Kruiden A - F

Kruidsoort

                               Beschrijving:

Aalbes (rode en witte)

Ribes rubrum

Steenbreekfamilie Saxifragaceae

 

 

Fris-zuur tot zuurzoet

Botanie: De aalbes is een struik. Hoogte:  0,90-1,50 meter. Overblijvend.
Bloemkleur: Groengeel. Bloeimaanden: April-mei.
Bodenvereisten: Vochtig tot vrij nat. Leem, zand en stenig.
Scaduwtollerantie: Zonnig tot lichte schaduw.
Groeiplaatsen (wild):  Loofbos, heggen, houtwallen, broekbos, rotsen, beekoevers,
binnenduinen, bosjes bij boerderijen.
Verspreiding: West-Europa, van Engeland tot in Duitsland en Noord-Frankrijk. In België vrij algemeen wild voorkomend. Wordt ook veel gekweekt.
In Nederland : Vrij zeldzaam in wilde toestand, vooral in beek- en rivierdalen en in de binnenduinen.
Deze friszure trosvruchten groeien aan struiken en worden onderscheiden in: rode en witte bessen. Ook de kruisbes (stekelbes) is familie van de aalbes
Ze zijn verkrijgbaar in de maanden juli en augustus. Ze bevatten een hoog gehalte aan vitamine C en tevens pectine, een stof die als bindmiddel in de jam bereiding gebruikt wordt. Aalbessen kunnen worden verwerkt tot bessesap en jam. Ze worden tevens gebruikt voor de bereiding van fruitsalade, limonades en gebak.
Een bekende variëteit van:
- de rode aalbes is: Jonkheer van Tets
- de witte aalbes: Witte Parel
- de zwarte aalbes: Baldwin
Benamingen: Duits: Johannisbeere; Frans.: groseilles; Engels.: currants; en Zweeds : vinbär

Rassen: Er bestaan twee groepen aalbessen, nl. de rode en de witte, die behoren tot de botanische soort aalbes (Ribes sylvestre) of zijn ontstaan door kruising van deze met verwante Ribes-soorten. (voor de zg. zwarte aalbes zie "Zwarte bessen").
Enkele bekende rassen zijn "Red Lake"; "Jonkheer van Tets" en "Rondom" (vrij zuur); "Stanza" (zuur) en "Fay's Prolific" (voor de teelt onder glas).

Inhoudstoffen en werking: Het gebruik van de rode aalbes is de laatste jaren wat achteruigegaan ten gunste van de zwarte bes. De weinig geteelde witte aalbessen zijn zoeter dan rode en bevatten meer vitamine C (ascorbinezuur). Rode bessen bevatten betrekkelijk veel fosfor en ijzer. De rode en witte bes bevatten echter ook een zeer hoog gehalte aan anti-oxidanten en vitamines. Ze zijn ook rijk aan kalium hetgeen een mineraal is dat heel belangrijk is voor ons hart.

Gebruik: Bessen. In siropen (groseille of "smos") en sap. likeuren en dranken. Wordt ook als fruit geconsumeerd, maar dan meestal met veel suiker.

Zie ook "Zwarte bessen". en "Kruisbessen".

 

Absinthalsem Alsem   Absinth

(Artemisia absinthium) Composieten  (asteraceae, compositae)

   

Bitter en sterk aromatisch, kamferachtige geur.

Herkomst van de naam: Naar de godin Artemis, helpster bij  vrouwenklachten. Absinthium = bitter smakend. Wermut (Duits) waarschijnlijk  van "verwarmende kracht".

Botanie: Vaste, tot 1 ½  meter hoge halfstruik met veerdelige bladeren, door dichte  beharing, zilvergrijs. Rijkvertakte pluim met tot 4 mm. brede bloemhoofdjes  in de vorm van een halve bol. Groei in droge gebieden van Europa en Azië, op woeste grond, muren en weides.

Geschiedenis, sagen en volksverhalen: Aan de voeten van wandelaars gebonden absinth, zal beschermen tegen vermoeidheid. Theophrast schrijft, dat van  schapen die van de Pontus Absinth eten, beweerd werd dat deze hun gal  verloren. De bittere plant zou hem vervangen. Al in het oude Egypte als geneesmiddel bekend. Bij de Romeinen tegen zeeziekte. In de middeleeuwen tegen ongedierte-, wormen-, en motten. Inkt met absinth als toevoeging zou door de bittere smaak muizen van geschriften af  laten blijven.Volgens een oud volksgeloof moest de plant geoogst worden tijdens de Bartolomeus-nacht (24 Augustus) omdat dan de magische kracht van het kruid  het sterkst was.

Inhoudstoffen: Bitterstoffen, etherische olie waaronder thuyon.

Werking: Ter bevordering  van de eetlust en bij stoornissen van het spijsverteringsstelsel. Bevordert maag -en galsekretie. Helpt tegen  winderigheid en vermindert krampachtige maag-, darm- en galstoornissen.

Bijwerkingen: Bijwerkingen en vergiftigingen zijn bij  normaal absinth-gebruik niet te vrezen. Is licht verslavend.

OPGELET: Bij overdosering (meer dan 15 gram bladeren per dosis) of zeer langdurig gebruik, kan de thuyon zorgen voor versnelde hartslag, hittegevoel,, duizeligheid, overgeven,  darmkrampen, nierbeschadigingen, stoornissen centraal zenuwstelsel;  misbruik als arbortus-middel. Zo is bv. absinth-jenever is in de meeste landen verboden. Deze bevat namelijk zeer veel van de etherische olie thujon, dat tot vergiftigingen kan leiden.  Zie ook "Salie".

Gebruik: Volledige plant zonder wortel. Alsem is een mengeling van verschillende soorten absinthplanten).Wordt in de  herfst geoogst waneer de bloemen een licht gele kleur hebben gekregen hetgeen meestal in Augustus intreft. De twijgen laat men enkele dagen drogen in de schaduw. Wordt ook veel gebruikt in likeuren bv. Absinth-likeur. Is een van de meest gebruikte kruiden  voor het "op smaak" zetten van Brandewijn ( de zg. "Bittertjes"). Meestal wordt dit door "op fles trekken" teweeggebracht.

Pas op: indien Uzelf Alsem plukt mag U deze niet verwisselen met varkenskruid (Chenopodium a´lbum). Absinthalsem is zilvergrijs met een weinig ruigige en harige  bladeren en een harde stam die gemakkelijk breekt De bloemen zijn klein en  geel. De "wilde" alsem-planten bevatten thujon en hiervan mogen slechts maximum 10 gram kruid (15-tal bladeren) per liter drank gebruikt worden. De gekweekte alsem-planten daarentegen bevatten omzeggens geen thujon meer en kunnen dus vrijelijker gebruikt worden.

 

Alruin of Mandragora

Mandragora - officinarum

 

Bitter, kruidig

Botanie: Alruin (Mandragora), het mediterraan-Aziatisch plantengeslacht Mandragora (v. Gr. plantennaam mandragoras = alruin) uit de Nachtschadefamilie. Er zijn vier soorten, waarvan de bekendste, Mandragora officinarum, afkomstig is uit het Middellandse-Zeegebied en vroeger als geneeskruid en toverplant werd geteeld.
Het is een tweejarige plant met een rozet van ei-ronde bladen. In de tweede zomer verschijnen de alleenstaande bloemen, die eerst groenachtig-wit zijn en later blauwachtig worden. De bloemen groeien later uit tot glanzende bessen. De wat onregelmatig opgezwollen penwortels hebben soms, met enige fantasie en na enig bijwerken, een menselijke vorm en worden daarom alruinmannetjes genoemd.

Werking: Het alruin is een zeer sterk hallucinogeen en de werking ervan is, en was genoegzaam bekend. De wortels bevatten twee alkaloïden en hebben bij verwerking in een (magische) drank een bedwelmende (psychotrope) werking. De actieve bestanddelen van deze plant zijn (zoals bij bilzenkruid) o.a. coiine, thebaine, atropine en vooral hyoscine (of scopolamine), waarvan de chemische structuur bijna identiek is aan cocaïne.

Historie: Ten tijde van de kruisigingen door de Romeinen kregen de gekruisigden soms van barmhartige vrouwen een pijnstillend drankje op basis van wijn en een aftreksel van mandragora. Dit mengsel stond bekend als de "dodenwijn". Een mogelijk neveneffect was echter dat de gekruisigde in een soort slaaptoestand terecht kwam met een zwakke ademhaling en een bijna onbestaande hartslag. Met als gevolg dat hij daarna schijndood maar nog levend van het kruis werd gehaald om te worden begraven. De mandragoraplant of alruin wordt in de volksmond trouwens nog steeds "schijndood" genoemd.
Sommige geschiedkundigen suggereren dat dit mogelijk het geval is geweest met Jezus van Nazareth die, gered door de "dodenwijn" zijn martelingen en het kruis overleefde en daardoor drie dagen later kon "verrijzen".

Het volksgeloof wilde dat de alruin in de nacht moest worden uitgegraven door er een hond aan vast te binden; de mens moest daarbij zijn oren dichtstoppen, daar de plant een dodende schreeuw zou uitstoten.
Het woord alruin houdt verband met run, dat oorspronkelijk betekende: gefluister, geheime raad, waarzeggerij (Gr. ereunaoo = zoeken, opsporen). De volksnaam pisdiefje berust op het volksgeloof dat de alruin uit de urine of het sperma van een gehangene zou zijn ontstaan.

