Farnborough 2006 verbloemt crisis
luchtvaart.
Farnborough, een rustig forenzenstadje in het graafschap Hampshire, Engeland, gelegen op 50 km ten zuidwesten van Londen, wordt eens
om de twee jaar op de wereldkaart gezet. Een van de grootste luchtvaartshows
wordt er aan een zeer gevarieerd publiek aangeboden. Van maandag 17 juli tot
en met zondag 23 juli was het tijdens de werkweek eerst de beurt aan de
specialisten om neer te strijken op de site van Farnborough, met zijn
gekende Angelsaksische accenten, zodat optimaal kon gebruik gemaakt worden
van de commerciële gelegenheden die zich tijdens deze gerenommeerde
luchtvaartbeurs aanboden. Tijdens de twee weekenddagen had ook het grote
publiek toegang tot de exposanten, tot de uitgebreide statische
tentoonstelling en tot de vijf uur durende airshow. Er waren dus meer dan
redenen genoeg om even ter plaatse een kijkje te gaan nemen. Samen met mij
snoven een honderdtal Belgen, die de verplaatsing maakten in twee autocars,
op zaterdag 22 juli de plaatselijke luchtvaartsfeer op. De indrukken waren
zeer uiteenlopend. De volgende kanttekeningen zijn het resultaat van het
doornemen van de rapportering over Farnborough in de vakliteratuur, van de
observatie van de hoogtepunten van de airshow en van een bezoek aan de
expositiehallen en de static display.
Farnborough 2006 ging niet echt onder een gunstig gesternte van start. Na de
vorige editie van voor twee jaar hadden velen het overlijdensbericht van de
airshow van Farnborough al geschreven. De luchtvaartindustrie gaat immers meer en
meer gebukt onder een dalende omzet. Daarenboven heerst er een verwoede
concurrentieslag met Le Bourget en met de steeds populairder wordende
regionale en sector specifieke shows. De stijgende brandstofprijzen, de
beveiliging van het burgerluchtverkeer en de luchtvaartmaatschappijen, die
met enorme verliezen te kampen hebben, zorgen tevens voor onrust en
onzekerheid. Ook van militaire kant is onzekerheid troef. Bijna in heel
Europa tracht men in te schatten hoeveel er in de defensiebudgetten zal
gesnoeid worden. In de Verenigde Staten poogt men te anticiperen op hoeveel
trager de defensieuitgaven zullen groeien. Ook is het feit dat Frankrijk,
Groot-Brittanië en de Verenigde Staten binnen 18 maanden nieuwe politieke
leiders zullen verkiezen al evenmin geruststellend.
Toch hebben de organisatoren van Farnborough 2006 niets aan het toeval
overgelaten. De structuur van de show wordt aangepast. Er is meer
expositieruimte beschikbaar en de industrie kan zijn vliegtuigen in static
display tegen een gunstiger tarief dan voorheen ten toon stellen. In
vergelijking met 2004 kan men, ondanks alle doemscenario's, toch spreken van
een succes bij de start. Met in totaal 1467 exposanten, tegenover 1360 in
2004, en met 126 nieuwe deelnemers is enig optimisme misschien wel op zijn
plaats.
Dit laatste kan niet echt gezegd worden van het gespreksonderwerp, dat
tijdens de ganse week uitgebreid aan bod kwam. EADS (European Aeronautic
Defence and Space Company) maar meer bepaald het paradepaard van de
Europese luchtvaartgigant, de Airbus 380, stond letterlijk en figuurlijk in
de kijker. Letterlijk, omdat het majestueuze vliegtuig centraal te pronken
stond op de static display, bijna aaibaar voor het grote publiek. Zijn
demonstratie in vlucht was al even imposant. De sierlijke bewegingen van
deze luchtreus, met zijn demonstratiegewicht van ongeveer 300 ton (maximum
startgewicht bedraagt 590 ton), deden de massa rechtveren. De visuele
verwenning door de Airbus 380 kon echter moeilijk opboksen tegen het met
slordigheden overladen ontwikkelingsprogramma, waarvan de ware problemen bij
mondjesmaat bekend geraken.
