MONUC en Red Flag Alaska vanuit onze C 130 |
Wie zegt Belgische C-130 mag onmiddellijk de link leggen
naar de 15de Wing Luchttransport van Melsbroek, een eenheid die onafgebroken
onvermoeibaar uitzwermt over alle continenten. Enkele momentopnames van de
activiteiten te velde van deze luchtmachteenheid zijn dan ook zeker tijdens
een eindejaarsperiode echt wel op hun plaats. Onze keuze valt hierbij in
eerste instantie op de inzet van een C-130 ter ondersteuning van MONUC, de
vredesmacht van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo,
kortweg Congo. Ook mag de première van de deelname aan de oefening Red Flag
Alaska met twee C-130's niet aan onze aandacht ontsnappen.
Vooraleer ons te verdiepen in het MONUC-gebeuren is het zinvol om even het
algemeen kader te schetsen waarbinnen de grootste UNO-vredesoperatie van het
ogenblik zich afspeelt. De oorlog in Congo brengt de modale Europeaan
wellicht niet
echt uit zijn evenwicht. De media martelen immers ons netvlies met een ruim
aanbod van beelden
en verhalen over te talrijke conflicthaarden op onze aardkluit, waarbij de
aanslepende oorlog in Congo in het nieuwsaanbod niet echt tot de favorieten
van de verslaggeving behoort. Behalve indien slachtpartijen en
verkrachtingen worden gerapporteerd, al of niet onder het passieve oog van
de talrijk aanwezige UNO-soldaten. Het bezoek van een hoge UNO-gezant, zoals
Margot Wallstrom in april 2010, op de plaatsen van de gruwel en menselijke
ellende in Oost-Congo, focust de nieuwsgaring met ronkende verklaringen en
schrijnende getuigenissen even op de rape capital , maar verdwijnt
gezwind naar de achtergrond. We stellen ons dan ook met recht en reden de
vraag hoe Congo in deze dramatische toestand is verwikkeld geraakt?
Volgens ingewijden is de genocide in Rwanda in 1994 het begin van alle
ellende in Congo omdat nadien een aanzwellende stroom van milities, van de
meest uiteenlopende pluimage, een onderkomen zoekt in Oost-Congo.
Krijgsheren, rebellen, deserteurs, sommigen uit Oeganda, vervoegen het
kluwen van strijdende partijen waarbij ook lokale stammentwisten de
menselijke drama's alleen maar verergeren. Diverse initiatieven van
Afrikaanse leiders trachten de strijdende partijen te verzoenen. De
besprekingen resulteren op 10 juli 1999 in het Lusaka-akkoord, een op het
eerste zicht naar Afrikaanse normen vrij vlug en degelijk resultaat. Het
staakt-het-vuren, de terugtrekking van de buitenlandse troepen,de
ontwapening van de rebellen en hun integratie in het Congolese leger zouden
de weg moeten effenen naar een stabiele toestand voor politiek, economie en
samenleving. Al vlug blijkt het Lusaka-akkoord echter van minimale betekenis
te zijn. Het bevriest weliswaar de legers en milities in hun posities maar
doet de gevechten niet stoppen. Een toenemend etnisch militarisme steekt
vooral in Oost-Congo de kop op en creëert een web van kleine territoria. Het
aantal ontheemden en doden, vaak het slachtoffer van willekeurige
slachtpartijen, neemt zienderogen toe. Congo staat op het punt volledig te
fragmenteren. De wereldgemeenschap kan niet lijdzaam blijven toezien hoe de
Congo crisis evolueert naar "Africa's World War". Eindelijk wordt de
UNO-resolutie 1279 op 30 november 1999 goedgekeurd en wordt MONUC,
Mission de l'Organisation des Nations Unies en République démocratique du
Congo, in het leven geroepen.
De resolutie 1279, die de prelude is van een zeer omvangrijke UNO-vredesoperatie, kunnen we moeilijk in al zijn details toelichten maar enkele zinsneden verdienen toch wel wat attentie omdat zij in feite de kern van de opdracht weergeven en ook de kiemen dragen van succes of mislukking. De volgende kerntaken vinden we terug in het mandaat van MONUC: "establish contacts with the signatiories to the Ceasefire Agreement (...) to facilitate the delivery of humanitarian assistance (...) monitor the implementation of the Ceasefire Agreement and investigate violations of the ceasefire (...) supervise and verify the disengagement and redeployment of the parties' forces (...) protect civilians under imminent threat of physical violence."
