De Duitse schlager | in Nederland en België |
---|
RICHARD TAUBER
HOME | INLEIDING | DE PRÉHISTORIE | VAN A TOT Z | CONTACT |
°16.05.1891 - +8.1.1948
De Oostenrijkse tenor, de "Koning van het Belcanto" werd in het hotel "Zum schwarzen Bären" in de industriestad Linz geboren. Het hotel staat er nog steeds en wordt sedert 1977 uitgebaat door de familie Nell. De moeder van Richard was soubrette, ze trad m.a.w. dus als zangeres en danseres op in variététheaters, zijn vader toneelspeler. Door hun beroep, werd hij opgevoed in een pleeggezin. Doordat zijn ouders niet gehuwd waren heette hij oorspronkelijk Richard Denemy, naar zijn moeder. Pas na de adoptie door zijn vader in 1913, hij was toen al 22 jaar dus, kreeg hij de naam Richard Tauber.
Op 12-jarige leeftijd trok hij in bij zijn vader in Wiesbaden, waar hij naar het gymnasium ging. In Franfurt am main studeerde hij klavier en compositie, om uiteindelijk in Freiburg (Zwarte Woud) te belanden om er zang te gaan studeren.
In 1913, het jaar van zijn adoptie door zijn vader dus, stond hij voor de eerste maal in een opera op de planken, nl. in het Stadttheater van Chemnitz. Hij vertolkte Tamino in "De Toverfluit" van Mozart. Hij wordt aangenomen als "Königlicher Hofopernsänger" aan de Semperoper in Dresden. Vanaf 1918 treedt hij afwisselend op in de Berliner Staatsoper en de Volksoper van Wenen. Het is daar, dat hij in contact komt met operettecomponist Franz Lehár . Hij wordt diens favoriete vertolker van de tenorpartijen van zijn operettes en in het bijzonder van "Dein ist mein ganzes Herz" uit "Het land van de glimlach", dat hem wereldberoemd maakt. Dat Richard Tauber de opera voor de operette ruilde had echter vooral met de financiële kant te maken. In de Semper Oper van Dresden verdiende hij 12.000 Mark per jaar, voor de première van Lehár' s "Paganini" in het Theater an der Wien, 5.000 Mark voor één voorstelling ...
In 1926 huwt hij met de soubrette, de Hamburgse Carlotta Vanconti, die hij al 2 jaar kende en waarvan hij 2 jaar later scheidt. Het kost hem een alimentatie van 1 miljoen toenmalige marken. Dit belet hem niet een eigen filmmaatschappij op te richten. Hij had inmiddels een relatie met de russische zangeres Mary Loseff, die echter een alcoholprobleem had. Toen Richard in 1935 met Diana Napier huwde, verbeterde dit er natuurlijk niet op. Richard had als jood in 1933 Berlijn ontvlucht voor Londen, nadat hij het schrijven van zijn operette "Der singende Traum" beëindigd had. Het bekendste lied uit die operette "Du bist die Welt für mich" had hij speciaal voor zijn vriend Joseph Schmidt geschreven. Ook zijn 2de huwelijk met de actrice Diana Napier, was echter een kort leven beschoren.
In 1940 wordt hij Brits staatsburger en treedt hij regelmatig voor de Britse troepen op. In Groot-Brittanië krijgt hij wegens zijn uiterlijk de bijnaam "De man met de monocle".
In 1946 geeft hij in Zürich zijn afscheidsconcert en in september 1947 speelt hij zijn laatste operarol als Octavio in Mozart' s "Don Giovanni". In die tijd leeft hij met Esther Moncrieff te samen.
Einde 1947 wordt hijn in Londen geopereerd en op 8 jan. 1948 overlijdt hij aan longkanker. Richard was immers een fervent roker. Hij ligt in Londen op het Brompton Cemetery begraven. Door zijn luxueus leven en de vele vrouwen had hij bij zijn dood een belastingschuld van 700.000 Mark.
Rudolf Schock verving hem in 1949 in de reeds eerder geplande toernee door Australië.
