Kruiden N - Z

Kruidsoort:

                                 Beschrijving:

Nootmuskaat  Foelie

zoetig bitter, warm en aromatisch

Herkomst: Indonesië en Grenada. Nootmuskaat wordt al sinds de 16e eeuw gebruikt in  Europese keukens. Vruchtomhulsel of schil  wordt in recepten meestal foelie genoemd.

Gebruik: Noot en vruchtbeginsel (=foelie). Heel geschikt voor: spinazie, bloemkool, rode kool,  béchamelsaus, aardappelpuree en vleesgerechten.
In vele dranken en likeuren. Het gebruik ervan moet altijd beperkt worden.

 

                    

Oregano
Wilde Marjolein

Origanum vulgare

Lipbloemen familie

 

Aromatisch en kruidig

Botanie: Oregano of wilde marjolein (origanum vulgare) is een 30-60 cm hoge, overblijvende plant met uitlopers. De bladen zijn ei-rond, de bloemen staan in schijnkransen, die tot tuilvormige bloeiwijzen zijn verenigd. De bloemen hebben een lila tot witte kroon (juli-sept.)
Is in België (oostelijk deel) vrij zeldzaam in wegbermen en op dijken op zonnige, grazige plaatsen. Komt in het wild in Nederland (aldaar beschermd) voor in Zeeland, langs de rivieren en in Zuid-Limburg.
Het geslacht Origanum (v. Gr. oros = berg, ganos = sieraad) telt 38 soorten, die voorkomen van het Middellandse-Zeegebied tot in India.
De plant wordt in de bijbel verward met hysop.

Gebruik: Vers en gedroogd. Vooral in Italiaanse gerechten. In dranken en likeuren. Tomaten- en komkommersalades, soepen , omelettes, ..etc .

Zie ook "Marjolein". Voor directe overgang activeer de onderlijnde titel.

 

Paardebloem Leeuwentand Dandelion

Taraxacum officinale Compositenfamilie(a steraceae, compositae, chicorioideae) 

 

bitter

Herkomst van de naam: Taraxacum: komt uit het Arabisch. De vorm van de tanden gaf de volksnaam Leeuwentand aan de paardebloem. De Engelse naam 'dandelion' kont van het Franse 'dent de lion', wat inderdaad ook leeuwentand betekent. Leeuwtand: bladvorm. In het Duits: kuhblume, wordt graag gegeten door koeien. In het Engels wordt de plant Dandellion genoemd naar het Franse "Dent-de-Lion". De paarden waren zeer verlekkerd op de bloemen en de plant, vandaar ook haar naam. Dat ook andere dieren de paardebloem best lusten, hoor je in de volksnamen die aan de bloem werden gegeven: Koeienbloem, varkensbloem, en konijnebladen.

Botanie: Melksapbevattende plant met krachtige  paalwortel en grof gezaagde bladeren in een wortelrozet Bloemhoofdjes zijn geel op holle stengel, bloemen lintvormig. Vruchten met parachuutjes, worden door de wind verspreid. In veel variëteiten te vinden op het Noordelijk halfrond, op weides, in bermen en vele andere open plaatsen.De bloem bestaat uit vele lintbloemetjes, die elk apart bestaan en tot zaad uitgroeien na de bestuiving. De bloem gaat twee keer per jaar bloeien, in de lente én in de herfst. De bloemen gaan 's morgens open en sluiten zich 's avonds terug. Wanneer de holle stengel van de plant wordt gebroken, komt er wit melksap vrij. De zaadjes worden verspreid door de wind of via de huid van de dieren die erlangs passeren. De parachutes vliegen honderden meters ver met de wind mee. Op deze wijze kan de bloem zich vlug en massaal verspreiden. De bladeren staan onderaan de plant en vormen er een rozet. Ze leggen zich plat op de grond en houden zo het concurrerende onkruid op een afstand. De bladeren brengen het opgevangen regenwater tot bij de hoofdwortel. Deze priemt zich loodrecht de grond in.

Geschiedenis, sagen en volksverhalen: Vruchten werden gezien als een orakel (zoveel parachutes na het wegblazen nog blijven staan, zoveel jaren heeft de blazer  nog te leven, zoveel kinderen zal hij krijgen). Door de zonnig stralende bloesems werd de plant in de middeleeuwse Christelijke kunst naar Christus en  Maria toegeschreven. Als melk gevende plant bovendien symbool voor de dood van Christus. In de kruidenboeken van de 16e eeuw tegen vlekken in de ogen, als schoonheidmiddel en tegen geelzucht. De wortel omhangen, zou beschermen tegen koorts.

Inhoudstoffen: Bitterstoffen, triterpeen, stereol, caroteen, flavonoïden, rijk aan kalium, fructose, inulin.

Werking: Eetlustopwekkend, doet de galafscheiding  stijgen, bevordert de afscheiding van urine Storing van de galstroom, bij verminderde eetlust en maag-darm klachten zoals volgevoel,  winderigheid, ter verhoging van de hoeveelheid urine. Bloedreinigingsmiddel, licht laxerend,  bij reumatische ziekten en huidziekten. .zoals we reeds zeiden zijn de bladeren eetbaar. Maar ook voor de geneeskunde heeft ze haar nut. De bloem noemt eigenlijk met haar geleerde naam 'Taraxacum'. Taraxis betekent in het Grieks 'oogstoornis'. Delen en sap uit de wortel worden gebruikt als spoelwater bij ontstoken oogleden. Ook mensen die aan de lever of de gal lijden, worden met drankjes op basis van de paardebloem geholpen. Maar bekendst is de paardebloem als "pisbloem (in het Duits Pisseblume )" In Europa meest gebruikt als urindrijvend middel . De thee van paardebloemen laat de mens extra plassen. Dit zuivert het hele lichaam, het zuivert immers het bloed.

Gebruik: Volledige plant. Jonge bladeren en bloemknoppen als salade. Molsla is immers niets anders dan de bladeren van de paardebloem. Deze bladeren smaken groen een beetje bitter. Plaats daarom een bloempot omgekeerd over de plant. De blaadjes kleuren stilaan een beetje geler en smaken dan heel wat milder. Uit de bladeren gewonnen perssap als voorjaarskuren. In de herfst geoogste, inulinrijke wortels geroosterd als koffiesurrogaat (in plaats van chikoreiwortels). Kruidenaftreksels. Voor het op smaak brengen van dranken of aanmaken van "Paardewijn" worden alleen de gele bloemknoppen gebruikt (geen groen....!!!}omdat tijdens het gistproces de groene plantdelen licht giftig worden.
Er werd vroeger uit de wortels van bepaalde soorten ook gummi geproduceerd. Het gummigehalte bedroeg tot 30% van de droge substantie van de wortel.

 

Paardekastanje (witte)

Aesculus hippocastanum (hippocastanacea)

 

 

 

Herkomst van de naam: Esca = eten, aigilops = hard met eetbare  vruchten. De naam werd op de paardekastanje overgedragen. Hippos = ros, paard, castanum = kastanje. Waarschijnlijk vertaald uit het Turks af castanesi (paardekastanje). De zaden dienden als paardenvoer.

Botanie: Tot 25 meter hoge boom met vijf -tot  zeventallige, handvormige bladeren. Bloemen in rechtopstaande pluimen. Witte  bloemen met jonge gele bloemen. Stekelige doosvruchten, met 1 tot 3 glanzende  zaden. De zaadkernen bestaan hoofdzakelijk uit de kiem kiembladen. Thuis in: Kaukasus tot Azië. Geen familie van de tamme kastanje. Deze behoort tot de beukgewassen.

Geschiedenis, volksverhalen: Pas 400 jaar geleden in Europa ingevoerd. Was de lievelingsboom van de Franse zonnekoning Ludwig XIV. Geliefde sier -en schaduw boom. Vruchten werden vroeger gebruikt voor vervaardiging van braadolie en  bakmeel.

Inhoudstoffen: Triterpeensaponinen, flavanolglykoside

Werking: Hoofdzakelijk uitwendig bij aderproblemen,  krampen, oedemen, aambeien. Remt oedemen. Vermindert de doorlaatbaarheid van de bloedcapillaire, normaliseert de aderdoorsnee en verbetert de doorbloeding.

Gebruik: Witte Paardekastanje zaden. Thee (beter te mijden). In de volksgeneeskunde worden de gedroogde bladeren tegen hoest gebruikt, de schors tegen diarree en aambeien, vroeger als middel  tegen koorts en als vervangend middel van kinabast (kinine) bij malaria.

OPGELET: Inname van de thee kan door de  slijmvliesprikkelende werking van de saponinen tot maagklachten lijden, Daarom wordt het aftreksel hoofdzakelijk uitwendig gebruikt.

Verder gebruik van de plant: Schors ook gebruikt om  te looien. Hout voor meubels, deuren, houtsnijwerkzaamheden. Het hout is echter slecht bestand tegen weersinvloeden.

 

Papaver

 

Zie "Klaproos". Voor een directe overgang initialiseer (dubbelklick) de onderlijnde titel.

Paradijszaad Paradijskorrels 

(Afirmomum melegueta)

heet, samentrekkend en scherp (tussen peper en kardemom  in)

Botanie: Het zaad van de plant wordt ook wel eens aangeduid als Guinese peper en Melegueta peper.  De plant is echter geen familie van de peper, maar van de kardemom. De plant  komt oorspronkelijk uit West Afrika. Wat smaak betreft zit paradijszaad een beetje tussen peper en kardemom in. In de keuken wordt het nogal eens gebruikt als vervanging van peper, omdat het net als peper de eigenschap heeft om de smaak van andere ingrediënten te versterken (waarschijnlijk door de hete smaak). De zaadjes zelf zijn bruin van kleur en zijn iets kleiner dan korianderzaadjes of peperkorrels.

