gisteren dag 26 vrijdag 31 mei 1996 morgen
Overnachting: jeugdherberg

La cathédrale de la haîne

Lekker lang uitgeslapen, maar het bed was te zacht: mijn rug doet er pijn van. De stad bezocht: een kerk, Saint-Salvi, en natuurlijk ook dat enorme bakstenen schip dat de hele stad beheerst en waarop de Albigenzen zo fier zijn: de kathedraal. De buitenkant schrikt af: dikke muren, zeer weinig licht schijnt door de kleine ramen naar binnen. Een massief gevaarte, zonder ook maar de minste versiering, op het "Baldakijn" na, de uit natuursteen "gevlochten" ingang.

Niets aan deze zware buitenzijde laat vermoeden hoe licht de binnenkant door de bezoeker wordt ervaren. Eén enkele brede overspanning overwelft het ganse schip. De enorm dikke muren zijn uitgehold om plaats te geven aan tientallen kapelletjes. Het gewelf is azuurblauw geschilderd en de talrijke figuren geven het een levendige indruk, alsof het doek is i.p.v. steen: zeildoek dat wappert in de wind.

De kapelletjes en de wanden zijn eveneens bont beschilderd en je vindt er werkelijk alle stijlen in terug: zelfs kubisme avant-la-lettre. Vroeger moeten heel wat kerken er zo kleurrijk hebben uitgezien.

De jubee, stenen "breiwerk", scheidt het koor van de rest van de ruimte. De details zijn zo fijn dat het wel stucwerk lijkt i.p.v. beeldhouwwerk. Rondom het koorgedeelte loopt eveneens een stenen maaswerk, net als in de kathedraal van Chartres, maar nog eleganter, en met honderden beelden en beeldjes van heiligen, engelen en profeten: polychroom.

Het orgel, het grootste van Frankrijk, is op dit ogenblik buiten gebruik omdat een grote schoonmaak wordt gehouden die eventjes twee maand zal duren. Achter een tafel verkoopt iemand - de koster, of een pater of pastoor, weet ik veel - souvenirs. Wanneer de man opmerkt dat deze pracht en praal indruk op me maakt - niet alleen dat, hij herkent ook mijn schelp, symbool van alle bedevaarders naar Compostela - biedt hij me een extraatje aan, na sluitingstijd (voor de middagpauze). Hij neemt me mee naar de bovenverdieping, waar je een open zicht hebt op de immense binnenruimte, wijst me op prachtige wandbeschilderingen die voor de gewone toerist verborgen blijven, laat me het orgelfront van dichtbij bewonderen - ik zie pas nu hoe reusachtig groot het instrument wel is - en laat me toe enkele foto's te nemen, iets wat aan andere toeristen verboden is.

Na een lekker etentje vind ik een rustig pleintje met banken waarop mensen liggen te slapen. Ik kies het laatste vrije bankje, in de schaduw van een grote linde, en hou een reuzensiësta, wat bewijst dat mijn lichaam toch wel rust nodig heeft. Geen nood: Albi is een zeer mooie stad, en dus blijf ik hier nog één of twee dagen; ik heb de tijd en moet trouwens ook nog mijn was doen.

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 2001 Zelfde datum 2002