Wijdbeens en dichtbij schrijdt het reuzenlichaam voort.
Kleurvast. Tot sprookjes toe gewapend. Tijdloos.
Terwijl iets verderop een aap in hurkzit mediteert:
Een baviaan in het doorvoelde grijs van vroeger tijden.
En bijna, als vanzelfsprekend fladderen in geel en blauw
Libellen in het rond. Zoekend naar sporen van geluk.
En zonder, zonder een enkele oogopslag voel ik hoe
De dingen blind worden in de spiegel van mijn geest.
Hoe de kleuren zichzelf bekijken in mijn lichaam.
Hoe mijn lichaam uiteenspat in het kleurenspel tot ik
Nahijgend, oog in oog kom met wat onzichtbaar is
En het raadsel ontmoet, het raadsel van alle, alle zien.
Antoon Van den Braembussche