Cellen & weefsels
Omhoog C & W: antw MindMap Histologie

  1. Hoe noemt men de kleinste bouwsteen waaruit een levend wezen bestaat?
  2. Kan je een cel nog verder opdelen? Illustreer telkens met een voorbeeld.
  3. Wat bepaalt de bouw van een cel?
  4. Hoe noemt een geheel van cellen met een gelijkaardige bouw en functie? Illustreer met een voorbeeld.
  5. Hoe noemt men een geheel van weefsels die samen een bepaalde functie verrichten? Illustreer met een voorbeeld.
  6. Geef de naam van het orgaan dat het meest aan de buitenwereld is blootgesteld.
  7. Hoe noemt men organen die samen een taak vervullen?
  8. Wat betekent cytologie?
  9. Wat betekent het voorvoegsel (=prefix) micro, intra en extra? Illustreer telkens met 2 voorbeelden.
  10. Wat betekent het achtervoegsel (=suffix) scopie? Illustreer met een voorbeeld.  Illustreer met 2 voorbeelden.
  11. Geef een ander woord voor celvlies en celvloeistof en celkern.
  12. Hoe noemt men de ruimte binnen de cel?
  13. Hoe noemt men de ruimte buiten de cel?
  14. Waaruit bestaat de scheiding tussen de intra- en de extracellulaire ruimte?
  15. Wat zijn poriën? Illustreer met 2 voorbeelden.
  16. Het celmembraan is ondoordringbaar.  Waar of vals?
  17. Leg uit: diffusie.
  18. Leg uit: osmose.
  19. Leg uit: filtratie.
  20. Waaruit bestaat cytoplasma?
  21. Hoe noemen we de kleine orgaantjes in een cel?
  22. Welke celorganellen zorgen voor de productie van energie?
  23. Welke celorganellen zorgen voor de productie van eiwitten?
  24. Welk celorganel zorgt verpakt klierproducten?
  25. Welk celorganel zorgt voor de opruiming van afvalstoffen?
  26. Hoe noemt men de rand van de nucleus van een cel?
  27. Waar bevindt zich het DNA (=erfelijk materiaal) in een cel?
  28. Hoe noemt men de microscopisch zichtbare, draadvormige structuur in de celkern waarin de genen zijn gelegen die uit

  29. In welk leeftijdsstadium delen er zich meer cellen dan er afsterven?

  30. Geef een ander woord voor “ het proces van opbouw en afbraak van stoffen” of kortweg stofwisseling,

  31. Geef een ander woord voor het proces waarbij cellen voedingsstoffen opnemen en verbranden (met O2) om energie te kunnen leveren

  32. Hoe noemt men het proces waardoor cellen een een verschillende bouw en functie krijgen?

  33. Wat betekent anabolisme?

  34. Wat betekent katabolisme?

  35. Hoe noemt men de plaats buiten de cel met het weefselvocht?

  36. Wat betekent het voorvoegsel extra?

  37. Leg uit: katabole processen.  Wat heb je nodig en wat krijg je (input en output)?

  38. Wat betekent homeostase taalkundig?

  39. Geef een andere term voor weefselleer en leg deze term taalkundig uit.

  40. Wat is een weefsel?

  41. Welk proces ligt aan de basis van differentiatie?

  42. Alle gespecialiseerde cellen stammen af van dezelfde cel? Waar of vals?

  43. Geef 5 grote groepen van weefsels.

  44. Bespreek aan de hand van voorbeelden “dekweefsel”.

  45. Wat betekenen de voorvoegsels epi en endo?

  46. Geef 5 functies van dekweefsel

  47. Bespreek steunweefsel.

  48. Bespreek: spierweefsel

  49. Bespreek zenuwweefsel.

  50. Geef 2 voorbeelden van zeer kleine menselijke cellen.

  51. Wat is de diameter van een trombocyt in mm?

  52. Waar zit het erfelijk materiaal bij de mens?

  53. Hoe noemt men de buitenkant van een cel?

  54. Hoe noemt men de processen waarbij complexe stoffen kunnen worden afgebroken toe eenvoudige stoffen, met gelijktijdige vrijzetting van energie.