Gebruik: De gedroogde wortels werden (en worden) als amulet gebruikt en dienden ook als ingrediënt bij de bereiding van tovermiddelen en liefdesdranken.

 

Alsem

(zie absinth)

Bitter en sterk aromatisch, kamferachtige geur

Gebruik : Is een aftreksel van verschillende absinthplanten. Dranken en likeuren. Maagbitters. Eiergerechten.

OPGELET: Bij overdosering  (meer dan 15 gram bladeren per dosis) of zeer langdurig gebruik, kan de thuyon zorgen voor versnelde hartslag, hittegevoel,, duizeligheid, overgeven,  darmkrampen, nierbeschadigingen, stoornissen centraal zenuwstelsel;  misbruik als arbortus-middel. Zo is bv. absinth-jenever is in de meeste landen verboden. Deze bevat namelijk zeer veel van de etherische olie thujon, dat tot vergiftigingen kan leiden. Bij  normaal gebruik geen gevaar voor bijwerkingen of vergiftigingen.                                                                                                     De gekweekte alsem-planten bevatten omzeggens geen thujon meer en kunnen dus vrijelijker gebruikt worden. Zie ook "Salie" en Absinth.

 

Anijs 

(Pimpinella anisum)

ANIJS (Pimpinella anisum)

 

 Zoet, scherp en kruidig Smaakt naar zoethout

Botanie: Oorspronkelijk afkomstig uit het Oostelijk deel van de Middellandse zee.

Werking: Goed voor de spijsvertering. Is moeilijk te combineren met andere kruiden.

Gebruik: Zaden en stengels. Wordt veel gebruikt bij het maken van likeur. Als smaakmaker bij brood, cake en koeken. Is een basiskruid in  vele dranken zoals oa. In Ouzo, Ansissete, Pernod, Pastis en Raki. Blad en bloempjes ideaal voor fruitsalades. Stengel te gebruiken in stoofschotels en soepen.

Anijs  (Steranijs)

Meer aromatischer dan de gewone anijs, zoet scherp en kruidig. Smaakt naar een weinig naar zoethout

Botanie: We vinden steranijs voornamelijk in China, Jamaica en Japan, het is de vrucht van een boom namelijk de magnolia.

Gebruik: Wordt gebruikt in alle gerechten en dranken die een anijssmaakje vragen. (zie ook  anijs hierboven alsmede "Venkel")

 

Asem  (Tamarinde)

 

Zurig

Botaniek: Tropische boom waarvan de  vruchten gebruikt worden in tabak, laxeermiddelen en sausen.   Asem is een pulp van zaden, pitten en vezels van deze tropische boomsoort.

Gebruik: Pulp van de zaden, pitten en vezels.Wordt als  zuurmiddel gebruikt.

Balsem-wormkruid

 

Balsemachtig, iets aromatischer dan boerenwormkruid.

Gebruik: Blaadjes. In gerechten, allerlei dranken en kruidentreksels.

 

Baselicum

(Ocimum  basilicum)

 Aroma naargelang de gebruikte soort

Gebruik: Fijn gesnipperde blaadjes.Wordt op het laatste moment toegevoegd aan soepen en sauzen. Verliest zijn smaak bij het koken. Kan bij dranken alleen door "trekken op fles" toegevoegd worden. Ook te gebruiken bij tomaat, komkommer, courgette, Provençaalse saus, ratatouille, spaghettisaus en natuurlijk in pesto. De blaadjes fijn snipperen en dan toevoegen.

ANIJSBASILICUM : Basilicumvariant met zoete anijsgeur. Dranken en likeuren.

CITROENBASILICUM: Basilicumvariant met citrusgeur. Ook geschikt om insecten te verjagen. Plaats enkele plantjes op het terras of  rondom de BBQ, de muggen zullen je niet lastig vallen! (ook citroenmelisse of citroenverbena is aan te raden.)

KANEELBASILICUM: Basilicumvariant met vleugje kaneel, te gebruiken bij desserten, fruitsalade, thee en appelmoes. Dranken en likeuren.

GRIEKSE BASILICUM: Basilicumvariant, de bladeren fijn hakken zeer geschikt voor salades.

THAISE BASILICUM: Basilicumvariant met Oosterse charme, niet teveel van gebruiken!

PAARSE BASILICUM: Basilicumvariant voor wie met kleuren wil spelen bij een rood of groen slaatje.

 

Berk

Betula pubescens   (zachte berk)      Betula pendula             (hangberk of ruwe berk)

Familie van napjesdragers (cupuliferea)

 

 

Herkomt van de naam: Birke: (indogermaans); van de glanzende,  glinsterende schors. Betula: uit het Gallische betu = hars. Galliërs maakten  uit de kleverige berkensap een soort bitumen.

Botanie: De berk behoord tot het geslacht Betula uit de familie van napjesdragers. Er zijn 60 soorten, die voorkomen op het noordelijk halfrond. Het bloemdek van de mannelijke bloemen is tweetallig en er zijn twee diepgespleten meeldraden. De vrouwelijke dichasia tellen drie bloemen. De vruchtjes zijn gevleugeld, de schubben (schutbladen) onder de vruchten laten los van de spil van het rijpe katje, dat dus - in tegenstelling tot dat van de els - geheel uiteenvalt.                                               In België en Nederland komen twee soorten in het wild voor, nl. de zachte berk (B. pubescens) en de ruwe of witte berk (B. pendula = B. verrucosa). Ze zijn niet altijd makkelijk te onderscheiden en ze bastaarderen ook met elkaar. Beide soorten zijn slanke bomen met veel dunne, sierlijke, afhangende twijgen en een satijnwitte schors en worden ook als sierboom geteeld en aangeplant. De zachte berk komt in het voorjaar ca. tien dagen later in blad dan de ruwe berk, maar houdt in het najaar ook ca. tien dagen langer zijn bladeren. Het zijn bomen van schrale gronden. Bij de zachte berk hangen de twijgen niet zo sterk omlaag. De hangberk (of ruwe berk) is een boom die van licht houdt met overhangende twijgen en driehoekige tot hartvormige bladeren. Schors van jonge stammen is wit, later donker. Groeit in bossen, vaak op zand. De bladeren van de hangberk zijn eivormig. Groeit ook in moerassen en in berggebieden. Koude-ongevoelige boomsoort met windbestuiving, speelden een grote rol bij de  herbebossing van Midden- en Noord Europa na de ijstijd Behalve de genoemde soorten worden ook nog andere, niet-inheemse soorten aangeplant, zoals de uit Noordoost-Azië afkomstige Betula costata, waarbij de vruchtdragende katjes rechtop staan, de papierberk (B. papyrifera) en de zwarte berk (B. nigra); beide laatste soorten zijn uit Noord-Amerika afkomstig. De dwergberk (B. nana) is een soort uit de arctische en subarctische streken van Eurazië. De zilverberk is een van de berken die voorkomen in delen van Zuid-Amerika en in de gematigde poolzones van het noordelijk halfrond. Zilverberken zijn loofverliezend en kunnen wel 20 meter hoog worden. Deze berk heeft een zilverwitte bast die aan de onderkant van de stam bij oudere bomen langzaam zwart wordt. In de herfst krijgen de bladeren een lichtgele kleur.

Bosbouw: De ruwe berk is de soort die in onze bossen het meest wordt aangetroffen. Als bosboom is hij vooral belangrijk in Noord-Europa. Hij wordt daar geëxploiteerd met een vaak lage omloop van 50-60 jaar.
In België en Nederland is de bosbouwkundige betekenis niet groot. Hier wordt hij vnl. gebruikt in brandsingels en als voorcultuur op vorstgevaarlijke plaatsen voor soorten die in hun jeugd minder tegen vorst bestand zijn: spar, douglasspar e.d.  De zachte berk vraagt meer vocht; hij is een zeer geschikte soort voor bebossing in de duinstreek, vooral in vochtige duinpannen.

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: In Noordelijke landen symbool van de lente.  Als Mei-boom symbool van de ontwakende liefde. Staat centraal in de nationale  heldendicht van de Finnen. In de 12e eeuw tegen zweren en wonden. Urinedrijvende werking, pas in de 16e eeuw gebruikt (Europese nierboom). Bij  jicht, vervoerde men de zieke naar een berkenwoud, knoopte een knoop in een twijg en zei een magische spreuk.

Inhoudstoffen: Flavonoïden, looistoffen, vitamine C,  minerale bestanddelen, waaronder veel kalium.

Werking: Bij nier-en blaasklachten, reuma, jicht. Doorspoelen van de urinewegen bij bacteriële, ontstoken, krampachtige  ziekten, nierstenen en niergruis. Als volksgebruik ter bloedreiniging in  voorjaars reinigingskuren. Urinedrijvend. Berkenteer (extern medicinaal gebruik): bij  huidziekten, reuma, jicht. Berkensap: voorjaarskuur en haarwater

Gebruik: Zeer jonge bladeren,sap en scheuten. Juist voor de berken zg. "muisoren" krijgen,  waneer de knoppen en kleine tip groen kleuren, dat is de juist tijd om de  scheuten te plukken voor smaakzetting van dranken. Eventueel kan ook het sap aan de stam of aan een tak worden opgevangen. Berkeblaadjes worden in het voorjaar gegeten als een bladgroente. Smaakzetting van  brandewijn en andere dranken. Meestal door "trekken" op fles.

