Aardappelen telen : een
beknopte handleiding
Aardappelen
telen is voor iedereen haalbaar. Zeker als men zich beperkt tot een relatief
kleine hoeveelheid. Vroege aardappelen zijn een leuke teelt voor de
groentetuin. Wat is er aangenamer dan de eerste nieuwe aardappelen van het
seizoen uit eigen tuin te kunnen oogsten. De vroege teelt van aardappelen start
al enkele weken voor het eigenlijke planten met het voorkiemen van de
pootaardappelen. Wie zelfvoorzienend wil zijn met de aardappelen heeft het al
wat moelijker. Er is dan immers veel ruimte nodig en de aardappelen moeten ook
langere tijd bewaard worden. Niet bij iedereen is er daarvoor een voldoende
grote en klimatologisch geschikte ruimte. Verder is er het probleem dat de late
aardappelrassen, die het best bewaren, ook langere tijd bloot staan aan de
gevaren van de aardappelplaag. In dit artikel vindt u ook het
adres van een zeer goede website om zelf uw ras te kiezen.
(foto www.aardappelpagina.nl)
Herkomst
De Aardappel (Solanum tuberosum) behoort tot de Nachtschadefamilie (Solanaceae)
en stamt uit de bergen van Zuid-Amerika , waar die al duizenden jaren een
belangrijke voedselbron is. Rond 1570 werd de aardappel in Spanje aan land
gebracht. Eerst werd de aardappel alleen als siergewas en geneeskrachtig kruid
geteeld. Pas in de loop van de 18de eeuw ook voor de consumptie.
De aardappelplant is een tweejarig gewas maar wordt als eenjarige verbouwd. De
bladeren, die lichtbehaard zijn en lijken op tomatenbladeren, zijn
vorstgevoelig. Aardappelen vormen ondergrondse stengels. Aan het
eind van zo'n ondergrondse stengel (een stolon) wordt de knol, de aardappel,
gevormd. Daarin worden voedingsreserves van de aardappelplant opgeslagen. Naargelang
de soort varieert de schil van glad tot ruw en kan allerlei kleurtinten hebben.
Elke knol heeft meerdere knopaanzetten, de zogenaamde 'ogen', waaruit zich in
het volgende jaar een nieuwe plant met knollen ontwikkelt.
|
Foto : De bloemen van de aardappelplant
verraden zijn afkomst. Ze lijken qua vorm dan ook heel goed op deze
van tomaat, paprika en aubergine. |
Diversiteit
Er zijn vroege, halfvroege, halflate en late soorten. Vroege aardappelen
hebben een korte groeiperiode en worden geoogst voor ze volledig rijp zijn. Ze
bewaren niet zo lang. Halfvroege aardappelen worden rijper geoogst en kunnen tot
in de winter worden bewaard. Late aardappelen hebben een langere groeiperiode en
kunnen de hele winter door worden bewaard.
Er zijn ook vastkokende of bloemige soorten. Vastkokende aardappelen
hebben een fijne structuur en behouden hun vorm perfect na het koken. Het zijn
de aardappelen bij uitstek om gekookt of gebakken op te dienen. Bloemige
aardappelen vallen bij het koken uiteen en zijn nagenoeg voor alle toepassingen
geschikt.
Aardappelen worden geteeld door het poten van plantaardappelen, meestal in open
lucht.
U kan ook aardappelen vervroegen door afdekking met gaatjesplastiek of
door te planten in een koude kas of plastiektunnel. Wat ook heel goed lukt is
het telen van aardappelen in potten en containers.
Standplaats en bemesting
Aardappelen groeien goed op verschillende grondsoorten. Alleen natte gronden
zijn te mijden. Lichte gronden lenen zich goed voor primeurteelten, terwijl de
zwaardere gronden beter bewaarbare aardappelen opleveren.
Ze laten goede grond na voor de volggewassen en zijn ook goed geschikt
als pioniersgewas op pas ontgonnen weide- of braakland. De grond verwerft een
luchtige structuur en wordt, indien regelmatig aangeaard, tamelijk vrij van
onkruidzaden.
