Commissie voor de Landsverdediging gebuisd.

De commissie voor de Landsverdediging is één van de talrijke commissies die in het leven zijn geroepen om de regering te controleren in haar diverse activiteitsdomeinen. Het is ondermeer via deze weg dat parlementair toezicht geschiedt op elke minister, die meestal voor zijn beleid en zijn beslissingen op de korrel worden genomen en af en toe zelfs schouderklopjes mag in ontvangst nemen. Dit laatste is zeker wat de minister van defensie betreft eerder de grote uitzondering.

Het parlementair jaar 2004-2005 is achter de rug en bijgevolg is het moment aangebroken om de commissie voor de Landsverdediging eens kwalitatief door te lichten. Er werd het voorbije jaar enkele malen vergaderd en ondermeer aan de hand van vragen en interpellaties werd de minister van defensie ter verantwoording geroepen. Men zou mogen verwachten dat de commissieleden, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende politieke partijen, alles in het werk zullen stellen om een getergde en uitgemergelde krijgsmacht de nodige steun te verschaffen. Op het einde van deze bijdrage zal elke lezer zich hopelijk een objectief oordeel kunnen vormen over de werkelijke rol die de commissie het voorbije jaar heeft gespeeld.

Vooraf dient te worden aangestipt dat alle informatie over de werking en samenstelling van de verschillende commissies toegankelijk is via de website van de Kamer.  Zo heb ik me dan ook voor deze analyse op deze overzichtelijke en gebruiksvriendelijke webstek laten inspireren door de beknopte maar vooral integrale verslagen van de commissie voor de Landsverdediging. De verslagen geven een vrij goed overzicht van de behandelde onderwerpen, alhoewel af en toe de censuur weinig bemoedigende dialogen, onwelvoeglijke krachttermen of misschien wel militaire geheimen voor het grote publiek wegtovert. Er dient trouwens te worden aangestipt, dat er ook een ad hoc commissie Legeraankopen bestaat die is samengesteld, op twee uitzonderingen na, uit vaste leden van de commissie voor de Landsverdediging. De commissie Legeraankopen is bevoegd voor de bespreking van het jaarlijks "materieelbehoeftenoverzicht" en brengt hieromtrent advies uit aan de minister van Landsverdediging. De verslagen worden niet ter beschikking gesteld van het grote publiek want er wordt gebakkeleid over onderwerpen die de veiligheid van het land aanbelangen. 

De belangrijkste gegevens van de integrale verslagen van de commissie voor de Landsverdediging worden in deze tabel synthetisch weergegeven.  Als belangrijkste gegevens kunnen we aanstippen dat de commissie tussen 15 september 2004 en 29 juni 2005 zestien maal zetelde. Over deze periode kwamen 154 onderwerpen aan bod die op de agenda werden geplaatst onder de vorm van vragen (161), interpellaties (14) en samengestelde vragen en interpellaties (19).
Het onderscheid tussen mondelinge vragen en de interpellaties ligt in het gevolg dat er kan aan verbonden worden. De mondelinge vragen zijn vooral bedoeld ter informatie van het lid dat de vraag stelt.  Bij interpellaties kunnen de Kamerleden echter ten volle hun bevoegdheid van controle op de regering uitoefenen. Tot besluit van een interpellatie in commissie kunnen er immers moties ingediend worden.
De zittingen namen in totaal een goede 30 uur in beslag en gaven aanleiding tot in totaal 558 bladzijden aan integrale verslagen.
Indien we de synthetische tabel van naderbij bekijken blijkt dat alle politieke partijen, met uitzondering van de PS om begrijpelijke redenen, hun bezorgdheid uiten omtrent defensie. Wel valt het op dat zowel de leden van de regeringsploeg als van de oppositie in gelijklopende mate als vraagsteller aan bod komen. Als interpellant geeft de oppositie niet echt een overtuigende indruk, althans te oordelen naar het aantal ingediende interpellaties. De regeringspartijen houden zich natuurlijk vrij koest bij soortgelijke initiatieven. Opvallend is trouwens ook het uiterst beperkt aantal replieken tijdens de debatten. Slechts zestien maal werd een repliek gerapporteerd. Dit zou misschien kunnen wijzen op weinig opbeurende vaststellingen, die misschien tijdens een inhoudelijke analyse aan de oppervlakte komen.