Gebruik:  Zaad. Je kan paradijszaad het beste op dezelfde wijze als koriander  gebruiken. Paradijszaad werd in de 18e en 19e eeuw aan Porter toegevoegd, totdat dit verboden werd voor zijn sexueel oppeppende eigenschappen. Geen  brouwer of stoker mocht paradijszaad in zijn bezit hebben op straffe van 200  goudfrank. Momenteel komen we paradijszaad naar het schijnt tegen in sommige witbieren (ik weet niet welke…spijtig!) . Allerlei dranken, lileuren en  gerechten.

Peper

 

Pittig.  Zwarte peper is aromatischer dan witte.

Herkomst: Tropen, met name Azië,  Antillen en Brazilië.

Gebruik: Alle gerechten en  dranken die wat extra pit kunnen gebruiken.

Pepermunt
Munt

Mentha piperita
Mentha pip.citrata
Lipbloemenfamilie (lamiaceae, labiatae)
Mentha (Munt)

 

 

 

 

Mentholsmaak, intense geur. Kamferachtig

Herkomst van de naam:  Minthe, de geliefde van Hades werd door  Persephone uit jaloezie wreed vermoord en verscheen als een geurend kruid  terug in de bovenwereld. Pepermunt vanwege de smaak.

Botanie: Pepermunt (Mentha piperita) is een plant uit de lipbloemenfamilie (Lamiaceae).
Pepermunt is ontstaan uit een kruising van de muntsoorten: watermunt (Mentha aquatica) met aarmunt (Mentha spicata) menthae longifoliae en menthae rotundifoliae. De plant is ongeveer 60 cm. hoog, vast, met kruisgewijs tegenovergestelde bladeren en vaalviolette bloemen in  aarvormige kransen. Vermeerdering alleen door uitlopers.
De plant is in de zeventiende eeuw in Engeland gevonden in een veld met muntplanten. Het zaad van de plant bevat weinig kiemkracht. Voor vermeerdering worden daarom vaak stukjes van de wortelstokken gebruikt. De plant wordt industrieel verbouwd in Engeland, Frankrijk, China, Japan en in Noord- en Zuid-Amerika. De plant is ongeveer 0,5-1 m hoog en heeft een zachtgroene kleur. Als het tijd is voor de oogst worden de planten afgesneden. Daarna blijven de afgesneden stengels nog een tijdje op het land liggen om te drogen.
Pepermunt (Mentha piperita) is een zich snel verbreidende, meerjarige, winterharde plant. Pepermunt bloeit van juli tot en met september met kleine violette bloempjes. De bladeren zijn mintgroen en staan kruisgewijs tegenover elkaar op de stengel. De bladeren zijn langwerpig, eivormig en gezaagd en hebben een opvallende mentholgeur. De plant groeit het beste in gedeeltelijke schaduw of in de volle zon. Grond: Munt groeit het best op vochtige, goed gedraineerde, alkalische grond met veel voedingsstoffen. Vermeerderen: Neem wortel of stengel stekken of verdeel munt, in voor- of najaar. 's Zomers de wortelstekken in water zetten. Zaai pepermunt in de lente. Kweken: Uitdunnen of verplanten op 30 cm afstand, in grote potten of plastic zakken om uitlopen van de wortels te beperken. Verwijder alle bloeiende stelen om kruisbestuiving tussen de verschillende soorten te voorkomen. Munt kan ook binnenshuis worden gekweekt
De eau-de-colognemunt (Mentha piperita f. citrata) is een speciale vorm van de pepermunt en ruikt bij het wrijven over de bladeren naar eau de cologne.

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: Muntsoorten zijn eeuwenoude cultuurplanten. Bladeren lagen al in oud Egyptische graven omstreeks 1200 tot 600 voor  Christus. Kruisingen van verschillende soorten al voor het tijdkeerpunt  bekend. Volgens Plinius moest men, wanneer de munt moest helpen bij miltklachten, negen dagen achter elkaar door van deze plant eten, zonder ze  uit de grond te trekken. In de middeleeuwen als samentrekkend,  wormafdrijvend, eetlust en geslachtsdrift opwekkend middel, tegen lever -en  miltklachten, evenals bloedend tandvlees. De tegenwoordig verbouwde "echte" pepermunt werd vermoedelijk voor het eerst beschreven door J. Ray in 1696.

Inhoudstoffen: Etherische olie (menthol zorgt voor de  intense geur), looistoffen, flavonoïden..

Werking: Inwendig: krampstillend, bevordert maagsap -en  galsekretie, winddrijvend. Uitwendig: verfrissend, koelend, veroorzaakt een  lichte, plaatselijke gevoelloosheid, vermindert jeuk en remt bacteriegroei. Spijsverteringsstoornissen, maag-darm klachten (bijvoorbeeld krampen, kolieken, winderigheid, maagsaptekort),  ziektes aan de galblaas (bijvoorbeeld tekort aan gal, stuwingen, krampen van  de galblaas -en wegen, ontstekingen). Uitwendig bijvoorbeeld tegen jeuk.

Gebruik: blaadjes. Pepermuntolie, pepermuntjes. Als de planten droog zijn worden ze in pakken naar de fabriek gebracht. Daar wordt uit de planten pepermuntolie gewonnen, het belangrijkste
onderdeel van pepermunt.De bladeren van deze plant hebben van zichzelf een kamferachtige smaak, maar na kruidenextractie ontstaat de typische pepermuntsmaak. De bladeren wordt ook in thee en allerlei gerechten gebruikt.
Wordt veel toegepast in allerlei snoepjes (pepermuntjes), gerechten, dranken, likeuren en cocktails. In dranken meestal door toevoeging van enkele druppels muntextract.

  

Piment

 

Kruidachtig, aromatisch

Gebruik: Dranken en likeuren. Allerlei gerechten en bereidingen.

 

Polei

 

muntachtig met een sterk aromatisch aroma

Gebruik: gehele plant

Pruimen

Prunus domestica
 
Rozenfamilie
Rosaceae

 

Zoet, zuurzoet, fruitig

Botanie: De pruim is een vrucht die groeit op wilde of gecultiveerde pruimenbomen en struiken. De plant behoord tot de rozenfamilie (rosaceae)
Lengte (hoogte): 3,00 tot 12,00 meter. .
Levensduur: Overblijvend.
Bloemenkleur: Wit.
Bloeimaanden: April-mei.
Bodemvereisten: Vochthoudend. Vrij voedselrijk.
Schaduwtollerantie: Zonnig tot halfschaduw.
Groeiplaatsen: Gecultiveerd in alle tuinen en weiden.
Wild: meest aan bosranden. De vruchten ervan zijn kleiner maar wel smakelijk. Bij het (gewild of ongewild) planten van een wilde pruim (volledig) groeit hieruit bijna altijd een nieuwe boom.

Soorten: Er bestaan blauwe, zwart-blauwe, gele en roodachtige varianten. De wilde variant is meestal van het roodbruine type en is zeer resistent tegen ziekten en aanvallen van insecten. De gecultiveerde soorten daarentegen bezitten deze eigenschap veel minder (vooral de gele soorten).

Inhoudstoffen en werking: Het gebruik van pruimen is de laatste jaren wat achteruigegaan ten gunste van de meer exotische fruitsoorten.  De minder geteelde gele pruimen zijn zoeter dan de blauwe en bevatten meer fruitsuikers. Pruimen bevatten vele mineralen. Alle pruimensoorten bevatten echter ook een zeer hoog gehalte aan anti-oxidanten en vitamines. Ze zijn ook rijk aan kalium hetgeen een mineraal is dat heel belangrijk is voor ons hart.

Gebruik: vruchten in siropen en marmelades. Voor het aanmaken van sap, likeuren en dranken (Slivovitz). Als toevoeging in allerlei gerechten en stoofpotten. Wordt ook gewoon als fruit geconsumeerd. De gebroken kernen (pitten) worden gebruikt voor het "op smaak" brengen van vele gerechten en likeuren.

 

                     Nog geen kruiden ingevoerd.

 

 

                      

Rozebottel

Voornamelijk van de rosa canina (Hondsroos) en de rosa pendulina Rozenfamilie (rosaceae)

 

Fruitig zuurzoet

Herkomst van de naam: Duits Hagebutten, omdat de struik vaak als haag diende. Butte betekent verdikking in het midden. Jeukpoedervrucht: de haren aan de binnenkant van de vrucht zorgen voor jeukprikkels. (Frans:  gratte-cul= "krab je achterwerk").

Botaniek: Meer dan 5 meter hoge struiken met meer of minder stekelige takken, geveerde bladeren en witte tot roze-rode bloemen. De  rozenbottels zijn schijnvruchten uit de vlezige, van binnen behaarde bekers en de eigenlijke vruchten (noten). Heggen, struikgewas en open bossen. Rosa canina in Europa, MiddenAzië, NoordAfrika; rosa pendulina in gebergtes van Midden -en ZuidEuropa.

Geschiedenis, sagen en volksverhalen: De rode roos zou volgens een sage uit een  druppel bloed van de Griekse koningszoon Adonis ontstaan zijn. Koningin van de bloemen, het oudste symbool van Maria. In de handen van engelen een beeld  voor Paradijs; pas na de zondeval groeiden de rozenstekels. Gebruik in de middeleeuwen als lever -en  longmiddel, tegen diarree. Rozenbottelpitjes bij "stenen" volgens de signatuurleer.