Om groen en stevig loof te bekomen en om aardappelziekte te vermijden is een
plaats in de volle zon, met voldoende luchtbeweging, absoluut nodig.
Aardappelen wensen een lage pH, 5-6 is voldoende. Verder is een goed verteerde
organische bemesting met stalmest of compost gewenst. Wees spaarzaam met
stikstof, het loof groeit dan weelderig, de aardappelen groeien niet goed
uit en de kans op aardappelziekte neem toe. Kalium is belangrijk voor de
waterhuishouding (glazigheid) en de bewaarbaarheid van de knol. Strooi voor het
planten zo’n 45 g/m² patentkali.
Planten
Alle info over tijdstip, plaats en afstanden vindt u in bijgaand
teeltschema
Het pootgoed is verkrijgbaar in verschillende maten. De maat 28-35 mm is
meest gebruikelijk. Kleinere maten geven grotere, maar minder knollen. Grotere
maten worden verder uiteen geplant om voldoende grote knollen te bekomen. Voor
de vroege teelten is een grote maat interessant omdat deze meer reservestoffen
ter beschikking hebben om van een vorstperiode te herstellen.
Teeltschema aardappel
Voorkiemen is belangrijk bij de vroege teelt
van aardappelen om een voorsprong op te bouwen. Een drietal weken voor het
planten wordt het pootgoed opengelegd in bakjes in een plaats met veel licht,
bij een temperatuur van 10°C. Dit om de ogen te doen uitlopen en scheuten te
vormen die kort en stevig zijn.
Om de kieming sneller en gelijkmatiger te laten verlopen kan u het pootgoed bij
18°C en bij veel licht plaatsen. Doe dit alleen als het pootgoed nog geen
uitgelopen ogen heeft. Als de ogen uitgelopen zijn worden ze afgehard, door ze
terug bij een temperatuur van 6-10°C te plaatsen. Dit kan ook buiten, op een
droge plaats. Bij nachtvorst terug binnen zetten.
De grond wordt goed losgemaakt, maar moet niet fijn gemaakt worden.
Foto
:Grote maten worden enkele dagen voor het planten doorgesneden zodat er
op iedere helft minstens drie ogen zitten. (foto www.hapotex.nl)
Planten gebeurt in rijen, vroege aardappelen
dichter dan late. Een ruime rijafstand is makkelijk bij het aanaarden. Maak
putjes die op zware grond 5 cm en op lichte gronden 10 cm diep zijn. langs een
plantkoord. De putjes vullen met grond zonder aan te drukken.
Als u aardappelen in potten teelt moeten die voldoende diep zijn, met een
inhoud van 12 tot 15 liter per plant. Vul de pot met grond zodat u nog 15 cm
vrije ruimte hebt en plant 5 cm diep. Vul twee keer bij met aarde, telkens de
plant voldoende gegroeid is.
Heel vroege aardappelen kunt u bekomen door in februari in de koude kas of
plastiektunnel uit te planten of in maart een planting af te dekken met
gaatjesplastiek. Enkel lichte gronden komen hiervoor in aanmerking. De plastiek
wordt verwijderd als de eerste keer aangeaard wordt.
Aanaarden
Aanaarden bij aardappelen is nodig om ondergrondse stengelvorming te bekomen,
beschermt het jonge loof tegen nachtvorst en voorkomt dat aardappelen groen
worden door contact met het licht. Overtollig water wordt goed afgevoerd en de
grond warmt snel op.
De eerste maal wordt aangeaard als de plantjes 10 cm hoog zijn, een tweede keer
als ze 20 cm hoog zijn. Dit kan met een aanaarder of met een hak. De grond van
tussen de rijen wordt tot vlakbij en tegen de planten gebracht zodat er ruggen
ontstaan. Uiteindelijk bekomt u aarden wallen (ruggen) die 20 cm hoog zijn
Bijgaande tekening laat goed zien waarom aanaarden nodig is.
