Frank Vereeken

Kunst van 20e eeuw

Beleven Art


Over Moderne kunst  uit de 20e eeuw



 

Overzicht  20e eeuw in een dertigtal stromingen

mijn favoriete kunstenaars in het rood vermeld



1.Art Nouveau en Jugendstil (1880-1914)


Deze Europese kunststroming was een reactie op het vormvervagende impressionisme.
 Deze benaming komt van het Duitse weekblad Die Jugend (1896) verscheen.
De term Art nouveau wordt meestal gebruikt voor de sierlijke, elegante kunst uit België en Frankrijk,
de term Jugendstil wordt eerder gekoppeld aan de meer gestilleerde variant in Oostenrijk en Duitsland.
Er zijnveel gelijkenissen zoals het gebruik van moderne technieken,
de afkeer van symmetrie en een ornamentiek waarin bloem- en vogelmotieven domineren.
De belangrijkste inspiratiebron is de natuur. 
De Art nouveaukunst schept eerder een totaalkunstwerk: de kunstenaar ontwerpt immers gebouw, 
meubels en gebruiksvoorwerpen in een zelfde stiijl.

Kunstenaars:
Victor Horta, Henry Van de Velde, Alfons Mucha,
Hector Guimard, Émile Gallé, Charles Rennie Mackintosh , Otto Wagner, Gustav Klimt,
Josef Hoffmann, Joseph Olbrich (Wiener Werkstätte), Peter Behrens, Jan Toorop,
en Antoni Gaudí


2.Art Déco (1920-1939)

Art deco ontstond als reactie op de ornamentiek van de art nouveau en werd gekenmerkt door een strakke eenvoudige vormgeving,
geometrische patronen, vertikale lijnen en een beperkt kleurgebruik. Onder invloed van nieuwe uitvindingen werden ook nieuwe materialen
 als chroom, bakeliet, gepolijste steen en glas gebruikt. Hoewel verschillende stijlelementen uit de art deco al bestonden bij de Wiener Werkstätte
en de Russische constructivisten, was art deco de eerste echt moderne stijl van de twintigste eeuw.
In tegenstelling tot de art nouveau, die zich alleen op natuurlijke vormen richtte,
ontleende art deco zijn kenmerken aan tal van invloeden.
De term art deco is afkomstig van de Exposition Internationale des Arts Décoratifs (1925  Hector Guimard)
 Het was de eerste tentoonstelling die artistieke vernieuwing als voorwaarde opnam.
De art deco architectuur daarentegen werd beheerst door de Amerikanen met  hun wolkenkrabbers.
Art deco had een enorme invloed op de stromingen als het expressionisme, het kubisme en het functionalisme.
Het functionalisme is een stroming in de bouwkunst en de kunstnijverheid waarin de functie centraal staat.
Dit levert een nuchtere, zakelijke vormgeving waarbij elke overbodige versiering wordt geweerd.
We zien vooral nieuwe materialen zoals ijzer, gewapend beton, staal en glas met zich meebrachten.

Architecten:
Robert Mallet-Stevens, Eileen Gray, Walter Gropius, Ludwig Mies van der Rohe, Frank Lloyd Wright, Le Corbusier.

Architecten die aanleunen bij het functionalisme:
Peter Behrens, Le Corbusier, Walter Gropius, Adolf Loos, Oscar Niemeyer, Ludwig Mies van der Rohe en Gerrit Rietveld.


3.symbolisme (1884-1904)

Het symbolisme was een reactie op het impressionisme en het sociaal-economisch realisme.
De naam is afkomstig van het Symbolisch Manifest dat Jean Moréas schreef in 1886.
De beweging wou een "persoonlijk" zeggingskracht integreren in het kunstwerk en gebruikte daarvoor  mythologische en historische voorstellingen.
De vrouw was symbool van van zinnelijkheid en seksualiteit.

 kunstenaars:
 Jan Toorop, Paul Gauguin, Gustave Moreau, Fernand Khnopff, Leon Spilliaert, Constantin Meunier,
James Ensor en Gustave Van de Woestyne.


4.expressionisme (1905-1940):

De term expressionisme  betekent uitdrukking. 
De kunstenaar zal zijn gevoelens en ervaringen uitdrukken door middel van zijn kunst.
Hiervoor zal hij de zichtbare werkelijkheid vervormen, dit in tegenstelling tot het impressionisme waar de kunstenaar
de werkelijkheid weergeeft zoals hij die ervaart.
Met het expressionisme vervaagt de band met de werkelijkheid en  kunstvormen  ontstaan.
Kenmerkend zijn felle kleuren, grillige beelden, een chaotische techniek,  vlakken en bizar perspectief.

Kunstenaars:
zijn Heinrich Campendonk, Emil Nolde, Franz Marc, Ernst Barlach,  Ernst Ludwig Kirchner,
Erich Heckel, Otto Mueller, August Macke, Max Beckmann, Egon Schiele, Oskar Kokoschka,
Amedeo Modiglani,  Wassily Kandinsky, Edvard Munch,
Francis Bacon en Paul Klee.


fauvisme

Het fauvisme is een (kortstondige) kunststroming die bekend staat om het gebruik van ongemengde pigmenten,
intense kleuren en kleurpatronen.
Het was begin van de moderne kunst en was een verderzetting van de schilderkunst van Paul Gauguin.
De Franse fauvisten gebruikten pure kleuren om hun vrijheid te manifesteren.
De felle kleuren van Vincent van Gogh oefenden invloed uit.
De naam komt van de Franse journalist-criticus Louis Vauxcelles die naar aanleiding
van de Salon d'automne van 1905 schreef dat de opvallende werken wild (fauves) waren.