Inhoudstoffen: Vruchtenzuren, vooral appel-, citroen-, kisel- en ascorbinezuur (vitamine C). Bovendien pectine, looistoffen, suiker,  carotenoïden.

Werking: Ondersteuning van de therapie bij tekort aan  vitamine C en een verhoogde vitamine C behoefte. Bijvoorbeeld ter voorkoming  en ter ondersteuning van verkoudheidsziekten. Licht laxerend. Rozenbloemen van de rosa gallica en rosa damascena als middel tegen diarree, als gorgelmiddel en om te baden bij slecht helende wonden. Thee op de kernen of pitten getrokken geven een urindrijvende en nierzuiverende werking.

Gebruik: Rozenbottels (of schijnvruchten van de "noten") en de kernen ervan alsmede de bloemen. Voor allerlei dranken en likeuren en vruchtenwijnen. Bevat veel suikers.

Verder gebruik van de plant: Vruchten voor jam, sappen, vruchtenwijnen, dranken, en likeuren. Ook zeer geliefd als thee (van bloemen en/of pitten). Rozenolie, rozenwater. Rozebottelmarmelades worden meestal klaargemaakt met toevoeging van honing en geconcentreerd druivensap.

 

Rozemarijn

Rosmarini officinalis Lipbloemenfamiliela maiaceae, labiaitae.

bitter en kamferachtig

Herkomst van de naam:  Ros maris (Latijn) = dauw van de zee.  Oorsprong misschien ook van rops (Grieks) = lage struik, myrinos = balsemiek

Botanie: Altijd groene tot 1,5 meter hoge dwergstruik  met naar onder samengerolde, donkergroene, bijna naaldachtige leerbladeren, en vaal lichtblauwe lipbloemen. Te vinden in het Middellandse-Zeegebied, veelvuldig gecultiveerd, niet winterhard.

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: Plant van de Griekse liefdes godin Aphrodite. Bestanddeel van de Romeinse zegekrans (naast laurier en myrthe). Tot aan  vandaag trouw -en doopsieraad in talrijke gebieden in Europa, maar ook kruid van  de dood. Volgens een vrome legende, kreeg de plant haar geur, toen Maria de was van Jezus aan de struik te drogen hing. Als medicijn voor het eerst door Dioskurides genoemd, in de eerste eeuw (verwarmende kracht, geneest geelzucht). In de  bouwtekening van het klooster van St. Gallen (820 na Christus) genoteerd.  Definitief naar geneeskruid gestegen in de 16e eeuw: ter versterking van het geheugen, behouden van jeugdige levendigheid, tegen de pest.

Inhoudstoffen: Etherische olie (kruidige, bijna kamferachtige  geur), rozemarijnzuur, bitterstof

Werking: Bij hartklachten, volgevoel, winderigheid,  lichte krampachtige maag-darm-gal stoornissen. Als stimulerend bad bij  bloedsomloopstoornissen en bij spier -en gewricht reuma. Omslagen bij slecht  helende wonden en eczeem (volksgebruik). Verhoogt de hartprestatie, krampstillend en winddrijvend, wekt de eetlust en maagsapproductie op. Remt bacteriegroei.  Uitwendig: lokaal prikkelend, pijnstillend.

Gebruik: Blaadjes,  de toppen waaraan bloemen zitten geven het beste resultaat Algemeen gebruik in de likeurindustrie.

 

Saffraan

Colchicum- sativus

 

Echte saffraan bezit een kruidige, sterk bittere smaak en een krachtige zweemzoete geur.

Botanie:  Krokussen zijn verwant aan de iris. De bollen, die tegenwoordig overal ter wereld worden geteeld, komen oorspronkelijk uit Azië en het zuiden van Europa, waar de gedroogde stampers van de safraankrokus als saffraan (een felgeel kruid) en, iets minder vaak, als grondstof voor verf van dezelfde kleur worden geëxporteerd. Krokussen komen voor in verschillende kleuren, waaronder paars, blauw, geel en wit De plant heeft dus gele, witte, violet tot licht lila of lavendelblauwe bloemen die bloeien in de lente en draagd in het oog springende stempels (stigma) die gedroogd worden om er safraan van te bereiden. De bloemen worden 12 cm hoog en de smalle langwerpige bladeren ± 30 cm lang.
De plant groeit best in volle zon op open en voedingsrijke gronden die niet te vochtig zijn. De bloemknollen zijn gemakkelijk deelbaar na het afsterven van het gewas. De saffraankrokus wordt hoofdzakelijk geteeld in Iran, Kasjmir en in mindere mate in Spanje, Frankrijk en Italië

NOTA: Indien U de plant wil aanschaffen om er saffraan van te oogsten, verzeker er U dan van dat het wel degelijk "Saffraan Crocus- Colchicum sativus" betreft en niet de "Herfst crocus - Colchicum spp".  Deze laatste heeft mooiere en grotere bloemen maar is wel uitermate giftig! Het normale saffraankruid bestaat  uit de de gedroogde en vermalen stempels van de safraancrocus Crocus sativus. De gele kleur ervan wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van de karotenoide verbinding crocine.
Het oogsten van de bestaat uit het plukken van de lichtgekleurde stigma's binnen in de bloemen en deze te drogen. De stempels verliezen 80% van hun gewicht tijdens het drogen in de zon. Deze zijn zeer klein zodat er een enorme hoeveelheid van nodig is om enkele grammen saffraan te bekomen. Men heeft ± 400 stempels nodig voor 1 gram safraan. Elke bloem heeft slechts 3 stempels (of stigma's). Men moet dus  een 150-tal bloemen oogsten voor deze ééne gram safraan. Voor de productie van 1 kg saffraan zijn dus ca. 150.000 bloemen nodig. Het (dure) smalle draderige, donker oranje tot roodbruin gekleurde kruid moet donker en droog bewaard worden. Best in ondoorzichtbare behouders (bv uit staal of zeer donker glas).

Gebruik:
Saffraan (via Fr. safran v. Arab. za'faran), de oranjebruine tot geeloranje versgedroogde stempels (ook in de vorm van poeder) en levensmiddelenkleurstof , sporadisch nog als textielkleurstof. De karakteristieke safraansmaak is afkomstig van de aromatische oliën en de bittere glykoside pikrocrocin.
In gebak, rijst, visgerechten, thee en vele andere gerechten. In dranken en likeuren meestal door macereren (laten trekken) op fles.

Indische saffraan is de oranje wortelstok van Curcuma longa (Gemberfamilie), veel gebruikt als keukenkruid in Zuidoost-Azië en Indonesië (kunis of kunjit).

OPGELET: Bij overmatig gebruik is saffraan giftig tot zelfs zeer giftig. Een paar gram ervan kunnen reeds dodelijk zijn...!!!  Zulke hoeveelheden worden natuurlijk (en gelukkig) nooit in eenmaal gebruikt...!!!. Saffraan werdt vroeger ook wel eens misbruikt voor het veroorzaken van abortussen. Het gele crocine wordt snel door het lichaam opgenomen en geven het slachtoffer het uitzicht van een ernstige leveraandoening zoals bv. geelzucht. Saffraan zou  volgens sommigen de gevolgen en werking van alcohol afzwakken. Bewezen is dit echter niet.

      

Salie  (echte)   Salvia

Salvia officinalis Lipbloemenfamilie (lamiaceae, labiatae)

 

 

bitter

Herkomst van de naam: salvare = genezen, salvere = gezond; met betrekking tot de geneeskracht van de  plant

Botanie: Vaste plant, aan de grond houtachtig, met vooral aan de onderzijde, vilt-achtige grauwgroene bladeren. Blauwviolette  lipbloemen in ijle aren. Te vinden in het Middellandse Zee gebied. Plant lijkt sterk op Hysop.

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: Volgens een legende heeft Maria, toen ze met het kindje Jezus op de vlucht was voor Herodes, de bloemen gebeden haar te  helpen. Alleen de salie gaf haar toevlucht onder zijn bladeren. Als dank  daarvoor verleende Maria het kruid de kracht om mensen te genezen. Waardering voor  van de plant is terug te vinden  in de naam. Een oude spreuk van rond 1300: "Waarom zou de mens doodgaan,  als er Salie in z'n tuin groeit?" Helaas luidt het antwoord: "tegen doodgaan is geen kruid in de tuin gewassen."

Inhoudstoffen: Etherische olie (waaronder thujon), verantwoordelijk voor de kruidige aan Kamferachtige geur, looistoffen, flavonoïden,  bitterstoffen.

Werking: Bij spijsverteringsstoornissen, winderigheid, ontstekingen van het darmslijmvlies, diarree. Bij overmatige zweetafscheiding. Als volksmedicijn bij het spenen. Om te gorgelen tegen ontstekingen van mond -en keelslijmvlies. Vermindert overmatige zweetafscheiding. Ontstekingsremmend, remt bacteriegroei, schimmels en virussen. Samentrekkend.

OPGELET: Bij overdosering (meer dan 15 gram  bladeren per dosis) of zeer langdurig gebruik, kan de thuyon zorgen  voor versnelde hartslag, hittegevoel,, duizeligheid, overgeven, darmkrampen,  nierbeschadigingen, stoornissen centraal zenuwstelsel;  misbruik als arbortus-middel.                                                          Zo is bv. absinth-jenever is in de meeste  landen verboden. Deze bevat namelijk  zeer veel van de etherische olie thujon, dat tot vergiftigingen kan leiden.  Zie ook Absinth.

