Met
Ben Segers,
bekend
van 'Wat als?', is het altijd lachen. Zou je denken. Soms is dat ook zo, soms
helemaal niet. Met zijn vriendenclub Olympique Dramatique toont hij
zich nu van
een andere kant. Op scène gaat het, net zoals in zijn hoofd, over 'de
pijn van
het zijn'.Ben Segers:
twee polen, altijd op zoek naar evenwicht.
"Groot
was mijn verbazing toen ik op Rock Werchter plots stickers, T-shirts en
spandoeken zag met die quote van 'de Patrick'. Succes, en vooral al het
gedoe
daarrond. Het is best fijn, maar ik begrijp het niet altijd even goed.
Eigenlijk wil ik vooral spelen. Gewoon spelen."
Gewoon
spelen, dat lijkt me nog het leukst onder vrienden. Toch heeft het een
tijdje
geduurd voor je nog eens met de makkers van Olympique Dramatique het
repetitiekot indook.
"Tja,
maar dat was nooit een bewuste keuze, die langere pauze lag eerder aan
de
individuele agenda's, aan uiteenlopende goestingen. Geert (Van
Rampelberg) en
ik zijn de laatste jaren vaker geneigd om voor televisie en film te
kiezen,
terwijl Tom (Dewispelaere) en Stijn (Van Opstal) zich steeds steviger
in
theater vastbijten. Verder is onze oorspronkelijke kern met de jaren
ook
uitgegroeid tot een halve familie. Koen de Graeve, Wouter Hendrickx,
Jantje
Bijvoet, zij horen evenzeer bij de bredere ploeg die Olympique anno
2012
is."
Het
klikt
nog als vanouds tussen jullie?
"Zeker
en vast. Al hangen we lang niet meer elke avond met mekaar aan de toog,
tijdens
een repetitieproces vinden we mekaar nog altijd blindelings. Onze band
blijft.
Sterker nog: we ontdekken nog elke keer nieuwe aspecten in elkaar,
dingen die
we van mekaar nog niet kenden."
Met
de
halfvergeten schrijver Roger Van de Velde kiezen jullie niet voor de
vrolijkste
inhoud. De man kende, wat je noemt: een tragische levensloop.
"Zijn
verhaal boeide ons: Van de Velde was oorspronkelijk journalist,
veelzijdig en
goed in zijn vak, al sukkelde hij wel met een drankprobleem. Maar
daarmee was
hij geen uitzondering in de journalistieke kringen van de jaren 50. Hij
was ook
maagpatiënt en raakte verslaafd aan Palfium. Een pijnstiller die
ondertussen
reeds lang van de markt is gehaald omdat je er hallucinaties van kreeg.
Om zijn
dagelijkse dosissen te bemachtigen, begon hij doktersvoorschriften te
vervalsen
en belandde hij daardoor in de gevangenis. Hij liet zich op advies van
zijn
advocaat ontoerekeningsvatbaar verklaren, maar dat bleek geen geniale
zet.
Daardoor pendelde hij de rest van zijn dagen tussen gevangenissen en
psychiatrische instellingen. In die periode schreef hij zijn beste
werk, al
moest dat clandestien gebeuren. Toen hij eindelijk vrijkwam, werd hij
korte tijd
later op een Antwerps terras dood teruggevonden."
Zoals
gezegd, niet de vrolijkste inhoud.
"Klopt,
maar daarom gaan wij nog niet de zware toer op. Wij blijven wie we
zijn. Zonder
de inherente tragiek te schuwen, zetten we dat verhaal echt wel naar
onze hand.
We zeggen over hem wat moet gezegd worden, maar dat neemt niet weg dat
er mag
gelachen worden. We springen naar gewoonte heel vrij om met het
tekstmateriaal
en vinden zo wel weer de nodige ingangetjes om onze gebruikelijke humor
en
stoutigheid in zijn verhaal binnen te smokkelen."
Altijd
lachen, de miserie van een ander ...
"Nee,
zo zwart-wit zijn we nu ook weer niet. Via 's mans levensloop proberen
we
bredere thema's aan te boren, we trekken zijn verhaal open. We hebben
in ons
werkproces veel gelezen over opsluiting en gevangenschap, over
eenzaamheid en
onrecht in de breedste zin. Daar gaat Van de Velde over."
Er
sluipt
dan toch een grotere sérieux in de Olympique-rangen?
