Frank Vereeken

Kunst tot 19de eeuw

Beleven-Art

Indeling in perioden

Als grote indeling van de kunstperioden houd ik het volgende aan:

  • Prehistorie
  • Oudheid
  • Vroege Middeleeuwen (500-1000)
  • Middeleeuwen (1000-1400)
  • Renaissance (1400-1600)
  • Barok (1600-1750)
  • Rococo (1700-1750)
  • Classicisme(1750-1850)
  • Romantiek (1780-1880)
  • Realisme (1830 - 1870)
  • Impressionisme (2e helft 19e eeuw)
  • Moderne kunst (20e eeuw)
  • Hedendaagse kunst (21e eeuw)


Enkele hoofdkenmerken


Griekse kunst 1050 v. Chr. 720 v. Chr.
• Geometrische periode
• Archaïse periode
• Klassieke periode
• Hellenistische periode
• Corinthisch, Ionisch, Dorische zuilen
• De zuilen zijn massief
• Kouros stramme houding, glimlach
• Contrapost een steunbeen, plastisch realistisch knik in de knie

De Romeinse kunst 400 v. Chr. Tot 400 n. Chr.
• Fresco’s
• Griekse kunst afgeleid
• Ruimtelijke weergave
• Plastisch
• Mythologie mensfiguren
• Beste beeldhouwers geschiedenis
• Halve zuilen
• Beton niet massief
• Cassette plafond
• Kloosterkunst
• Mozaïeken

Vroeg christelijke kunst tot de 5e eeuw
• Basilica
• Centraal bouw
• Halflosstaande beelden
• Symbolen
• Religieuze onderwerpen
• Onpersoonlijk
• Sobere weergave
• Gestileerd
• Fresco’s mozaïeken

Byzantijnse kunst 4e tot 6e eeuw
• Val van het Romeinse rijk, oost Romeinse rijke byzantanium
• Centraal bouw Grieks kruis
• Zeer goede mozaïek kleurovergang
• Versierende decoratieve functie
• Veel kleur

Karolingische kunst 800 tot 900 n. Chr.
• Karel de grote
• Hofkunst
• Kerken
• Levensecht
• Expressieve stijl
• Plooien
• Ruimtelijk
• Zware contourlijnen
• Miniaturen
• Vlechtmotieven

Romaanse kunst 900 tot 1150 n. Chr.
• Latijns kruis
• Basiliek basilica
• Verhoogde middenbeuk
• Dwarsschip
• Straalkapellen
• Christus met vier evangeliën afgebeeld vier dieren
• Dikke muren tongewelven
• Zware contouren
• Weinig plasticiteit
• Platte kleurvlakken
• Attributen kenmerken personen

Gotiek 1100 tot 1400
• Kruisribgewelven
• Spitbogen
• Steunberen
• Luchtbogen
• Hoogbouw
• Vertikaal
• Veel ramen en licht
• Bouwen naar de hemel
• Skeletbouw
• Profane onderwerpen spelen een rol, natuur portretten, eigentijdse modellen
• Blauw: hemels, wit: maagdelijkheid, rood: liefde passsie
• Glasschilderkunst
• Miniatuurschilderkunst
• Sacrale schilderingen
• Plastische weergave mensfiguren
• Ruimtelijke weergave
• Eitempera en olieverf
• Kalf perkament
• Collonet figuren
• Op de timpaan altijd Christus met 4 apostelen om in gewijde stemming te komen
• S bocht houding
• Half losstaande beelden
• Dynamischer
• Tapijten betere kleurovergang door hachure

Renaissance 1400 tot 1530
• Harmonische verhouding
• Gulden snede
• Modulus
• Geometrische basis vormen
• Symmetrische plattegrond
• Centraal bouw
• Cassettes
• Rustica: natuursteen
• Geledingen
• Pilasters
• Kroonlijst
• Half zuilen, nissen
• Realistische weergave
• Mythologie
• Opdrachtgever staat centraal
• Portretkunst
• Lijn perspectief
• Sfumato
• Afometrisch perspectief
• Vrijstaande beelden
• Geïdealiseerd
• Anatomisch
• Plastisch plooien, lichtval
• Piëta
• Hellenistische periode