Gebruik: Blaadjes. Kruid voor vis en vlees. Diverse likeuren.. Bij normaal gebruik geen risico voor vergiftiging 

 

Salie  (Valse)   Wilde  salie Gamander

 

bitter, doet iets denken aan hop

Gebruik: Toppen van de plant (zie ook hierboven "Echte Salie")

Sassafras

 

plezierig, aromatisch en licht kruidig

Gebruik: Wortel en uit de wortel geëxtraheerde olie

Senna         

Cassia Senna   Cassia angustifolia

Vlinderbloemfamilie leguminosae, caesalpiniaceae

Bitter, kruidig

Herkomst van de naam: Kassia (Grieks) = kruidige bast; deze naam werd oorspronkelijk in het bijzonder voor kaneel gebruikt, later ook overgenomen voor de peulvruchten (sommige cassia soorten hebben een kruidige bast).

Botanie: Tot 1,5 meter hoge struik met in paren geveerde bladeren. Trosvormige bloeiwijze met talrijke gele, bijna 3 cm. grote bloemen. Cassia senna is in Noord -en Zuid-Afrika thuis, cassia angustifolia in Arabië.

Geschiedenis: Behoort tot de meest gebruikte plantaardige laxeermiddelen. Senna soorten werden al in het oude Egypte gebruikt.

Inhoudstoffen: Antrachinon, slijm

Werking: Verstopping en ziekten, waarbij een lichte darmlediging met zachte stoelgang wenselijk is (bijvoorbeeld aambeien).
Laxerend. De darminhoud wordt zacht, druk in de darm wordt versterkt en de darminhoud wordt sneller voort bewogen. De werking treedt na 8-12 uur in.

BIJWERKINGEN: Overdosering kan tot koliekachtige pijnen lijden. Bij langdurig gebruik kan het tot verhoogd verlies van water en zouten (in het bijzonder kaliumzout) leiden. Onder andere kunnen moeheid en spierzwakte het gevolg daarvan zijn. Omdat ook de darmspieren zwakker worden, moet de dosis verhoogd worden (vicieuze cirkel bij misbruik!).
Let op: Zonder advies van de arts maar korte tijd gebruiken. Zwangere vrouwen en zogende moeders moeten voor gebruik een arts raadplegen. De normale functie van de darm moet door ballastrijk voedsel, voldoende vocht en beweging ondersteunt worden. Sennavruchten tonen de gelijke werkingen en bijwerkingen

Gebruik: bladeren, vruchten en bast. In bepaalde dranken en likeuren of elexirs zoals bv. "Zweedse kruiden". Meestal door macereren op fles (laten trekken). Opgelet...macereren en niet masseren......hahaha !

 

Sleedoorn      (Zwarte doorn)

Prunus spinosa       Prunus-familie

 

Scherpe en zurige smaak

Botanie: Sleedoorn (Prunus spinosa) is een plantensoort uit het geslacht Prunus (zoals kersen en pruimen).
Engels Sloe of Blackthorn. Zweeds Slån
In België zijn vier en in Nederland drie Prunus-soorten inheems. De sleedoorn is een 1,50-3,00 m hoge heester en komt in het wild voor in heggen, in loofbossen, in de duinen en langs akkers.
De sleedoorn heeft takdoorns en 2-4 cm lange langwerpige bladen. De alleenstaande bloemen (april, mei) hebben witte kroonbladen; de harde, donkerblauwe vruchten zijn oneetbaar. De sleedoorn is een dichtgroeiende struik. Aan de top van de heester sluiten de zijdetwijgen in sterke en scherpe takdoornen. Takdoornen zijn zeer algemeen; men vindt ze o.a. bij de sleedoorn en de meidoorn. De sleedoorn heeft alle tussenvormen tussen doorn en takje; hij bloeit vaak aan de grote doornen. De bloemen slaan uit vóór het ontspringen van de bladeren. De vruchten hebben een scherpe smaak en zijn rijp in Septenber-ocktober. Sleedoornen groeien meestal op zonnige grasheuvels.
Sleedoorn (Prunus spinosa) staat veel langs wegen, in houtwallen of windsingels. Je kunt de struik normaal maar beter niet in je tuintje hebben. Echter wel, indien je een grote en wilde tuin nastreeft en er veel vogels in wilt aantreffen.
Sleedoorn wordt ook wel "zwarte doorn" genoemd vanwege de zwarte, berijpte besvruchten die in de nazomer verschijnen. De bessen worden graag gegeten door lijsters. Zij zorgen zo voor een bescheiden verspreiding van de struik. Het toevoegsel "doorn" heeft te maken met de gemene takdoorns op het einde van de stengels. Een doorn is ongeveer anderhalve centimeter lang.
De doornige struik is een geliefd plekje voor broedende vogels. Katten en andere belagers kunnen niet bij het nest komen zonder zich pijnlijk te bezeren. In de zomer en herfst heeft de struik verder weinig sierwaarde.
Een naast familielid ervan is de vogelkers (P. padus), een vrij algemene heester of boom. Een andere in België en Nederland voorkomende prunus-soort is de zoete kers of kriek (P. avium). In België komt op enkele plaatsen in de Kalkstreek ook de weichselboom (P. mahaleb) voor.
Niet iedereen weet dat sleedoorn ook tot de steenvruchten hoort (zoals kersenen abrikozen) hoewel wij de vruchten ervan niet eten. Het is echter een plant met veel geneeskrachtige mogelijkheden.

Werking: Reeds in de oudheid werd de sleedoorn gebruikt door de toenmalige heksendokters en andere gifmengers. Uit de bloesems wordt een essence die dienst deed als middel om bloed te reinigen, laxeermiddel en als hoest- en longmiddel. Uit de vruchten werd een siroop bereid die chronische diarree kan genezen, vooral in combinatie met tormentil.
Ook op maag en darmslijmvliezen heeft deze siroop een gunstige uitwerking. Voor bleekzuchtige personen is sleedoornsiroop een goed natuurlijk geneesmiddel.

Gebruik: Men gebruikt alleen de vruchten en bloesems van de sleedoorn, niet om ze op te eten zoals de andere steenvruchten, maar wel, om van vruchten en bloesems geneeskrachtige siropen en essences te maken. Ook wijn en likeuren worden ervan gemaakt.
Een ander bekend middel tegen spierpijnen en reuma is "Sloan". In dit smeermiddeltje zijn sleedoornbloesems en bessen samen met oa. kamfer (cinnamona camphora) verwerkt. Men krijgt er zelfs dode paarden weer mee recht... hahaha !!!

 

Sleutelbloem

 

bijtend bitter met een geur die doet denken aan anijs

Gebruik: bloemen en wortel

 

Sinaasappel- schillen (Bittere) Pomerans Curaçaoschil Sukade

Citrus aurantium. (Citrus  medicum)

.

bitter en licht fruitig

Botanie: Curaçaoschillen zijn de schillen van de bittere sinaasappel. Vroeger werd deze sinaasappel in België en Nederland ook wel de Pomerans genoemd, hetgeen een samenvoeging is Pomum  Aurantium ofwel de gouden appel. De bittere sinaasappel is in tegenstelling  tot de zoete sinaasappel Citrus sinensis niet bij de groenteboer te koop. De schil van de bittere sinaasappel is bitter door de aanwezigheid van diverse bitterstoffen. De sinaasappelen en ook de mandarijnen komen oorspronkelijk uit Noordoost Indonesië en Zuid China. De naam sinaasappel of appelsien  betekent niets anders dan appel uit China. De bittere sinaasappel werd al  voor Christus in Griekenland ingevoerd.

Gebruik: Schillen. Voor zover mij bekend wordt de bittere sinaasappel niet gegeten (misschien in Engelse marmelade…bah..!).  De schillen worden meestal gebruikt voor het bereiden van een etherische olie, die weer in diverse aroma's wordt  gebruikt. De schillen van de onrijpe vruchten worden gebruikt voor het persen van bergamotolie. Dit is het aroma dat we tegenkomen in de Earl Grey thee. Curaçaoschillen zijn, naast  alsem, kalmoes en laurierbessen een bestanddeel van de Beerenburger kruiden.  De naam curaçaoschil is afkomstig van de gelijknamige (blauwe) likeur, die wordt bereid uit curaçaoschillen, suiker, alcohol, kamille, foelie en  kaneel. Ook sukade is in principe goed te gebruiken. Sukade zijn de (gekonfijte) schillen van de vruchten van de plant Citrus medica. Deze plant  wordt speciaal voor de schil gekweekt. Curaçaoschillen  worden veel gebruikt in witbier en andere Belgische bieren. Als je curaçaoschil wil gebruiken moet je er rekening mee houden dat de dranken er bitterder van wordt. Normaal gebruik ongeveer 5 tot 10 gram per 10 liter. Curaçaoschillen zijn gemakkelijk te verkrijgen.  Over het algemeen zijn het grijswitte knoertharde schillen: ze zien er dus  niet uit. Een gedeelte van de schillen kan je het beste een half uur laten meekoken en een ander gedeelte kan je het beste op het einde van het koken toevoegen. Verwacht niet dat je van curaçaoschil veel sinaasappelaroma in je drank krijgt. Daarvoor kan je beter de schil van de zoete sinaasappel gebruiken.

 

Sinaasappel- schillen – Zoete

( Citrus sinensis )

bitter (maar veel minder dan de bittere variant), fruitig en bitterzoetig. De zoete sinaasappelschil geeft een sterker sinaasappelaroma dan de bittere variant.