De UNO is bij de aanvang eerder bescheiden in zijn vraag naar middelen en
personeel maar al vlug geeft men er zich rekenschap van dat het wespennest van
vooral Oost-Congo met de grove borstel moet worden aangepakt. De wensen van de
UNO is één zijde van de medaille, maar de keerzijde van de medaille, namelijk
voldoende manschappen ter beschikking krijgen en ze dan ook nog binnen een
redelijke termijn ontplooien en inzetbaar maken in het uitgestrekte Congo met
zijn primitieve infrastructuur, is titanenwerk. Opeenvolgende aanpassingen van
de basisresolutie zullen met een zekere regelmaat worden goedgekeurd, waarbij
het MONUC-mandaat af en toe wordt bijgeschaafd maar waar vooral de gestadige
toename van de personeelsenveloppe opvalt: 5.537 in 2000, 8.700 in 2002, 10.443
in 2003. In de loop van 2010 is MONUC aangezwollen tot nagenoeg 18.600
blauwhelmen, een duizendtal politiemensen, 700 militaire waarnemers en een
duizendtal burgerpersoneelsleden, afkomstig uit een vijftigtal landen. Met al zijn burgerlijke-, militaire-,
rechterlijke- en strafrechterlijke instanties is MONUC in 2010, - verspreid over
het ganse Congolese grondgebied maar vooral geconcentreerd in het oosten -, de grootste
operatie die door de Verenigde Naties wordt beheerd.
Sedert MONUC op Congolese bodem aanwezig is, zijn er toch wel enkele relevante
vaststellingen te doen. Vooreerst blijkt het Westen niet echt wakker te liggen
van de Congo-problematiek, althans te oordelen naar de samenstelling van de
troepenmacht waarin het Westen mondjesmaat zijn opwachting maakt. Vervolgens
leren we uit diverse rapporten, die met de regelmaat van een klok opduiken, dat
de lokale krijgsheren - of ze verdienen eerder het etiket van bendes - nog
te vaak dood en vernieling zaaien en dit soms zelfs onder het passief oog van de UNO-soldaten. Ook blijkt de rol van het Congolese leger niet vlekkeloos want
de FARDC passeert nog te vaak de revue met beschuldigingen van verkrachtingen,
plunderingen, dood en vernieling.
Ten slotte kan men ook niet onverschillig blijven voor de rol van de mineralen en edele metalen in de regionale wreedheden. De industriële ontginning van de rijkdommen van weleer heeft nu plaats gemaakt voor de eerder artisanale uitbating van open putten, door soms erg jonge werklui voorzien van houwelen en schoppen. De mijnuitbaters zijn erg inventief om de delfstoffen van eigenaar te doen veranderen maar botsen steeds op één van de lokale strijdende partijen, die met de heffing van een onafwendbare taks ondermeer hun onderbetaalde krijgers te velde kunnen vergoeden. De mineralen belanden na enige omwegen bij de handelaars, die zich vooral in Goma nestelen, de hoofdstad van de provincie Noord Kivu. Het probleem van de artisanale mijnbouw is alom gekend en geeft aanleiding tot nog eerder kleinschalige initiatieven om na de bloeddiamanten nu ook een halt toe te roepen aan de bloedmineralen. Steeds luider klinken de stemmen om een embargo af te kondigen en de bedrijven te boycotten die mineralen van twijfelachtige Congolese herkomst in hun elektronische componenten verwerken. Dit streven is prijzenswaardig, lijkt in theorie een haalbare kaart maar bots in de realiteit op heel wat hindernissen. Het is inderdaad geen sinecure om de oorsprong te achterhalen van de metalen die een Chinese producent van elektronische onderdelen verwerkt, hem geleverd door een maatschappij uit Zuidoost-Azië, die zich op zijn beurt bevoorraad heeft bij een smelter van metalen in Kazakhstan afkomstig van diverse leveranciers waarvan sommigen behoren tot de smokkelmaffia die zich via Rwanda vanuit Oost-Congo laat ravitailleren.