"Halfweg
de dertig is iedereen toch een beetje een andere mens geworden dan op
zijn
vijfentwintig? Al staan we daar niet dagelijks bij stil, het lijkt me
logisch
dat we geëvolueerd zijn. Elk van ons heeft een gezin, er zijn
verantwoordelijkheden waar we nu rekening mee houden. Bovendien zijn
wij
allemaal heel verschillende mensen, dat is altijd zo geweest, maar met
het
ouder worden valt het ons soms harder op. Door het uiteenlopende
parcours en de
afzonderlijke ervaringen groeien die verschillen ook. In die zin
evolueert ons
collectief ook, maar dat hoeft daarom geen slechte zaak te zijn."
Sta
je nu
in het leven waar je tien jaar geleden van droomde?
"Ik
ben
nooit iemand geweest met een strak plan in het leven, of met een
heldere toekomstvisie. Ik ben
ook
nooit een grote dromer geweest. Ik stel gewoon al heel mijn leven vast
dat ik
de dingen die ik doe, graag doe. Ik ben
blij dat ik sta waar ik sta. Ik ben
een speler en ik speel grààg, maar... (aarzelt) Ik vind dat spelen ook
weer lang niet alle dagen even makkelijk."
Ben
je een twijfelaar?
"Zeker.
Weet je, als mensen mijn kop zien, zie ik ze al denken: 'Ha, daar is Ben,
het zal
weer lachen worden'. Soms is dat zo, maar soms ook niet. Mensen zien
mij vaak
als de plezante, onbezorgde speelvogel, maar ik heb ook andere dagen."
Kwaaiere
dagen.
"Het
ligt er enorm aan.
Een
aantal jaar geleden ontdekte ik dat ik een bipolaire stoornis heb.
Sindsdien merk ik ook dat ik daar heel fel mee bezig ben.
Dat ik
mij afvraag hoe ik daarmee moet omgaan. Anfijn, het is in mijn geval
allemaal
heel leefbaar, maar soms zijn er dus ook heftige periodes."
Zoals
nu?
"Ja,
zoals nu. Het meest verschrikkelijke vind ik nog: je voelt je slecht,
maar je
kan niet uitleggen waarom dat zo is. Het voelt ook altijd anders, en
daardoor
sla ik in paniek. Dan vraag ik mij af: hoe moet ik hier weer
uitgeraken? Met de
jaren begin ik te begrijpen dat het met tijd en rust te maken heeft.
Tijd,
(zucht) er moet altijd tijd over gaan. Het kan zijn dat ik mij over een
week
weer kiplekker voel."
Is
dat
ook een van de redenen waarom je even van het toneel verdween,
letterlijk dan?
"Dat
speelde zeker mee, bij opnames voor televisie kun je sneller de knop
afzetten.
Je komt 's avonds thuis en het werk is gedaan. Bij repetitieperiodes
voor
theater moet je een pak dieper gaan, je smijt jezelf met alles wat je
hebt.
Vier jaar geleden - we maakten De kollega's voor 't Arsenaal - merkte
ik voor
het eerst dat ik de pedalen dreigde te verliezen. Daar ben
ik toch
van geschrokken. Ik probeer nu meer controle te houden over hoe ver ik
kan
gaan, zonder te verglijden in zelfdestructie."
De
kollega's, dat was toch helemaal jouw ding?
"Ik
had dat idee aangereikt aan Michael De Cock (regisseur en artistiek
leider bij
't Arsenaal, SD). Ik verzamelde een bende vrienden-collega's rond mij
en had er
bakken goesting in. Maar door die grote betrokkenheid voelde ik een al
even
grote verantwoordelijkheid voor het welslagen van die productie. Ik
stak dan
ook massa's energie in de repetities: ik werkte mij uit de naad, spuide
het ene
idee na het andere, geen moeite was mij teveel. Achteraf moest ik
vaststellen
dat ik mezelf tijdens die maanden heb uitgeput. Letterlijk, want ik
vermagerde
ook heel fel. Op een gegeven moment voelde ik: het is op. Ik kon
eenvoudigweg
niet meer spelen. De laatste voorstellingen van de tournee heb ik niet
meer
gehaald."
Toen
ben
je voor 't eerst naar een dokter gestapt?