NOTA: Voor gedetailleerde informatie over aftappen van berkensap zie hoofdstuk "Berkensap aftappen". Voor een directe overgang klick op de onderlijnde titel.

Verder gebruik van de plant: Hout: meubels, papier, veel gevraagd kachelhout, brand namelijk al als het net gekapt is. De schors is waterondoorlaatbaar en werd daarom vroeger gebruikt  als onderlaag voor rails en daken voor huizen. Ook voor korven, matten,  fakkels. Bij de Indianen in Noord Amerika als kano. De jonge, neerhangende en veerkrachtige twijgjes (in Zweden en Finland van de zilverberk) worden  samengebonden als "kastijdingskwast" in bijna alle Scandinavische sauna's.

 

Bergamot

(Monarda didyma) 

 

Smaak: niet  bekend.

Gebruik: Blaadjes en bloemen. Enkele  blaadjes toevoegen bij thee. Bloem  verstrooien in salades.

Bernagie   Boragie Komkommer- kruid 

(Borago  officinalis)

 

Zacht kruidig

Botanie: Ook boragie of komkommerkruid genoemd.

Werking: Maakt het eten lichter verteerbaar, is rijk aan kalium en ten zeerste aanbevolen bij een zoutarm dieet. 

Gebruik: Bladen en bloemen. Niet koken. Fijn snijden en toevoegen aan soepen, sauzen, salades en fruitsalade. Kan goed worden gecombineerd met andere kruiden zoals peterselie, dille en bieslook. Bij dranken laten trekken op fles. De bloemen gebruiken als versiering.

.                     

Boeren-wormkruid     Wormkruid

(Tanacetum vulgare) 

Bitter en kruidig met een kamferachtig aroma

Gebruik: Blaadjes en bloemen. Alleen de jonge blaadjes gebruiken. Dit kruid is tamelijk bitter van smaak maar zeer  geschikt in eiergerechten en zoute pannenkoeken. Wordt ook gebruikt bij sommige theemengelingen. Bij dranken best laten trekken in de drank.

Bonenkruid

(Satureja  montana)

 

Licht  aroma als van tijm

Gebruik: Blaadjes. Zeer geschikt voor het beter verteren van zware gerechten zoals: vette  vleesbereidingen, gevogelte, kolen, peulvruchten en eiergerechten. Is sterk aan te bevelen bij gegrild vlees, salades, bonen en vis en  bij dieetgerechten.  In sommige geneeskundige boeken wordt bonenkruid zelfs vermeld als een geneeskrachtig kruid.

Bosaardbei (gewone) Fragaria vesca

Grote bosaardbei Fragaria mochata

Rozenfamilie
Rosaceae

 

zoet, zuurzoet, gumachtig fruitig,

Botanie: De gewone bosaardbei is een kruid. Hoogte: 5 tot 30 cm. Overblijvend.
Bloemkleur: Wit. Bloeitijd: Mei-juni, soms doorgaand tot in de herfst.
Bodenvereisten: Vochtig tot droog. Vrij voedselarm tot vrij voedselrijk.Dikwijls kalkhoudend. Zand, leem, zandige rivierklei en krijt.
Schaduwtollerantie: Zonnig tot halfschaduw.
Groeiplaatsen: Duinen, kapvlakten, dijken, houtwallen, bosranden,  heggen, kreupelhout, bospaden, bermen, zandgroeven, oude leemkuilen, voormalige akkers op krijthellingen.
Verspreiding: Wereldwijd in gematigde streken.
In België vrij algemeen voorkomend. In Nederland: Vrij algemeen in Zuid-Limburg en de Hollandse duinstreek, minder algemeen in Twente, Gelderland, Utrecht,
Midden-Brabant en Midden-Zeeland, elders zeldzaam.

De grote bosaardbei (fragaria moschata) is een nevensoort van dezelfde familie (zie beeld 2). Verspreiding: Onder andere in Duitsland en Frankrijk. Verwilderd in Groot-Brittannië, Denemarken en Zuid-Scandinavië. Komt in België nog zeldzaam voor in de Ardennen. In Nederland: Zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en bij de grote rivieren                                                                                                  Groeiplaatsen: Loofbos, buitenplaatsen, houtwallen, taluds, bermen, bosranden, holle wegen, kasteelbos.

Inhoudstoffen en werking: Zoals al de andere wilde vruchten zitten wilde aardbeien (geen aambeien..hahaha) ook boordevol met gezonde energie, vitamines, anti-oxidanten en mineralen. Het is onder deze antioxides dat onderzoekers een nieuwe beveiligingsstof tegen cancer ontdekten, nl ellagzuur. Ook frambozen bevatten dit zuur alsmede enkele andere bessensoorten. Het gebruik van wilde aardbeien beschermt dus ons hart en bloedvaten. Zij bieden ook bescherming tegen vroegtijdige veroudering en tegen cancer. Wordt ook aangeraden bij verkoudheden , lichte ongesteldheden en vitaminetekorten.

Gebruik: Bessen. In siropen en sappen. In dranken en likeuren door "trekken op fles". De bessen in hun natuurlijke vorm als versiering (bv. op ijscréme's en taarten) of gewoon als versnapering en/of zeer smaakrijk nagerecht. Yoghurt en kefirworden aanmerkelijk verijkt als men er wilde aardbeien aan toevoegt.

NOTA: De bosaardbei is vers slechts zeer kort houdbaar. De bessen verzachten en verkleuren snel. De enige methode om de bessen op te slaan is deze snel in te vriezen, te verwerken of ze gewoon snel te verorberen !.

 

Bosbessen

Blauwe bosbes              Rode bosbes                  Rijsbes (Krakkebaas of krakkebees)

Vaccinium Oxycoccus  V. myrtillus                     V. Uliginosum                V. Corymbosum            Heidefamilie Ericaceae

zacht zuurzoet

Botanie: Bosbes, het plantengeslacht Vaccinium (Lat., = bosbes) uit de Heidefamilie. Er zijn ca. 450 soorten, die ten dele voorkomen op het noordelijk halfrond, ten dele in de gebergten van tropisch Azië. Het geslacht veenbes (Oxycoccus), waartoe o.a. de soort cranberry of lepeltjeheide behoort, wordt vaak ook tot het geslacht bosbes gerekend.
De bosbessenfamilie zijn meestal dwergstruiken. Lengte: 0,15-1,50 meter. Overblijvend. Bloemkleur: Rood. Bloeimaanden: April-juni en juli-herfst.
Bodemvereisten: Vrij droog. Zuur. Voedselarm. Leem, soms zand of verdroogd hoogveen.
Schaduwtollerantie: Lichte tot matige schaduw.
Groeiplaatsen: Bos, houtwallen, humeuze heide, berkenbroek, steile bosgreppelkanten, veendijkjes tussen uitgeveend terrein, spoorwegen.
Verspreiding: Europa, behalve de zuidelijkste delen, West- en Midden-Siberië en Klein-Azië. In België: Algemeen. In Nederland: Algemeen op het pleistoceen, zeer zeldzaam in laagveengebieden en de duinstreek. In België en Nederland zijn de rode bosbes, de blauwe bosbes en de rijsbes inheems.

De rode bosbes of vossenbes (Vaccinium vitis-idaea) wordt in Vlaanderen soms "krakkebees" genoemd, in Zweden is de naam "lingon". Het is een klein (tot 40 cm hoog), altijdgroen struikje dat vooral groeit in loof- en naaldbossen op zandgrond. De aanwezigheid van de bosbes wijst op een verzuurde bodem. De bloemen staan in eindelingse trosjes, ze zijn klokvormig en wit tot lichtroze van kleur (mei, juni en aug.-okt.); de bessen zijn rood en eetbaar. Zij worden verwerkt tot compote bij wildschotels (Preiselbeeren)
De blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) is loofverliezend, komt op dezelfde standplaatsen voor, maar is algemener dan de rode. De bloemen zijn okselstandig en hebben een kroesvormige, groenachtige, roodaangelopen kroon (april-juni, soms ook juli-herfst); de bessen zijn zwartblauw en eetbaar. Hoogte tot 50 cm. De rijsbes (Vaccinium uliginosum) is veel zeldzamer dan de twee vorige soorten, hij komt voor in de hogeveenen en  in vochtige duinvalleien. De Noord-Amerikaanse trosveenbes of blauwe bes (Eng.: blueberry)  (Vaccinium corymbosum) heeft bloemen in trossen; de bloemkroon is cilinder-kroesvormig en is wit of roze van kleur (mei-juli). De bes is blauw en heeft een kleurloos sap. De plant wordt voor de vruchten geteeld. Zie ook "veenbessen"

Inhoudstoffen: Staan allen hoog op de lijst voor wat betreft "ondersteuning van de gezondheid". Bevatten zeer veel anti-oxidantia, vitamines en fibers.

Werking: Waterafdrijvend en ontsmettend. De bladeren bij blaasontsateking, suikerziekte en  darmontsteking. De werking van de gedroogde vruchten is alombekend bij diarree. Vruchten en vruchtensappen verbeteren het geheugen en beschermen de hersenen tegen vroegtijdige veroudering en dementie. De kombinatie van hoge inhoud van anti-oxidantia en een hoog fibergehalte biedt bescherming tegen hoge bloedvet-waarden en hartziekten.