De toekomst van MONUC is moeilijk voorspelbaar. De resultaten op het terrein, de stabilisering van de Congolese samenleving en de bereidheid van de landen om middelen en troepen te blijven sturen zijn hoofdspelers in deze evaluatie. Toch heeft de UNO in de loop van 2010 ingestemd om het mandaat verder te zetten tot 30 juni 2011. Deze bevestiging gaat trouwens ook gepaard met een naamsverandering want MONUC gaat voortaan door het leven als MUNUSCO, Mission de l'Organisation des Nations Unies pour la Stabilisation en République démocratique du Congo. De stabilisatie van het grootste Afrikaanse land op de evenaar zou bijgevolg voortaan meer aandacht moeten krijgen. Inmiddels geeft de Congolese regeringsploeg onder leiding van president Kabila niet echt veel blijk van waardering voor het geleverde UNO-werk. Meermaals geven diverse woordvoerders te kennen dat het stilaan welletjes is met de pottenkijkers van MONUC en dat men een aanvang moet maken met de terugtrekking die tegen eind 2011 zou moeten afgerond zijn.
Vooraleer we de kern van ons verhaal aansnijden, namelijk de inzet van de
Belgische C-130 in het kader van MONUC, mag het aandeel van België in de UNO
vredesmissie even worden geschetst.
Na de bangelijke ervaringen van België
tijdens de genocide in Rwanda, en na de bevindingen van de gelijknamige
commissie, staat België niet echt te trappelen om troepen in te zetten in Oost-Congo. Weliswaar zijn er al geruime tijd een handvol Belgische waarnemers
onder MONUC-vlag actief maar deze geste lijkt vele jaren het maximum waarmee
België kan instemmen.
In de loop van 2008 verhoogt de VN gestadig zijn druk op Europa om toch maar een
bijzondere inspanning te leveren om MONUC te versterken. Er zijn immers signalen
over een dreigende leegloop van MONUC. België voelt zich even met zijn
Afrikaanse voorgeschiedenis en ervaring moreel verplicht om in Europa het
voortouw in handen te nemen. Voor het jaareinde defileert Congo weer eventjes op
de Europese politieke agenda. De categorische vraag van de UNO aan Europa om
tijdelijk MONUC met een overbruggingsmacht van 3.000 man voor drie à vier
maanden te depanneren vindt geen gehoor. De Algemene Vergadering van de VN
besliste immers eerder 3.000 extra manschappen naar het oosten van Congo te
sturen. De in plaats stelling van de door diverse landen beloofde versterkingen zal uiteindelijk ruim een
jaar aanslepen.
Toch zal België begin december 2008 zich akkoord verklaren om een duit in het
zakje te doen. Vanaf juli 2009 zal immers een C-130 met een detachement van een
25-tal militairen worden ingezet ten voordele van MONUC van op de luchthaven van
Bangoka, één van de twee luchthavens van Kisangani. Voor de rest blijft de VN
als virtuele bedelaar vruchteloos op vele deuren kloppen. De gulzigheid om nog
over een tweede C-130 en over 16 transporthelikopters te kunnen beschikken, om
kort op de bal te kunnen spelen in geval van incidenten en opflakkerende
twisten, is begrijpelijk.
Het is dus overduidelijk dat vooraleer onze C-130
neerstrijkt in Kisangani de werklast zowel binnen- als buiten de Congolese
landsgrenzen behoorlijk zwaar zal uitvallen. In een immens uitgestrekt land, dat
slechts over 480 kilometer geasfalteerde wegen beschikt, betekent tijd immers
leven en overleven.
Dan is nu het moment aangebroken om even in een momentopname de voorbereiding,
de ontplooiing en activiteiten van het BELDET (Belgisch Detachement) ten
voordele van MONUC te portretteren.
De beslissing van België om één van de twee gevraagde C-130's ter beschikking te
stellen is zeker niet lichtvaardig genomen. Het is tezelfdertijd het minimum en
het maximum want de C-130 is en blijft het werkpaard van de 15de Wing
Luchttransport. Hij of zij die hieraan zou twijfelen kan zich even verdiepen
in
deze toelichting die ondermeer een beeld schets van de opdrachten die tot
het takenpakket behoren van de Belgische Herc.