En zeggen dat met zijn capaciteit van meer dan 800 passagiers en een
operationele vliegafstand van 15.000 kilometers, de Airbus 380 superjumbo de
verbeelding van velen prikkelde, zoals geen enkel ander vliegtuig dat kon
sedert de Concorde. Wanneer het eerste exemplaar in januari 2005 in Toulouse
onder ruime belangstelling voor het eerst het luchtruim koos, waren de
superlatieven niet uit de lucht. De Franse president Jacques Chirac
verklaarde ondermeer dat het vliegtuig de grootste bekroning was van een
menselijk en industrieel avontuur. Het was dan ook voor velen een zeer koude
douche, wanneer in de loop van de maand juni 2006 bekend geraakt dat de
leveringen van de eerste exemplaren een belangrijke vertraging heeft
opgelopen. Ontgoocheling alom maar ook valt er toch wel onmiddellijke actie
op het terrein te noteren: de Franse Co-CEO (Co-Chief Executive) van
EADS mag zijn koffers pakken. De Franse CEO Airbus volgt zijn weinig
benijdenswaardig voorbeeld. Men kan dus met nieuwe topmanagers een
catastrofe voor de Airbus 380 zoveel mogelijk trachten in te perken. Dit
wordt weliswaar geen gemakkelijke klus temeer daar er aan het beheer van
EADS fundamenteel weinig verandert. De grootste vertegenwoordiger van de
Europese luchtvaartindustrie blijft immers geplaagd door politieke invloeden
aan de top waardoor twee hoofdkwartieren en twee voorzitters, telkens één
van Franse en Duitse origine, als een goed geolied geheel zouden moeten
kunnen functioneren. Volledige en snelle communicatie is de achilleshiel van
een uitdagend omvangrijk vliegtuigprogramma als de Airbus 380. EADS zal aan
den lijve moeten ondervinden of de managerswissel werkelijk soelaas zal
brengen.
In
alle geval blijkt voorlopig een grondig actieplan alle kans op slagen te
hebben met natuurlijk wel enkele nare kostelijke gevolgen. Vooreerst wordt
de productie van nieuwe toestellen opgeschort. Dit betekent dat van de 13
geassembleerde toestellen er 5 hebben gevlogen, er zich 2 afgewerkte A380's
op de parkeervloer bevinden maar nog niet hebben gevlogen en de 6 overige in
de assemblageloods van een nieuwe bedrading voorzien worden. De bedrading
van de A380 blijkt immers het hoofdprobleem te zijn ondermeer veroorzaakt
door de complexiteit van het hele stroomcircuit (500 kilometer kabel te
verdelen over 2 verdiepingen), door het feit dat nog niet is uitgemaakt wat
tot standaarduitrusting behoort en wat speciale wensen zijn van de klant en
dit in volle ontwikkelingsfase, door de pijnlijke vaststelling dat het CATIA
computerprogramma niet in staat is een betrouwbaar virtueel model te tekenen
(houdt geen rekening met het feit dat de aluminiumbedrading bij bochten meer
krimpt dan koper zodat vaak het einde van een kabelharnas een halve meter
tekort is, kabelhechtingen worden foutief gelokaliseerd, computer tekent
openingen waar in werkelijkheid gesloten constructies aanwezig zijn), door
de vaststelling dat veranderingen in een configuratie niet in de
gegevensbank zijn opgenomen waardoor veranderingen aan een ontwerp pas
ontdekt worden tijdens de bekabeling.
Maar niet enkel mag CATIA met alle zonden worden overladen. Ook
hoofdcomponenten moesten belangrijke aanpassingen ondergaan, met
vertragingen tot gevolg. Toch mocht geen opstopping in het productieproces
ontstaan zodat onafgewerkte hoofdcomponenten volgens het voorziene schema
naar Toulouse werden verzonden. Zo vertoeven specialisten van St Nazaire
(neus en centrale romp), van Hamburg Finkenwerder (achterste en voorste deel
van de romp) en van Broughton (vleugel) in Toulouse om het werk op hun
respectievelijke hoofdcomponenten af te ronden met alle nare
productieperikelen van dien.