Botanie:  De zoete sinaasappel werd pas voor het eerst in 1520 naar Europa  gebracht. De sinaasappelen en ook de mandarijnen komen oorspronkelijk uit  Noordoost Indonesië en Zuid China. De naam sinaasappel of appelsien betekent  niets anders dan appel uit China.  De zoete sinaasappels is in elke voedingswinkel te verkrijgen.

Gebruik: Schillen. De schillen van de zoete sinaasappel, mandarijnen, citroenen en linoenen goed te  gebruiken bij het brouwen van dranken. Neem dan niet de schillen van verse vruchten. Deze zijn namelijk vaak bewerkt met kleurstof en glansmiddelen. Je  kan deze schillen het beste zien te krijgen bij een goed gesoreerde specerijenwinkel. Gedroogde schillen van mandarijnen zijn te verkrijgen bij  de Chinese supermarkten. Aan de onbesmette schillen van zoete sinaasappelen is echter moeilijk te komen. Een gedeelte van de schillen kan je het beste een half uur laten meekoken en een ander gedeelte kan je het beste op het einde van het koken toevoegen.

NOTA::
Er bestaan vele soorten zoete-appelsienen. Hier volgen er enkele:
Clementine:
De clementine is een kruising tussen de mandarine en de pomerans (bittere appelsien). Deze soort is vrij van pitten en bezit een oranje schil en vruchtvlees. De smaak is intensief, zoet en verfrissend. Bezit veel sappig vruchtvlees en is gemakkelijk te schillen.
Rijp van Novenber tot Februari.
Sanguines:
Appelsien van gemiddelde grootte met een grogporige schil. Het vruchtvlees is hier en daar rood-gevlekt. Vandaar de naam "bloedappelsien". Frisse smaak. Heeft pitten maar wel weinig. Rijp rond Februari - Maart.
Ortaline:
Is een kruising tussen de tangerine (een mandarine-soort) en de gewone zoete appelsien. De schil is dun en glad. Het vruchtvlees is zoet en aromatisch. Bezit weinig kernen. Rijp tussen Februari en Maart.
Salustianas:
Is een vroegrijpe soort. Is ovaal van vorm. Is zo goed als pitvrij. Dunne schil die een blonde kleur heeft. Rijp rond Januari - Maart.
Navels:
Groot en kernvrij. Het vruchtvlees i zoet en heeft een volle smaak. De appelsien bezit een karakteristieke "navel" aan het bloemeinde van de schil. Bezit wel enige pitten. Rijp rond November - Februari.

 

Spaanse  peper

 

scherp, peperig

Gebruik: Vrucht. Meestal in poedervorm.

 

Sint Janskruid Johanniskruid Hertshooi

Hypericum perforatum Hertshooifamilie (hypericaceae) 

Bitter,  samentrekkend, aromatisch

Herkomst van de naam: Hypo = onder of tussen, ereike = heidekruid. Het kruid groeit vaak tussen heide. Perforatum = doorboort, vol gaten: de bladeren hebben doorschijnende stippen, daar waar hun oliekliertjes zitten. "Johanniskruid"  bloeit rond St.Jan, naast Johannus de Doper. Het lievelingskind van Jezus. In het Duits Hartheu = geeft gedroogd erg hard hooi.

Botanie: St Janskruid (of Johanniskruid) behoord tot het plantengeslacht Hypericum (v. Gr. plantennaam hupereikon) uit de Hertshooifamilie. Er zijn ca. 35 soorten, wijdverspreid, maar vooral in het Middellandse-Zeegebied.
De soorten zijn halfheesters of kruidachtige planten; de ongeveer tien wilde soorten in Nederland en België zijn alle kruidachtig en hebben gele bloemen. Ten dele zijn het liggende of opstijgende planten, zoals het zeldzame moerashertshooi (H. elodes), dat voorkomt in moerassig veen en op vochtige heiden, en liggend hertshooi (H. humifusum), dat vrij zelden aangetroffen wordt op vochtige en droge zandgrond. Een algemene soort met rechtopstaande stengels is Sint-Janskruid (H. perforatum). Deze heeft twee overlangse lijsten op de stengels en veel doorschijnende puntjes (olieklieren) in de bladeren. De plant bloeit van juni tot september en is 20–80 cm hoog. Ook het 20–80 cm hoog kantig hertshooi (H. maculatum) is een algemene soort, die voorkomt op vochtige plaatsen. Deze soort heeft vier lijsten.

Geschiedenis, sagen en volksverhalen: Het rode sap in de bladkliertjes zou het bloed van Jezus zijn, Johannis zou onder het kruis van Jezus de  bloedbesprenkelde planten hebben verzameld. Eén van de meest belangrijke  planten tegen al het kwade. Omdat het kruid heksen en duivels verdrijft,  heeft de duivel uit kwaadheid alle bladeren met een naald doorgestoken. Op Johannisdag (24 juni) geplukt kruid zou het meest werkzaam zijn. Werkt volgens de signatuurleer tegen bloedziekten (rood sap) en tegen alle wonden.

Inhoudstoffen: Hypericine en verwante stoffen (rode stof in de bladeren), etherische oliën, looistoffen.

Werking: Bij depressieve klachten, bijvoorbeeld in de overgangsjaren, nerveuze uitputting en onrust, angst, slaapstoornissen, mondspoelingen, bij slijmvliesontstekingen. Als volksgebruik tegen diarree,  urinedrijvend middel, bij reuma en jicht. Rustgevend, moet vaak langer gebruikt worden voor effect bij depressies. Remt de bacteriegroei, samentrekkend.

OPGELET: In zeldzame gevallen kan het gebruik van St-janskruid, bij  mensen met lichte huid (bv. roodharigen) en na zonbestraling, aanleiding geven tot zonnebrand of ontstekingen op de huid veroorzaken. De hieraan gevoelige personen kunnen dus best de volle zon of een solarium vermijden.
Volgens de laatste onderzoeken zou ook een verminderde werking van cholesterol-verlagende en bloedverdunnende medicijnen zijn vastgesteld. Bij regelmatig gebruik van St-Janskruid dus steeds Uw huisarts op de hoogte brengen. Dit moet trouwens altijd bij regelmatig of langdurig gebruik van kruidenmedicaties.

Gebruik: Hele plant uitgezonderd wortels. Dranken en likeuren. Thee.

 

Struikheide

 

Samentrekkend

Gebruik: Bloemen

 

Taxus

bv. Taxus baccata, brevifolia en Mairei.

 

kruidig en aromatisch.

Botanie: Taxus  groeid als boom en struik in het wild en wordt veel gebruikt in aanplantingen als sierboom of haag. Heel veel hagen zijn trouwens taxushagen. Door de giftigheid van de altijd groene twijgen en de zeer giftige pitten van de rode bessen (cyankali) mag de taxus nooit dicht tegen de afsluitingen van weiden staan waar dieren in grazen. De taxus (soms onterecht "venijnboom" genoemd) wordt ook best vermeden in tuinen waar kleine kinderen in spelen. De rode bessen zijn zeer aanlokkelijk...! Het hout en de schors bevat taxol. De schors het meest.  Het is een zeer duur bestandsdeel van de plant en tot vandaag, het enige werkelijk werkzame geneesmiddel tegen zachte kankers. Niet zo lang geleden werden de taxushagen nog gratis geknipt, men begrijpt wel waarom…! Als U dus de gelukkige eigenaar bent van een taxusboom of haag, denk dan zeker tweemaal na alvorens deze te kappen of te verwijderen !!!.

Inhoudstoffen en werking:  De groene twijgen en de pitten van de bessen zijn zeer giftig. De schors en in mindere mate de rest van de boom bevat Taxol. Taxol is een estherische olie dewelke tegenwoordig chemisch wordt nagemaakt. Zoals bijna alle werkzame medicijnen is taxol zeer duur. Het is echter een van de weinige, echt werkzame medicaties tegen en ter voorkoming van zachte kankers. In zeer vele gevallen (bij tijdige ontdekking) is het terugdringen en zelfs volledige genezing ervan door taxol bewezen ! Dit is wetenschappelijk bevestigd.

Gebruik: Schors (en in de chemische industrie ook het hout).  De kernen van de meestal rode bessen en de groene naalden zijn zeer giftig (dus zeker niet gebruiken). Van de schors wordt thee getrokken. Men mag hievan slechts één dag enkele koppen thee drinken en dan twee dagen overslaan. Zelfs, indien men (gelukkig) nog geen kanker heeft , kan een kuurtje zo nu en dan geen kwaad. Voorkomen is tenslotte altijd beter dan genezen ...!  Wordt ook in likeur en dranken verwerkt. De soorten die hievoor meestal gebruikt worden zijn de Taxus Brevifolia, T. Baccata. of de T. Mairei.

OPGELET: De zaden van de meestal rode bessen en het groen van de boom of struik zijn zeer giftig en mogen niet gebruikt worden..Begrenzing van het thee-gebruik (getrokken van de bast) tot één dag per drie dagen. De werking van het ondersteunend natuurgeneesmiddel bij onderdrukking, voorkoming en/of terugdringing van kanker wordt sterk verhoogd indien het aftreksel getrokken wordt uit 50% schors van de taxus (Taxuis baccata, T. brevifolia of T. Mairei ) en 50% Maretak (mistel).  Zie ook Maretak. Ook de rivierwilg (zuid Afrika) bezit deze eigenschap.
ALTIJD huisdokter inlichten bij langdurig gebruiken van zogenaamde "natuurkuren" !!!.

 

Tijm (echte)       Thijm

Thymus vulgaris Lipbloemenfamilie (lapiaceae, labiatae)

 

wrange kruidige smaak met een prettig aroma

Herkomst van de naam: Thyein = offeren; droge kruid werd in de  oudheid in offervuren verbrand; de afleiding van thymos (Grieks) = moed, is omstreden.