De ervaringen van de C-130 bemanningen in Congo zijn ongeëvenaard. Zij kennen
echt wel de klappen van de zweep en zijn zich terdege bewust van de
mogelijkheden, beperkingen en risico's die het tactisch luchttransport in
Centraal Afrika met zich meebrengen.
Tijdens de voorbereiding van de zending wordt niets aan het toeval overgelaten.
De manschappen worden dan ook zorgvuldig gekozen waarbij ervaring, technische
kwalificaties, training en medische geschiktheid de belangrijkste
beslissingsfactoren vormen.
Congo mag dan al voor velen al wel een tweede heimat betekenen maar een routine-
en relaxatiegevoel zijn uit den boze. Elke zending is en blijft specifiek. Een
zo goed mogelijke voorbereiding is trouwens nog steeds de beste garantie voor
een succesvolle uitvoering.
De typesamenstelling en het takenpakket van een MONUC-detachement
kan hier worden nagelezen. De erg veelzijdige
training van elke militair dient voor BELDET wel te worden afgestemd op het
humanitaire karakter van de opdracht en op het feit dat met een minimum aan zeer
gekwalificeerd en polyvalent personeel, in een werkomgeving waarbij verrassingen
soms uit een vreemde hoek komen, erg veel wordt verwacht van zowel mens als
machine.
Het trainingspakket en meer bepaald de inhoud van ICCS (Individual Common
Core Skills) en NTGS (Nieuwe Techniek Gevechtsschieten)
wordt hier toegelicht.
Alle facetten van de ontplooiing worden verduidelijkt in het operatieorder dat
tijdens een algemene briefing wordt toegelicht. De detachementscommandant, -
meestal de boordcommandant van de C-130 -, is dan na het indienen van de
vluchtplannen en het ontvangen van de diplomatieke toelating klaar om de tocht
aan te vatten.
Omdat de vlucht naar Kisangani meer dan 13 uur in beslag neemt, wordt meestal
geopteerd voor een tussenstop in Benin/Cotonou. Dit West-Afrikaanse land is voor
onze bemanningen geen onbekende omdat ze er in een recent verleden regelmatig
hun tactische kwalificaties kwamen behalen en dit zowel het varend personeel als
diegenen die zich ontfermen over het parachuteren van mensen en materieel. Het
traject naar Cotonou betekent een vluchttijd van ongeveer 10 uur, de laatste hop
tot Kisangani ligt nagenoeg 5 uur 30 verder. Vaak wordt echter ook een ommetje
gemaakt langs Kinshasa om er een deel van de lading voor Belgische klanten af te
zetten en MONUC-cargo aan boord te nemen.
Bij de landing in Kisangani maakt de vorige BELDET-ploeg haar opwachting.
Iedereen is gepakt en gezakt en de nieuwe ploeg zal gedurende een viertal weken
de aanwezigheid van de Belgische C-130 in het Centraal-Afrikaanse luchtruim
verzekeren. De aflossing van de wacht kan natuurlijk niet gebeuren zonder een
"reprise-remise" . Alle aandachtspunten die van belang zijn voor de
nieuwelingen passeren de revue inclusief het leven en welzijn in de compound. De
ligging en uitrusting van de slaap accommodatie, de sanitaire voorzieningen, de
keuken en bijhorende mini-refter, "The Blue Flight" (de recreatie- en
briefingroom), de tent van de maintenance met zijn wisselstukken, de
informatiepanelen over het wasschema en de dagindeling, enz.
De eerste werkdagen verlopen gewoonlijk nogal hectisch. De papierwinkel en de
bureaucratie van MONUC spelen hierbij geen al te bemoedigende rol. Een
identificatie-badge van de VN laten vervaardigen is inderdaad niet meer dan
normaal. Een volledige technische keuring van het vliegtuig en al de
boorddocumenten is eerder ongebruikelijk. Een bijzondere medische keuring
ondergaan en een schriftelijk en praktisch rijexamen afleggen om een VN-voertuig
te mogen besturen kunnen we ook als bizarre verplichtingen categoriseren. Het
verbod van MONUC om technisch personeel te laten meevliegen wordt ook niet echt
toegejuicht. Bij sommige technische mankementen is de aanwezigheid van een zo
goed mogelijke technische expertise immers van enorm belang zodat een mankement
snel kan opgelost worden of kan worden uitgeweken naar veiliger oorden met meer
uitgebreide technische steun. Zo leert immers de ervaring.