Kunstenaars :
 Georges Braque, André Derain, Kees van Dongen, Raoul Dufy, Roger de la Fresnaye, Othon Friesz,
André Lhote, Albert Marquet, Henri Matisse, Georges Rouault en Maurice de Vlaminck.


  die Brücke

Enkele Duitse kunstenaars uit Dresden vormen samen met Der Blaue Reiter Die brucke.
Door deze samenwerking bleef de ontwikkeling van een eigen stijl lang uit.
De kunstenaars wilden de essentie van het creatief vermogen direct in beeld brengen en hun eigen emotie manifesteren.
Ze zochten hun inspiratie in de natuur en in het stadsleven.
Hun belangrijkste inspiratiebronnen waren Munch en van Gogh.
De houtgravure werd vaak gebruikt.  
Onder invloed van etnische kunst en de houtgravures van Gauguin ontwikkelden ze een eigen stijl.
De naam van de groep betekent brug en werd gekozen omdat de leden een brug probeerden te maken tussen de traditionele Duitse kunst
en de nieuwe moderne kunst. De nazi'sverboden en vernietigden deze kunst.

Kunstenaars:
Ernst-Ludwig Kirchner, Fritz Bleyl, Karl Schmidt, Erich Heckel, Emil Nolde, Otto Mueller.

 Der Blaue Reiter

Deze Duitse expressionistische kunstenaarsgroep ontstond in München een brachten  vernieuwingen in de Duitse kunst.
Der Blaue Reiter werd in 1911 opgericht door Wassily Kandinsky, Franz Marc en  August Macke .
De kunstenaars van der Blaue Reiter beschouwden de emotie als voornaamste factor van het creatieve vermogen.
De naam van de schildersgroep is afkomstig van het schilderij Der Blaue Reiter van Kandinsky uit 1903.

Kunstenaars:
 Kandinsky, Marc, Macke, von Jawlensky, Paul Klee, Gabriele Münter, Marianne von Werefkin, Lyonel Feininger,
Hans Arp, Alfred Kubin, Robert Delaunay, Arnold Schönberg.


5.kubisme (1906-1920)

Een belangrijke stroming waarbij Paul Cézanne wordt beschouwd als de voorloper ervan.
Volgens hem zijn alle vormen in de natuur opgebouwd uit een bol, kegel, cilinder of kubus.
Het kubisme was een nieuwe manier van kijken.
Kunst werd  een directe registratie van wat in het hoofd omgaat.
Het kubisme baant de weg voor oa. de abstracte kunst en conceptuele kunst.
De term kubisme wordt voor het eerst gebruikt door de Franse kunstcriticus Louis Vauxcelles in 1910,
na het zien van werken van Georges Braque.
Kenmerkend voor deze stijl zijn de sterke vereenvoudiging, het afgevlakte volumes en perspectief vanuit meerdere standpunten.
Kubisten maken vormen vlak en vermenigvuldigen ze.
Vlakken kunnen vanuit verschillende hoeken bekeken worden. Kleur was ondergeschikt.

De beweging wordt in drie periodes opgedeeld:


1. Geometrisch kubisme (1907-1909) met invloeden van Cézanne, Braque en Picasso.
Zij lieten het lineaire perspectief achterwege.
De objecten worden gestileerd, schilderijen lijken samengesteld uit meetkundige vormen.

2. Analytisch kubisme (1910-1912) waarbij Picasso en Braque  de werkelijkheid ontleden als kleine
 fragmentjes die  terug aan elkaar worden gezet. Het geheel wordt nauwelijks leesbaar.
Op deze manier ontstaan  composities waarbij verschillende gezichtspunten tegelijkertijd worden weergegeven.
Kleur werd volledig ondergeschikt aan de vorm.

3. Synthetisch kubisme (1913 - circa 1920) waar men de breuk met de realiteit weer herstellen.
Objecten worden herleid tot de kleur en de textuur
van het materiaal waarvan ze gemaakt zijn. Hiervoor gebruiken de kunstenaars oa. collages.


Kunstenaars
Picasso, Braque,Juan Gris, Malevitsj, Diego Riviera, Robert & Sonia Delaunay,
Albert Gleizes, Fernand Léger, André Lhôte, Louis Marcoussis en Jean Metzinger.
Alexander Archipenko, Raymond Duchamp-Villon, Jacques Lipchitz, Ossip Zadkine en


6.abstracte kunst (1908-heden)

Abstracte kunst is de containerbegrip voor de moderne kunst waarin geen objecten worden weergegeven.
Het losmaken van kleur om de zintuiglijk waarneembare realiteit weer te geven vond zijn oorsprong in het impressionisme, het fauvisme en het expressionisme.
De allereerste abstracte schilderijen waren van Paul Cézanne (1904 landschappen).
 In 1908 brachten Constantin Brancusi en Piet Mondriaan hun kunst tot een uitgebeende vorm terug.
Meestal wordt werk van Picabia en Kandinsky als de eerste echte abstracte schilderijen gedefinieerd.

Ik onderscheid 2 stromingen:
1.geometrische abstracte kunst ( suprematisme en het constructivisme)
2. abstract expressionisme (Kubisme, CoBrA, neoplasticisme).

Kunstenaars:
Robert Delaunay, Francis Picabia, František Kupka, Victor Vasarely, Vladimir Tatlin,
Aleksandr Rodtsjenko, Kasimir Malevitch, El Lissitszky, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg, 
Willem de Kooning, Karel Appel, Corneille, Constant Nieuwenhuys, Paul Klee, Pablo Picasso,
Joan Miró, Jackson Pollock, Mark Rothko, Robert Motherwell, Alberto Magnelli,
Georges Vantongerloo, Constantin Brancusi, Jean Arp, Naum Gabo en Antoine Pevsner.