Gebruik: Bessen. Zij worden vers gegeten, tot jam verwerkt of door de verfindustrie afgenomen. Zij vormen een soms niet onaanzienlijk bosbijproduct Maken van sap en siropen. Smaakzetten van likeuren en dranken.Yoghurt en kefirworden aanmerkelijk verijkt als men er bosbessen aan toevoegt.

 

Braam (gewone) en Dauwbraam

Rubus fructicosus Rozenfamilie Rosaceae

 

zuurzoet

Botanie: Halfstruik. Lengte: 0,50-1,50 meter. Overblijvende plant. Bloemkleur: Wit of roze. Bloeimaanden: Juni-augustus.
Bodemvereisten: Droog tot vrij vochtig. Vrij voedselrijk. Zand, laagveen en leem.
Schaduwtollerantie: Zonnig tot lichte schaduw.
Groeiplaatsen: Bosranden, ruigte, bos, heggen, heide, kap- en stormvlakten, zandafgravingen, bermen, spoorwegen, duinen, veenmosrietland, broekbosjes, landscheidingskaden, krengenbosjes, duinvalleien. Een dichtbijstaande soort is de "dauwbraam". Deze is niet zo hoog en heeft zeer weinig en veel kleinere bessen

Verspreiding: Wereldwijd.
In België en Nederland algemeen voorkomend.

Inhoudstoffen: Hoog gehalte aan anti-oxidantia, vitamines en fibers.

Werking: Tegen vroegtijdige veroudering en dementie. Is zeer werkzaam bij het bekampen van hoge cholesterol-waarden in het bloed

Gebruik: Bessen. Siroop, marmelades en sap. Op smaak brengen van likeuren en dranken. Yoghurt en kefirworden aanmerkelijk verijkt als men er braambessen (soms gemengd met andere besen) aan toevoegt.

 

Brandnetel   (Grote en kleine)   Hennep netel

Urtica dioica       Urtica urens                   Familie: brandnetels (urticaceae)

 

Zuur/wrang en licht zoutig

Herkomst van de naam: Urure: (Latijns) = branden, genoemd naar de brandende werking van de haren van de brandnetel. Dioica: betekent er zijn  mannelijke en vrouwelijke planten. Hennepnetel: werd veel gebruikt als vezelleverancier.  Werd vaak gebruikt als weefsel.

Botaniek: Sterke vaste plant met eivormige,  toegespitste bladeren. Draagt brand -en stekelharen. Bloempluimen met  onopvallende bloesems. Houdt van stikstof. Vuilstortplaatsen, onkruidgebieden, bosranden. Te zien over de hele wereld.
Er bestaan verschillende ondersoorten zoals de grote en de kleine brandnetel, de gele hennepnetel en de zachte hennepnetel.

Grote brandnetel: Urtica dioica. Lengte 0,30-1,30 m.. Overblijvend. Bloemkleur geelgroen. Bloeimaanden Juni tot Oktober. Bodenvereisten: Vrij droog tot vrij vochtig. Zeer voedselrijk. Schaduwtollerantie: Zonnig tot lichte schaduw.
Groeiplaatsen: Puin, ooijbos, bosranden, wilgenbos, bronbos, oevers, bemeste bermen, storingsmilieus. Verspreiding: Wereldwijd in gematigde streken.
In België en Nederland vrij algemeen.

Kleine brandnetel : Urtica urens. Lengte: 0,15-0,60.m. Levensduur: Eenjarig. Bloemkleur: Geelgroen. Bloeimaanden: Mei - Oktober. Bodemvereisten: Vochtig tot vrij droog. Zwak zuur. Zeer voedselrijk. Bewerkte en bemeste grond. Scaduwtollerantie: Zonnig.
Groeiplaatsen: Bouwland, (moes)tuinen, braakland, plantsoenen, boomspiegels, bij mesthopen en persvoerkuilen, overhoekjes, langs ruiter(zand)paden, met stro bedekte duinwegen.
Verspreiding: Wereldwijd in gematigde en koele streken. In België en Nederland vrij algemeen voorkomend.

Geschiedenis, sagen en Volksverhalen: De oudste vondsten (3000 jaar voor Christus)  uit neolitische paalwoningen van Zwitserland. Werd aanbevolen tegen kanker achtige zweren, verrekkingen, klierontstekingen en hondenbeten. Heeft een  dubbel gezicht: eerst fris groen in het voorjaar, dat als groente of salade  gebruikt kan worden. Tegelijkertijd ook een onheilspellend kruid, zetel van  een demon. Het kruid zou boze geesten weren. Het zou daar groeien, waar  aardvelden kruiden (wichelroede slaat uit). Deze plaatsen zouden bliksem  aantrekken.

Inhoudstoffen: Flavonoïden, rijk aan mineraalzouten (Calcium- en Kalizouten), kiezelzuur, rijk aan chlorofyl en organisch gebonden ijzer; vitamine D, veel amine vooral in de brandharen (histamine,  etc.)

Werking: Bij reumatische klachten, jicht, ontstekingen van de urinewegen, niergruis en slijmvliesontstekingen. Als volksmedicijn voor de bloedvorming,  "bloedreiniging", ter verhoging van de enzymproduktie van de alvleesklier, bij galziekten en ter wondheling. Bevordert de doorspoeling van de urine organen en de urine uitscheiding. Uitwendig: de amine zijn transportsubstanties van het menselijk zenuwstelsel en leiden derhalve tot brand -en pijnprikkels.  "Zweepslag" met het verse kruid behandelen, uitwendig tegen reuma, spit, ischias. Aftreksels bij roos en dun haar of haaruival (uitwendig gebruik).

Gebruik: Wordt zowel inwendig als uitwendig toegepast. Jonge blaadjes, scheuten en stengels. De toppen van de jonge blaadjes worden in het voorjaar,  rauw of gekookt gegeten. Het gedroogde kruid (zelfs wortels) kan bewaard  worden om later een aftreksel te maken. Allerlei dranken, likeuren, soepen, salades en thee.

RECEPT VOOR THEE:  Voor een "behandelingsthee" kookt men ongeveer twintig blaadjes vijf minuten in een liter water. De zo verkregen thee kan men dan gedurende de dag verbruiken.

 

Brem

 

Bitter

Gebruik: De bloemen en toppen van jonge takken. Geen gedroogde plantdelen of bloemen gebruiken want deze kunnen giftig zijn.

 

Cayennepeper

 

Zeer scherp, opletten bij gebruik !.

Kruiden: Gemalen chili-pepers. Zijn tot poeder gemalen chili's zonder toevoeging van andere kruiden.Cayennepeper heeft niets te maken met gewone peper!!!

Chilipoeder

 

Kruidige en zeer sterke  smaak

Kruid: Is een mengeling van gemalen  chili's, oregano, kruidnagel, paprika en knoflook.

Gebruik: Is goed te gebruiken in soepen, groenten, salades, stoofpotjes, ragout en vis.

Citroen 

Bitter, zurig en aromatisch

Gebruik: Schillen en sap. Aan de onbesmette  (onbespoten) schillen van citroenen is moeilijk te komen. Dit geldt trouwens  voor alle vruchten! Een gedeelte van de schillen kan je het beste een half uur laten meekoken en een ander gedeelte kan je het beste op het einde van het koken toevoegen. Voor  dranken en likeuren is het "trekken op fles" een goed alternatief. Sap om te  verzuren.

 

Citroenmelisse

Melissa officinalis Lipbloemenfamilie (lamiaceae, labiatae)

Citroenachtig, bitterzuur en aromatisch fris

Herkomst van naam: Meli (Grieks) = bij. De plant trekt bijen aan.  Nieuwe onderzoeken tonen aan, dat bestanddelen van etherische oliën overeenkomst hebben met het afscheidingsproduct van bijen waarmee ze overvloedige voederplaatsen mee aangeven.  

Botaniek: Tot 1 meter hoge vaste plant met kruisgewijs  tegenoverstaande bladeren en witte in de bladoksel zittende lipbloemen.  Thuis: oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied en WestAzië. In Midden-,  West-, en Oost-Europa geteeld. 

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: Door Plinius bij hysterische klachten aangeraden. Bovendien tegen reumatische klachten, miltklachten, met honing vermengd tegen troebele ogen. Belangrijke plant in de middeleeuwse kloostertuinen. In de kruidenboeken van de 16e eeuw in eerste plaats als vrouwenmiddel. Zal 's avonds genomen dromen geven en aangename  dromen veroorzaken. 

Inhoudstoffen: Etherische oliën, verantwoordelijk voor de  frisse citroenachtige geur, rozemarijnzuur (Labiaten looistof). 

Werking: Rustgevend middel. Bij nerveuze darm en maag  klachten, nerveuze inslaapstoornissen, hart -en bloedsomloopstoornissen,  migraine. Krampstillend, wind -en galdrijvend. Voorkomt  bacteriegroei en remt virussen, in het bijzonder herpesvirussen (koortslip,  gordelroos). 

Gebruik: Stengel en blaadjes. Bruikbaar in gedroogde of verse vorm. Verse en/of gedroogde  planten worden overgoten met kokend water water en na een tiental minuten  trekken afgezeefd en als thee gedronken. Men kan ook op een jong topje van de  plant  kauwen.