Het scenario van elke dag, dat zich gedurende een ganse maand herhaalt, is vrij
stereotiep. De dag begint om 6 uur 30 wat voor de sportlievelingen de kans biedt
om zich even uit te leven. Nadien zal de goed gevulde dagtaak geen
sportbeoefening meer toelaten. Dagtemperaturen van om en bij de 40° C zijn
evenmin van aard om in je sportplunje te kruipen. Een uurtje nadat de haan heeft
gekraaid is er normaliter een uur voorzien voor het ontbijt zodat vanaf 8 uur 30
de laatste voorbereidselen worden getroffen voor de vlucht. De piloten zorgen
voor het indienen van het vluchtplan, analyseren de pilot datasheet met
de belangrijkste vlieggegevens en -parameters samen met het load manifest
dat alle gegevens bevat van de lading, overlopen het vluchtschema en de
bestemming, - die niet steeds over de infrastructuur en hulpmiddelen beschikt
die we in onze kontreien gewoon zijn,- en besteden de nodige aandacht aan de
actuele en te verwachten weersomstandigheden in het luchtruim dat ze zullen
doorkruisen. Tijdens het regenseizoen kunnen zware Afrikaanse onweren op het te
vliegen traject een ernstige handicap betekenen waarvoor met de nodige
deskundige omzichtigheid dient te worden omgesprongen.
Gelijktijdig is ook het niet varend personeel druk in de weer om op het
voorziene ogenblik de Herc te kunnen laten vertrekken. Het toestel wordt indien
nodig met een vliegtuigtrekker verplaatst, wordt desgevallend bijgetankt,
ondergaat een nauwgezette voorvluchtinspectie en ook de lading kan gewijzigd
worden in functie van de prioriteiten van het laatste ogenblik.
Vermeldenswaardig is de aanwezigheid aan boord van een FAK (Fly Away Kit)
die bestaat uit een selectie van wisselstukken die het vaakst moeten vervangen
worden. De boordmechanieker beschikt over de nodige technische vaardigheid om
tijdens het verloop van een vlucht eventueel de FAK aan te spreken.
De bestemmingen zijn erg afwisselend maar situeren zich het meest in de
Kivu-streek met Goma, Bukavu, Lisala, Kindu en Bunia als bestemming. De
logistieke depots van Entebbe in Soedan en Kinshasa - en deze laatste tevens
hoofdkwartier van MONUC -, krijgen ook regelmatig bezoek van de Belgische C-130.
In feite kan alles aan boord van de Herc worden vervoerd, tenminste als de
ladingen zijn verpakt en gedocumenteerd volgens de strikte regels van IATA
(International Air Transport Association). Hier durft het schoentje wel eens
wringen omdat de ladingen qua hoeveelheden, labels, beperkingen op de inhoud en
verpakking niet aan de IATA-normen voldoen. De bedenking dat men in Afrika
vertoeft met MONUC en dat te vaak "polé polé of malembé" of "rustig aan"
weerklinkt, kan geen excuus zijn om elementaire veiligheidsvoorschriften over
boord te kieperen. Veiligheid en zeker vliegveiligheid primeert boven alle
bekoringen van gemakzucht of nonchalence.