7.futurisme (1909-1914)

De term futurisme komt van het Italiaanse futuro en betekent toekomst en ontstond uit het kubisme.
Hoewel de futuristen het kubisme afwezen, valt de overeenkomst tussen beide bewegingen op.
 Enkele kenmerken zijn snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie.
De Italiaanse schrijver Filippo Tomasso Marinetti schreef het eerste futuristisch manifest (1909) en pleitte vurig voor een
 toekomst gedreven door strijd, aanval en beweging en richtte zich tot de arbeidersbewegingen.
Het riep op tot revolutie en anarchie.
Het vorticisme is een Engelse kunststroming die gekenmerkt wordt door geometrische abstractie, scherp omlijnde, tweedimensionale vormen en vlakke, heldere kleuren.
Het vorticisme ontstond uit het kubisme maar evolueerde naar het futurisme. De term vorticisme is afgeleid van het Latijnse vortex dat draaikolk  betekent.
In tegenstelling tot het kubisme zijn holle en bolle vormen belangrijk.

Kunstenaars:
Gino Severini, Giacomo Balla, Fortunato Depero, Umberto Boccioni, Carlo Carrà, Luigi Russolo,
Gerardo Dottori en Marcel Duchamp.

vorticisme-kunstenaars (1912 - 1915)
 Lawrence Atkinson, Cuthbert Hamilton, William Roberts, Helen Saunders, Edward Wadsworth, Jacob Epstein.


8.rayonisme (1909)

 Michail Larionov's werk gaf aanleiding tot de term rayonisme.
Hij was beïnvloed door het kleur-en lichtgebruik van William Turner, maar verdeelde zijn figuratieve voorstelling in "straaldiagrammen".
Als associatie met de realiteit verdwijnt ontstaat rayonisme. Larionov streefde naar een kunst die verder ging dan abstractie.
De naam ontleende hij aan het gebruik van "stralen" van contrasterende kleuren die lijnen van "gereflecteerd licht" voorstelden.


9.postkubisme (1912-1918):

Parijse kubistische schilderkunst die ontstaat als reactie op het oorspronkelijke kubisme van Braque en Picasso en
brengt een meer gematigde versie van het strenge kubisme.
Heldere en zuivere kleuren met een goed leesbare compositie en relatie met de werkelijkheid zijn de kenmerken.
We zien hoekige, maar herkenbare omlijnde voorwerpen en figuren.
Daarnaast ontwikkelen er zich ook postkubistische stromingen als het orphisme (1910-1931)  van de Delaunays en het purisme (1918-1925) van Le corbusier.
Het orphisme is een overgangsvorm tussen het kubisme en de abstracte kunst.
Het was de Franse schrijver Apollinaire die de term orphisme in 1913 voor het eerst beschreef in Der Sturm.
Robert en Sonia Delaunay zetten als eersten de stap van het figuratieve kubisme naar een soort van abstracte kunst.
Het purisme ontstond als reactie op het kubisme en werd doorgevoerd in de schilderkunst, beeldhouwkunst én architectuur.
Ze wilden kunst versmelten met industriële productie en standaardisering.
Doelmatig gebruik van technologie, overzicht en structuur en zuivere geometrie zijn kenmerkend.
 Ze wezen ze de individuele inbreng af, wilden het kubisme zuiveren van romantische en subjectieve elementen en stonden open voor wetenschap.


Post-kubistische kunstenaars :
Albert Gleizes, Jean Metzinger, Henri Le Fauconnier, Fernand Léger,
Francis Picabia, Léopold Survage, Archipenko en Marthe Donas.

Orphistische kunstenaars :
František Kupka, Fernand Léger en Francis Picabia.

Puristische kunstenaars:
Amédée Ozenfant en Le Corbusier


10.dadaïsme (1916-1924)

Het dadaïsme als culturele beweging ontstond in Zürich (1916).
 De kunstenaars waren ontgoocheld over het verloop van de oorlog en wilden de schijnheiligheid (commercialisering) van de maatschappij aanklagen.
Negativisme in hun werk en het gebruik van collages en assemblages werd hun handelsmerk.
 De willekeurig gekozen naam Dada is een spotnaam.
 Hoewel de beweging maar kort heeft bestaan (tot het surrealistisch manifest van Breton), was haar invloed heel groot.
Het idee van de absolute artistieke vrijheid en de herwaardering van het irrationele leefde verder in het surrealisme en fluxus.


Kunstenaars :
Hans Arp, Hugo Bal, Jean Crotti, Theo van Doesburg, Marcel Duchamp, Max Ernst,
Raoul Hausmann, John Heartfield, Hannah Höch, Marcel Janco, Francis Picabia, Man Ray,
 Otto van Rees,  Hans Richter, Kurt Schwitters.


11.metafysische schilderkunst (1917-1920)

Deze kunststroming heeft een belangrijke invloed uitgeoefend op de moderne Italiaanse kunst.
Kenmerkend is de droomwereld van leegte en stilte met buitenproportionele schaduwen,
grote instrumenten en harde kleuren.
Voorwerpen en figuren worden realistisch afgebeeld maar uit hun context genomen en in nieuwe constructies geplaatst wat een
indruk van bewegingloosheid en tijdloosheid geeft.

Kunstenaars: 
Giorgio Morandi


12. neoplasticisme (1917-1944)

De term betekende (binnen "De Stijl" 1917) een nieuwe uitdrukking geven aan de werkelijkheid.
Theo Van Doesburg vertelde dat kunstwerken ontstonden uit idee of materie.
Hij pleitte voor een kunst die alleen nog maar uit de idee zou ontstaan en
stelde voor  kunst te zuiveren van onnodige elementen (esthetische functie).

De Nederlandse kunstbeweging  "De Stijl" ( 1917- 1931) werd in 1917 opgericht door oa.
Theo van Doesburg,  Piet Mondriaan, en Gerrit Rietveld, Georges Vantongerloo.
 De leden van De Stijl zochten naar een pure voorstelling van de werkelijkheid en gebruikten
primaire kleuren in combinatie met zwart, wit en grijs en rechte lijnen.
In het algemeen streefden ze naar een zo groot mogelijke eenvoud en abstractie.
De leden van De Stijl werden vooral beïnvloed door de
sociaal-economische omstandigheden en in 1921 door het Bauhaus, Malewitsj,
het Russisch constructivisme en het dadaïsme. 
De invloed van De Stijl op de architectuur was erg groot.
Onder andere Ludwig Mies van der Rohe was er door beïnvloed.