Michael Jürgs vertelt in de biografie van Richard Tauber "Gern hab' ich die Drau'n geküsst" over het leven van een man, die van en voor zijn optredens leefde, maar tegelijkertijd een thuisloze was.
Richard Tauber maakte talloze platenopnames, zong verschillende (Lehár)operettes en opera' s en trad op in verschillende van de eerste europese geluidsfilms. Hij zette populaire songs op de plaat als:
"Ich küsse ihre Hand Madame", "Wenn die weisse Flieder wieder blüht",
"Du bist die Welt für mich", "Am Rhein und beim Wein", "Ich weiss nicht was soll es bedeuten", "Wien, du Stadt meiner Träume", "Muss i denn", "Schöner Gigolo","Verbotener Gesang", "Adieu mein kleiner Gardeoffizier", …
"Night and day", "Roses of Picardy", "Rose of Tralee", "Londonderry Air", "Sleepy Lagoon", "La Paloma", "O sole mio", "Fascination", "Toselli Serenade", "J' attendrai", "Oh what a beautiful morning", 'Rosmarie",
Met zijn (schlager)aria' s uit Lehároperettes en andere evergreens is Richard Tauber dé schlagerzanger van de jaren '30 en staan er altijd liederen van hem op verzamelcd' s met schlagers uit die periode.
Info afkomstig uit de Duitse Wikipedia , das Richard Tauber Online Archiv en http://www.steffi-line.de/archiv_text/nost_film20b40/27_tauber.htm
Hieronder vindt u de vrije vertaling van het artikel op de achterzijde van de LP "Abschiedskonzert", de laatste platenopname van Richard Tauber, opgenomen op 5 juni 1946 in Zürich. Eronder vindt u een foto van de LP, die later eveneens op CD verschenen is, en 2 foto' s, die zich eveneens op de achterzijde van de LP bevinden:
Richard Tauber, tenor
Radio-orkest Beromünster
Dirigent: Franz Lehár
Opgenomen op 5 juni 1946
Een Mimos/Fonoteam product
Met de voorliggende fonoplaat wordt het laatste concert van Richard Tauber en Franz Lehár voor de eerste keer aan de openbaarheid prijs gegeven. Het vond plaats op de 5de juni 1946 in studio Zürich van Radio Beromünster* en werd 2 dagen later uitgezonden. De speaker van de Zwitserse radio deelde op de 5de juni 1946 aan zijn luisteraars mee: “Wij hebben voor de 7de juni een concertvan het radio-orkest van Beromünster o.l.v. Franz Lehár aangekondigd. Daarnet is de beroemde tenor Richard Tauber in Zürich opgemerkt; hij zal als solist met het concert meewerken.”
Het bericht verspreidde zich in alle windrichtingen en nog dezelfde dag vroeg zender Wenen, de toelating bij de uitzending te mogen aansluiten.
Deze fonoplaat geeft het concert weer in de door Lehár en Tauber vooropgestelde volgorde.
Toen dit concert in de ether ging, lag Europa in zak en as. Lehár was uit het onwezenlijke naoorlogse Oostenrijk voor enkele maanden naar Zürich gekomen, Richard Tauber had gedurende de oorlog in Londen gewoond en was voor de eerste keer opnieuw op het continent.
Zürich was toen het culturele middelpunt van het hele Duitstalige wereld. In het Schauspielhaus was nog het hele legendarische oorlogsensemble van Oskar Wälterlin intact, in het Stadttheater, het huidige operagebouw, werden “Peter Grimes” van Benjamin Britten met Peter Pears opgevoerd, “Tristan und Isolde” met Annie Konetzni, Set Svaholm, Elsa Cavelti, Andreas Boehm, alsook “Tosca” met Benjamino Gigli. In het Kongresshaus vond een gala-avond van het Oostenrijkse Bundestheater plaats.