Nadat het dagelijks vliegprogramma is afgewerkt, volgt in principe in Kisangani
een nabespreking met alle betrokkenen zodat eventueel gepast kan actie genomen
worden om het vliegtuig te herstellen, te inspecteren of een bijzondere
onderhoudsbeurt te geven. De piloot van dienst en de boordmechanieker zijn
hierbij de belangrijkste acteurs. Alle pannes of anomalieën worden toegelicht en
in het technisch boordregister van het vliegtuig nauwkeurig beschreven, zodat de
specialisten onmiddellijk de handen uit de mouwen kunnen steken om het (de)
euvel(s) te verhelpen. De uitvoering van de "daily inspection" behoort
ook tot het takenpakket van het technisch detachement. Elke specialist zal
nauwgezet zijn checklist volgen en een zeker aantal toegangsluiken, specifiek
voor de aan de gang zijnde inspectie, openen en het betrokken onderdeel
controleren. Vaak is er ook gepland onderhoud voorzien waarbij het oliepeil van
het propellerreservoir wordt geverifieerd of de brandstoftransfer (de
overheveling van brandstof tussen de verschillende brandstoftanks) wordt
nagezien. Speciale aandachtspunten zijn steeds de schade veroorzaakt door
eventuele birdstrikes of vogelaanvaringen, de schade aan de onderzijde
van de romp te wijten aan FOD (Foreign Object Damage) die nogal eens
voorkomt na de landing op onverharde landingsbanen of semiprepared runways
en zeker niet te verwaarlozen in een tropisch vliegomgeving een voldoende
hoeveelheid drinkbaar water aan boord van de C-130. De klok wijst vaak al ruim
19 uur aan wanneer de laatste briefing een goed gevulde werkdag afrondt. De
opdrachten van de dag worden nogmaals overlopen en in de mate van het mogelijke
wordt het programma van de volgende dag uit de doeken gedaan met de zekerheid
dat de prioritaire noden van MONUC meestal een aanpassing van de lading en soms
ook wel van de bestemming tot gevolg kunnen hebben. Een toelichting door de INT
(Intelligence) -vertegenwoordiger over de lokale en regionale
veiligheidssituatie is een vast onderdeel van elke avondbriefing.
Vermits beelden meer zeggen dan woorden is
deze
fotoreportage
een gelegenheid om de opdracht van onze C-130
en enkele indrukken over de leefomgeving van de Congolese burger in Kisangani en
omgeving gade te slaan.
De oefening Red Flag is voor de Belgische Luchtmacht
geen onbekende. In 1984 had de grande première plaats wanneer
de eerste Europese F-16's in Red Flag er zijn opwachting maakte. Nu
volgt een bondig relaas van een volgende première in verband met Red Flag,
namelijk de eerste deelname van onze Luchtmacht aan de oefening Red Flag,
die zich afspeelt in Alaska. Het zijn 2 C-130's van de 15de Wing
Luchttransport die de Belgische kokardes zullen doen defileren tijdens Red
Flag-Alaska 10-3 die plaats heeft van 10 tot 25 juni 2010 van op Eielson Air
Force Base, vlakbij Fairbanks, en van op Joint Base Elmendorf-Richardson, vlakbij Anchorage, de grootste stad van Alaska.
De F-16's hebben immers verstek moeten laten gaan vermits het aandeel
vlieguren die de gevechtspiloten vliegen in Afghanistan een belangrijk deel
wegknabbelen van hun jaartotaal waardoor een deelname aan Red Flag
niet rendabel is.
Men kan zich misschien afvragen waarom er sedert 2006 twee Red Flag centra
op Amerikaanse bodem in het leven zijn geroepen. De meest voor de hand
liggende reden heeft te maken met de vulkaanuitbarsting van de Mount
Pinatubo op de Filippijnen in de zomer van 1991. Een van de grootste
Amerikaanse vliegbases van het Verre Oosten, Clark Air Base, wordt vanaf 10
juni 1991 ontruimd voor het nakende onheil. Op 26 november 1991 wordt de
basis zelfs overgedragen aan de Filippijnse regering, die geen verlenging
van de Amerikaanse aanwezigheid op Clark Air Base meer wou toestaan. Dit
betekent bijgevolg het einde van de grootschalige oefening Cope Thunder van
op Clark Air Base die sedert 1976 vooral luchtmachten van in en rond de
Stille Oceaan kwaliteitsvolle trainingsmogelijkheden aanbood.
Cope Thunder kan echter moeilijk worden afgevoerd. Meer dan ooit te voren
blijven de luchtmachten nood hebben aan realistische trainingsmogelijkheden.
Het einde van de Koude Oorlog betekent immers niet het einde van een
wispelturige, onvoorspelbare internationale samenleving, die soms dreigend
overkomt, waarop ook de militair nog steeds een gepast antwoord moet kunnen
geven.
De denkoefening over een nieuwe thuis voor Cope Thunder is van korte
duur. In 1992 wordt Cope Thunder al georganiseerd van op Eielson Air Force
Base in Alaska dat langzaam maar zeker zal worden uitgebouwd tot het
trainingscentrum van PACAF (Pacific Air Forces). De voordelen van
Alaska zijn legio. Het uitgestrekte luchtruim dat reikt tot in West-Canada
en het aanbod van diverse oefenterreinen die een oppervlakte beslaan van
bijna vijf maal België, die zich situeren in een zeer dun bevolkt gebied,
zijn onovertrefbare troeven. Bovendien betekent de opwaardering van de
trainingsmogelijkheden voor het desolate Alaska ook een belangrijke economische
injectie.