Het Bauhaus was een kunstenaarsschool, pedagogisch project en de wieg voor het Bauhaus-ontwerp.
De school ontstond door de samensmelting va een hogeschooll te Weimar en de "Staatliches Bauhaus Weimar " in 1919.
Gropius werd in 1928 opgevolgd door Hannes Meyer, die in 1930 opgevolgd werd door Ludwig Mies van der Rohe.
De Bauhaus kunstenaars geloofden dat de moderne architectuur ten dienste van de arbeidersklasse moest staan
en zochten bewust naar een architectuur die een maatschappelijke impact had.
De studenten ontwierpen efficiënte, elegante maar functionele meubelstukken en
gebruiksvoorwerpen in strakke lijnen en eenvoudige vormen.
in 1932 werd het onderwijs verplicht opgeschort en
de staf ontbonden (Paul Klee, Moholy-Nagy, Oskar Schlemmer en Kandinsky).


Neoplasticisme kunstenaars:
Mondriaan, Theo Van Doesburg (tot 1924) en Georges Vantongerloo.

Kunstenaars "De Stijl"
Georges Vantongerloo, Gino Severini, Hans Richter, El Lissitsky, Hans Arp
en Constantin Brancusi.

 


13 Neue Sachlichkeit (1918 – 1933)

Deze kunststroming is een stilistische reactie op het expressionisme en werd geïntroduceerd door Gustav Friedrich Hartlaub in 1925.
Kenmerkend voor de stijl zijn de emotieloze weergave van alledaagse onderwerpen en de voorkeur voor eenvoud  in film, fotografie,
architectuur en schilderkunst.
Binnen de schilderkunst onderscheiden we drie substromingen:

 1. Verisme (1920):
Aandacht voor maatschappelijke problemen en werd beïnvloed door het sociaal realisme.
Kenmerken: de apocalyptisch aandoende schilderijen.
Kunstenaars
 Otto Dix en George Grosz, Alexander Kanoldt, Georg Schrimpf en Franz Radziwill.

2. Het classicisme (1925-1940):
Kenmerken: de idealisering van Weimarrepubliek.
Kunstenaars:
Georg Schrimpf, Rudolf Dischinger en Alexander Kanoldt.

3. Het magisch realisme (1925-1940)
De term magisch realisme wordt gebruikt voor de schilderkunst en de literatuur.
Kunst van deze stroming zoekt zijn inspiratie buiten de dagelijkse realiteit en maakt gebruik van droom- en waanbeelden.
Kenmerkend is de bijna fotografische weergave van realistisch lijkende taferelen in magisch aandoende sfeer.
De combinatie van bestaande en onbestaande elementen,
het spel van licht en kleur en de technische perfectie geven de werken een bevreemdend karakter.
De stroming is verwant met het surrealisme.
Het magisch realisme was een reactie op de abstracte en expressieve schilderkunst.
Kenmerken:  de surrealistische elementen en een perfecte techniek.
Kunstenaars:
Giorgio De Chirico, Octave Landuyt, Paul Delvaux, René Magritte, Maurits Cornelius Escher,
Carel Willink en Jef Van Tuerenhout,



14 constructivisme (1919-1934)

De russische kunstenaar Vladimir Tatlin ontwikkelde het constructivisme uit het rayonisme van Larionov en het suprematisme van Malevitsj.
Zoals de andere constructivisten werkte hij met geometrische vormen en zag hij af van subjectieve expressie.
 Het ontzag voor machines, de architect en de toegepaste technische constructies primeerde in hun werk.
Hij ging uit van Picasso's collagetechniek om reliëf en zwevende constructies te creeëren.
De constructivisten herleidden het schilderen tot een objectieve studie waarin de strenge vereenvoudiging niets anders toeliet dan een vierkante vlak.
Dit element werd dan gebruikt om de compositie op te bouwen.

Kunstenaars:
 Naum Gabo, Antoine Pevsner, František Kupka, László Moholy-Nagy en Victor Vasarely.


15 suprematisme (1913-1930)

Het suprematisme is een stijl die in 1913 ontwikkeld werd door Kazimir Malevitsj als reactie tegen het constructivisme.
De weergave van voorwerpen en ideeën werd volkomen afgewezen, politieke, utilitaire of sociale doelstellingen werden geweerd.
Elk schilderij werd een bevroren beeld van een eeuwige beweging.
Kenmerkend is de opbouw door geometrische figuren (zwarte vierkanten op witte achtergrond).
 Het doel om de kunst terug te brengen tot zijn essentie.

Kunstenaars:
Malevitsj en El Lissitzky.


16 surrealisme (1924-1940)

Het surrealisme ontstond als literaire stroming rond 1924 en beïnvloedde schilderkunst en beeldhouwkunst.
De Franse schrijver André Breton schreef in 1924 het Manifeste du Surrealisme en gaf de stroming haar naam.
De surrealisten waren teleurgesteld in het rationalisme en werden geïnspireerd door psychoanalyse.
Kenmerkend zijn het gebruik van fantasie, toepassing van vrije associaties en droombeelden.
Het betreft een  hyperrealistische stijl en bizarre combinaties.
Het surrealisme kent geen stilistische eenheid tussen de verschillende kunstenaars. 


Kunstenaars:
 Hans Arp, Hans Bellmer, Salvador Dalí, Paul Delvaux, Leonor Fini,
René Magritte, Max Ernst, Frida Kahlo, Joan Miró,
Yves Tanguy, Paul Klee, Willem Wagenaar en Alberto Giacometti.


