gisteren dag 8 donderdag 19 april 2001 morgen
Vertrek te Sombernon (dept. Côte-d'Or) Aankomst te Montceau-les-Mines (dept. Saône-et-Loire) Overnachting: bij vrienden
Maximumsnelheid: 47,5 km/u Gemiddelde snelheid: 16,7 km/u Dagafstand: 100,45 km Duur etappe: 6:01u Totale afstand: 670,3 km

Lof der zotheid

Indrukwekkende afdaling vanaf de heuvel waarop het stadje ligt waar ik heb overnacht (Sombernon). In de plaatselijke supermarkt heb ik het nodige gevonden om de band te plakken en rond tienen ben ik ermee weg.

De goede nachtrust laat zich gelden, want vandaag zijn mijn benen niet alleen sterk, maar ontwikkelen ze ook snelheid op de vlakkere stukken. Dat het quasi windstil is en niet meer regent zal ongetwijfeld bijdragen aan het hoge tempo, en mogelijk absorbeert mijn lichaam zelfs wat zonne-energie. Want ook de zon laat zich meer en meer zien en verdrijft de koude uit mijn leden.

Boven op een brug over de hogesnelheidslijn zoeven twee grijsblauwe sneltreinen bijna geluidloos onder me door. Als slangen die geduldig hun prooi besluipen, letterlijk laag-bij-de-gronds, en dan plots razendsnel in de aanval gaan, zo verdwijnen deze monsters van moderne techniek al gauw aan de horizon. Hoe indrukwekkend hun snelheid ook is – zo’n driehonderd kilometer per uur – ik ben niet jaloers dat mijn fiets amper dertig kilometer per uur haalt, of iets daarboven in de steilere afdalingen. Bergop gaat het nog veel langzamer. Maar dit is onthaasting; dit is het zich terugtrekken uit het gewone levensritme. Hoevelen onder ons worden dagelijks dolgedraaid, kunnen dat niet aan, maar doen nillens-willens gewoon door? Wel, ik put me niet uit in het zoeken naar redenen en excuses die de haast waarmee we (moeten?) leven zouden rechtvaardigen.

In Montceau-les-Mines verwelkomt Jeannine me met een warme omhelzing, daarbij voorbijgaand aan de zo typische geur van de reiziger-pelgrim. Hier is geen botafumeiro die de zweetlucht kan verdrijven, maar wel iets veel beters: een lekker warm bad. Zelden heb ik zo’n waardering kunnen opbrengen voor iets wat ik me thuis zowat dagelijks permitteer. Ook dat ik nog eens in een echt bed kan slapen doet me realiseren hoe vanzelfsprekend we ons dagelijks comfort ondergaan.

We staan er niet bij stil wanneer we het kraantje opendraaien en er warm water uitkomt, of wanneer we het knopje indrukken en onze huizen helder verlicht zijn. En we vergeten maar al te vaak dat drievierde van de wereldbevolking dit allemaal moet missen; we vergeten het niet alleen, we maken ons zelfs boos wanneer iemand of iets ons daaraan poogt te herinneren, met het povere excuus dat we er toch niets aan kunnen doen.

Nee, laat ons asjeblief niet de illusie koesteren dat het aan elk van ons is om de armoede en de ellende de wereld uit te helpen. Niemand van ons kan dat en Jezus vraagt dat ook niet. Wat vraagt Hij dan wel?

In de eerste plaats verlangt Hij van ons dat we een klein beetje minder zouden rekenen, zo van: “Kom ik deze maand toe met mijn geld?”, of: “Ik moet nog wat opzij houden, want ik verwacht nog een brief van de belastingen”. We leven over het algemeen teveel met ons hoofd, en Christus vraagt ons om af en toe ons hart te laten spreken.

En waarom vraagt Hij dat? Wel, alleen dan kunnen we het beste in onszelf en in elkaar naar boven halen. Wie bijvoorbeeld een gift doet voor Sofhea VZW, wel, dat hij zich dan niet afvraagt uit welke zak hij dat geld moet halen, dat hij dan niet rekent, maar zonder nadenken een bedrag stort. Ook al verklaren anderen hem misschien een beetje gek. Vandaag is gek zijn een voorrecht. Het is een reactie tegen onze prestatiedrang. Ik durf zelfs te stellen: permitteer jezelf af en toe een zotte bui, of je wordt gewoon knettergek. En gek zijn is goed, maar knettergek kan je beter niet worden.

Gekte, daar gaat het om bij mensen zoals Jeannine en mezelf: dingen doen waarvan anderen niet (durven) dromen. Jeannine’s man, Bernard, is er terecht fier op dat zijn echtgenote in september de Mont Blanc gaat beklimmen, maar zelf durft hij dat niet aan. Hij is immers niet gek, en zij wel! Toen hij mijn geladen fiets eventjes probeerde op te tillen hoorde ik hem tussen de lippen iets fluisteren van: “Il est fou!” En hij heeft gelijk: je suis fou, mais je m’enfoue. Ik ben gek, maar ik trek het me niet aan. Of nog vrijer: zot zijn doet geen zeer.

En dat Jeannine nooit de top van de Mont Blanc zal bereiken doet hieraan geen enkele afbreuk. Zij durft tenminste dromen. Dromen betekent de ultieme vrijheid: er bestaat geen enkele dwang tot verwezenlijking ervan.

Home Top Gisteren Morgen