Richard Tauber en Franz Lehár ontmoetten in Zwitserland veel vrienden. Hier hadden talrijke kunstenaars hun toevlucht gevonden om aan de bruine tirannie te ontkomen.; in het Zürcher Stadttheater enscèneerde Fritz Schulz de Lehár operetten met Max Lichtegg in de tenorpartij, aan het Bernhard-Theater werkte Willy Stettner, die met Tauber vroeger in Berlijn op de planken gestaan had, in Leo Delsens Städtebundtheater Biel-Soloturn waren Otto Dewald, Thea Glan, Edith Tolnay, Egon Karter en Walter Kochner van de partij en in Basel stond Kurt Preger op de bühne, die nog in Praag de rol van Ottavio in “Giuditta” onder Lehárgezongen had.
Alhoewel Richard Tauber in de mogelijkheid was om overal ter wereld op te treden, had hij zeer geleden onder zijn twee emigraties. Nadat Hitler de macht in handen genomen had bleef Tauber tot half maart 1933 in Berlijn – tot hij na een benefietconcert bij zijn terugkeer in zijn hotel door de SA aangehouden werd en de volgende dag Duitsland stante pede moest verlaten. Het ging er bij hem niet in, dat hij in Duitsland ongewenst was. Twee jaar later reed hij op een augustusmorgen van Salzburg naar München. Hij ging er zijn vroeger stamhotel binnen, liep door de hall en werd door de hoofdkelner naar zijn gewone tafel begeleid. Richard Tauber bestelde zijn middagmaal, doch toen hij nauwelijks aan het voorgerecht begonnen was kwam de hoteleigenaar bij hem: “Verlaat zo snel mogelijk het lokaal, als je niet in Dachau wilt belanden.”
Als op 12 maart 1938 de Duitse troepen Oostenrijk binnenvielen, was Richard Tauber juist op een gastoptredentoernee in Italië. Van de pijn omtrent het verlies van zijn geboorteland sloot hij zich in Milaan drie dagen in zijn hotelkamer op en was voor niemand te spreken.
Als Oostenrijk in 1938 zijn onafhankelijkheid verloor, was Franz Lehár 68 jaar oud. Zijn gezondheid was fel verzwakt en hij moest zijn echtgenote beschermen, die van Joodse afkomst was. Men kan hem niet ten kwade duiden, dat hij niet emigreerde, maar we weten nu, dat Lehár veel kunstenaars geholpen heeft.
Nu was hij in 1946 naar Zürich gekomen en zijn leven liep op zijn einde. Maar de nieuwe ontmoeting met Richard Tauber gaf hem nieuwe kracht; hij dirigeerde het radio-concert met verve. De stem van Tauber – dat bewijst deze fonoplaat – was van een éénmalige schoonheid. De Zürcher Tat schreef na het concert over een sensatie. De opname lag tot op heden (1978) in het archief van de Zwitserse radio en was verloren gewaand; ze werd heden echter teruggevonden en voor de eerste maal gepubliceerd.
Van “Immer nur lächeln” bestond er tot op heden maar een Tauber-opname, nl. uit 1929, het jaar van de eerste uitvoering van de operette. “Dein ist mein ganzes Herz”, zingt hij hier, wat eigenaardig is, in 4 talen: Engels, Duits, Italiaans en Frans. “”Schweig, zagendes Herz” had hij al eens in 1932 opgenomen en “Du bist meine Sonne” had hij al eens in 1934 in Wenen op de plaat gezet.. Een vergelijking met deze titels met vroegere opnames bewijst, dat de stem van Richard Tauber in 1946 in bloedvorm was.
Negentien maanden na dit concert – op 8 januari 1948 - is Tauber in Londen gestorven, terwijl Lehár nog tot 24 oktober 1948 geleefd heeft.
Vrij vertaald naar Eynar Grabowsky
Kaft LP nr. RL 30337 van RCA
*Beromünster herinnert ons aan de "lampenradio's uit de jaren '50 en '60, met midden, lange en korte golf, met al die rare namen als Sottens, Kalundborg en vele andere, pure nostalgie in FM-tijden!