17 Precisionisme (1920-1940):

Deel van het Amerikaanse vroeg-modernisme dat beïnvloed werd door het kubisme en het futurisme.
 Fotografie en architectuur spelen een hoofdrol, sommige werken neigen naar het fotorealisme.
Kenmerkende  zijn industrialisatie en modernisering van het Amerikaanse landschap.
De fotograaf Alfred Stieglitz, werd beschouwd als een mentor voor de hele groep.

Kunstenaars:
Jean Arp, Charles Demuth, Edward Hopper en Charles Sheeler Constantin Brancusi,
Barbara Hepworth, Joan Miró, Henry Moore,
 Sharon Ryan, Georgia O'Keeffe en Yves Tanguy.


18 spatialisme (1946-heden)

Het spatialisme was een Italiaanse kunststroming  met als doel nieuwe fysieke omgevingen te maken.
Het spatialisme had veel invloed op latere kunststromingen als de performance art en environment art. 
Fontana gebruikteneonverlichting en televisie  in kunstwerken die  waarneming, geluid, beweging en tijd omvatten.
Zijn typisch ingesneden doeken deden nadenken over het belang van het proces van het maken van kunst.

Kunstenaars:
Lucio Fontana


19 informele kunst (1945-1960)

Informele Kunst is de Europese parallelle stroming van het abstract expressionisme van Jackson Pollock
en ontstond als reactie tegen de geometrische abstractie.
Informele kunst is een materieschilderkunst waarbij de vorm volledig moest worden losgelaten.
Kenmerkend is het ontbreken van een rationele benadering, vooropgezet plan of schoonheidsideaal.
Enkel ruimtelijkheid en vormloosheid zijn van belang.
Het geheel van Cobra, lyrische abstractie, action painting en materiewerk wordt informele kunst genoemd.

Kunstenaars:
  Karel Appel, Jean Bazaine, Jan Burssens, Alberto Burri, Constant, Corneille,
Jean Dubuffet, Jean Fautrier, Hans Hartung, Asger Jorn,  Henri Michaux, Antoine Mortier,
 Antonio Saura, Antonio Tapies en Emilio Vedova.

 existentiële Kunst (1945-heden)

Existentiële kunst ontstond na de Tweede Wereldoorlog en reageerde tegen het expressionisme.
Deze stroming is eigenlijk geen eenduidige stijl en zou je kunnen benoemen als abstract of figuratief.
Het uitgangspunt van het existentialisme is dat de mens alleen op de wereld is
en hij zijn isolement en de zinloosheid van het bestaan moet beseffen.
 Toch heeft hij zelf de vrijheid om beslissingen te nemen.

Kunstenaars:
Jean Fautrier, Germaine Richier, Francis Gruber,
Alberto Giacometti, Francis Bacon, Lucian Freud en Bram van Velde
.


20 abstract expressionisme (1946-1960)

Het abstract expressionisme was een Amerikaanse schilderstroming binnen de abstracte kunst .
Het abstract expressionisme werd beïnvloed door het kubisme,
 het expressionisme, het surrealisme en de abstractie van de Stijl en Kandinsky.
Je bezighouden met  beeldende problemen van het schilderen, zonder zich te moeten bekommeren om het figuratieve.
Er zijn twee grote stromingen en een aantal nevenstromingen.

1.action painting
Action painting is een manier van schilderen binnen de abstract expressionistische
en informele schilderkunst.
Kenmerkend is dat de kunstenaar de actie van het schilderen op het doek overbrengt,
waardoor het kunstwerk een herinnering wordt aan de handeling van het schilderen zelf.
 Deze manier van werken gaat terug op het automatisch schrijven,
een techniek van spontane associatie die belangrijk was in het surrealisme.

Kunstenaars
Jackson Pollock, Georges Mathieu, Willem de Kooning,
Franz Kline, Mark Tobey, Robert Motherwell,
William Baziotes en Sam Francis.
 

2.color field painting (1960).
Color field painting of Post Painterly Abstraction is een richting in het abstract expressionisme uit de Verenigde Staten.
 Kenmerkend zijn de grote composities in dun aangebrachte kleuren met homogene kleurvlakken die
door contrast en wisselende kleurintensiteit een bepaald effect creëren.
De expressie van kleur primeert op de expressie van de kunstenaar en staat lijnrecht tegenover de action painting.
Deze kunstenaars willen dat de kleurvelden gevoelens bij het publiek opwekken
 en niet de gevoelens van de kunstenaar weergeven.

Kunstenaars:
Mark Rothko,
Barnett Newman, H. Frankenthaler, Ad Reinhardt,
Clyfford Still en Adolph Gottlieb.



3. nevenstromingen:

Materieschilderkunst (1955) i
Is een vorm van abstract expressionisme waarbij het materiaal waaruit het werk gemaakt is centraal staat.
De verf is geen middel meer waarmee het doek gemaakt wordt, maar het doel op zich.
Kenmerkend in deze kunst is het gebruik van oppervlaktestructuur door het vermengen van andere materialen met de verf.
Ook gevonden voorwerpen worden soms geïntegreerd in het kunstwerk.

Kunstenaars
 Bram Bogart, Alberto Burri en Antoni Tápies.


Tachisme (1940-1960)
Komt van het Franse tache, wat vlek betekent.
Het is een Franse vorm van abstracte schilderkunst (verwant met de lyrische abstractie
en informele kunst) en wordt vaak  beschouwd als variant van het abstract expressionisme.
 Het tachisme is een reactie tegen het kubisme en wordt gekenmerkt door spontane penseelstreken,
dripping en klonters verf rechtstreeks uit de tube.

Kunstenaars:
 Pierre Alechinsky, Karel Appel, Jean René Bazaine, Roger Bissière,
Norman Bluhm, Camille Bryen, Alberto Burri, Jean Dubuffet, Jean Fautrier, Lucio Fontana,
Sam Francis, Hans Hartung, Paul Jenkins, Asger Jorn, André Lanskoy, Georges Mathieu,
Henri Michaux, Jean Miotte, Ludwig Merwart, Ernst Wilhelm Nay, Serge Poliakoff,
Jackson Pollock, Emilio Scanavino, Emil Schumacher en Antoni Tàpies.

