gisteren dag 101 zaterdag 21 juli 2001 morgen

Noordafrikaanse gastvrijheid

Die Samir is me er eentje. En zijn vrienden zijn al even uitgeslapen als hij. Ik nodigde hen uit voor een etentje op mijn kosten. Tenslotte heeft Samir mijn vijftien kilo wasgoed gratis in de trommel gestopt. Uiteraard laat ik hem de vrije keuze, wat het restaurant betreft: “De beste koeskoes van gans Marseille, en niet duur”, verzekert hij me.

Zijn beste vriend Jaja gaat mee. Het eethuis ziet er erg verzorgd uit, zonder daarom dure chique uit te stralen. De koeskoes smaakt heel anders, veel fijner, veel minder pikant dan wat ik elders gewend ben op mijn bord te krijgen. “Onze Marokkaanse broeders, ik kan ze best lijden hoor”, grinnikt Samir. “Maar van koeskoes hebben ze helemaal geen verstand.” Tja, bij ons in België zijn de Marokkanen nu eenmaal sterker vertegenwoordigd dan de Algerijnen. “Wij, Belgen, moeten het dus doen met die pikante troep van jullie broeders”.

De baas, Jaja’s oom, een vijftiger, brengt het onderwerp van gesprek op de politieke toestand in het thuisland. De jongeren verwijten het de Arabieren geen respect te hebben voor de oude Kabylische taal, de cultuur en de gewoonten. Oom gaat niet akkoord en merkt fijntjes op dat Berbers en Arabieren toch dezelfde culturele wortels hebben. Als neutrale buitenstaander moet ik volgens beide partijen hierop inpikken.

Eén van mijn hobby’s is linguïstiek. Ik meen te weten dat de Berbertalen en het Arabisch allen tot de Semitische taalgroep behoren. Ze zijn dus aan elkaar verwant. Op dat punt scoort de oudere man een punt, terwijl de jongeren me nogal wantrouwig aankijken. Maar wanneer ik eraan toevoeg dat dergelijke verwantschap evenzeer geldt tussen het Nederlands en – laten we zeggen – het Farsi (het Perzisch, de taal van Iran), beide Indogermaans, klaart hun gezicht op. Als Nederlandstaligen en Franstaligen elkaar al niet kunnen verstaan (ook Frans is Indogermaans), dan begrijp ik heel goed de enorme verschillen die er kunnen zijn tussen Arabisch en Berbers. Ten voordele van oom pleit dan weer het verschil tussen willen verstaan en kunnen verstaan, iets waarover ik als Belg maar al te goed kan meepraten.

Mijn tweede argument doet Samir en Jaja wat blozen. Namelijk dat er ooit een volk is geweest, ten tijde van de zgn. grote volksverhuizingen in de eerste eeuwen van onze jaartelling; een volk dat vanuit het noorden als een wilde golf naar Zuid-Europa rolde, en vandaar naar Noord-Afrika. In Spanje, vooral in Andalusië (of Vandalusië?), lieten zij hun ietwat primitieve inborst na, die de Spanjaarden nog altijd onderscheidt van de meer verfijnde Italianen. En in Noord-Afrika vermengden de Vandalen – want het is over dit volk waarover ik het nu heb – zich met de oorspronkelijke, zwarte bevolking, wat een nieuw type deed ontstaan. Het donkere krulhaar erfde onze Maghrebijnse medemens van zijn zwarte voorouders, maar zijn lichtere huid en zijn gelaatstrekken verraden het Europese bloed. Ongetwijfeld leeft het genetische materiaal van de Feniciërs, en zelfs van de Romeinen in hem voort. Was de Romeinse soldatenkeizer Septimus Severus geen Noordafrikaan? “Vreemdeling, je weet meer over de zaak dan ik vermoedde”, geeft Jaja’s oom als commentaar.

Maar met mijn betoog heb ik de arme Samir zowaar in extase gebracht. In een lange monoloog stapelt hij alle argumenten op tegen de Arabische overheersing in zijn land en zijn conclusie luidt dat hij “zelfs bereid is te sterven voor het principe van de vrede. Wat jij, Ludo?” Tactvol, om de goede sfeer niet te bederven en o.w.v. het lekkere eten, wijs ik hem erop dat vrede geen principe is: ze is realiteit of ze is het niet. Heel vaak is het wederzijdse angst die mensen naar de wapens doet grijpen. Eén van de grootste profeten van onze moderne tijd had dat heel goed begrepen: Nelson Mandela. De zwarten beloofde hij gelijke rechten. Tegelijk predikte hij verzoening tussen zwart en blank door de blanken te bezweren zich niet te laten leiden door hun angst voor wraak en vergelding. Samen met Gandhi is Mandela een legende geworden waarover men nog vele eeuwen lang zal blijven praten. Ik wens het Algerijnse volk, Berbers, Arabieren en lui van nog andere origine, ik wens ze zo’n profeet toe. Noch Jaja, noch Samir hebben nog één argument en met een brede glimlach serveert oom ons nog een stevige portie.

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996