BRONNEN: |
In signaat Kesteren: Johan Scelaert van Oppendorp
http://home.quicknet.nl/mw/prive/j.lammers/regesten/kesteren.htm
http://www.rijksarchieflimburg.nl/lvo/lvo7.html
RA Gelderland ger. signaat Kesteren NB 102
fol. 24v, 17-07-1559
In de zaak, ingebracht op 20 Juni 1558 bij Johan van Plees, mede
als oom van de nagelaten kinderen en weduwe Dirricks van Uutwick,
voirtz Rutger Verstegen, Anthonis van Hattem, Gerit Vastericx,
Johan Goess en Margariet, Jan van Wyckx weduwe, repliceert Arnt
van Hemert, volm. van Jr Daem Schellart van Obbendorp, heer tot
Geysteren en van den Doornwerde, over de zaak van fol. 20v en
produceert daarbij een genealogie: Huberecht van Culenborch, heer
tot Meer, had achtergeleten 2 sonen en een dochter, n.l. heer
Willem van Meer, getr. met Margriet van Wylick, heer Henrick van
Mehr, getr. met Styn van Bell, en Joffer Reinera van Meehr, getr.
met Johan Scelaert van Oppendorp, ritter, heer tot Schijn. Hun
magescheit was van 8 Nov. 1452, waarbij Willem het goed te Inghen
kreeg; hij had geen kinderen. Bij magescheit van St Pontiaens
avont 1468 ts Henrick van Mehr, ritter, en Frederick van Oppendorp,
zoon van Reinera van Meer, aan een, en Margriet van Wijlack, wed.
van Willem, hield Margriet dit goet in tocht. Ook Henrick van
Meer stierf sonder geboerte en het goet ging over op Cunera (!)
van Mehr, zijn zuster, vrouw van Joh van Oppendorp. Cunera werd
beleend, maar nog altijd had Margriet het in tocht. Johan en Reinera
hadden 2 zonen: Reinalt, ridder geslagen te Jeruzalem, en Frederick,
overaldevader van Aenlegger. Reinalt stierf vóór zijn moeder Reinera.
Op St Dionisiusavont 1468 was er een verdeling ts Frederick en
Reinera´s genckeley of neve Johan, zoon van Reinalt. Frederick
kreeg daarbij het goet in de Betuwe. Hij werd beleend in 1511
als de tochterse nog leefde. Na Renera´s dood kwamen alle
Betuwse goederen aan Frederick en Johan, Reinalts zoon. Frederick
en Adriana van Broeckhuysen E.L. hadden 2 zonen: Johan en Wynant,
van wie de laatste kinderloos was. En zo kwam de bouwing op Frederick,
vader van den aenlegger. Nu komt in het geding een pretentie van
Johan, Reinalts zoon, heer van Goertzenich, maar Reinalt was al
vóór zijn moeder gestorven, waardoor bij haar dood Frederick,
Reinalts bruder, den oltsten opter straten was. Johan van Goertsenich
trouwde op het laatst van zijn leven Beatrix of Bathe Posthouwers
van Nijmegen. In zijn testament van 9 Nov. 1517 bepaalde hij dat
de goederen Goertsenich, in Gulick, Keulen en Gelre aan haar zullen
blijven, maar daarna aan zijn naaste erven. Dus ook hierbij is
Frederick weer erfgenaam. Hij maakte een uitkoop met Beatrix,
maar Beatrix mocht het Schellaerden goed in Ingen blijven gebruiken.
II. Jean II Schellart d´Obbendorf, seigneur d´Obbendorf,
de Gurtzenich (qui ne figure point parmi les biens de son père
et dont il aurait hérité à la mort d´un frère de son père,
nommé Rainer ou Renier), de Ruyst, Schinnen et Leewen, épousa
Rainalda (non Jeanne) de Mheer . Elle survécut à son mari, atteignit
un âge très avancé et paraît être décédée avant l´année
1495 (Arch. de Geysteren). D´elle naquirent:
1° Frédéric, seigneur de Gurtzenich, co-seigneur de Schinnen,
mont en 1478, marié étant déjà assez âgé, le jour de la Sainte-Lucie
1476 (Arch. de Geysteren), avec Adrienne de Broichausen, fille
d´Adrien et de Marguerite d´Arnheim. Elle lui apporta
la moitié de la seigneurie de Geysteren, la seigneurie de Spraelant
et une part dans la seigneurie de Flodorp. Devenue veuve, elle
se remaria avec André de Fischenich, dit de Bell, drossart d´Erkelentz
et de Krickenbeek, qui vivait encore en 1502 (Arch. de Geysteren).
2° Renier, qui suit.
3° Bela, mariée (déja en 1448?) à Guillaume de Goer de Neuengoer.
Bron: Extrait de l´Annuaire de la Noblesse de Belgique,
1885
|