Botanie: Rijk vertakte dwergstruik met kleine, ietwat  naar onder gerolde bladeren. Lichtpaarse lipbloemen in aarachtige of hoofdjes  achtige kransen. Thuis in Midden -en Zuid-Europa, de Balkanlanden en in de  Kaukasus, ten noorden van de Alpen maar beperkt  de winterhard.

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: Bij de oude Egyptenaren een van de  ingrediënten bij het inbalsemen van de doden. Bij de Grieken voor het kruiden  van gerechten en kazen. Kwam pas in de vroege middeleeuwen door Benedikteinen  over de Alpen naar Midden Europa. Symbool voor moed en dapperheid, zo werden  bijvoorbeeld in de middeleeuwen thymtakjes in de ridderuitrusting gestoken. In de kruidenboeken van de 16e eeuw tegen astma, ademnood, ingewandswormen, werd als urinedrijvend, slijmoplossend, eetlustopwekkend,  beschreven. Sagen gaan meer over de inheemse wilde tijm (thymus serpyllum).

Inhoudstoffen: Etherische olie, looistoffen, flavonoiden,  triterpene.

Werking: Bij bronchitis, kinkhoest, catarre van de bovenste luchtwegen. Om te spoelen of te gorgelen bij ontstekingen van de mond -en keelruimte. Ook als gezicht dampbad. Als volksmedicijn als maagmiddel en bij  winderigheid. Als thee: krampstillend, in het bijzonder op  de bronchiën, slijmoplossend, ophoestbevorderend,. Spoelingen en gezicht dampbad: remmend op bacteriegroei, deodoriserend en doorbloedingsbevorderend.

Gebruik: Als specerij (vooral voor lam, bestanddeel van Provençaalse kruiden). Likeuren en smaakzetting van dranken. Thee.

 

Trosvlier      Bergvlier

Sambucus- racemosa

Kamperfoelie- familie Caprifoliaceae

 

Giftig !

Botanie: de trosvlier (of bergvlier).is een struik van wisselende grootte. Hoogte: 2-6 meter. Overblijvend. De trosvlier onderscheid zich van de gewone vlier door de ongeveer bolvormige pluimen (april, mei), de rode vruchten en het bruingele merg Bloeitijd: in de late lente (april - Mei) met onregelmatige verzamelingen van geel en geelgroene bloemen met dezelfde opbouw als de gewone zwarte vlier (Sambucus nigra). De vruchten zijn rijp in Juli - Augustus maar zijn giftig. Bodemvereisten: Vrij droog tot vochtig. Zuur. (Vrij) voedselrijk. Zand, leem, veen en stenig. Schaduwtollerantie: Zonnig tot halfschaduw. Groeiplaatsen (wild): Heggen, kap-, brand- en stormvlakten, bosranden, (berg)bos, houtwallen, eendenkooien, langs vennen, rotsen, puinhellingen. Komt ook veel voor in parken en tuinen. Verspreiding:: Gematigde zone van het noordelijk halfrond. In wilde toestand in België: in het oostelijk landsgedeelte. In Nederland: Plaatselijk vrij algemeen op het pleistoceen en in sommige laagveengebieden. Zie ook verder onderaan de omschrijving van de gewone "Vlier".

Gebruik: OPGELET: Bessen en bloemen zijn giftig !!!

 

           Nog geen kruiden ingevoerd

 

 

Veenbes            Zuurbes Lepeltjesheide Kraanvogelbes

Familie Oxycoccus O. palustris         O. macrocarpos

 

Zurig  

Botanie: Veenbes (zuurbes en Lepeltjeheide) (Zweeds = tranbär  Engels = Cranberry). De veenbes behoort tot  het plantengeslacht Oxycoccus (v. Gr. oxus = zuur, kokkos = bes) en een ondersoort daaruit, beide uit de Heidefamilie. Dit geslacht wordt dikwijls met het geslacht bosbes verenigd; het verschilt daarvan o.a. door de diepingesneden kroon, waarvan de slippen al zeer vroeg geheel teruggeslagen zijn. Er zijn ca. vier soorten, alle op het noordelijk halfrond.
In België en Nederland komt de veenbes (O. palustris) vrij zeldzaam voor op levend hoogveen. Veenbes is een 15-50 cm hoog, liggend heestertje met kleine bladen en langgesteelde bloemen, die met enkele bijeen staan aan de toppen van de takken. De kroon is roze (mei, juni), de vrij grote (tot 1 cm doorsnede) bessen zijn rood, zelden wit.
Een andere soort, lepeltjeheide of cranberry (O. macrocarpos), hoort thuis in Noord-Amerika, maar wordt (aangespoeld na schipbreuk?) algemeen in België en Nederland aangetroffen en ook op enige andere plaatsen in Europa. De vruchten zijn eetbaar en worden dan ook geoogst. De cranberry (Frans = airelles rouge) is van oorsprong dus een typisch Amerikaanse besvrucht. Zij dankt haar naam aan het gebogen steeltje van haar bloem. Dit steeltje lijkt op de nek van de kraanvogel. De bes kreeg daardoor de naam cranberry of kraanvogelbes.
De cranberry wordt op grote schaal gekweekt in Noord-Amerika en Canada. Ze zijn maandenlang in de koelkast houdbaar, vanwege het hoge gehalte benzoezuur (conserveringsmiddel).
Het oppervlak van de dieprode bessen moet glanzend zijn. Meestal is de onderkant witachtig. Cranberries worden ook geconserveerd in de handel gebracht. De smaak van cranberries is friszuur, soms wat wrang en bitter. Ze kunnen ook rauw gegeten worden, maar de smaak is beter wanneer ze kort gekookt worden. Zie ook "bosbessen"

Inhoud en werking: Komt de laatste jaren meer en meer in zwang als "gezondheidsvrucht". De oorzaak hiervan is: het zeer hoge gehalte aan antioxidanten in de bessen. De antioxidanten zijn van hetzelfde type als in donkerer bessen zoals bv. de zwarte bessen. Geeft een verhoogde weerstend tegen veroudering van het lichaam. Speciaal de ouderdoms-aftakeling van de hersenen en de ogen wordt effectief bestreden. Tegen infectie en aantasting van de nieren en urinewegen.

Gebruik: Bessen. Vruchten kunnen rauw geegeten worden (maar dan best met wat suiker !). Als sap of siroop. In siropen meestal samen met andere vruchten van dezelfde soort. In dranken en likeuren meestal door "trekken op fles" of door toevoeging van geconcentreerd sap en/of siroop.

 

Venkel

Foeniculum vulgare       Familie Schermbloemigen (apiaceae, umbelliferae)

Zoet, bitter, kamferachtig, 

Herkomst van de naam: Fenum (Latijn) = hooi, naar de op hooi lijkende geur van de plant

Botanie: Twee tot meerjarig, meer dan 2 meter hoge  plant met fijn geveerde, blauwgroene bladeren. Kleine, gele bloemen in  dubbele bloemscherm. Van de varieteit vulgare = bitterwortel, onderscheidt  men de varieteit dulce= zoete venkel. De opvallend geribbelde vruchten, die pas in de herfst rijpen, vallen makkelijk tot de 2 deelvruchten uiteen. Thuis  in het Middellandse-Zeegebied, Azië, delen van Afrika en Zuid-Amerika. Geteeld in Europa.

Geschiedenis, sagen en volksverhalen: Al door Dioskures ter bevordering van de zogvorming aangeraden. Wegens de vermeende oogversterkende werking een  symbool voor helder zicht. Ook symbool van de vernieuwing. Volgens een sage zou venkel bij slangen de vervelling teweegbrengen en na die tijd de scherpte  van hun ogen weer herstellen. Gold in Spanje en Frankrijk als één van de  meest werkzame middelen tegen hekserij.

Inhoudstoffen: Etherische oliën, waarvan anethol voor de zoete en fenchon voor de bittere, kamferachtige smaak zorgt.

Werking: Bij hoesten, winderigheid en krampachtige klachten in maag-darm gebied. Veelvuldig in de kindergeneeskunde gebruikt.  Ter bevordering van de zogvorming en uitwendig als oogwater bij vermoeidheidsverschijnselen van het oog. Slijmoplossend, remt bacteriegroei. Krampstillend en gas drijvend bij lichte spijsverteringsstoornissen.

Gebruik: Gedroogde vruchten. Specerij, smaakverbeteraar, siroop, diverse  likeuren.

 

Vlier (gewone)

Sambucus nigra

Sambucus uit familie Kamperfoelie (caprifoliaceae) 

 

fruitig  (bloemen niet te veel gebruiken om  het ontstaan van een urine-achtige smaak te vermijden)

Herkomst van de naam: Sambucus is misschien gerelateerd aan saba = water. Nigra vanwege de zwarte vruchten. De Zwitsers noemen het "Hollunder".  Dit vanwege de witte bloesems die met de godin Holle in verbinding werden gebracht.

