In de verte trekt de kleur weg uit het vergezicht.
Uit de aders van je gezicht vol licht. Oeverloos.
Hiervandaan naar elke berghut, elk bergplooi,
Verken ik de lucht en het landschap van je lichaam.
Zonder ooit een eindpunt te bereiken. Zonder ooit
De echo te vinden die in je juichkreet weerklonk.
Hemelhoog, daarginds, waaromheen je verdriet
Als een langzame, eenzame, onnavolgbare rivier
Naar het verdwijnpunt van de einder stroomt.
Nee, nooit zal ik zwijgen, mijn kleurenvrees bezweren.
Steeds zal ik met de eindeloze vingers van mijn blik
Naar je op zoek gaan, je aanraken, zij het even maar.
Antoon Van den Braembussche