Verder gebruik: Bestanddeel van distillaten met de naam:  "Melissegeest" (drankje met b.v. sinaasappelschillen, gember, kruidnagel, kaneel met alcohol gemengd en gedestilleerd). Kruidenlikeuren. Ook als keukenkruid, doch niet meekoken! Toevoeging aan baden en smeersels. Aangezien de opbrengst aan etherische olie niet groot is, wordt uit  kostenoogpunt vaak de goedkopere Lemongrass gebruikt om citroenolie uit te winnen. Plaats enkele plantjes op het terras of rondom de BBQ, de muggen zullen je niet lastig vallen! (ook  baselicum of of citroenverbena is hiervoor aan te raden.) 

 

Citroenverbena

 

Citroenachtig bitterzurig

Gebruik: Stengel en blaadjes. Plaats enkele plantjes op het  terras of rondom de BBQ, de muggen zullen je niet lastig vallen! (ook baselicum of citroenmelisse of is hiervoor aan te raden.) 

 

Dauwbraam

Rubus caesius Rozenfamilie

 

Zuurzoet

Botanie: Is een halfstruik. Hoogte 20 tot 50 cm. Overblijvend. De bloemkleur is wit. Bloeimaanden van mei tot juni.
Bodemvereisten: Vochthoudend tot vochtig. Kalkhoudend. Vrij voedselrijk.
Kalksteen, klei, zand, krijt, laagveen en stenig.
Schaduwtollerantie: Zonnig tot halfschaduw.
Groieplaatsen: Loofbos, duinen, ruig grasland, struweel, bosranden, heggen, kreupelhout, kribben, holle wegen, spoorwegen, krijthellingen, bermen, steile sloottaluds.
Verspreiding: Europa, noordwaarts tot Zuid-Zweden, en West- en Midden-Azië.
In België: Algemeen, het meest in de duinen. In Nederland: Algemeen, maar zeldzaam in het oosten en het Gronings-Friese kleigebied.

Inhoudsstoffen: Zelfde als de gewone braam. (zie "Braam").

Gebruik: Bessen. Wordt echter niet veel gebruikt door de weinige vruchten die elke plant draagt.

 

Den  ( Grove Den of Spar )
 

 

Botanie: De zg. grove den is juister benoemd een "sparreboom". Een denneboom is bijna altijd over de hele lengte gelijkmatig en neergaand verbredend vertakt. Een spar (zie beeld) is meer ongelijkmatig en veel dunner vertakt. De meest zg. "dennebomen" in de kempen zijn dan ook sparrebomen. De gewone dennebomen hebben echter ongeveer dezelfde eigenschappen.
Een dennenappel is een type van voortplantingsorgaan (zie doorsnede) dat uitsluitend voorkomt bij sparren, ceders, pijnbomen, cipressen, fijnsparren en andere naaldbomen. De zaden komen ontwikkelen zich op de schubben in de dennenappel. Bij dennen kan het groeien van de zaden wel drie jaar duren. Kort nadat de zaden zijn uitgegroeid, gaat de beschermende schil open en komen de zaden vrij.

Werking: Aftreksels (meestal van de knoppen, naalden en bast) hebben een ontsmettende en slijmoplossende werking. Bij longklachten, ademhalingsproblemen, verslijming, en verkoudheid. Vele medicijnen tegen verkoudheiden bevatten trouwens terpenen en harsen afkomstig van denneknoppen, naalden en schors (bast).
Ook werkzaam bij, met ontsteking gepaard gaande kwalen zoals ontsteking van blaas en/of urinewegen, witte vloed, reuma en jicht. Deze kwalen reageren goed op een licht aftreksel of siroop van dennetoppen (zie recept). Nuttig als  inhallatiekruid in kokend water bij ontstoken sinussen.
Dennebastmeel (voor toevoeging aan brood) is positief werkzaam bij het voorkomen en beperken van hartinfarkten, aderverkalking, dementie, astma , allergiën en is kolesterol-verlagend.

Gebruik: Naalden, knoppen, taktoppen en schors (bast).

Denneknoppensiroop: De lichtgroene denneknoppen die in de lente door het naaldenkleed van de gewone dennebomen breken zijn zeer energierijk en heilzaam. Hiervan wordt dan ook denneknoppensiroop gemaakt. De siroop boet echter veel van zijn aroma in tijdens het afkoken van de denneknoppen. In de chemische industrie wordt het aftreksel dan ook onder vacuum geproduceerd waardoor de afkooktemperatuur heel laag gehouden kan worden. Men moet dus de temperatuur zo laag mogelijk houden of beter, een drukkookpan (en veel minder water) gebruiken. Hierdoor blijven meer aromatische stoffen, fijne terpenen en harsen behouden. Na het gaar koken worden de dennetoppen uitgeperst. Na filtratie van het uitgekookte en het uitgeperste sap door een zeef  wordt dan de siroop aangemaakt. De siroop wordt normaal aangezoet met kandijsuiker en honing volgens eigen smaak. Aan de siroop kunnen, indien noodzakelijk, de normaal gebruikte verdikkings- en bewaar-middelen worden toegevoegd. De siroop is zeer smaakrijk en bezit een slijmoplossende werking. De siroop wordt dan ook veelvuldig gebruikt ter verlichting van heesheid, hoest, en slijmvliesontstekingen. Denneknoppensiroop kan natuurlijk ook gewoon als elk andere siroop genuttigd worden.

NOTA: De mensen die leiden aan suikerziekte kunnen best de suiker vervangen door een ander zoetmiddel zoals bv. aspartaam, sorbitol, xylitol of maltitol (geen cyclamaat gebruiken). Vraag Uw apotheker of huisdokter voor de beste oplossng voor Uzelf. Voor meer informatie zie hoofdstuk "suikers". Voor een directe overgang, activeer de ondelijnde titel.

Brood: Meel, geproduceerd van de gedoogde bark (schors) van de spar (of denneboom) werdt vroeger genengd in de normale bloem en hiervan werdt dan het zg. "armemansbrood" gebakken. Deze werkwijze wordt tegenwoordig echter weer meer en meer toegepast voor de gezonde en voedzame eigenschappen van het meel. Het meel bevat nl. C-vitamines, mineralen, anti-oxidantia en fibers. Het gebruik van bark-brood laat het kolesterolgehalte in het bloed dalen.

 

Dille

Anethum graveolens

 

Zoutig, kruidig en aromatisch

Botanie: Dille is de plantensoort Anethum graveolens uit de Schermbloemenfamilie. Dille wordt geteeld als keukenkruid. Het is een tot 1, 20 m hoge, éénjarige, sterk geurende plant met twee- tot viervoudig geveerde bladen met zeer smalle slippen. De bloemen zijn geel (juli-sept.), de vruchten sterk afgeplat en gevleugeld. Omwindsel en omwindseltjes ontbreken.Het geslacht Anethum (v. Gr. anèthon = anijs) telt maar twee soorten, die voorkomen in het Middellandse-Zeegebied en in Azië.
Dille werd in de Middeleeuwen gebruikt als bescherming tegen hekserij.

Werking: Dillethee is een gewild middel tegen kwaaltjes als winderigheid, de hik en
slapeloosheid.

Gebruik: Volledige  planttoppen vers of gedroogd. De bloemen, het blad en de steel geven een sterk aromatische smaak aan voedsel. Dranken en likeuren. Meestal door trekken op fles. Verse en gedroogde toppen in allerlei gerechten en bereidingen. Als inmaakkruid en garniering. Thee.

  

Druif

Vitis vinifera

 

Zoet, zuurzoet, fruitig en aromatisch

Botanie: De druif is de vrucht van de wijnstok (Vitis vinifera). Deze gedijt het best in een subtropisch klimaat. De wijnstok is de plantensoort Vitis vinifera uit de Wijnstokfamilie. De wijnstok, oorspronkelijk waarschijnlijk afkomstig uit het gebied bij de Zwarte Zee, is een zeer oude cultuurplant. Deze met ranken klimmende heester heeft drie- tot vijflobbige bladen. De bloemkroon is geelgroen, de bloemen staan in pluimen. De wijnstok wordt in subtropische gebieden of op de zuidwaarts gelegen hellingen van sommige dalen in noordelijker streken (Rijn-, Moezel-, Ahrdal, in België op beperkte schaal, meest in Brabant en Limburg. In Nederland op zeer beperkte schaal in Zuid-Limburg. De wijnstok wordt voornamelijk geteeld voor de bereiding van wijn (o.a. Frankrijk, Italië, Spanje, Noord- en Zuid-Afrika, Duitsland, Luxemburg) of van krenten en rozijnen (Griekenland, Klein-Azië, Californië). De krent is een rozijnsoort (naar de stadsnaam Korinthe), gedroogde vrucht van de variëteit apyrena van de wijnstok (Vitis vinifera), een heel kleine druif, vooral verbouwd in Griekenland (staatsmonopolie), voorts in Californië en Australië. Het suikergehalte is minimaal 60%.

Inhoudstoffen: Anti-oxidanten, pantotheenzuur, nycotylamide en vele vitamines. Appel- en citroenzuur. Kalium, Natrium en andere mineralen. Zwavel.

Werking: Tegen pellagra, huidafwijkingen, alsmede aandoeningen van het darmkanaal en het zenuwstelsel. tegen vaataandoeningen, hartaandoeningen en stoornissen van de bloedsomloop. Bestrijding tegen hoge slechte-cholesterol gehaltes in het bloed (vooral rozijnen en rode wijnen). Tegen versnelde veroudering van lichaam en hersenen.