Ondertussen klinken er steeds luidere stemmen om Red Flag, met Nellis Air
Force Base vlakbij Las Vegas in Nevada, naar andere oorden te verhuizen. De
oefenterreinen liggen er steeds meer geprangd tussen de uitdijende
woonkernen en burgerluchtvaart. De aanwezigheid van Dreamland of Area 51,
waar permanent activiteiten plaats vinden die echt niet voor de meest
betrouwbare geallieerde ogen en oren bestemd zijn, blijft ook een
zorgenkind. Zowel
tegenstanders
als
voorstanders
van Red Flag laten van zich horen, en niet alleen in militaire
academische middens. Red Flag heeft nood aan een gedaanteverwisseling die
rekening houdt met de operationele noden van het begin van de 21ste eeuw.
Einde maart 2006 wordt Cope Thunder omgedoopt tot Red Flag-Alaska (RF-A),
een naamsverandering die een uitbreiding maar ook een aanvulling inhoudt van
Red Flag te Nellis Air Force Base.
In de zomer van 2006 heeft de eerste RF-A plaats met de in het oogspringende
deelname van een Zweeds detachement van 7 Grippens. In de jaren die volgen
zal er drie maal jaarlijks een kleine volksverhuizing plaats hebben met een
60-tal vliegtuigen en een 700-tal militairen die voor een tweetal weken
ontplooien naar Eielson Air Force Base en een 40-tal vliegtuigen met een
detachement van ongeveer 500 personen die neerstrijken in Joint Base Elmendorf-Richardson.
De Joint Pacific Alaskan Range Complex , met zijn aanbod van de meest
uiteenlopende doelwitten, met zijn wispelturige meteo, met zijn topografie
die te vergelijken valt met Europa en zelfs Afghanistan wordt tijdens deze
periodes het toneel van intensieve vliegoperaties. De scenarioschrijvers van
de oefeningen doen hun uiterste best om elke deelnemer de best mogelijke
training te verschaffen. Hierbij komen niet alleen de jachtvliegtuigen en
jagerbommenwerpers aan bod maar ook de gespecialiseerde vliegtuigen die "force
packages" ondersteunen. Multinationale detachementen maken met mekaar
kennis tijdens vaak veeleisende opdrachten wat een immense meerwaarde
betekent voor de standaardisatie en interoperabiliteit. Humanitair
luchttransport, vredesondersteunende zendingen, non combatant evacuation
operations , tactical airlift, stormlandingen, het parachuteren van mensen en materieel,
hebben allemaal hun plaats in generische scenario's die met de gangbare
bedreiging rekening houden.
Tijdens RF-A 10-3 is het de beurt aan 2 C-130's om kennis te maken met de
operationele vliegomgeving van Alaska. Op 7 juni 2010 verlaat het
detachement van 27 militairen Melsbroek. Na een tussenstop in Iqaluit,
gelegen in een uithoek van Noordwest-Canada, strijken de twee Hercs neer te
Elmendorf de dag nadien. De oefening zelf start op 12 juni en duurt tot 25
juni maar vooraleer het startschot gegeven wordt is er toch nog heel wat
werk aan de winkel. Mens, machine en het hele ondersteuningsapparaat moeten
hun plaats vinden. Een reeks algemene briefings frissen het geheugen op met
bijzondere aandacht voor het "wild life" en hun
leefgewoontes in de toch wel ruige
vliegomgeving waarbij de hoogste bergtop van Noord-Amerika, de MtMcKinley
met zijn 6.194 meter, het meest opvallende merkpunt is. Nadien volgen de
gespecialiseerde briefings voor de piloten, voor de mission planners
en de specialisten inlichtingen, voor de Belgische vertegenwoordiger in het
Maintenance Operation Center (MOC), over de bevoorradingsmogelijkheden
ter plaatse moest de voorraad wisselstukken van de FAK onvoldoende zijn. Na
ook kennis te hebben gemaakt met de Joint Base, een ware militaire stad waar
van alle faciliteiten kan worden gebruik gemaakt zodat men er zich al vlug
thuis voelt. Dit thuisgevoel wordt volledig tijdens de "icebreaker-party"
waarbij het verzamelen geblazen is voor alle deelnemers en waar op een
informele wijze kan kennis gemaakt met de andere detachementen.