  55. Wat betekent de prefix kata?  Illustreer met een voorbeeld.

  56. Wat betekent de prefix ana?  Illustreer met een voorbeeld.

  57. Vul aan: De energie uit ................................................ reacties gaat voor 50% verloren als lichaamswarmte. De andere 50% gaat naar bruikbare energie (ATP) voor de ....................................reacties

  58. Wat is het grote verschil tussen actief en passief transport?

  59. Waar of vals?
     
    De cellen in ons lichaam hebben allen dezelfde erfelijke informatie in hun kern  
    De cellen in de hoornlaag van het epiderm noemt men endotheelcellen  

  60. Hoe noemen we de cellen die alle delen van het lichaam bedekken die rechtstreeks of onrechtstreeks met de buitenwereld in contact komen?

  61. Ik ga 70 minuten fietsen met mijn MTB aan gemiddeld 25 km/uur.  Tijdens het fietsen merkte ik dat ik dieper en sneller ademde dan normaal. Mijn hartslagmeter loopt, op een helling van 10%,  soms op tot 175 slagen per minuut.  Als ik na 15 kilometer 5 minuten op adem kom, drink ik een suikerbevattende drank.
    Als ik thuis kom ben ik vuil van de modder, mijn onderhemd is bezweet en ik heb een rode kleur. 
    Verklaar dit fenomeen aan de hand van een tekening. 
    Gebruik in je antwoord volgende termen; celmetabolisme, anabolisme of katabolisme, input, output, capillairen, extracellulaire ruimte, excretie. Leg alle anatomische en medische termen ook uit.

  62. Geef één term voor:de leer van de microscopische bouw van plantaardige en dierlijke weefsels.

  63. Vul aan.  Gewoonlijk beschouwen wij het lichaam als één geheel. Toch is het opgebouwd uit verschillende ....................., die bestaan uit meerdere ............................, die zijn samengesteld uit verschillende ........................, die op hun beurt een verzameling zijn van eenzelfde soort ........................
    Een cel bestaat uit een ................................................., dat de cel omgeeft, .........................., met organellen, waar de stofwisseling plaats heeft en een .................................. waarin erfelijke eigenschappen zitten
    Een spiercel trekt samen en levert ......................................., een zenuwcel leidt prikkels en levert .............................................
    Om te kunnen functioneren moet elke cel voortdurend van ............................................. en zuurstof worden voorzien.

  64. Welk deel van een cel bevat het erfelijk materiaal?

  65. Vul aan. ....................................... zijn de celorganellen die het vuile huishoudelijke werk opknappen. ............................... zijn de celorganellen die energie leveren.

  66. Uit welke cellen of uit welk weefsel bestaat de binnenkant van de maag (gaster)? Geef de functie van die cellen?

  67. Het epitheel dat de neus langs de binnenkant bedekt bevat trilhaartjes. Geef een andere term voor trilhaartjes. wat is hun functie?

  68. Epitheel kan je onderverdelen in verschillende soorten: eenlagig epitheel, meerlagig epitheel, overgangsepitheel. (In functie van de vorm kan je epitheel nog onderverdelen in plaveisel of afgeplat , kubisch of vierkant, cilindrisch of cilindervaormig) Kan je  een soort illustreren met een voorbeeld?

  69. Bindweefsel bestaat uit verschillende soorten vezels; witte vezels (met collageen), gele vezels met elastine), en reticulinevezels. Tot welk soort weefsel behoort bindweefsel?

  70. Bespreek de relatie tussen vermoeidheid en hemoglobinegehalte bij een vrouw.
     

 

 

 

Opleiding tot gediplomeerd verpleegkundige                                                                                  HBO Verpleegkunde Ic dien Roeselare