è MENU Accuei/Onthaal Introduction Inleiding Patronymes/Patroniemen Branches/Takken Notices/Notities |
2. Sont déclarés également
bourgeois, les étrangers qui pendant cinq ans ont résidé
et tenu ménage à Ypres, après avoir alors prêté
serment.
Ils devront à cet effet se présenter
devant les échevins et jurer qu’ils tiendront foi et loyauté
à la ville. Ils payeront à cet effet onze sols, comme droit
d’enseigne de la bourgeoisie.
3. Si l’acte de bourgeoisie doit se faire par écrit, ils payeront au clerc trois deniers.
4. Celui admis à la bourgeoisie d’Ypres et à charge de qui des plaintes seraient apportées avant un an et un jour de résidence depuis son admission, perdrait son droit de bourgeois et les biens qu’il y aurait apportés.
5. Nul bourgeois de la ville d’Ypres, ne peut en même temps faire partie d’une autre bourgeoisie.
6. Nul ne peut acquérir le droit de bourgeoisie s’il n’a habité la ville un an et un jour, sans ternir sa réputation. Il est fait exception en faveur des bourgeois forains qui par mariage acquéraient le droit de bourgeois et de bourgeoisie.
7. Aucun fugitif en l’église ou ailleurs pour dettes, ne peut obtenir aucun office en la ville d’Ypres ni autre chose et s’il y entrait il serait puni d’une amende de neuf sols, banni un an sous menace de la corde.
8. Tous ceux qui étaient fugitifs depuis la saint Remi en l’an 1278, sont soumis à la même loi.
9. Celui qui abandonne la loi d’Ypres, perd sa bourgeoisie et ne peut plus l’acquérir.
10. Aucun bourgeois de cette ville
ne pouvait être arrêté pour dette qu’il devait en un
autre endroit.
La justice devait l’acquitter sans
frais et sans dommage.
____________________________________________________________________________________
Extrait des « QUYTSCHELDINGEN »
des maisons mortuaires de Bourgeois d’YPRES,
par Arthur MERGHELYNCK, Écuyer,
Yprois.
Dactylographié d’après photocopie
du manuscrit à YPRES.
D’après Warnkoning - Histoire d’Ypres
- pages 116-123.
KEURE SUR L’ACQUISITION DU DROIT DE BOURGEOISIE
À YPRES APRÈS 1278.
__________________________________________________________________________________________________
TAKKEN
3ABCD en 4A
12/2002
2. Zijn ook poorters verklaard de vreemdelingen
die gedurende vijf jaar te Ieper verbleven zijn en er hun huishoud
gevestigd hebben,
nadat zij de eed zullen afgelegd hebben.
Zij zullen zich daarom vóór
de schepenen voorstellen en zweren dat zij trouw aan de stad zullen behouden.
Zij zullen ook elf
penningen betalen als aanvaardingsrecht
aan de poorterij.
3. Indien de akte van poorterij op schrijfwijze dient opgesteld te worden, dan zullen zij drie penningen aan de klerk betalen.
4. Diegene die aan de poorterij van Ieper
aanvaard is, en ten laste van wie klachten zouden aangebracht worden vóór
één jaar en één
dag verblijf sedert zijn aanvaarding,
zou zijn poorterrecht verliezen, met alle goederen die hij er gebracht
zou hebben.
5. Geen poorter van de stad Ieper mag tegelijkertijd deel maken van een andere poorterij.
6. Niemand mag de poorterrecht verkrijgen
indien hij de stad niet bewoont heeft gedurende één jaar
en één dag, zonder zijn
reputatie te verliezen. Er is uitzondering
gedaan ten voordeel van de buitenpoorters die het poorterrecht door huwelijk
zouden
verkrijgen.
7. Geen vluchteling voor schulden, in de
kerk of elders, mag een ambt of iets anders in de stad Ieper verkrijgen,
en indien hij deze
zou binnentreden zou hij bestraft worden
met een boete van negen penningen, en gedurende één jaar
verband zijn op gevaar van
koord.
8. Al diegenen die vluchtelingen waren sinds de St-Remigiusfeest ten jare 1278, zijn onderworpen aan dezelfde wet.
9. Diegene die de wet van Ieper verlaat, verliest zijn poorterschap en mag deze niet meer verkrijgen.
10. Geen poorter van deze stad mag aangehouden
worden voor de schulden die hij op een andere plaats zou aangaan.
De justitie
moet hem zonder kost en zonder schade
vrijspreken.
____________________________________________________________________________________
Uittreksel van de « QUYTSCHELDINGEN
» van de Ieperse poorters,
door Arthur MERGHELYNCK, Jonkheer te Ieper,
Overeenkomstig een manuscript te Ieper.
Volgens Warnkonig - Ieperse Geschiedenis
- pp 116-123.
KEURE OP HET VERKRIJGEN VAN HET POORTERRECHT
TE IEPER NA 1278.