RF-A 10-3 verloopt voor onze bemanningen en het ondersteunend detachement op
wieltjes. De bijzondere vliegomgeving met zijn erg afwisselend terrein met
nauwelijks woonkernen zijn bij de aanvang wel even een uitdaging. Maar zoals
overal waar de Belgische C-130's al zijn ingezet op onze aardbol, zo is ook
hier het leerproces om zich tot erg professionele crew op te werken van
korte duur, zelfs in de verste uithoeken van Alaska. De escorte van
Italiaanse Tornado's wordt in alle dank aanvaard tijdens opdrachten waarbij
de bedreiging van op de grond en van uit te lucht reëel is. De Japanse B767
AWACS doet ook een duit in 't zakje en speurt ijverig het luchtruim af. De
befaamde agressors, die aanvalstactieken van potentiële tegenstrevers
toepassen, kunnen immers overal op de loer liggen.
De BAC (Belgian Air Component), zoals wij tegenwoordig in Amerikaanse
luchtmachtmiddens worden geïdentificeerd, kwijt zich uitstekend van zijn
taak en ontvangt de nodige lofbetuigingen. De samenwerking met alle
deelnemers maar met de detachementen van Jakota (driehoek in Oost-Azië
gevormd door Japan, Zuid-Korea en Taïwan) in het bijzonder is een ware
verrijking. Met de coalitiepartners tactieken integreren en samen
veeleisende opdrachten tot een goed einde brengen, net als in een ware
conflictsituatie, bezorgt een uitzonderlijke professionele voldoening en
bekent een enorme boost, met de wetenschap wat mens en machine kunnen maar
ook met het eerlijk besef waar de zwakke punten zich (kunnen) situeren. De
technische ondersteuning mag trouwens ook gelauwerd worden want in totaal
moeten slechts 2 vluchten gemist worden omwille van een technische panne. De
volledige bemanning, het ondersteunend technisch personeel, de specialisten
inlichtingen, de deskundigen van het Electronic Warfare Self Protection
System , de vertegenwoordiger in de MOC (die samen met 5 Amerikanen, 4
Japanners en 1 Koreaan de onderhoudsactiviteiten van alle deelnemers
coördineert inclusief deze van de ster van het deelnemersveld namelijk de
F-22 Raptor... die een thuismatch speelt), vatten na 10 dagen intensieve
vliegoperaties uiterst tevreden de terugvlucht aan waar beide Hercs terug
voeling hebben met de tarmac van Melsbroek op 27 juni 2010.
Om zich een illustratief beeld te kunnen vormen over de deelname van de 2
C-130's van de 15de Wing Luchttransport aan RF-A 10-3 kan
deze fotoreportage wellicht voldoening
schenken.
Even rond de jaarwisseling onze militairen in de kijker plaatsen is in de
Belgische media niet gebruikelijk. Moge dit verhaal, dat slechts een
impressie is over de grootmoedige inzet van een kleine groep van militairen,
zich enten op al onze militaire mannen en vrouwen die het beste van zichzelf
geven, soms in weinig benijdenswaardige omstandigheden. Zij verdienen het.
Men zegge het voort.
Enkele aan te bevelen bronnen.
Het MONUC-mysterie
, de belevenissen van een Belgische MONUC-waarnemer in de periode April 2004
tot April 2005.
De website van MONUSCO,
een uitgebreid aanbod in woord en beeld van MONU(C)SCO.
The
Grotesque Vocabulary in Congo, een spraakmakend artikel
in de New York Times van 10 Februari 2010.
Ending Eastern Congo's Misery, een bijdrage van de US Council on
Foreign Relations van 19 Februari 2010.
Congo's Riches, Looted by Renegade Troops, een artikel van 15
november 2008, waarin de New York Times informeert over de schandelijke
praktijken van mineraalhandel.
MONUC in de Democratische Republiek Congo, een studie van de
universiteit van Utrecht van 12 September 2009.
Remove the FDLR from Eastern Congo, een reeks publikaties van de
groep "Enough Strategy" van Juni 2008.