Indien we de verschillende onderwerpen op een rijtje zetten, dan moeten we vaststellen dat vraagstellers blijkbaar vaak geïnspireerd worden door hetgeen de media berichten over defensie. Toch blijken er af en toe bij defensie goede informanten hun nood te willen klagen die zich bijgevolg wenden tot een vertegenwoordiger van het parlement, die hopelijk hun probleem aan de kaak zal willen stellen. Het is trouwens gebruikelijk, althans in de commissie die ons aanbelangt, dat vragen en interpellaties niet noodzakelijk door haar vaste leden of plaatsvervangers worden aangekaart maar ook door elke federaal verkozen parlementariër. Dit verklaart wellicht de erg diverse inbreng en niet steeds veropenbarende gedachtewisselingen.

De behandelde onderwerpen kunnen we in zekere categorieën onderbrengen, die in de meeste gevallen een weergave zijn van de pijnpunten van het voorbije jaar, althans wat defensie betreft. Zo spant de bezorgdheid over het militair personeel de kroon met maar liefst 20 onderwerpen die met personeel te maken hebben. Nu België steeds meer uitgeeft voor defensiepersoneel (73,8 % van alle uitgaven voor defensie in 2004) is dit een logische parlementaire bekommernis. Personeel moet immers op het voorplan staan en de positieve impact op de politieke populariteitscurve is natuurlijk graag meegenomen.
Een volgende categorie van onderwerpen is echter minder opbeurend. Inderdaad 16 maal werd de toestand van het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers (NIOOO) in beeld gebracht en werden polemieken gevoerd om de situatie van sommige oud-strijders en oorlogskerkhoven te verbeteren. Het NIOOO maakte niet alleen het voorwerp uit van  vermeend wanbeleid van de minister van defensie maar ook de ontstane onrust omwille van de verhuis en verkoop van enkele rusthuizen lokt heftige reacties uit in de commissie.
Voor het grote publiek is de topper van het voorbije parlementair jaar ongetwijfeld de problematiek van het militair hospitaal van Neder-over-Heembeek (NOH) waar onbegrijpelijke wantoestanden met de regelmaat van een klok via een stijgend aantal informanten bij de oppositie terecht komen. Samen met andere medische onderwerpen van onze krijgsmacht komt het medische luik, zowat de achilleshiel van onze operationele inzetbaarheid, 15 maal aan bod in de commissie. De oppositie maakt zich sterk dat het lot van minister Flahaut nu eindelijk bezegeld is. De oppositie zal zich echter nog beter moeten wapenen want de minister blijft onwrikbaar op post.
De categorie waarin we de bezorgdheid van vooral lokale parlementariërs terugvinden heeft te maken met de bestemming, de ontmanteling en het onderhoud van lokale kwartieren, goed voor 14 interventies. Het is duidelijk dat de bezorgdheid om de problemen in de plaatselijke achtertuin dit soort vragen stimuleert. Ondertussen gaat de verloedering van de meeste gewezen militaire kwartieren gewoon verder.
En inhoudelijk is het toch wel verrassend dat 12 onderwerpen het voorbije jaar te maken hadden met investeringen en besparingen. Wat dit laatste betreft zit defensie zowat op zijn tandvlees. Wat de investeringen betreft evolueert defensie gewoon van kwaad naar erger want in 2004 spendeerde ons land slechts 5,4 % van zijn defensieuitgaven aan uitrusting. De terechte kritiek in de commissie komt natuurlijk vanuit de oppositie, echter zonder resultaat. We moeten trouwens vaststellen dat over de "core"-activiteiten, over de operationaliteit van onze krijgsmacht nauwelijks een woord wordt gerept. Deze alarmerende vaststelling is een smet op de werkzaamheden van de commissie. Behoeften van de krijgsmacht worden na de jongste beslissingen van diverse ministerraden, en op advies van de commissie Legeraankopen, met nagenoeg 25 % gereduceerd. Slechts in twee gevallen boog de commissie zich over de fundamentele problematiek van operationaliteit en geloofwaardigheid van onze krijgsmacht. In de rand van de discussie over de aankoop van de Army Infantry Vehicle (AIV) werd zeer summier de kwetsbaarheid van de onderbewapende AIV's met hun kanon van 90 mm aan de kaak gesteld. Dat minister Flahaut enkel Waalse wapens wil is immers een meer turbulent onderwerp en krijgt dan ook de volle aandacht.
Het is betreurenswaardig dat de commissie voor de Landsverdediging zijn schaarse tijd besteedt aan een waaier van onderwerpen, zonder noemenswaardige meerwaarde voor defensie. Zo is bij wijze van voorbeeld het plaatsen van bijenkasten op militair domein niet het type onderwerp dat thuis hoort in de commissie. Evenmin moet in dit forum tijd besteed worden voor het vinden van een oplossing voor het houden van illegale straatraces. De "core"-activiteiten zijn de essentie maar ontbreken spijtig genoeg.