"In
die weken ben
ik in
een zeer diep dal beland, artistiek, maar ook privé: ik wist het even
niet
meer. Toen voelde ik echt: 'Ben,
je moet
daar over klappen, je mag daar niet mee blijven zitten'. Toen heb ik
een
afspraak met een psychiater gemaakt. Het theaterseizoen was gelukkig
net
voorbij, ik had tijd om tot rust te komen."
Erover
praten hielp.
"Erover
praten met iemand die begreep wat ik zei, dàt hielp. Maar ik ben
er niet zomaar uitgeraakt, ik kreeg ook
medicatie
voorgeschreven."
Schrok
je
van de diagnose, of vermoedde je al langere tijd dat er iets scheelde?
"Je
gaat natuurlijk met andere ogen naar je eigen verleden kijken. Ik
herinner mij
dat ik me jaren geleden, tijdens mijn opleiding aan Studio Herman
Teirlinck,
ook een hele periode rotslecht voelde. Mensen rond mij zagen dat toen
ook wel,
maar dat werd dan afgedaan met: 'Ben
heeft even een moeilijke periode op school'. Zo dacht ik er trouwens
zelf ook over. Achteraf gezien, denk ik dat er toen al iets aan de hand
was.
Maar het is altijd zo moeilijk te benoemen. Ik dacht: mensen met
kanker, die
mogen klagen. Ik vond dat ik zelf geen geldige reden had om depressief
te zijn.
Die vlagen van zware neerslachtigheid kwamen ongeveer om de twee jaar
terug,
maar in de jaren daartussen was ik altijd weer één en al vrolijkheid.
Tot de
onverklaarbare duisternis weer viel.
De
laatste
tijd ben
ik
veel beginnen lezen over bipolariteit, omdat ik inzicht wil krijgen
in de mechanismen van de stoornis.
Ik merk
nu dat het simpelweg zo werkt: ik werd altijd té vrolijk, en van de
weeromstuit
stortte ik in een peilloos diepe put."
Had
je
als kind ook al last van stemmingswisselingen?
"Die
vraag stel ik de laatste jaren ook regelmatig aan mijn moeder. Maar als
ik
eerlijk ben,
weet ik
het antwoord zelf wel. Als kind kon ik heel erg alleen met mezelf bezig
zijn.
Boven, op mijn kamer, met mijn cassettebandjes die ik van tv opnam. Ha,
van De
collega's onder andere. Uren kon ik mij amuseren met het mixen op de
mengtafel
van mijn broer. Die zolderkamer was mijn atelier, mijn wereld. Daar
liet
iedereen mij gerust. Daar stak ik toneeltjes in elkaar, daar namen de
ideeën
een hoge vlucht. Althans in mijn hoofd, want als ik ze dan naspeelde
met
vrienden en neefjes was ik ook weer snel teleurgesteld. Dat lag niet
zozeer aan
hen. De realiteit beantwoordde dan gewoon niet aan de constructies in
mijn
kop."
Acteur
Stephen Fry stelde in zijn documentaire The Secret Life of the Manic
Depressive
meerdere celebrities met die stemmingstoornis voor een keuze: indien de
mogelijkheid bestond om je aandoening uit te schakelen met een simpele
druk op
een knop, zou je die knop dan daadwerkelijk indrukken?
"Hm,
interessante vraag, en wat was hun antwoord?"
Opvallend
veel kunstenaars weigerden, omdat ze vreesden dat daarmee ook de
creatieve
hoogtepunten zouden verdwijnen.
"En
dus nemen ze die dieptepunten er gratis bij? De stoornis komt
natuurlijk voor
in verschillende gradaties. Ik heb geen zulke extreme uitspattingen,
simpel
samengevat: mijn ups zijn minder intens dan mijn downs. Ik geloof ook
niet dat
de stoornis mij een beter acteur maakt. Ik druk die knop dus
onmiddellijk in,
zonder twijfel. Ik zou veel liever door een emotioneel vlakker
landschap lopen.
Maar goed, het blijft een fictieve vraag natuurlijk, in realiteit helpt
medicatie ook al een heel stuk. Ik heb drie jaar geleden aanvaard dat
ik zo ben,
ik
besef dat ik mij daarmee tevreden moet stellen. Van daaruit moet ik
verder."
Praat
je, net
zoals Fry, over je stoornis om ze uit de taboesfeer te halen?