Maniërisme 1530 tot 1600
• Eigen stijl overdreven, emoties ingewikkelde houding
• Tempelfaçade klassieke elementen door eigenstijl gecombineerd
• Als versiering zuilen, timpanen, architraven, kapitelen niet als dragers
• Veel mythologie en religieuze onderwerpen.
• Theatraal, vreemde lichtval, licht-donker contrasten, gekunstelde mensfiguren, dramatisch
• Dure materialen beeldhouwkunst
• Figura serpentia,
• Afzet tegen de klassieke perfecte vormgeving

Barok 1600 tot 1720
• Contrareformatie Rooms katholieke kerk
• Barocco grillige parel
• Asymmetrische architectuur
• Gevel partijen
• Kolossale zuilen
• Klassieke vormgeving
• Beeldhouwkunst gaat over in architectuur, Trefi fontein
• Reliëf werking
• Plastische vlakken
• Exterieur interieur even belangrijk
• Lichtval
• Classicisme in Nederland, sobere vorm van Barok
• Portreten, historie, stilleven, natuur, GENRE stukken onderwerpen dagelijks leven
• Ilisionistisch ruimte effect
• Diagonale snijlijnen
• Clair obscur
• Dynamische compositie
• Natuurgetrouw
• Tempera, aquarel, olieverf
• Versterking geloof, statussymbool, decoratie
• Emotie gevoelens in beeldhouwkunst
• Diagonale compositie
• Gekleurd marmer

Rococo 1720 tot 1750
• Barocco en rocaille schelp effecten
• Klassieke vormgeving en mythologie
• Kleur en emotie
• Frivole engeltjes, slingerende plant motieven, mensfiguren, mythologische figuren
• Uitdagende, erotische taferelen, idyllische landschappen, spontaniteit vernieuwing in de kunst
• Ovale motieven
• Decadente aanblik
• Gips gestucte reliëfs
• Rocaille motieven
• Asymmetrische ornamenten uit de natuur
• Lichte kleuren, bladgoud, pasteltinten
• Gewichtloosheid, door lichtval, uitbundige decoraties
• Rocaille motief komt terug in bekleding, chinoiserie, Chinese motieven met rocaille

Neoclassicisme 1760 tot 1840
• De klassieke oudheid werd weerspiegeld in de architectuur, kunst, een beeldhouwwerken
• Overdadige vormgeving van de rococo zette aan tot neoclassicisme
• De stijl van de ontwikkelde burgerij
• Arc de thriomphe
• Klassieke vormgevingselementen
• De streng geordende stijl van symmetrische gebouwen
• Tongewelf
• Reliëf
• Fries
• Zadeldak
• Kroonlijst
• Architraaf
• Wit als kleur
• De achtergronden en kleding van de figuren in de schilderkunst zijn afgeleid uit de oude klassieke kunst
• Theatraal, statische compositie, weinig diepte werking
• Onzichtbare lichtbron
• Tekenachtige schilderingen en met strakke belijning
• Verstand en kennis boven emotie van de kunstenaar
• Klassiek schoonheidsideaal, half naakt
• Wit marmer en glad gepolijste beelden , technische perfectie
• Symboliek,
• Empire een eind neoclassicistische stijl
• Organische ornamenten, geometrie en symmetrie, verfijnde decoraties aan meubelend