Vooraleer over te gaan naar bijkomende kwalitatieve bedenkingen, kan misschien verwezen worden naar enkele uittreksels van de integrale verslagen. Aan de hand van diverse opmerkingen van de voorzitter kunnen we concluderen dat politiek spijbelen een ernstige handicap betekent voor de goede werking van zijn commissie. Sommige leden sturen hun kat zelfs indien hun vraag op de agenda staat, komen laat toe en vertrekken vroegtijdig. De vice-voorzitter haalt trouwens in deze context enkele malen de analen. Dit verklaart misschien ook waarom de aanwezigen nergens nominatief in de verslagen worden vermeld en het eerder beperkt aantal replieken tijdens de beraadslagingen. Het werkelijke aanvangsuur van de zittingen, dat volgens de gepubliceerde agenda's 10.00 uur zou moeten zijn, is in dit verband ook zeer illustratief.

Misschien is het nuttig even de individuele vraagstellers en interpellanten in een vergelijkende tabel onder te brengen. Een in het oogspringende vaststelling is het ontbreken van vier vaste leden van de commissie als interpellant of vraagsteller. De drie leden van de PS hadden dus blijkbaar alle vertrouwen in hun boegbeeld op defensie. Voor de afwezigheid van Stef Goris als gedoodverfde defensiespecialist van de VLD is echter minder begrip op te brengen. Wel is het opvallend dat de VLD de enige partij is die het aantal vraagstellers beperkt en dus duidelijk voorstander is om de expertise qua defensie onder te brengen bij een duo van specialisten. De andere partijen laten de populariteitsbehoefte spelen zodat iedere parlementariër desnoods de minister figuurlijk onder vuur kan nemen, een toonbeeld van inzet voor de belangen van elke burger, waarmee trouwens ook op de persoonlijke webstek kan gepocht worden. Dit verklaart wellicht waarom heel wat vraagstellers, meestal niet behorend tot de commissie, al na één schamele tussenkomst zijn uitgeblust. Om volledig te zijn moeten we ook doen opmerken dat de meerderheid van de plaatsvervangers in de commissie opvallen door hun afwezigheid in het verhaal.
In het kamp van de oppositie is de inzet van Pieter De Crem lovenswaardig, die als fractievoorzitter van de CD&V de minister niet onaardig op de rooster legt al moet worden verondersteld dat een schare informanten vanuit het militair hospitaal van NOH voor hem een welgekomen hulp betekenen.
Toch blijkt uit het aantal gestelde vragen, die meestal ook inhoudelijk van een degelijke kwaliteit getuigen, dat Luc Sevenhans van het Vlaams Belang met kop en schouders boven iedereen uitstijgt. Het valt te betreuren dat niet meer parlementariërs van zijn gehalte soortgelijke animositeit en dynamiek brengen in de commissie. Zijn succes roept echter enkele verontrustende vragen op in verband met het aantal wanhopige informanten uit defensie die waardevolle informatie aan een oppositiepartij bezorgen, die de eenheid van België geen warm hart toedraagt.
Wat tevens in het oog springt is het aantal vrouwen, die zich in de commissie laten gelden. Bij de VLD neemt het vrouwelijk duo omzeggens alle activiteiten binnen de commissie voor hun rekening. Dit zou misschien een eerste indicatie kunnen zijn dat voor de volgende legislatuur een vrouwelijke kandidatuur voor de post van minister van defensie moet ernstig genomen worden. Ook in talrijke Europese landen blijkt deze politiek weinig aantrekkelijke functie al door vrouwen met succes te worden ingevuld. 

Al bij al kunnen we de activiteiten van de commissie voor de Landsverdediging tijdens het parlementair jaar 2004-2005 geen succesverhaal noemen. Defensie heeft nood aan steun in deze moeilijke tijden en heeft er stilaan genoeg van dat steeds meer moet gepresteerd worden met minder middelen. Het doorsnuffelen van de gestelde vragen en interpellaties schets in het algemeen geen al te fraai beeld van hoe onze parlementariërs defensie controleerden het voorbije jaar. Op enkele individuele lichtpunten na kan de commissie als geheel enkel een onvoldoende worden toegekend en is ze dus voor het voorbije jaar gebuisd.
Een herexamen is enkel mogelijk tijdens het komende parlementair jaar. De "core"-activiteiten of de operationaliteit van onze krijgsmacht moeten absolute prioriteit krijgen. Bezoeken aan onze eenheden met een voltallige commissie moeten mogelijk zijn zodat de juiste informatie aan de bron kan worden verzameld. Ook niet-exotische bestemmingen verdienen immers de volle aandacht.