Zero (1958-1966)
 Is een Duitse kunstbeweging en variant van color field painting.
Zerokunstenaars werkten meestal met monochrome kleuren en wit en streefden naar een harmonie tussen mens en natuur.
De benaming Zero herinnert aan de aftelling voor een raketlancering.
Zero sluit aan bij het constructivisme en is verwant met de op art. Deze beweging zette zich af tegen Cobra en streefde naar een meer objectieve kunst.
Het is een voortzetting van de geometrisch abstracte kunst.
Kenmerkende eigenschappen zijn licht, beweging en monochrome schilderkunst.
De kunstenaars gebruiken vaak spijkers, reliëf en geribbelde oppervlakten om schaduw te creëren waardoor
de grens tussen schilderkunst en beeldhouwkunst vervaagt.
Deze groep verhief de dagelijkse werkelijkheid tot kunst (consumptiemaatschappij).
 Ze gebruikten alledaagse voorwerpen om hun werken mee te maken.

Kunstenaars:
Armando, Jan Henderikse, Henk Peeters, Jan Schoonhoven,
Herman de Vries, Pol Bury, Walter Leblanc, Heinz Mack, Otto Piene,
 Günther Uecker, Piero Dorazio, Lucio Fontana, Piero Manzoni,
Arman, Yves Klein, Daniel Spoerri, Jean Tinguely en Jesus Rafael Soto.


Hard edge (1959-1965)

Volgt uit het post-abstract expressionisme, wat op zijn beurt voortkwam uit color field painting.
Hiermee worden abstracte kunstenaars beneomd die aan het werk waren aan de Westkust van Amerika.
De naam verwijst naar de harde verfrand die ontstaat tussen twee monochrome kleurvlakken.
De met kleur omlijnde vlakken, gladde verfbehandeling en felle kleuren zijnnkenmerkend.
 Deze kunstenaars reageerden op de meer gebarende vormen van het abstracte expressionisme.
Hard edge kan wel figuratief maar nooit representatief zijn.
Voorwerpen worden nooit realistisch of herkenbaar weergegeven (zo als bij Josef Albers en Mondriaan).

Kunstenaars :
 Victor Vasarely, Barnett Newman, Ad Reinhardt, Frank Stella
 en Robert Indiana.

Post abstracte expressionisme (1958-1965)
Deze stroming was een reactie tegen het abstract expressionisme en werd sterk beïnvloed door de color field painting
van kunstenaars als  Rothko.
Post abstracte expressionisten verwerpen de brede penseelvorming, het subjectieve karakter en de kalligrafische vormen van de abstract expressionisten.
Ze verkiezen een onpersoonlijke abstracte vormentaal.
Ze gebruiken sterk verdunde verf die door het doek wordt geabsorbeerd zodat de penseelstreek nauwelijks zichtbaar is.
Ze experimenteerden ook met op vorm gemaakte dragers om drager en het geschilderde beeld nog beter op elkaar af te stemmen.

Kunstenaars:
 Frank Stella, Helen Frankenthaler en Ad Reinhardt.


Het neo-abstractionisme ( 1985)
Is een abstracte kunststroming uit de VSA.
 In tegenstelling tot de traditionele opvatting van abstracte kunst is
 er in deze stroming geen sprake van een pure vorm van
schilderkunst, maar krijgt de abstractie een actuele maatschappijkritische inhoud.
  Kenmerkend zijn de harde kleuren.

Kunstenaars:
Ashley Bickerman, Jeff Koons, Peter Halley en Meyer Vaisman.
John Michael Armleder, Philip Taaffe en Peter Schuyff.


21 Art Brut (1947-1985)

Art brut is een term die in 1947 werd gebruikt door Jean Dubuffet om de kunst van geesteszieken aan te duiden.
Dubuffet had een afkeer van de gewone kunst en zocht naar een meer oprechte, minder oppervlakkige kunst.
 Hun werken beelden vaak waanvoorstellingen, visioenen en angsten uit
en bevatten een seksueel of religieus geladen symboliek. Ze komen uit het onderbewustzijn.

Kunstenaars:
 Dubuffet


22 concrete kunst (1930-1950)

Deze stroming wordt ook abstract geometrische kunst of constructieve kunst genoemd.
We zien een strenge geometrische vormentaal met beperkt kleurgebruik.
Kunstenaars stelden dat kunst volledig onafhankelijk van de werkelijkheid tot stand kwam en het kunstwerk zelf de werkelijkheid is.

Kunstenaars:
Piet Mondriaan, Theo van Doesburg en Alberto Magnelli


23 neo dadaïsme &  pop art (1956-1965)

Het neo-dadaïsme is een Amerikaanse kunststroming die reageerde tegen de  verheerlijkling
van het kunstwerk door het abstract expressionisme.
Terugkeer naar de oorspronkelijke dadabeweging met objets trouvés.
Gebruik van bestaande motieven en populaire afbeeldingen uit de massamedia.
Kunstenaars combineren materialen en media op een grappige en excentrieke manier.
Het neo-dadaïsme werd beïnvloed door de assemblages van Braque
en Picasso en de werken van Marcel Duchamp en Kurt Schwitters.

Kunstenaars:
Robert Rauschenberg, Jasper Johns, Joseph Beuys, Niki de Saint Phalle,
Lee Bontecou, John Chamberlain,
Bruce Conner, Richard Hamilton, Allan Kaprow, Daniel Spoerri, Jacques Villeglé, César,
Christo, Jean Tinguely, Edward Kienholz, Kommissar Hjuler, George Maciunas,


Pop art is een stroming in de moderne kunst die ontstond in Amerika en Engeland.
De naam is een afkorting van het begrip popular culture en omvat alles wat tot de geïndustrialiseerde
massacultuur behoort.
De pop art zette zich af tegen de Amerikaanse abstract expressionisten en liet zich inspireren door
de readymades van Marcel Duchamp.
 Pop art kunstenaars brachten de kunst naar de mensen.
 Hun werken waren decoratief en hadden zelden een diepere betekenis.
Kenmerkende thema's zijn alledaagse gebruiksvoorwerpen, stripverhalen en massamedia.
De pop art zou evolueren tot het neorealisme, zero en neo pop art.