Botanie: De vlier is een plant uit het plantengeslacht Sambucus (Lat., = vlierboom) uit de Kamperfoeliefamilie. Er zijn ca. 25 soorten, die voorkomen op het noordelijk halfrond, in Zuid-Amerika, Oost-Afrika, Oost-Australië en op het eiland Nieuw-Guinea. Het geslacht is o.a. gekenmerkt door het bezit van geveerde of dubbel geveerde bladen. Oorspronkelijke  standplaats: landbouwgebieden, rivieroevers. Wordt door bessen etende vogels verspreid.
In België en Nederland komen enkele soorten in het wild voor. De meest algemene is de gewone vlier (Sambucus niger),  een 3-6 m hoge heester of kleine boom met enkel geveerde bladen en met wit merg in de takken. De geelwitte bloemen (juni, juli) staan in vlakke tuilen en groeien uit tot zwarte steenvruchtjes, de eetbare "vlierbessen".Deze soort wordt ook aangeplant. Een bijzondere cultivar is de peterselievlier (Sambucus laciniata), die dubbel geveerde bladen heeft met diep ingesneden blaadjes.
Andere wilde soorten zijn de "Kruidvlier" (Sambucus ebulus), een kruidachtige, 60-150 cm hoge, giftige en onaangenaam riekende plant  (juli, augustus) en de "Trosvlier of Bergvlier" (Sambucus racemosa), 3-6 m hoog, die van de gewone vlier te onderscheiden is door de ongeveer bolvormige pluimen (april, mei), de rode vruchten en het bruingele merg. In België komt hij vrij regelmatig voor in de Ardennen en in Belgisch Lotharingen. In Nederland is deze laatste soort zeer zeldzaam, maar hij wordt wel veel aangeplant. Ook de bessen en bloesems van de Trosvlier zijn giftig. Voor meer directe informatie over de "kruidvlier" of de "trosvlier" aktiveer dan één van de onderlijnde titels.

Geschiedenis, sagen en volksverhalen: Vlierzaden zijn in Zwitserland nog gevonden in nederzettingen uit het stenen tijdperk. De bessen werden toen gebruikt als  voedsel. Oudheid: de bladeren voeren slijm en gal af. In wijn gekookte wortel  helpt bij waterzucht. Blad omslagen verzachten ontstekingen. De bessen  kleuren haren zwart. Middeleeuwen: de schors werkt van onder naar boven  geschuurd als braakmiddel. Van boven naar onder geschaafd als laxeermiddel. Inderdaad werkt de schors zowel afvoerend als braakverwekkend. Volksverhalen:  wanneer men een vlier omhakt, zal iemand sterven. Wie op St.Jan (24 Juni) om 12 uur onder de vuren (zetel van thuisgeesten) een in boter gebraden bloemscherm van de vlier eet, krijgt een jaar lang geen koorts. Er zit een  onaangename kadavergeur aan vlierbessen, omdat Judas zich eraan heeft opgehangen.

Inhoudstoffen: Flavonoïden, etherische oliën, fenolische  carbonzuren, looistoffen, slijmstoffen, mineraalbestanddelen.

Werking: Bij koortsachtige verkoudheidheden; moet zo heet mogelijk gedronken worden. Zweetdrijvend, koortsverlagend, vermeerdert de bronchiën sekretie, zal de prikkelbaarheid van de zweetklieren voor warmteprikkels doen laten stijgen.

Gebruik:  Bloesem en bessen. Niet de steeltjes. Bloesem beperkt gebruiken. Vlierbes wordt soms gebruikt als laxeermiddel en urinedrijvend middel. Bovendien voor sap en jam. Vruchtenwijnen, en likeuren.

Opgelet; Pluk alleen rijpe bessen en/of bloemtrossen van de Gewone Vlier (Sambucus  nigra). Onrijpe bessen kunnen diaree en andere darmstoornissen veroorzaken. Gebruik ook nooit bessen van de Kruidvlier (Sambucus ebulus) . Deze veroorzaken misselijkheid en duizeligheid bij bepaalde personen. Deze plant ruikt gelukkig onaangenaam  …..!

 

Vogelkers

Amerikaanse- vogelkers

Prunus padus Prunus serotina

Geslacht prunus

 

zuurzoet, licht bitter

Botanie: Vogelkers is da naam voor bepaalde plantensoorten uit het geslacht Prunus. De vogelkers (Prunus padus) is een in bossen en heggen vrij algemeen voorkomende 3-15 m hoge heester of boom, heeft afstaande of overhangende trossen van bloemen met witte kroonbladen (april, mei). Deze soort wordt ook als sierheester aangeplant. De Amerikaanse vogelkers of  "bospest" (Prunus serotina) is nauw verwant met de gewone vogelkers en heeft ook lange trossen van witte bloemen (mei, juni), maar onderscheidt zich doordat bloembuis en kelk onder de rijpe vrucht nog aanwezig zijn, terwijl ze bij de gewone vogelkers afvallen. Deze uit Noord-Amerika afkomstige 3-20 meter hoge heester of boom is als onderhout in onze bossen ingevoerd en heeft zich op zeer veel plaatsen tot een plaag ontwikkeld. Het is voor andere planten een ernstige voedselconcurrent die weinig last heeft van ziekten en plagen. De bestrijding is moeilijk.                                                                   Zie ook "Kers en kriek".

 

Walnoot 

 

bitter met een prettig aroma

Botaniek: Bij veel boerderijen staan nog enorm grote bomen, tot wel vijfendertig meter hoog. Blijkbaar zijn ze in de laatste oorlog niet omgezaagd om er geweerkolven van te maken...

Nu zijn er goede selecties van walnoot, die - geënt op onderstam - een goede notenproductie hebben. Walnoot (Juglans) is al heel lang in cultuur. Van oorsprong komt de boom uit Zuid-Oost-Europa, uit het gebied rond de Kaspische Zee. Van hieruit is de boom over grote gebieden in Europa verspreid. Wie een walnoot plant of al heeft, moet engelengeduld hebben om hem te zien bloeien. Op een en dezelfde boom zitten zowel manlijke als vrouwelijke bloemen. Met andere woorden: walnoot is eenhuizig. Sommige bomen doen er wel meer dan vijftien jaar over, voordat ze in bloei raken. Nu zijn er selecties voorhanden die al op jonge leeftijd bloeien en vruchten geven. De hoofdbloeiperiode valt in april tot en met mei.

Oogsten: De vruchten zijn beschermd met een dikke bolster Rijpe noten vallen vanzelf uit de boom. Laat u niet verleiden om noten te plukken of ze ruw uit de boom te knuppelen. Alle manieren van plukken maken de kans op beschadiging van takken groot met als resultaat bloeden van de boom. Noten zijn omgeven met een groen bolster, het beschermt de eigenlijke vrucht. De bolster bevat een okergele kleurstof, die moeilijk uit kleding is te verwijderen. Geraapte noten worden enkele weken gedroogd in een goed geventileerde ruimte. Hierna is de eigenlijke vrucht ten minste twee jaar te bewaren. De vorm van de vrucht hangt samen met de soort walnoot. Zo heeft elke soort van Juglans zowel een eigen verschijningsvorm als tekening op de noot. Vrucht van okkernoot (Juglans regia) is de bekendste noot Vrucht van Juglans cordiformis Vrucht van de grijze walnoot (Juglans cinerea) Vrucht van de zwarte walnoot (Juglans nigra)

Gebruik: Jonge blaadjes, onrijpe vruchten en rijp vruchtvlees. Wortelnotenhout heeft een goede reputatie. Het heeft een fijne structuur en leent zich goed voor het fineren van meubelen en als inlegwerk voor kasten en tafels. Het lichte gewicht van het hout maakte het geschikt om er vliegtuigpropellers van te maken. De rijpe vruchten bevatten veel vet en vormden in het verleden een manier om de winter door te komen. Onrijpe vruchten werden gebruikt bij de bereiding van likeur en de nog groene vruchten werden in zout ingelegd ter bereiding van 'pickles'. De juglandine houdende bladeren houden muggen op afstand. Vandaar dat de boom vaak in de buurt van de koeienstal werd geplant. In tuinen bij kastelen en buitenplaatsen kreeg walnoot een voornamere rol toebedeeld: pronken met een majestueuze exoot.

 

Wilg - Salix

Weide (Duits) Wilgenfamilie

(salicaceae)

 

Kruidig bitter 

Herkomst van de naam: "sal-" (indogermaans) = viesgrijs, naar de grijze bladeren. Weide (indogermaanse woordstam)  buigzaam (om te vlechten).

Botanie: In Europa ca. 50 soorten, die onder elkaar veel bastaarden vormen. Statige bomen (tot 25 meter) tot dwergstruiken. Tweehuizig, bloeitijd overwegend van maart tot mei. Doosvruchten met talrijke zaden. Bijzonder rijk aan werkzame stoffen. Salix purpurea (bittere wilg), salix  daphnoides (berijpte wilg), salix fragilis (kraakwilg).

Geschiedenis, volksverhalen: In de klassieke oudheid symbool voor de vruchtbaarheidsgodin Demeter en de godin van de dood en de wedergeboorte Persephone (sterke groei en regeneratievermogen). Volgens Hippokrates  (460-370 voor Christus) tegen jicht, reuma, en koorts. Signatuurleer in de  middeleeuwen: heeft buigzame twijgen - maakt stijve gewrichten weer  beweeglijk.1763 Eerste wetenschappelijke publicatie van het koortsverlagende effect. In de 19e eeuw (continentaal stelsel) als surrogaat voor  kinine tegen malaria ("Europese koortsbast"). 1828 Ontdekking van het Salicyl, daaruit vervaardiging van halfsynthetische salicylzuur. In 1898 acetylsaliylzuur (aspirine). Salicylzuurverbindingen behoren tegenwoordig tot de belangrijkste farmaceutische werkstoffen. Na de invoering van de  synthetische salicylaten werd het stil rondom de wilgschors, totdat in 1949 over de toepassing bij reumatische klachten bericht werd.