Gebruik: De druiven kunnen als tafelvrucht worden gegeten, gedroogd worden tot rozijnen of krenten of worden verwerkt tot alcoholhoudende dranken (wijn) en sappen. Yoghurt en kefirworden aanmerkelijk verijkt als men er druiven en andere bessen aan toevoegt. De wijn of de alcoholhoudende drank wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische gisting van verse, al dan niet geperste druiven of druivemost. Tijdens de alcoholische gisting wordt de suiker van de druiven, geheel of gedeeltelijk omgezet in alcohol. Men onderscheidt stille wijnen, mousserende wijnen en versterkte
wijnen. Deze kunnen variëren in kleur  (rood, wit, rosé) en smaak (droog, halfdroog,
zoet). Voor meer informatie over wijnen zie hoofdstuk"Wijn - Vinificatie ".

 

 

Dragon Keizersla Drakenkruid Slangenkruid

Artemesia dracunculus

 

Pittig , licht bitter, kruidig en aromatische zure smaak.

Botanie: Dit uiterst populair keukenkruid is afkomstig uit Midden-Azië en Midden en Oost-Europa en werd in de 13de eeuw door de Moren (Arabieren) tijdens hun veroveringstochten naar Spanje meegebracht, even later konden wij ook voluit genieten van dit uitzonderlijk lekker keukenkruid.
Dragon - in de volksmond ook keizersla, drakenkruid of slangenkruid genoemd - is een doorlevende plant die toch om enige bescherming vraagt in de winter. Dracunculus, "draak", verwijst naar de grillige vorm van de wortelstokken. Slangekruid wijst vooral op de geneeskrachtige werking bij slangen en insectenbeten.
Dragon met zijn weinig opvallende geelgroene bloempjes behoort tot de familie van de samengesteld bloemigen (Compositae) en kan 90 cm groot worden. Het behoort tevens tot hetzelfde geslacht als citroenkruid en de bittere alsem of absint.
Het kruid met zijn lijnvormige, gladde en blinkende bladeren heeft een gepeperde, zure anijssmaak die ons aangenaam verrast in vele gerechten.
De Franse dragon (Artemisia dracunculus), de meest gebruikte , wordt soms wel eens verward met zijn smaakloze Russische variant (Artemisia dracunculoides).
Dragon voelt zich best thuis op een beschutte zonnige plaats in een voedzame en goed doorlaatbare grond. Goed gedraineerde grond is noodzakelijk wil men sclerotienrot voorkomen bij nat weer. Daar de plant van origine afkomstig is uit zuiderse landen is het aangewezen het kruid gedurende de winter af te dekken met bladeren. De plant doet het ook bijzonder goed op het terras in potten of bakken.

Inhoud en werking: Dragon wekt de eetlust op en stimuleert de spijsvertering. Het kruid heeft een kalmerend effect bij maagkrampen en ook bij een hikaanval is het een redder in nood.
Dragon is vochtafdrijvend. In vroegere tijden werd het zelfs gebruikt tegen kiespijn (kauwen van dragonblaadjes), ook als thee voor het slapengaan kan dragon onze nachtrust bevorderen. Bij een zoutloos dieet is dragon een aangenaam alternatief, gezien de pittige, zurige smaak.

Gebruik: Volledige plant zonder wortel. Dragon wordt vooral gebruikt in kip- en eiergerechten, salades, vinaigrettes (tartarensaus). Een dragon- of bearnaisesaus maakt van onze maaltijden één culinair festijn
Vers in tomaten- en komkommergerechten,  in sausen, appelazijn, omeletten en kaasbereidingen Ook de populaire dragonazijn smaakt enorm lekker bij salades enz....Ook in soepen is dragon complementair (venkelsoep, tomatensoep ....).
Het keukenkruid smaakt het sterkst wanneer men het oogst vóór de bloei en men dient het steeds vers te gebruiken. Gekneusde bladeren en in gedroogde toestand moet veel aan aroma inboeten. Optimaal is wanneer men het kort laat mee opwarmen en vóór het opdienen toevoegt aan de gerechten. Dragon en eieren staan borg voor een volmaakt huwelijk. Gebruik het ook met mate want anders kan de smaak nogal opdringerig over komen.
Als toevoegkruid in dranken en likeuren. Meestal door trekken op fles.

 

Drie-kleurig Viooltje

Viola tricolor Stiefmutterchen- kraut (Duits) Viooltjesfamilie (Violaceae)

Zwak bitter

Herkomst van de naam: Viola van violet, naam niet alleen voor het blauwe viooltje. De naam stiefmutterchen wordt zo verklaard: de beide bovenste bloemblaadjes zijn stoelen, waar de stiefmoeder aanspraak op maakt.  Op de beide "stoelen" ernaast,  dicht bij haar, zitten haar eigen dochters en op de onderste zitten de stiefdochters die genoegen moeten nemen met 1 stoel. Tricolor naar de  driekleurige bloemen. De bloemen  De  bloemen zijn een belichaming van het oude symbool van de drie-eenheid, een  geopend stralend oog in het midden van een triangel. De bloemen werden altijd weer met een menselijk gezicht vergeleken en met passende namen vergezeld  (mooi gezicht, liefelijk gezichtje).

Botanie: Tot 30 cm. hoge, een -tot meerjarige plant  met geelwitte, gele, violette of driekleurige kort gespoorde bloemen. De beide kroonbladeren aan de zijkant zijn opwaarts gericht. Talrijke variëteiten en vormen. Thuis op weiden en akkers in Europa en Azie. De variëteit arvensis is als graankruid bijna over de hele wereld verspreid. Het driekleurig viooltje is een rijke en veelvudig toegepaste geneeskrachtige plant. De wortel van de plant bevat saponine. De Indianen gebruikten saponinehoudende planten als visvergif; de vissen worden erdoor verdoofd zonder oneetbaar te worden.

Inhoudstoffen: De wortel bevat saponine. Saponinen zijn in hoge concentraties ook voor de mens giftig.: ze veroorzaken dan oa. het verval van de rode blöoedcellen (hemolyse). Salicylzuur en derivaten, slijm, flavonoiden

Werking: Uitwendig gebruik bij diverse huidziekten (eczeem, acne, dauwworm). Inwendig als volksmedicijn gelieft als  bloedreinigingsmiddel met stofwisselingbevorderende werking. Bovendien bij  reuma, jicht, arteriosclerose, evenals ter bevordering van het ophoesten bij  catarre van de luchtwegen. Tegen aderverkalking en verstopping. Uitwendig: verzacht en voorkomt eczemen, lost te sterke verhoorning van de huid op en maakt mee-eters op de huid los. Inwendig: bevordert de huidstofwisseling door urine -en zweetdrijvende werking. Tegen haaruitval, wassen van haar, hulpkruid bij gorgelen van  ontstoken keel.

Gebruik: Volledige plant  maar zonder wortel (zie inhoudstoffen). Zowel uitwendig als inwendig gebruik. In kruidendranken, Likeuren, thee en kruidenaftreksels.

 

Duindoorn  of Zanddoorn

Hippophae- rhamnoides

Familie elaeguaceae

 

 

Fruitig zuurzoet

Herkomst van de naam: lat.: Hippophae rhamnoides, uit de Duindoornfamilie (elaeguaceae); hippos = paard; phaes = glanzend; geeft de paarden een glanzend vel. Of phao = ik dood; eveneens wegens gebruik vroeger. De naam duindoorn verwijst naar de groeiplaats (duinen).

Botanie: Duindoorn is een struiksoort met een hoogte van 1,20 tot zelfs 4,50 meter. Levensduur: Overblijvend. Bloemkleur: Geelgroen. Bloeimaanden in België: April-mei.
Het is een struik of kleine boom die behoefte heeft aan licht, met eigenaardige, doornige takken en zilverglans en de lijn -tot lijnlancetvormige (wilgachtige), iets kleverige loofbladen. Tweehuizig. Bloemen van de mannelijke struiken in bolvormige bloeiwijze, die van de vrouwelijke in trossen.
De vrucht is een erwt, oranje-rode schijnbes, die graag door vogels gegeten wordt. Voor de bevruchting moet er altijd een plant met "mannelijke" en één met   "vrouwelijke" bloesems in elkaars nabijheid staan. Vruchten zijn rijp in de herfst.
Door zijn wortelknolletjes die stikstof-bindende bacteriën bezitten, kan deze pionierstruik ook de stikstof uit de lucht gebruiken.

Bodemvereisten: op kalkhoudende zandgrond, leem -en kleigrond, droog tot vochtig. Humusarm. Zand en stenig. Schaduwtolleratie: Zonnig.

Groeiplaatsen: Open grond, veelal aan oevers van rivieren, zeekusten, duinen, drooggevallen zandplaten, rotskusten, rivieroevers en grindafzettingen in gebergten, kiezelbanken, spoordijken, opgespoten zandvlakten.

Verspreiding: Thuisland is Europa en Azië. Vanaf Midden-China tot in het kustgebied van Noordwest-Europa. In België: Algemeen aan de kust. Nederland: Algemeen langs de Noordzeekust. Zeldzaam in het IJsselmeergebied en aan de Waddenkust.

Geschiedenis, volksverhalen: Duindoorn, respectievelijk zijn vruchten, werden in de oudheid gebruikt om ongedierte bij dieren te bestrijden. Sinds de rococoperiode ook in tuinen te vinden. De zaden golden vroeger als licht laxerend. De moeizame oogst (zaden gaan makkelijk kapot) werd in Rusland vereenvoudigd, doordat de vruchten met luchtdruk pistolen afgeblazen werden.