(foto
http://pubs.caes.uga.edu/caespubs/pubcd/C849.htm)
Oogsten en bewaren.
Vroege aardappelen kunnen al naar behoefte geoogst worden als de knollen naar uw
mening groot genoeg zijn, zonder dat het loof al afgestorven is. De rest van de
vroege aardappelen worden geoogst als het loof gaat afsterven. Aardappelen om te
bewaren worden pas geoogst als het loof afgestorven is. De aardappel is dan
afgerijpt en bewaart langer. Rooien wordt gedaan met een platte vork. Onder de
knollen steken en de grond oplichten om de knollen los te maken. Dit wordt
gedaan bij zonnig weer, zodat de aardappelen kunnen opdrogen. Laat ze niet
langer dan één dag drogen, anders worden ze groen. De laatste aardappelen worden
in de eerste helft van oktober gerooid.
Bewaren tot nieuwjaar lukt vrij goed. Wel in het begin regelmatig
controleren op de aanwezigheid van rotte knollen, want die steken de rest ook
aan. Daarna zal de aardappel proberen nieuwe scheuten te vormen en kunnen de
knollen een gerimpeld uiterlijk krijgen. Bij halfvroege rassen gebeurt dit
vroeger.
Aardappelen bewaart u in half open bakken, zodat er voldoende verluchting is, en
in lagen niet dikker dan 50 cm. De ideale bewaartemperatuur is minmum 4°C tot
maximum 8°C.
Buiten in een aardappelhoop kan ook, op een droge, beschaduwde plaats. In het
begin gewoon afdekken met stro en wat grond om het stro vast te leggen. Als het
kouder wordt gaat er een dikke laag stro en een 25 cm grond bovenop. Wel moet de
hoop nu en dan gelucht worden om vocht en te hoge temperatuur te vermijden.
Aanbevolen rassen
Op
deze website kan je zelf rassen gaan selecteren op ziekteresistentie en
andere kenmerken.
Criteria bij de rassenkeuze zijn dikwijls de vroegheid, de vastheid bij het
koken en de tolerantie tegen aardappelplaag.
Vroeg
Vroege aardappelen zijn over het algemeen gevoelig voor aardappelplaag, vandaar
een selectie van drie rassen die in deze groep behoren tot de minst vatbare voor
aardappelplaag, zeker wat betreft overzetting naar de knol.
’Première’ - Kan zeer vroeg geoogst worden. Bloemige aardappel met gele gladde
schil en lichtgeel vruchtvlees.
‘Prior’ - Vast in de kook. Geschikt voor kleigrond.
‘Fresco’ - Vroeg aardappel. Vastkokend. Zeer goede keukenaardappel, geschikt
voor frieten. Lang bewaarbaar.
Halfvroeg
Eén ras is bijzonder tolerant tegen aardappelplaag en wordt zelfs aangeraden
voor biologische teelt.
‘Sante’ Bloemige aardappel met lichtgeel vruchtvlees. Geschikt voor alle
bereidingen. Goede bewaaraardappel.
Middenlaat en laat
‘Agria’, ‘Nicola’, ‘Charlotte’ zijn gekende, vrij tolerante soorten tegen
aardappelplaag.
Bijzonder resistent tegen aardappelplaag zijn :
‘Ditta’, ‘Remarka’ , ‘Disco’, ‘Surprise’, ‘Allure’, ‘Aziza’ en ‘Texla’ , deze
laatste heeft eigenlijk nooit last van aardappelplaag.
Lees ook :
Aardappelen telen,
de bemesting met kalium en stikstof
Overzicht van alle artikelen in verband met aardappelen
Bronnen
Dit artikel is gebaseerd op de teeltbeschrijving aardappelen,
uit het standaardwerk "Groente en Fruitencyclopedie", auteurs Luc
Dedeene en Guy De Kinder. Uitgeverij Groenboekerij (Kosmos, Utrecht)
ISBN 90-215-3845-8. |
|