"Ik
heb er ondertussen geen problemen mee om mijn verhaal te doen,
eenvoudigweg
omdat het geen schande is. Maar ik ben
er ook de mens niet naar om op café
te gaan zitten en aan jan en alleman te verkondigen: 'Moet je nu eens
wat
weten? Ik voel mij niet goed'. Al kan ik dat soms moeilijk verstoppen.
Maar
praten lucht enorm op, of erover schrijven."
Voor
De
geruchten (2008) schreef je zelf een stukje monoloog. Jouw personage
zei:
"Ik kan niet meer lachen."
"Dat
gebeurde in samenspraak met Guy Cassiers. Hij wilde echt dat ik eens
een meer
dramatische figuur neerzette. Ik heb toen inderdaad aan Guy gevraagd of
ik de
monoloog van René Catrijsse zelf mocht schrijven. Hoewel het een hele
zoektocht
was, vond ik dat een aangename ervaring. Ineens stond het allemaal op
papier.
Ik herinner mij dat ik zelf ook niet meer kon lachen in die periode. Of
ik kon
de dingen alleszins niet meer relativeren, daar was ik mij toen ook al
wel van
bewust. Dat gevoel heb ik dan nagespeeld op scène. Bij momenten was het
een loodzware
opdracht, maar hoe vaker ik het speelde, hoe fijner het voelde. Het
werd bijna
een vorm van therapie. Dat is nu met Van de Velde misschien ook wel aan
de
hand."
Je
herkent je deels in zijn verhaal?
"De
voorstelling gaat wat mij betreft - dat geldt wellicht ook voor de
anderen -
over het alleen staan in de wereld, over worstelen met jezelf in een
verwarrende samenleving. Over gejaagdheid, over angst om uit de bocht
te
vliegen in deze hectische draaimolen. Over de liefde, hoe ga je om met
de liefde?
En wat als je gevoelens geen gehoor krijgen? Het gaat over afscheid
moeten
nemen. Over ons krampachtig zoeken naar het geluk."
Hoe
ga je
om met de liefde?
"Sinds
drie maanden, sinds het fout liep met de vrouw van mijn leven,ben
ik weer vrijgezel. Ik denk dat al mijn relaties wel enigszins leden
onder mijn complexiteit. Ik ben
ook
geen
heilige. Zonder dat ik het op dat moment zelf in de gaten heb, ben
ik in het samenzijn soms heel egoïstisch. Ik heb het idee dat ik voor
mezelf zoveel energie nodig heb, waardoor ik weinig overschot heb voor
mijn
partner. Ik ben
constant
op zoek naar een evenwicht in mezelf en dreig zo, zonder kwade
bedoelingen, de
ander te vergeten."
Je
analyseert jezelf wel streng. Denk je nog met de nodige onbevangenheid
in een
relatie te kunnen stappen?
"Ik
heb alleen schrik voor gelatenheid. Ik zou liefst van al aan een nieuw
avontuur
kunnen beginnen. Maar dan wil ik mij goed in mijn vel voelen. Ik wil
open
staan. Vrolijk zijn. Naïef misschien ook. Dat is nu even niet aan de
orde, maar
ik geloof wel dat je uit voorbije relaties kunt leren. Uit elke
mislukking komt
altijd wel iets positiefs voort."
Hoe
ziet
het geluk er voor jou uit?
"Als
ik wakker en luidop mag dromen, dan wil ik tevredenheid. Simpelweg
content zijn
met mezelf. Ik wil een manier vinden om de huidige verwarring te
relativeren.
Vooral dat eigenlijk. En niet teveel conflict, binnen of buiten mezelf.
Want ik
kan niet tegen ruzie. Dan neemt mijn Kempense zwijgzame natuur het over
en klap
ik dicht. In het ideale scenario staat er iemand aan mijn zijde die dat
slag
situaties oplost. Iemand die zorgt dat ik gewoon kan spelen en zich
bekommert
over al de rest, uit liefde. Ik wil gesoigneerd worden, zoals een
coureur."
Gezocht:
een liefdespartner, schuine streep manager, schuine streep masseur?
"Alles
in één, dedju. Die gasten uit de koers hebben het toch nogal voor
mekaar. Niet
zelden denk ik: waar blijven mijn soigneurs? Niet eentje, maar tien wil
ik er.
Al zou dat ook weer best beklemmend kunnen gaan werken na een tijdje.
Ach, ik
wil gewoon goed omringd zijn. En ik wil graag gezien worden. Dat wil
toch
iedereen?"