Inhoudstoffen: Bessen zijn een bom van voedingsstoffen. Vruchtenzuren, vooral appel, -citroen, -en  ascorbinezuur (vitamine C) alsmede meer vitaminen (provitamine A, vitaminen uit de B-groep, vitamine E, F, P), mineralen, vruchtenzuren, suiker, flavonoïden, anthocyaan.  Bevat een hoog gehalte omega7-, omega3-, omega6-, omega3-vetzuren en bovendien pectine, looistoffen, suiker, carotenoïdenn en anti-oxidantia. De bessen verschillen van de andere doordat deze beide de wateroplosbare- en vetoplosbare-vitaminen en antoxidanten bevatten.

Werking: Ondersteuning van de therapie bij tekort aan  vitamine C en E of bij een verhoogde behoefte bijvoorbeeld ter voorkoming en ter ondersteuning van verkoudheidsziekten. Voorkomt blaasinfekties en maag-aandoeningen en beschut de slijmvliezen van de maag bij gebruik van pijnstillers en andere medicijnen. Door het dikwijls eten van deze bessen geeft men het lichaam een sterk wapen in de verdediging tegen de afbraakprocessen in het lichaam. Verhoogd dus de weerstand tegen veroudering. Licht laxerend. De etherische olie (of aftreksel) van de vruchten wordt gebruikt bij huidziekten, aangetaste slijmvliezen, en mondzweren. Een veel gebruikt (maar duur) natuurmedicijn vervaardigd uit de bessen van de duindoorn is bv. Membrasine.

Gebruik: Vruchten voor jam, fruitsappen en vruchtenwijnen maar dan meestal vermengd met andere bessen of bv. rozebottels. In allerlei dranken, en likeuren. In vele natuur- en andere medicijnen. Wordt ook toegevoegd aan conserven om het vitamine gehalte ervan te verhogen.

Aangeplant ter versterking van losse grond en om natuurlijke heggen te maken aan zee (kan goed tegen zout). Ook aan straten en snelwegen. Hout om pijpen van te maken, maar ook wandelstokken.

 

Duivekervel

Fumaria officinalis Familie: duivekervel (fumariaceae)

Scherp bitter en  zurig

Herkomst van de naam: Funus = rook; met zijn grijsgroen loof, ziet de  plant er van verre uit als rook (verdere betekenis zie bij geschiedenis). In  het Duits Grindkraut = schurftkruid, vanwege dat het als volksmedicijn  gebruikt werd ter behandeling van huidziekten, in het bijzonder psoriasis.

Botanie: Eenjarig, tot 50 cm. hoog kruid met grijs tot blauwgroene en behaarde bladeren, die met rijp bedekt lijken. Trosvormige  bloei met roze gekleurde bloem. Europa, Azië, onkruid dat met granen naar  alle Continenten overgebracht is. Bermen, woeste grond, vuilstortplaatsen,  akkers.

Geschiedenis, volksverhalen: Al door de Griekse artsen Serapieon (200 jaar  voor Christus) en Dioskuridus (eerste eeuw na Christus) als kruidenbitter in likeuren, laxeermiddel en galmiddel gebruikt. Plinius beval de plant aan bij achteruitgaand gezichtsvermogen, omdat het sap van de plant (net als de  "rook"), tranen verwekt. In de middeleeuwen tegen depressies, geelzucht,  lintwormen enzovoort. Bevindt het kruid zich op een brandende onkruidhoop, dan wreekt het zich en laat een kwellende, bijtende rook opstijgen  (fumarzuur).

Inhoudstoffen: Alkaloïden, plantenzuren, in het bijzonder  fumarzuur.

Werking: Krampklachten in het gebied van de galblaas  en galwegen, zoals het maag-darm kanaal. Geldt als urinedrijvend, laxerend en gunstig bij huidklachten. Bevordert niet alleen de galstroom, maar  reduceert ook een ziekelijke gestegen galafscheiding. Werkt krampoplossend op het bovenste gedeelte van het spijsverteringskanaal en op de galblaas  spieren; pijnverzachtend. Gebruik bij huidklachten mogelijk door fumarzuur  (de synthetisch gemaakte fumarzuur bevind zich bijvoorbeeld in middelen tegen psoriasis).

Gebruik: Blaadjes, bloemen, stengels, zaden en sap.

 

Duivelsklauw (wortel)

Harpagophytum procumbens
Harpagophytum zeyheri

Sesamfamilie (pedaliaceae)

Bitter

Herkomst van de naam: Naar de vlakke, houtachtige dopvruchten die aan hun armachtig verlengde vleugels weerhaken dragen (harpagos = enterhaak).

Botanie: Duivelsklauw is een tot 2 meter lange, op de grond liggende uitloper met vlezige, gelobde bladeren en tot 6 cm. lange, roodviolette bloemen  (vergelijkbaar met die van vingerhoedkruid). De vruchten zijn klitten, die zich aan de poten van grotere dieren haken en daardoor verspreid worden. Vanaf de paalwortel groeien wortels, die tot 2 meter diep rijken waarvan knolachtige accumulatie wortels zitten.
Thuis in de steppegebieden van Zuid - en Zuidwestafrika.

Geschiedenis, volksmedicijn: In de Afrikaanse volksgeneeskunde al langer gebruikt bij ziektes van de lever, gal, nieren, pancreas, maag, bij bloedziekten, koorts, als middel tegen pijn en bij zwangerschapsklachten gebruikt. Het medicament werd in 1953 in Europa geïntroduceerd en was een van de "wonder medicijnen" van de jaren 60 en 70.

Inhoudstoffen: Bittere iridoïdglycosiden en bèta-sitosterolen

Werking: Pijnstillend en ontstekingsremmend. Spoort de galafscheiding aan en doet de galstroom stijgen. Eetlustopwekkend. Verlichtend en pjnstillend bij rheumatische ziekten, verminderd de eetlust, spijsverteringsklachten. Bij artritis, lever-, gal-, nier- en blaasklachten, allergieën, ouderdomsklachten. Wordt ook nog wel eens bij diabetes aangeraden, kan echter een eventuele insuline-therapie niet vervangen.
De pijnstillende en antiseptische werking is vergelijkbaar met corticosteroïden, zoals cortison en fenylbutazon. Het kruid werkt gunstig op de beweeglijkheid van de gewrichten, zoals het heupgewricht. Duivelsklauw heeft bovendien een diuretisch effect, het veroorzaakt leverstimulatie en beïnvloed het lymfestelsel.

Gebruik: de tot 20 cm. lange en 6 cm. dikke accumulatie wortels worden meestal gelijk na de oogst fijngemaakt, omdat ze na het drogen steenhard worden. Als aftreksel voor thee. In allerlei crémes en zalfjes. Door trekken op fles in allerlei dranken en likeuren.

 

Duizendblad-kruid

Achillea millefolium Composieten  (astaraceae) (compostiae)

Bitter

Herkomst van de naam: De Griekse held Achilles zou gedurende de Trojaanse oorlog de bladeren ter bloedstelping aan de gewonde soldaten gegeven hebben. Millefolium  (duizendblad), naar de fijn gedeelde bladeren. Veel te vinden in schapeweiden, in het Duits dan ook: schafgarbe.

Botanie: Veelvormige soort. Tot 80 cm. hoge vaste  plant met fijne, meervoudig veerdelige bladeren. Kleine hoofdjes met meestal  vijf witte of licht roze straalbloemen en enkele gele schijfbloempjes in een schermvormige pluim. Vooral te vinden in Europa en NoordAzië. Ook in Noord-Amerika ingeburgerd. Weideplant, maar ook op akkers, graanvelden,  tuinen, op puinhopen.

Geschiedenis, sagen, volksvertellingen: Een van de oudste bekende geneeskruiden, werd al in een middenpaläolithisch graf in Irak aangetoond (60.000 jaar oud). Door  Dioskurides als bloedstelpend beschreven. Uit 1700 stamt een bericht dat jongens de punt in hun neus stopten, daarmee bloedneuzen veroorzaakten, om  zodoende niet naar school te hoeven. Het neusbloeden in Engeland is een liefdesorakel: men draaide het blad in de neus, dacht aan zijn of haar liefde  en wanneer het bloeden begon, zouden ze samenkomen.

Inhoudstoffen: Etherische olie, bitterstoffen, polyine,  flavonoïden, fenolzuren, looistoffen.

Werking: Ontstekingsremmend, krampsŴillend, winddrijvend, galdrijvend, samentrekkend. Maag-darm klachten (ontstekingen, diarree,  winderigheid, krampen), ter bevordering van de eetlust en ter bevordering van  de galafscheiding. Uitwendig bij ontstoken huid -en slijmvliesziekten, als  wondmiddel.Volksmedicijn: als bloedstillend middel evenals tegen diarree.

OPGELET: Grote hoeveelheden kunnen duizelingen en zelfs krankzinnigheid veroorzaken (ik heb mij waarschijnlijk eens vergist  van kruid…haha!)

Gebruik: De hele plant maar niet de wortels. Dranken en likeuren. In Noordelijke landen vroeger als hop vervanging in bier (bitterstof).