Na al het trompetgeschal lijkt EADS lessen van bescheidenheid,
productieplanning en efficiënte uitvoering geleerd te hebben. De toekomstige
gebruikers van de A380 verwachten geen mirakels maar een transparant en
uitvoerbaar leveringsschema. Zo zal het orderboek van de A380 uiteindelijk
dan toch tot rendabele aantallen kunnen gevuld worden. En hopelijk volgt er
ook niet te veel narigheid uit de voorlopige classificatie van de A380 door
de International Civil Aviation Organisation (ICAO) die de superjumbo
in een nieuwe categorie onderbrengt. De luchtwervelingen van de A380 hebben
tot gevolg, dat een vliegtuig dat volgt, een grotere veiligheidsafstand moet
bewaren waardoor de landingscapaciteit van de al zo overvolle internationale
luchthavens beperkt wordt. Wat dit laatste betreft valt er ook enige
Amerikaanse tegenwind te noteren. De Gouverment Accountability Office
(GAO) brengt in een
recente studie aan het licht dat 927 miljoen $ federaal geld nodig is om
de infrastructuur van de belangrijkste Amerikaanse luchthavens aan te passen
aan de A380. In het Congres gaan al stemmen op om deze onkosten te verhalen
op de luchtvaartmaatschappijen (geen Amerikaanse) die met hun A380's
Amerikaanse luchthavens aandoen.
De kersverse CEO Airbus had anderzijds nog belangrijk nieuws. In de harde
concurrentieslag met Boeing, die met zijn nieuwe Boeing 787 Dreamliner hoopt
Airbus heel wat klanten af te snoepen, werd aangekondigd dat de niet zo
succesvolle A350 zal worden uitgebouwd tot de A350 XWB (Extra Wide Body).
Heel wat analisten fronsten na dit nieuws de wenkbrauwen en vragen zich
terecht af hoe het EADS- en Airbusmanagement de engineering bottleneck
gaan oplossen bij een gelijktijdige ontwikkeling van een A380, van zijn
cargo-versie, van de A350 XWB en van de A400M. Het wordt wellicht een
verhaal van prioriteiten.
In de strijd tussen Airbus en Boeing om de meeste bestellingen binnen te
halen, lijkt de Europese luchtvaartgigant in Farnborough het pleit te hebben
gewonnen. Airbus kondigt 114 bestellingen aan ter waarde van 9,7 miljard $.
Zijn Amerikaanse concurrent noteert 72 bestellingen ter waarde van 9,1
miljard $. Weer eens verbijstert Singapore Airlines vriend en vijand want
als eerste klant van de A380 (tien toestellen besteld) willen ze nog negen
bijkomende A380's aankopen samen met 20 A350 XWB's. Het totale orderboek van
Farnborough 2006 zou 38 miljard $ bedragen.
Enkele accenten van de burgerluchtvaart, die meer en meer aan de orde zullen
komen, mogen niet onopgemerkt blijven. Zo zullen we ons in de toekomst meer
en meer verplaatsen in vliegtuigen, die uit diverse composieten zijn
opgebouwd. We treffen ze al in toenemende mate aan in het dagelijks gebruik,
gaande van wielspaken tot tennisraketten. De A400M zal het eerste vliegtuig
worden waarbij zoveel mogelijk gebruik zal gemaakt worden van composieten in de
constructie van de vleugel.
Een ander accent, waarin blijkbaar Europa het voortouw heeft genomen, is het
groeiend eco-besef binnen de luchtvaart. De vraag die velen stellen is de
volgende: "Hoe kan men de uitstoot van CO2, waarvan de luchtvaart op
wereldvlak 2% voor zijn rekening moet nemen, beperkt worden?" Lichtere
vliegtuigen en meer geavanceerde motoren zijn voor de hand liggende
oplossingen. Wellicht zal de zeer innovatieve luchtvaartsector, die goed is
voor 8% van alle economische activiteit, tijdig een gepast antwoord vinden.