Inhoudstoffen: Phenolglykoside (daaronder de salicylaten:  salicin, populin, enzovoort), looistoffen.

Werking: Bij reumatische en neuralgische ziektes,  griep infecties, koortsachtige verkoudheden, infectieziekten, hoofdpijn (migraine), pijn door ontstekingen. Pijnstillend, echter wegens de langzame  intrede van de werking is het voor acute hoofdpijn niet geschikt,  ontstekingsremmend, koortsverdijvend. Uitwendig: bacteriedodend en hoornhuidlosmakend, jeukstillend.

Gebruik: Schors. Thee.  Smaakzetting van brandewijn en diverse likeuren, meestal door trekken op  fles.

NOTA:
Aftreksels van de bladeren en schors van de rivierwilg (combratum paniculatum ?) zouden een sterker afweermiddel tegen alle soorten kankers bevatten dan de aftreksels van de schors van de Taxus baccata of T.brevifolia (Taxol). Deze zg. "wilg" groeit in wilde toestand in Zuid Afrika).

 

Wijnruit

 

Kruidig, sterk bitterkruid

Gebruik: . Bloemen en blaadjes. Dranken, likeuren en kruidentreksels. Verfrist de adem na eten van knoflook. Salades, sausen en kruidenboter. Zeer matig te gebruiken.

                     Nog geen kruid ingevoerd

 

 

                     Nog geen kruid ingevoerd

 

 

Zoethout       Licorice

glycyrrhiza    glabra iquiritiae radix vlinderbloemen (fabaceae,leguminos ae)

 

Zeer zoet, plezierig en verzachtend

Herkomst van de naam: glykys (Grieks) = zoet; rhiza = wortel; de  wortel smaakt zoet; glabra = kleverig; bladeren door hars kleverig. Liquiritiae: gelatijniseerde schrijfwijze van glycyrrhiza.

Botanie: Tot 2 meter hoge vast plant met uitgestrekt, verhout wortelsysteem, niet paar gewijs geveerde bladeren en rechtopstaande bloemtrossen met licht-lila vlinderbloemen. Middellandse zee gebied, KleinAzie, Perzie, ZuidWestazie.

Geschiedenis, Volksverhalen: In het oude Egypte, al lang voor Christus bij catarre van de luchtwegen. Bij de Grieken en Romeinen bij hoest, keel catarre. Door de Indiërs bij liefdesbetovering gebruikt. Een afkooksel voor het bad van Buddha op zijn verjaardag: het beeld van Buddha word overgoten,  de druppels die ervan afkomen voor geneesdoeleinden verzameld. De eerste  schuimbrandblussers waren voorzien van zoethout wegens zijn schuimende eigenschappen.

Inhoudstoffen: Saponinen, deze 50 tot 100 keer zoeter dan rietsuiker, flavonoiden, ongeveer 15 % suiker. Hoest en bronchitis. Ter voorkoming en heling  van maagzweren, maagslijmvliesontstekingen. In laxeer-thee.

Werking: Slijmoplossend, ophoestbevorderend, remt bacteriën en virussen; ontstekingsremmend, krampstillend. Prikkelverminderend op het maagslijmvlies, vermindert maagsap sekretie. Versterkt laxeer-werking van andere kruiden, zoals bijvoorbeeld senna.

OPGELET: Bij  langdurig of hooggedoseerd gebruik, kan het leiden tot vocht opslag, hoge bloeddruk en Kalium tekort (vermoeidheid en spierzwakte).

Gebruik: Wortelstok. Drop. Dropproducten bestaan uit meel,  zetmeelsiroop, suiker, gelatine, 5 tot 50 % drop of zoethoutextract; toevoeging aan pruimtabak, in Engeland toevoeging aan bier (Porterbier, Ale).  In China en Japan ook voor tekeninkt. Dranken en likeuren bv. Ouzo, Ansissete, Pernod, Pastis en Raki 

 

Zuurbes (Berberis)

Berberis vulgaris Berberis familie

 

 

Zuur (zie naam),

Botanie: Berberis (verbastering v. Gr. barbaros = uitheems), plantengeslacht uit de Berberisfamilie. Er zijn ca. 500 soorten, meest heesters, die voorkomen in Europa, Azië, Afrika en Amerika. Er zijn groenblijvende en bladverliezende soorten. De bladen zijn enkelvoudig en staan meestal aan korte loten. Bladdoorns onder de korte loten komen veel voor. De zuurbes (Berberis vulgaris) is een Europese soort die ook in België en Nederland  (duinen, loofbossen) inheems is. Het is een heester met driedelige doorns onder de korte loten; de bladen zijn stekelig getand. De bloemen zijn geel (mei, juni) en staan in trossen, de langwerpige bessen zijn rood; hoogte 1 tot 4 m. Deze soort is voor de tarweteelt gevaarlijk, omdat hij de tussengastheer is voor de schimmelsoort Puccinia graminis, de veroorzaker van zwarte roest. Veel Berberis-soorten worden als sierheester geteeld. Zij kunnen worden verdeeld in groenblijvende en bladverliezende soorten. Van de groenblijvende soorten zijn het meest geteeld: B. frikartii en B. candidula, beide lage struiken (ca. 50 cm), en B. julianae en B. × stenophylla, beide forse struiken (ca. 2 m). Van de bladverliezende soorten worden vooral geteeld: B. thunbergii, B. ottawensis (een bastaard van B. vulgaris en B. thunbergii), beide ca. 2 m hoge heesters, en B. × rubrostilla, breed uitgroeiende struiken. Verzorging: Berberis-soorten stellen geen hoge eisen aan de grond. Op iedere niet te natte plaats, mits in de volle zon, groeien ze goed en in het algemeen vrij snel. Eens in de twee tot drie jaar dienen oude takken, vlak boven een jonge zijscheut, te worden gesnoeid. Vermeerdering geschiedt door zaad en door stekken.

Inhoud en werking: Zeer hoog gehalte aan vitamines, vooral C. Bevat veel anti-oxidantia. Tegen vroegtijdige veroudering van hersenen en lichaam alsmede andere afbraakprocessen. Beschermt het hart en bloedsomloop.Zuiverende werking op bloed en urinewegen. Tegen en verlichting van aandoeningen van de luchtwegen en longen. Ondersteuning van de therapie bij tekort aan vitamine C, A en E of bij een verhoogde behoefte bijvoorbeeld ter voorkoming en ter ondersteuning van verkoudheidsziekten. Licht laxerende werking.

Gebruik: Vruchten  voor jam, fruitsappen en vruchtenwijnen maar dan meestal vermengd met andere bessen of vruchten. Voor het aanmaken van verschillende likeuren en dranken.

OPGELET: Handschoenen dragen tijdens het bessenplukken. De doornen van deze struiken of heggen zijn zeer scherp en pijnlijk !.

 

Zwarte bessen

Ribes nigrum uit de Steenbreekfamilie

 

zuurzoet, aromatisch

Botanie: De zwarte bes is een 60-200 cm hoge ongestekelde struik, die in België en Nederland vrij zeldzaam in het wild voorkomt in elzenbroekbos. Komt meestal wel in verwilderde toestand voor.Wordt veel geteeld om de eetbare zwarte bessen. De bladen ruiken sterk aromatisch. De geur wordt afgescheiden in de kleine kliertjes die zich uiten als kleine roodgele stippen op de onderkant van het blad. De plant ruikt sterker bij wrijving over de bladen. De bloemen zijn klokvormig met achteruit gevouwen strippen en zitten in schuine en hangende aan de twijgen. De bloemen zijn groenig wit, van binnen roodachtig . De zwarte bes bloeit in april-mei.

Ziekten en Plagen: De galmijt Phytoptus ribis veroorzaakt rondknop. De knoppen zwellen in najaar en winter op; daarin bevinden zich eieren, larven en volwassen mijten. In het voorjaar lopen de knoppen niet of slecht uit. De mijten kunnen bovendien het brandnetelbladvirus overbrengen. Roest wordt veroorzaakt door Cronartium ribicola. Op de bladeren verschijnen goudgele vlekjes, aan de onderzijde sporenhoopjes.

Inhoudstoffen en werking: Is een echt "gezondheids-fenomeen". Eerst en vooral door zijn onverslaanbare inhoud van van C-vitamine. 0,1 liter (deciliter) zwarte bessen geven het driedubbele dagelijks noodzakelijke vitamine C. Vitamine C. In zijn natuurlijke vorm is van levensbelang en hiervan kan men nooit "teveel" krijgen. Bevatten ook veel anti-oxidantia (zoals bij bosbessen) en beschermen daarom tegen vroegtijdige veroudering en dementie. Is ook, volgens de laatste studie's, een steun ter voorkoming van cancer.

Gebruik: Siropen en sappen. In vele likeuren en dranken. In zijn natuurlijke vorm als dessert en wordt dan meestal opgediend met roommelk en suiker. Yoghurt en kefirworden aanmerkelijk verijkt als men er zwarte bessen en andere bessen (bv. bosbessen) aan toevoegt.

NOTA: Soms worden de zwarte bessen verkeerdelijk als "cassis" benoemd. De naam "cassis" is echter (in de Nederlandse taal) alleen de verwijzing naar de wijn of de likeur die van de zwarte bessen wordt gemaakt (bv. cassislikeur). Het Franse woord voor zwarte bes is wel "cassis".....vandaar!

Zie ook "Aalbessen" en "Kruisbessen".

 

[Alcohol] [Grondbeginselen] [Praktisch Stoken] [Sterke Dranken] [Kruiden] [Likeuren] [Wijn & Bier] [Technisch] [Informatie]