wilde leven. Vroeg of laat komt hij enkele bedevaarders tegen die hem over hun einddoel Compostela vertellen. Hij begint er zelf aan, bezoekt Santiago, en treedt in een Cisterciënzerklooster in La Coruña, na zijn doopsel. Hij wil zijn eigen leven weer zelf in handen nemen, en wil als monnik door het leven gaan. Na een tiental maanden verlaat hij La Coruña – het gemeenschapsleven valt hem zwaar – en begint een nieuwe pelgrimstocht naar Santiago, en nog één, en nog één… Tijdens de laatste tocht ontdekt hij de ruïne in Sambol.

Dan gaat alles erg snel. De burgemeester van Iglesias is in de wolken omdat een vreemdeling zich vrijwillig meldt om jaar in, jaar uit, het ganse jaar door, de refuge open te houden. Met de hulp van de dorpsbewoners knapt Luis het huisje weer op, en al spoedig is hij hier geen vreemde meer, maar een graag gezien man. Voorjaar ‘96 opent deze nieuwe herberg haar deuren, maar met ietwat andere principes dan de meeste andere onderkomens: Luis spreekt niet over een “refuge”, maar wel over een “hermitage”; onder de koepel richt hij een kleine kapel in, toegewijd aan de Heilige Maagd, aan Sint-Jakob en aan Sint-Rochus; en de deur staat werkelijk voor iedereen open, niet uitsluitend voor de bedevaarders.

Sambol betekent voor mij hét symbool van de hele Camino. Ten eerste o.w.v. het gebouwtje zelf, dat eenzaam in een kleine vallei ligt, midden in de graanwoestijn van Castilië: een uniek, rustbrengend landschap waar ook de dorpjes – zoals Iglesias zelf – erg geïsoleerd liggen; dit benadrukt nog het monotone karakter van de hete stofoceaan die aardrijkskundigen met de term Centraal Meseta aanduiden.

Ten tweede is er de persoon Luis en zijn Franse vriendin Agnes, die hem verscheidene maanden per jaar bijstaat – trouwens, het hele dorp telt mee. Na vier dagen in Sambol kennen de mensen me al: el Flamenco loco, de gekke Vlaming die alle dagen enkele keren in het zwembad plonst. Heel Luis’ wezen is erop gericht om elke gast tot ingetogenheid, gebed, bezinning en stilte te stimuleren, getuige de rustige nacht hier met zijn tweeëntwintig. Dat geeft een geweldige meerwaarde aan deze plaats, en aan de Camino zelf. Laten we bidden dat deze stille – en nochtans humoristische – man nog heel veel volk in zijn tempeltje mag blijven ontvangen, nog heel veel jaren lang. En als het me thuis eens teveel wordt, dan spring in in de wagen en ben ik op korte tijd hier om wat bij te tanken. Of zou ik voor altijd hier blijven…

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 2001