Wat ooit het bestaan was,
Het onbestaande.
De onzegbaar-verminkte
Falsetto
In het struikgewas.
Wat ooit, ja ooit
In de Tristesse van het ogenblik
In mummie-verdachte
Longzware nachtwake
De zenuwen brak.
En kristalliseerde tot stilte,
Gevederd, ontvederd,
Aangedaan, ontdaan,
Tot ver voorbij
Elk woud,
Elk woord,
En het steeds aanwezige:
Het zichtbare, onuitroeibare
Van huid en haar,
En de troosteloze horizon.
Antoon Van den Braembussche