Kunstenaars:
Jasper Johns, Robert Rauschenberg, Andy Warhol, Roy Lichtenstein,
Claes Oldenburg, Tom Wesselman,
Peter Max, Wayne Thiebaud, Eduardo Paolozzi,
David Hockney, Allen Jones, Peter Blake en Richard Hamilton.




24 neorealisme  (1959-1969)

Een Angelsaksische kunststroming die ontstond als reactie op de abstracte kunst en het surrealisme.
De gewone mens en het alledaagse leven worden het belangrijkste onderwerp.
In 1960 ontstaat in Frankrijk het Nouveau Réalisme, de opvolger van het neorealisme.
Eind jaren zestig ontwikkelde zich het hyperrealisme.

Het nieuw realisme ( 1960-1970) was de Franse tegenhanger van poptical art.
Deze kunstenaars protesteerden tegen het abstract expresssionisme
 en wilden de dagelijkse realiteit verheffen tot kunst.
Daarvoor maakten ze gebruik van alledaagse voorwerpen die een speciale bewerking zoals
inpakken, assembleren of in beweging brengen ondergingen.


Het Kapitalistisch realisme (1963-1975) is een richting binnen de Duitse beeldende kunst
die tegenover het socialistisch realisme staat.
Werken geven een ironisch commentaar p de idealisering van de consumptiemaatschappij en het kapitalisme.
Het hoogtepunt van deze kunststroming lag tussen 1963 en 1975,
hoewel deze schilders soms ook ingedeeld worden bij de Duitse tak van de pop art.

Kunstenaars neorealisme:
 Bernard Buffet, Robert Cottingham, Don Eddy, Richard Estes, Lucian Freud,
Ralph Goings, Jacques Monory, Malcolm Morley, Howard Kanovitz,
Chuck Close, Alex Colville, Franz Gertsch, Philip Pearlstein,
Michelangelo Pistoletto, Gerhard Richter en Stanley Spencer.

Kunstenaars nouveau réalisme:
 Wolf Vostell, Yves Klein, Jean Tinguely, César, Niki de Saint Phalle en Christo.


Hyperrealisme (1965-1975) 
Is een stroming in de hedendaagse schilderkunst waarbij de werkelijkheid
op een zo realistisch en neutraal mogelijke manier wordt weergegeven.
Deze stroming ontstond in de Verenigde Staten als reactie tegen avantgardistische stromingen als body art, arte povera,
conceptuele kunst en land art.
Met  klinische precisie worden objecten  voorgesteld, vrij van enige vorm van emotie.
De kunstenaars probeerden even objectief te registreren als een camera, inhoud is niet essentieel.
 Typische onderwerpen zijn taferelen uit het alledaagse leven en stadsgezichten.
In de beeldhouwkust stond de mens centraal.
Deze waren vaak zo realistisch weergegeven dat ze nauwelijks van echte te onderscheiden waren.
Alles is vaak even scherp of onscherp of zijn er bepaalde lichteffecten eigen aan projectie.
Scherpe werken behoren tot het hard focus-realisme, onscherpe tot het soft focus-realisme.


Kunstenaars:
 Richard Estes, Chuck Close, Howard Kanovitz,
John de Andrea, Duane Hanson, Lucian Freud,
Domenico Gnoli en Gerhard Richter.


25 fluxus (1961-heden)

Fluxus is een kunststroming die ontstond in New York tijdens de jaren zestig en beeldende kunst verbond met muziek en theater.
Het woord  betekent zuiverende stroom (George Maciunas).
 Fluxuskunstenaars probeerden kunst en het dagelijks leven bij elkaar te brengen.
Ze wilden de kunst zuiveren van musea en elitaire kunstopvattingen en hielden theatrale opvoeringen, festivals en concerten.
Tijdens deze performances brachten de kunstenaars hun ideeën over op het publiek. Deze momentopname was het eigenlijke kunstwerk.
Net als bij dada en happenings zijn er performances, maar is de rol en reactie van het publiek niet meer belangrijk.
Uit de Fluxus-beweging komen nieuwe kunststromingen voort zoals body art (Dennis Oppenheim), conceptuele kunst,
eat art, mail art en de performance.
Kunstenaars:
Dick Higgins, Alisson Knowles, Yoshimasa Wada, La Monte Young,
George Brecht,  Nam June Paik, Dieter Roth,
Daniel Spoerri, Ben Vautier, Wolf Vostell,
Robert Watts en Emmett Williams.


26 minimalisme (1960-heden)

Het minimalisme is een stroming in de beeldende kunst uit de Verenigde Staten ontstond als reactie op het abstract expressionisme.
Minimalisten wilden met eenvoudige middelen een bepaalde spanning creëren in de omgeving. Een zijtak is de land art.

kunstenaars:
 Carl Andre, Dan Flavin, Donald Judd, Dani Karavan, Yves Klein,
 Sol LeWitt, Ad Reinhardt, Richard Serra, Frank Stella.


arte povera (1967-1971)

Arte povera (67-71)
Is Italiaans voor arme kunst, een niet-verhalende kunst.
Deze tak van het minimalisme is een overgang naar de conceptuele kunst en de land art.
De Arte Povera zoekt naar eerlijke materialen om tot de essentie van de kunst te komen.
Ze leggen de nadruk op het ontstaans- of vernietigingsproces van het kunstwerk, wijzen het traditionele kunstobject af
en vervangen het door alledaagse objecten, gebruiken ongewone materialen uit de natuur.