Een laatste accent is ongetwijfeld de sterke groei van de markt van kleine
zakenvliegtuigen, die steeds lichter en zuiniger met een verleidelijk
comfort steeds grotere afstanden zonder tussenlanding overbruggen.
Ook de militaire sector van de luchtvaart heeft ongetwijfeld goede zaken
gedaan in Farnborough alhoewel hieraan, zoals gebruikelijk, niet veel
ruchtbaarheid wordt gegeven. Boeing gaat het in deze sector niet echt voor
de wind. Met een boete van 615 miljoen $, wegens onetisch gedrag van een van
zijn topfunctionarissen, en met de afschrijving van 500 miljoen $ omwille
van belangrijke vertragingen bij het Australische Wedgetail AWACS-programma,
is het voor de Amerikaanse luchtvaartgigant dan ook even slikken. Daarnaast ziet
het er naar uit dat de productie van het C17 transportvliegtuig binnen
afzienbare tijd zal moeten gestopt worden, wegens het uitblijven van nieuwe
bestellingen. Het recente Deense initiatief om vier toestellen in een NAVO-leasing
formule onder te brengen, is wellicht dan ook maar een druppel op een hete
plaat.
Op het gebied van de UAV's (Unmanned Aerial Vehicles) valt er ook
niet echt veel nieuws te sprokkelen. De gestadige opgang van deze nieuwe
sector van de militaire luchtvaart is wellicht niet te stuiten. Toch blijken
sommige vooral Europese UAV-initiatieven geen lang leven te kennen terwijl
anderzijds dan toch andere nieuwe samenwerkingspogingen worden opgestart. De
UAV-verrassing kwam ongetwijfeld van Lockheed Martin die aankondigde dan
zijn Polecat, als UAV-demonstratietoestel al sedert 18 maanden in zijn
supergeheime Skunk Works werd ontwikkeld.
De Britten konden met enige trots hun Astor aan het grote publiek
voorstellen, hun bijdrage tot het AGS- (Alliance Ground Surveillance)
programma, dat nagenoeg op schema lijkt te zitten. De NAVO-oplossing voor
AGS zit blijkbaar nog steeds in het sukkelstraatje. De gemeenschappelijke
AGS-vloot zou nu bestaan uit 4 Northrop Grumman RQ-4 UAV's en uit 4 speciaal
uitgeruste Airbus A321's. Of het prijskaartje van 3,3 miljard € door de
beugel kan, zal tijdens de top van Riga in november 2006 duidelijk worden.
Het militaire onderwerp, dat ongetwijfeld het meest besproken werd in
Farnborough, was de Joint Strike Fighter (JSF), het multinationaal
gevechtstoestel van de toekomst. De Amerikaanse beperkingen qua overdracht
van technologie waren tot nog toe een erg heikel punt. Deze problemen zijn
blijkbaar met de Britten uitvoerig besproken en opgelost. Of de andere
partners zich hierbij echt op hun gemak voelen is voor het ogenblik niet
duidelijk. In alle geval zullen alle deelnemers aan het programma voor het
einde van 2006 hun kaarten op tafel moeten leggen want dan zal elk in een
MOU (Memorandum of Understanding) moeten te kennen geven hoeveel
toestellen kunnen geproduceerd worden. Of gaat de beslissing van de
Amerikaanse Senate Appropriations Committee van 20 juli 2006 nog stokken
in de wielen steken? Zij beslisten immers 1 miljard $ van het programma te
schrappen, zodat de bouw van de eerste vijf toestellen met een jaar wordt
uitgesteld zodat eerst het voorziene testprogramma kan worden afgewerkt.
Natuurlijk is er nog een ander leven naast de Airbus 380 en dat was gelukkig
ook merkbaar te Farnborough. Er waren trouwens enkele opvallende
premières waar ook het grote publiek op zaterdag 22 juli reikhalzend naar
uitkeek. We zullen ons hier enkel beperken tot de hoogtepunten van de
airshow, die wat mij betreft, in de kijker mogen staan. Spijtig dat een
onweersbui de opening van de show wat hinderde zodat de Red Arrows, zoals
altijd sierlijk en professioneel, met hun vlakke show het spektakel mochten
openen. Zij waren trouwens de enigen die meer dan 8 minuten kregen
toegewezen om hun capriolen aan een erg enthousiast thuispubliek te
demonstreren. Wat wel opviel was de afstand tussen de
publieksomheining en de demonstratie-as, die in België minimum 450 meter
bedraagt, maar die in Farnborough beduidend kleiner was.
