De Duitse schlager in Nederland en België

RUDOLF SCHOCK

°4.9.1915 - +13.11.1986
Rudolf Schock werd op 4 september 1915 in Duisburg geboren. Zijn vader was een fanatiek amateurzanger, die naast 4 zonen, Helmut, Alwin, Rudolf en Gerhard ook een dochter, Elfriede op de wereld zette, aan wie hij allen het zingen bijbracht. Bij de begaafde Rudolf verschenen de eerste vruchten van het vlijtig oefenen al in 1933, bij een proefopname met het operakoor van Duisburg. Dit bood hem als 18-jarige de mogelijkheid om zijn stem professioneel te oefenen. Weinige weken laten speelde hij al kleine rollen bij de Opera van Duisburg. Als men dan op zekere dag op zoek ging naar de beste koorzangers van Duitsland voor de Festspiele van Bayreuth, meldde hij zich aan en werd terstond aangenomen. Hier kwam hij in contact met de beste operazangers ter wereld en werkte hij nog harder dan voorheen om zijn doel te bereiken.
Een halte verder op zijn weg naar het succes was de Opera van Braunschweig (1937-40), waar de 22-jarige Schock, direct solorollen mocht spelen. Hij zong Linkerton in "Madame Butterfly", de hertog in "Rigoletto", Belmonte in "Die Entführung aus dem Serrail", Rudolf in "La Bohème" en voor de eerste maal "Tamino" in Mozart's "Toverfluit", wat zijn lievelingsrol werd. In Braunschweig ging hij echter nog een andere rol spelen, hij huwde er namelijk in 1939 met Gisela Behrends, een balletdanseres van de opera. Dan kwam de 2de wereldoorlog en Rudolf streed 3 jaar aan het Russisch front. In 1943 werd hij voor een jaar vrijgesteld voor optredens in de Berlijnse Stadsopera, maar een jaar later werd hij opnieuw naar het front gestuurd. Op het einde van de oorlog trok hij dan naar de Harz, waar zijn vrouw zich teruggetrokken had voor het oorlogsgeweld met hun 2 dochters, Isolde en Dagmar. Rudof ging op een boerderij werken, nadat de oorlogservaringen hem alle zin tot zingen ontnomen hadden. De intendant van de Opera van Hannover slaagde er toch in om hem, na talrijke vergeefse pogingen, weer op de bühne te krijgen. Van Hannover ging het dan naar Berlijn en in 1948 zong hij voor de eerste keer op de Salzburger Festspiele. Een jaar later doorkruiste hij gans Australië gedurende een 4 maand durende toernee, waarna zijn carriere echt gelanceerd was. Hij had nu eindelijk met zijn stem alle Duitse operabühnes, concertzalen, radiozenders en televisiestudio's veroverd. Hij zong in de staatsopera's van Berlijn, Hamburg, München en Wenen. Hij gaf concertavonden met liederen van Schubert, Brahms, Glück, Händel en Mozart als AKammersänger. Deze titel werd hem in 1954 door de Weense Staatsopera, waarvoor hij sedert 1951 werkte, verleend in juni 1954 voor zijn "Verdienste voor de kultuur". Zijn bijzondere operastem was geschikt voor zowel grote operapartijen, als voor het operetterepertoire. Ook zijn platen, opgenomen op Electrola en later op Ariola-Eurodisc scoorden steeds hogere verkoopcijfers.
Zijn roem weerspiegelde zich ook in talloze films als "Du bist die Welt für mich", "König der Manege", "Stimme der Sehnsucht", "An jedem Finger Zehn" en "Der fröhliche Wanderer" en optredens in televisieprogramma's.
In zijn nadagen (1969 (?), zijn stem werd al wat hees en begon volume te ontbreken) kon ik een optreden bijwonen in de toen nog niet gerestaureerde Opera van Gent, waarin hij optrad in "Die Fledermauss" van Johan Strauss.
Hij overleed op 13 november 1986 in Düren, halfweg tussen Keulen en Aken, in de omgeving van zijn geboortestad Duisburg dus. Hij ligt begraven op het kerkhof van Düren-Gürzenich.
De meest uitgebreide website over Rudolf Schock vind je op: http://www.rudolfschock.nl/