  

Duizendgulden- kruid    Bitterkruid

Centaurium erythraea Gentiaanfamilie (gentianaceae)

  

Sterk bitter

Herkomst van de naam: Centaurium; volgens de Griekse sage gebruikte de Centaur Chiron de plant als geneeskruid en heelde de wonden van Hercules;  later werd de naam veranderd in centum auri == honderd goudstukken of honderd  gulden (waardering van het kruid). In het Nederlands werd het getal met een  nul uitgebreid en werd zo duizend. Erythraea = roodachtig; naar de kleur van  de bloemen.

Botanie: Een -tot tweejarige, meestal ongeveer 30 cm.  hoge plant, met wortelrozet, vertakte bloemsteel en overvloedig bloeiende  bijschermen met kleine, buisachtige, rozerode bloemen. Europa tot MiddenAzie, in Noord-Amerika ingeburgerd op zandige, droge meestal matig zure grond aan  bosranden en op halfdroge weiden, heide.

Geschiedenis, sagen, volksverhalen: Door de oude Romeinen wegens zijn bittere  smaak als fel terrae = aardgal aangeduid. Volgens Dioskuridus is de plant een  wondheelmiddel, zij voert de galachtige en dikke sappen door de stoelgang af, bevordert de menstruatie en helpt bij oogklachten. Diende ook als bleekmiddel  voor de haren. In de middeleeuwen geloofde men dat de plant werkt als (net  als veel andere roodbloeiende planten) anti-demonen middel. Men kon er niet alleen heksen mee verjagen,  maar ook  met een krans van duizendguldenkruid op het hoofd de heksen in de  Johannisnacht naar de Bocksberg zien vliegen (hier vierden zij het  zomerzonnewende feest).

Inhoudstoffen: Bitterstoffen

Werking: Tegen verminderde eetlust, te weinig aanmaak van maagzuur, spijsverteringsklachten, (bijvoorbeeld vol gevoel). Als volksmedicijn ook tegen lichamelijke en mentale uitputting. Verlichting van  "dagje na braspartij"-gevoel. Doet als bitterstofmiddel de uitstorting  stijgen van maagsap, speeksel en gal. De tinctuur tegen  aderverkalking.

Gebruik: Gehele plant uitgezonderd de wortel. Dranken en likeuren en de zg. kruidendrankjes. Verlichten van "dagje nadien.".....

 

Eik (eikenhout)

Bomengeslacht Quercus van de Beukenfamilie

 

Bitter, tanninerijk

Voor een uitgebreide beschrijving van de eik en het eikenhout, zie epistel "De smaak van hout" onder hoofdstuk "Hout & Tonnen". Voor direkte overgang activeer de onderlijnde titel.

Els (Elzenboom)

Alnus glutinosa
Berkenfamilie
Betulaceae


 

Samentrekkend (looizuren)

Botanie:
Hoogte: 3,00-24,00. meter
Bloemkleur: Geel- of roodachtig.
Bloei: Februari-april.
Bodem: Vochtig tot drassig. Voedselrijk. KalkhouŤend. Klei, rivierklei, kleiig laagveen, leem, lemig zand en stenig.
Groeplaatsen: Broekbos, oevers, kanaalbeschoeiingen,
Verspreiding:: Europa, zuid- en oostwaarts tot in het Atlasgebied, Klein-Azië en West-Siberië.
In België en Nederland algemeen voorkomend.

Gebruik: takjes, schors en knoppen

 

Engelwortel          ( Grote) (gewone)      

Angelica     Wilde Angelica

Archangelica  Angelicasilvestris  Schermbloemigen

Bitter, aromatisch kruidig , samentrekkend

Historie: De legende wil dat de engelwortel door een engel aan de lijdende mensheid is geschonken.Ook de Latijnse naam angelica betekent engel.

Botanie:  In de volksmond ook wel Wilde angelica genoemd. Engelwortel is 2-4jarig en vormt in de eerste jaren alleen een behoorlijke wortelrozet. In het 2e jaar, minder vaak in het 3e of 4e jaar bloeit hij, vormt vruchten en sterft dan af. De wortel wordt maar enkele cm lang, maar bijna armdik. In het wild vormt engelwortel maar weinig knolvormige wortels, terwijl hij bij kweken onder de wortelstok talrijke 1 cm dikke wortels ontwikkelt. De onderste bladen zijn tot 90 cm groot, driehoekig van omtrek en drievoudig geveerd, met 4-8 cm grote, grof gezaagde delen. De tot 6 cm dikke en tot meer dan 2 m hoge stengel is gegroefd en hol. Er zitten weinig bladen aan en hij draagt een groot, bolrond bloemscherm met witte bloemen. Bloeitijd juni-juli.  Engelwortel komt zelden in het wild voor, soms in uiterwaarden, vooral in grienden, vrij zeldzaam.
In Bastion langs de weg tussen wilgenbroek en Begijnhoflaan. Komt veel voor  langs de Oude Dender.

Inhoud: Bevat etherische olie,  cumarineverbindingen en bitterstoffen..

Werking: Engelwortel werkt  prikkelend op maagsapklieren en kalmerend op  geprikkelde darmspieren. In hoge dosis kan het eerst opwekkend en daarna verlammend op het centrale zenuwstelsel werken.                                         Engelwortel wordt veel gebruikt voormaag- en darm afwijkingen, zoals darmverslapping, verminderde eetlust, maag en darm zweren en winderigheid.

Gebruik: De gedroogde wortels en de wortelstok, minder vaak ook de jonge stengel en de vrucht. Gebruik de wortel die in het voorjaar. In maart en april, maar ook in het najaar, in september en oktober, geoogst wordt, en droog deze goed. Nadat ze goed gedroogd zijn, moet men zorgen dat ze droog bewaard worden, omdat ze vocht aantrekken  Is een belangrijk bestanddeel van de zg. "Zweedse kruiden", behoort tot de groep van de bitterkruiden. Vooral als eetlustopwekkend middel in de vorm van thee  (1 eetlepel fijn gesneden kruid met 1/2 1. water verhitten) of nog vaker in de vorm van likeur. Engelwortel is ook een essentieel bestanddeel van veel likeuren, zoals Angelica, Chartreuse en Bénédictine.

OPGELET: Bij direct oraal gebruik (niet anaal...) van het kruid mag men meerdere malen per dag een mespuntje van het wortelpoeder verslinden (niet meer).

Nooit verwarren  met de zeer giftige waterscheerling of gevlekte- scheerling die er sterk op gelijken. Alleen bij absolute zekerheid gebruiken...!!!!. Best is, het kruid aan te kopen en niet zelf te oogsten.

 

Es

Bitter

Gebruik: blaadjes en schors. Op smaak zetten van dranken en likeuren. Meestal door "trekken op fles".

 

Framboos

Rubus idaeus Rozenfamilie Rosaceae

 

Zoet, fruitig

Bottanie: De framboos is een halfstruik. Hoogte: 0,60-1,50 meter. Overblijvend. Bloemkleur: Wit. Bloeimaanden: Mei-juli.
Bodemvereisten: Vochthoudend tot vrij nat. Humeus. Kalkarm. Vrij voedselrijk. Zand, veen, leem en stenig.
Schaduwtollerantie: Vrij zonnig tot halfschaduw.
Groeiplaatsen (wild): Kapvlakten, open plekken in bos, struweel, heide, meentweiden, spoorwegen, ruigten, kreupelhout, rotsspleten, broekbos, bronbos, en boswegen.
Verspreiding: Koude en gematigde zone van het noordelijk halfrond.
In België vrij algemeen. In Nederland: Vrij algemeen op het pleistoceen en plaatselijk in de Hollandse duinen, elders zeldzaam.
Wordt tegenwoordig veel gekweekt in tuinen en ook grootschalig onder glas. Door kruising en cultuur zagen vele nieuwe soorten het levenslicht. Deze dragen meestal meer en veel grotere bessen. Zij zijn echter veel minder aromatisch en zeker niet zo versterkend en gezond als de "wilde" varianten. Er bestaan tegenwoordig ook gele en lichtgele varianten. Deze smaken ongeveer hetzelfde als de robijnrode gekweekte frambozen. De gekweekte en "opgejaagde" frambozen zijn ook meestal heel waterachtig en niet zo lang houdbaar.

Inhoudstoffen en werking: Dacht U ook dan de framboos alleen goed was als versiering of "snoepje" ?. Niets is echter minder waar ! Net zoals zijn soortgenoten , de andere bessen, zitten frambozen boordevol met gezonde energie, vitamines, anti-oxidanten en mineralen. Het is onder deze antioxides dat onderzoekers een nieuwe beveiligingsstof tegen cancer ontdekten, nl ellagzuur. Frambozen bevatten ook folzuur en sallicin, dit is de natuurlijke vorm van magnecyl. Het gebruik van frambozen beschermen dus ons hart en bloedvaten. Zij bieden ook bescherming tegen vroegtijdige veroudering en tegen cancer. Wordt ook aangeraden tegen lichte ongesteldheden, vitaminetekorten en hoofdpijn.

Gebruik: Bessen. In siropen, sappen en marmelades. In dranken en likeuren. De bessen in hun natuurlijke vorm als versiering (bv. op ijscréme's en taarten) of gewoon als versnapering en/of nagerecht. Yoghurt en kefir worden aanmerkelijk verijkt als men er frambozen en andere bessen aan toevoegt.

 

[Alcohol] [Grondbeginselen] [Praktisch Stoken] [Sterke Dranken] [Kruiden] [Likeuren] [Wijn & Bier] [Technisch] [Informatie]