Bomen zijn niet zomaar willekeurige
planten te midden van de talloze soorten die de wereld der
planten kent.Bomen hebben voor ons mensen de grondslag van
ons bestaan geschapen. In hun eerste vormen bestonden
ze vermoedelijk al circa 400 miljoen jaar geleden. En wat
betekenen daarmee vergeleken de afgelopen vier of vijf miljoen
jaardat er schepselen bestaan die men aanvankelijk mensachtige
wezens, en daarna mensen kan noemen? Hoe klein, hoe vergankelijk
is de mensheid niet, vergeleken met de boom?
Vele soorten bomen bestaan niet
meer. Wij plunderen hun fossielen: steenkool, bruinkool -
en zijn er nu in slechts een klein aantal decennia bijna in
geslaagd ook deze kostbare rijkdom van de aarde leeg te roven
- om van aardolie en aardgas nog maar te zwijgen!
Wij mensen, bij het begin van het derde millennium,
kunnen bomen ontmoeten, levende bomen, die ten tijde van
Christus al tweeduizend jaar oud waren.Ze bloeiden al en
droegen vruchten toen in Egypte de piramiden werden gebouwd,
en zagen meer dan honderdvijftig generaties mensen komen
en gaan. Maar nu lijkt hun einde in zicht, niet om dat ze
te oud zijn om nog verder te kunnen leven, maar omdat ze
de giftige stoffen die wij in lucht en water uitstoten niet
meer kunnen verdragen.
Onze voorouders hadden met bomen een heel
bijzondere relatie. Germanen en Kelten vereerden ze, zoals
alle oervolkeren, als iets heiligs, als verblijfplaats of
zetel van de goden. Ze kwamen bijeen onder de takken van
de machtige, steenoude boomreuzen en wisten zich daar verbonden
met hun ouders, grootouders en overgrootouders. Want net
als zijzelf hadden ook deze voorouders zich op die plaatsen
verzameld, geluisterd naar het ruisen en ritselen van de
bladeren en daar de stemmen van de overledenen in gehoord.