Romantiek 1800 tot 1840
• Gevoel, fantasie en emotie: romantiek
• Gevoelig wild en avontuurlijk
• Historische, dramatische, en exotische thema’s Goya
• Nazareners, commune in Duitsland, ideaal opofferen voor Christus
• Pre-rafaelieten, wilde terug naar de zuiver kunst van voor Rafael (1500)
• Neostijlen worden toegepast in de architectuur, naast elkaar toegepast in een gebouw: eclecticisme. Classicisme, gotiek, barok, renaissance
• De functie van het gebouw wordt weerspiegeld in de architectuur
• Natuur sterker dan mens
• Dynamische composities
• Dramatiek
• De ruimte is vaag door weinig contouren en lijnen
• Forse toetsen
• Asymmetrische plaatsing van lichte en donkere delen
• Clair obscure
• Sterke licht donker werking in beeldhouwkunst
• Alle beelden worden glad afgewerkt
• Ook inspiratie in neostijlen
• Enorme dynamiek en heftige emoties zijn opvallend aan de romantiek

Realisme 1840 tot 1880
• Franse revolutie 1789 ander maatschappelijke verhoudingen en ontwikkeling
• Grauw en troosteloos bestaan voor boeren en arbeiders
• Rijke burgerij wereld van pracht en praal
• Ecole de beaux-arts in Parijs
• Acedemy of art in Londen
• Clichématige en classicistische georiënteerde kunst werken
• Gekunstelde vormen en een verstard academisch kleurgebruik
• Salon
• Courbet
• R: refuse een kunstwerk wat uit de salon werd gestemd
• Ongekunstelde realiteit, van het werkelijke leven
• Millet, Rousseau, Corot
• Naturalistische stroming van het realisme: de school van barbizon
• Industriële vervaardiging glas ijzer in architectuur
• Giet ijzer en staal
• Grote overspanningen zijn mogelijk
• Bouwskelet bedekt met baksteen
• De ingenieurs hieleden het skelet zichtbaar
• Functioneel, ruimtelijk en licht
• Donker tinten weerspiegelen het zware keven
• Kleurengamma
• Textuur, paletmes
• Verftube en plein air
• Verftoetsen zichtbaar
• Beeldhouwkunst uit het dagelijks leven
• Stofuitdrukking, contrapost, bronzen sokkel, factuur”sporen van het boetseren” anatomie

Impressionisme 1870 tot 1905
• Zuivere kleuren, alledaags
• Ze wilden laten zien welke lichtvlekken op hunnetvlies vielen, welke kleur ze wilden kwam er
• Fotografie was belangrijke uitvinding voor het impressionisme
• Manet en Monet
• Isaacs Israëls, Breitner: Amsterdamse school
• Mestdag en Tholen Haagse school
• Silhouetten, forse toetsen, zuivere kleuren, gamma kleuren, warm koud contrasten afsnijding, ruimtesuggestie.
• Een impressie geven van een moment
• Stemming van een bepaald moment vastleggen
• Japonisme, invloeden uit Japan op het Nederlandse impressionisme
• Ook beeldhouwkunst stemming en emoties
• Facturen duidelijk zichtbaar
• Levensecht, dynamisch, licht en schaduw, expressief

Pointillisme en postimpressionisme 1884 tot 1905
• De pointillisme werkte de ontdekking in kleurgebruik verder uit
• Stippen met zuivere primaire kleuren werden naast elkaar geplaatst
• Primaire kleuren naast elkaar lijken veraf secundaire kleuren “ divisionisme”
• Gestileerde kleuren
• Egale kleurvlakken
• Gezanne, Van Gogh, Gauguin
• Vereenvoudigd, zorgvuldig geordend, abstrahering, herstructurering, wetmatigheden, tweedimensionale karakter, ruimte suggestie beperkt
• Verschillende richtingen van toetsen geven dynamisch effect
• Signac en Seurat bekende pointillisten
• Contourlijnen ontbreken
• Complemaintaire kleurcontrast felle kleuren naast elkaar
• Sfeer en atmosfeer
• Trois quart drie kwart van het gezicht afgebeeld zelfportret van Gogh
• De schilder zet de emoties op doek, die tijdens het schilderen omhoog komen, postimpressionisme
• Ritme en dynamiek
• Forse penseel streken, pasteuze olieverf
• Nadrukkelijke toetsen

 








Frank Vereeken, ik denk, beleef en schep

Belgium

(c) frank vereeken