De
meest indrukwekkende demonstratie in vlucht was ongetwijfeld deze van de
MiG-29M OVT. Het toestel beschikt als enige ter wereld over een uitlaat die
zelfs bij maximale stuwkracht in alle richtingen 18° kan bewegen. Dank zij
een hydraulisch mechanisme van drie actuators, op 120° geplaatst rond de
motor, en een volledige integratie met de besturing, worden de meest
onmogelijke vliegbewegingen uitgevoerd. Vlakke dwarrelmanoeuvres, dubbele
achterwaartse flips, aan zeer lage snelheid met blijkbaar geen limieten qua
aanvalshoek, en dit alles op een gecontroleerde manier, het zijn
unieke vliegbewegingen, door sommigen afgedaan als capriolen met een hoog
airshowgehalte maar zonder operationeel nut. Het klassieke luchtgevecht is
weliswaar niet meer van deze tijd maar een systeem dat toelaat om een
vliegtuig, en dus ook de zoekkoppen van de lucht-lucht raketten aan boord,
plots uit de as van de vliegrichting te doen bewegen in de richting van een
bedreiging, is een tactische troef.
Klik op foto voor videofilm over MiG-29M in vlucht.
Ook werd met belangstelling uitgekeken naar de
MV-22 of Osprey van het US Marine Corps, de tiltrotor
die kan opstijgen en landen als een helikopter en die vliegt als een vliegtuig. Het
toestel zal de ruggengraat vormen van de
Marines. De Osprey heeft een lange turbulente geschiedenis achter de rug.
Het is een reis geworden van meer dan vijftig jaar om de nieuwe manier van
vliegen min of meer onder de knie te krijgen, niet alleen technologisch maar
ook budgettair. De USAF zal een ietwat duurdere en beter uitgeruste variant,
de CV-22, de komende jaren aan zijn Special Operations afleveren. De
presentatie in vlucht te Farnborough van de MV-22 was niet echt
indrukwekkend. De tiltrotor heeft echt meer in zijn sas. Na alle technische
problemen is voorzichtigheid het sleutelwoord. Men kan zich echt geen
misstap meer veroorloven. Ondanks alle enthousiasme over tactische
inzetbaarheid en de must-have-attitude van de Marines zijn alle
problemen van technische maar ook van budgettaire aard nog niet van de baan.
Of de Marines echt over de 360 Ospreys zullen kunnen beschikken in de
toekomst hangt zeker af van het kostenplaatje. 69,9 miljoen $ per exemplaar
is een hele bom geld, ook voor de Marines. Technisch loopt ook alles met de
MV-22 nog niet gesmeerd want tijdens de transatlantische overtocht moest een
toestel uitwijken naar Kevlavik in IJsland en moest een motor worden
vervangen. De oorzaak was een gekend fenomeen: indien de Osprey in een
onderkoelde omgeving vliegt, ontstaat ijsaanzetting met een compressor stall
tot gevolg. Bij nader toezien van de MV-22 op de static display kan
men zich bovendien ook vragen stellen over de oliesporen op de propellers en
op het tarmac onder beide motoren.
De airshow, waarbij de sequentie van de demonstraties nogal sterk afweek van
het aangekondigde programma, bracht verder de klassiekers ten tonele,
waarbij zoals al eerder vermeld de A380-demo echt indrukwekkend was en
waarbij de Chinook van de RAF toch een speciale vermelding verdient voor
zijn beweeglijkheid en over de top manoeuvres.
