gisteren dag 116 zondag 5 oogst 2001 morgen
Vertrek te Orillena (Huesca - Aragón) Aankomst te Escatron (Zaragoza - Aragón) Overnachting: tent in dorp
Maximumsnelheid: 47 km/u Gemiddelde snelheid: 14,4 km/u Dagafstand: 80,92 km Duur etappe: 5:36u Totale afstand: 6705,8 km

Wat andere fietsen niet kunnen, maar de mijne wél

Het dorpje Orillena, waar ik bleef overnachten, lijkt me hooguit dertig, maximaal veertig jaar geleden zomaar neergepoot in een dennenbos. Je waant je hier in onze Kempen. Het bos is iets groter in oppervlakte dan het dorpje zelf, zodat er nog een boomzoom overblijft van zo’n vijftig meter breed, aan de vier zijden van de rechthoekige bebouwde kom.

De tent stond er onder de dennenbomen, en koken en wassen kon aan de fontein aan de kerk. De bewoners waarschuwden me echter voor het lawaai van de vogels: “Je zult morgen erg vroeg wakker zijn, vreemdeling!”

Thuis word ik nogal eens wakker gekraaid door de hanen in de buurt, en ik vind dat niet eens erg: een postbode moet er nu eenmaal vroeg uit. Hier zijn het de kraaien die me wakker krijsen: met honderden tegelijk, de ene al schorder dan de andere. Onwillekeurig komt me een ouderwetse claxon voor de geest. En de humor van moeder Natuur heeft iets aandoenlijks: het gefluit en gekwetter van zangvogels brengt de menselijke ziel vaak in romantische sferen. Kraaien daarentegen tonen met hun gekras de ware boodschap die alle vogels elkaar toeslingeren: “Weg, dit is mijn terrein!”

De horizon begint nog maar net te klaren en dus amuseer ik me door de zwarte lawaaimakers met de straal van de zaklamp de stuipen op het lijf te jagen. Verschrikt vliegen de kwelduivels op, om nog geen honderd meter verder weer neer te strijken in de boomkruinen en hun claxonconcert nog brutaler voort te zetten.

Noodgedwongen druip ik af, maar niet met tegenzin: ik moet immers profiteren van de ochtendkoelte. Het landschap lijkt vlakker dan het eigenlijk is; de heuveltjes zijn bijwijlen hele heuvels, van waaruit het uitzicht over dit lege land soms beangstigt.

Nog voor het middaguur beland ik bij het dorpje Bujaraloz. Mijn waterfles is leeg, en op mijn vraag naar water nodigt een groepje mannen me prompt uit op het dorpsfeest. Eten en drinken naar believen, een ouderling die het gezang van andere ouderlingen op zijn trekzak begeleidt, een jongedame die met de zo typisch Spaanse nasale zangstijl een lied ten beste geeft – en zingen kan ze; mijn gevoelig oor onderscheidt moeiteloos écht zingen van kattengejank. Ook het gezang van de mannen mag er zijn: zingen zit deze lui kennelijk in het bloed. Tenslotte dringen ze er bij mij op aan een Vlaams lied ten beste te geven, en met overtuiging weerklinkt – a capella – een strofe en het refrein van Preud’homme’s Stille Kempen. Het hele zaaltje feestneuzen wordt doodstil. Ja, mijn ijdelheid is toch een klein beetje gestreeld door hun donderend applaus.

Ik beloofde gisteren te vertellen over een speciaal talent van mijn stalen ros, en in muzikale sfeer is dit het ideale moment. Jullie weten onderhand al dat mijn trouwe reisgezel ook mijn werkmakker is tijdens het ronddragen van de post. Natuurlijk ondergaat hij kleine verbouwingen vooraleer op reis te vertrekken: het bagagerek vooraan, waarop gewoonlijk de zware posttas rust, is vervangen door een armatuur voor de twee fietstassen aan weerszijden van het voorwiel. Het stuur ging eveneens tijdelijk met vakantie, want een kaarsrecht exemplaar, met twee trekhaken kwam in de plaats. De twee trekhaken lijken enigszins op koehorens en komen uiteraard van pas tijdens het klimwerk.

Op het uiteinde van beide “horens” staat een plastic dopje met een gat erin. God mag weten waarvoor dat gat dient, maar al vanaf de eerste dag, toen de wind over deze dopjes blies, hoorde ik een zacht gefluit, als blies iemand over de opening van een glazen flesje. Pas op het eiland Sardinië kreeg ik eindelijk door dat het die dopjes waren die als orgelpijpjes fungeerden. Soms fluiten ze met een fraaie terts verschil. Zelfs de voorbijgangers die het opmerken, zeker bij hogere snelheden.

Tja, bij een muzikale fietser hoort een muzikale fiets, en in dit stille Spanje komt dat nog beter tot zijn recht. De dertig kilometer vanuit Bujaraloz tot Escatron zijn van een onbeschrijfelijk desolate schoonheid. Het Spaanse reliëf is weerom erg bedrieglijk: de omgeving lijkt vrij vlak, de weg stijgt lichtjes duikt dan eventjes naar beneden, stijgt weer, duikt weer, maar globaal genomen stijgt hij meer dan dat hij daalt: kilometers aan een stuk. Wie hier niet zorgzaam met zijn krachten omspringt verliest het spel, vooral als er tegenwind is. Vandaag gelukkig niet het geval.

Enkele kilometers voor het bereiken van de eigenlijke Ebrovallei, waarin het dorpje Escatron ligt, duikt de weg naar beneden, doorheen een ronduit spectaculaire rotspartij. Ooit moet hier een rivier gestroomd hebben, toen Spanje veel waterrijker was. De kolkende watermassa is haast nog zichtbaar in de erosiesporen tegen beide oevers. Wellicht betrof het een bijrivier van de Ebro.

In Escatron keuze zat wat een kampeerplekje betreft. Het is een vrij groot dorp en ’s avonds, wanneer ik een halve liter bier bestel in de dichtstbijzijnde kroeg, maakt de waardin er een hele liter van, van het huis! Gezondheid!

Home Top Gisteren Morgen Zelfde datum 1996