Vooraleer af te ronden is een korte toelichting over de expositieruimte en
de static display wellicht gepast. De tentoonstellingssite op zich was een
staaltje van vakmanschap. Het Nederlandse bedrijf De Boer, met hoofdzetel in
Alkmaar en met een belangrijke vestiging in het Limburgse Bree, dwingt
terecht bewondering af om in een beperkte tijd 90.000 m2
tentoonstellingshallen en een kilometer businesschalets te installeren. 17
weken voor de lancering van de show begon de vloot van 200 vrachtwagens het
eerste materiaal, 3600 ton in totaal, te leveren. Een 40-koppig
constructieploeg paste de basisstructuren in mekaar tot begin juni waarna
6000 medewerkers de handen vol hadden om het interieur af te werken.
Spijtig genoeg speelde ook de extreme hitte boven Farnborough de
tentenbouwer ernstige parten omwille van urenlange stroomonderbrekingen.
Stroomgeneratoren geraakten oververhit door de te hoge vraag naar
elektriciteit. In een volslagen duisternis zonder klimaatregeling was
business onmogelijk. Misschien werd de grootste, drukste en heetste
Farnborough ook wel de ergste inzake voldoening van professionele bezoekers
en exposanten.
Op zaterdag 22 juli was er van de temperatuursperikelen niet veel meer te
merken. Een afkoeling door enkele pletsbuien was wellicht een welgekomen
verademing voor de industriële vertegenwoordigers in de vijf
expositiehallen. Ze hoefden trouwens ook het grote publiek niet vaak te
woord te staan omdat technische details, leveringsdata, kostprijzen veeleer
tot het interessedomein van de professionele bezoekers thuishoren. Toch riep
de aanwezigheid van de Belgische luchtvaartindustrie in hal 1 wel enkele
vragen op. Vooreerst bleek niet de Flanders Investment and Trade,
zoals in alle documentatie vermeld stond de Belgische aanwezigheid te
honoreren maar was het veeleer de Belgian Aerospace, met Vlaamse en
Waalse bedrijven broederlijk naast mekaar, die een te smaken expositie
aanbood. Wel was het opvallend dat buiten twee personen die de documentatie
aanvulden niemand van de bedrijven van de Belgian Aerospace aanwezig
was. Een koord maakte het trouwens voor iedereen duidelijk dat alle stands
gesloten waren. Rond het uur van twaalven viel er wel een kleine opleving
van de centraal gelegen bar te noteren. Blijkbaar was de stand van
Belgian Aerospace alleen bedoeld voor het professionele publiek, een
vaststelling die we trouwens ook al tijdens het salon van Le Bourget van
2003 konden noteren. Ook
de bedenkingen van deze bezoeker aan Farnborough 2006 bevestigen dat het
grote publiek tijdens het weekeinde weinig kon opsteken van een bezoek aan
de stand van Belgian Aerospace.
Al bij al was het bezoek aan de airshow van Farnborough een verrijkende
ervaring. Vooral de burgersector van de luchtvaart werd er in al zijn
facetten in de kijker geplaatst. De hoogtechnologische luchtvaartsector
stelde alles in het werk om vertrouwen te scheppen en nieuwe markten aan te
boren. Toch viel er bij het hele gebeuren een te triomfalistische ondertoon
te bespeuren die blijkbaar als tegengewicht moest fungeren voor een tanende
Europese luchtvaart, die vooral geplaagd zit met de moeilijkheden van de
Airbus 380. De luchtvaartsector kampt ook op wereldvlak nog steeds met
ernstige problemen die niet in geringe mate hun oorzaak vinden in de
algemene veiligheidsproblematiek en de steeds stijgende brandstofprijzen.
Van militaire zijde vallen al evenmin optimistische geluiden op te vangen.
De nationale overheden moeten te vaak de militaire luchtvaartindustrie met
de vinger wijzen wegens te hoge kostprijzen, late leveringen en technische
problemen met het eindproduct en dit in een periode dat vele
defensiebudgetten het mikpunt zijn van vermindering. Er wordt stilaan een kritisch punt bereikt
waarbij vooral de ontwikkeling van de A380 met argusogen wordt gevolgd. De
naaste toekomst zou ons moeten kunnen duidelijk maken of Farnborough 2006
echt een verbloeming was van de crisis in de luchtvaart.