Kunstenaars:
Mario Merz, Kounellis, Pistoletto, Luciano Fabro,
Gilberto Zorio, Penone, Paolini, Giovanni Anselmo,
Cucchi en Chia.

 

De conceptuele kunst (1960)
Is een kunstvorm waarbij het concept belangrijker is dan de uitvoering.
Zowel de omgeving, een gebeurtenis als de uitvoering zelf worden de hoofdingrediënten van het kunstwerk.
Marcel Duchamp wordt beschouwd als de pioneer van een conceptueel kunstenaar.

Kunstenaars:
Joseph Beuys, Marcel Broodthaers, Daniel Buren,
Jan Dibbets, Marlene Dumas, Gilbert and George, Richard Hutten,
Per Kirkeby, Yves Klein, Joseph Kosuth, Sol LeWitt,
 Dennis Oppenheim en Wolf Vostell.

Evironmental art (1969-nu)
Is alle kunst die in relatie staat met de omgeving.
Deze vorm van kunst komt voort uit de conceptuele kunst en werd in het begin vooral geassocieerd
met plaatsspecifieke kunst, land art en arte povera.
Deze kunstvorm ontstond uit onvrede met de traditionele sculpturale vormen
en de verdwenen harmonie van kunst met de natuur.

Kunstenaars:
Robert Smithson, Richard Serra, Richard Long,
Andy Goldsworthy, Lucien den Arend,
Marinus Boezem, Robert Morris
en Daniel Libeskind.


Land art (1960-nu)
Is een stroming waarbij kunstenaars ingrijpende veranderingen aanbrengen in een landschap
om de menselijke aanwezigheid uit te drukken.
Omdat ze werken met natuurlijke processen is het kunstwerk onderhevig aan natuurlijke vernietiging.
Deze kunstvorm ontstond toen kunstenaars zich wilden bevrijden van de traditionele beeldhouwkunst
en de dialoog aangingen met de natuur.
Land art betekende geen totale breuk met voorgaande stijlen.
 Ook het werken met natuurlijke materialen was niet nieuw (arte povera).
 Land art kunstenaars stelden zich bovendien de vraag of een kunstenaar wel talent moest
hebben om kunst te scheppen,
en zijn daarom ook nauw verbonden met de conceptuele kunst.

Kunstenaars:
Robert Morris, Robert Smithson, Heinz Mack, Christo en Jan Dibbets.



27 op(tical) art (1960-heden)

De op art is een moderne kunststroming die ontstond uit de geometrische abstracte kunst
en uitmondde in de kinetische kunst, de hard edge en het minimalisme.
Kenmerkend zijn de contrasterende, vibrerende kleuren van patronen en vormen waardoor deze lijken te bewegen.

Kunstenaars:
 Frank Stella, Richard Anuszkiewicz, Victor Vasarely, Larry Poons en Julian Stanczak.


28 neo-expressionisme (1979-1985)

Het neo-expressionisme is een kunststroming die zich afzet tegen het minimalisme en het conceptualisme (1970).
 Hoewel de term de indruk geeft verder te bouwen op het expressionisme, is enkel het gebruik van figuratie een overeenkomst.
Dit resulteerde in onstuimige, agressieve werken vol figuratie, kleur en vorm.
De meest opvallende eigenschappen zijn het decoratieve, het gebruik van literaire verwijzingen, politiek engagement,
de mengeling met massa- en subculturen zoals graffiti, strips, etnische kunst,  ironie, het doelbewust shockeren en het streven naar excentriciteit.

Deelgroepen:
de Neue Deutsche Malerie, Neue Wilden, Nieuwe Wilden, Transavantgardia,
Bad Painting, Ugly Realists, figuration libre en New Image Painting.

neo-expressionistischekunstenaars:
Georg Baselitz, Jörg Immendorff,
Anselm Kiefer, Per Kirkeby, Markus Lüpertz,
A. R. Penck, Susan Rothenberg,
Julian Schnabel en Jean-Michel Basquiat.



29 kinetische kunst (1950-1965)

Is een kunststroming uit de jaren vijftig waarin beweging centraal staat.
Deze stroming wordt beïnvloed door het dadaïsme en de op art.
Victor Vasarely wordt beschouwd als één van de belangrijkste figuren.
Beweging in kunst is niet nieuw en werd al beschreven door de futuristen.
Het Fietswiel (1920) van Marcel Duchamp is het eerste echt mobiele werk.
Kunstenaars:
 Jean Tinguely, Yves Klein, Jésus
Rafael Soto, Vassili Takis,
François Morellet, George Rickey,
 Gerrit van Bakel, Günther Uecker,
Hans Haacke, Nam June Paik, Nicolas
Schöffer, Panamarenko, Rebecca Horn,
 Yaacon Agam, Pol Bury en Cruz Diez.


30 neo pop art & Super flat Art (1990-heden)

De term verwijst naar kunstenaars die beïnvloed werden door de pop art.
Neo pop art kunstenaars verwijzen naar de ready mades van Marcel Duchamp, gewone gebruiksvoorwerpen
die verheven werden tot kunst. Kunstenaars als Jeff Koons maken van het publiek een ready made.
Super Flat art is een postmoderne Japanse kunststroming die werd opgericht door Murakami en teruggrijpt naar de traditionele
Oosterse schilderkunst, manga en Japanse tekenfilm.
Kenmerkend zijn de felle kleuren, het ontbreken van diepte en zekere schattigheid van de figuren.

Kunstenaars
Takashi Murakami, Chiho Aoshima, Aya Takano en Yoshitomo Nara.
Neo-popart-kunstenaars: Tony Cragg, Jeff Koons en Takashi Murakami



In welke Musea vind je moderne kunst?

A
    Van Abbemuseum, Eindhoven
    Aboriginal Art Museum, Utrecht
    Albright-Knox Art Gallery, Buffalo, New York, VS
    Andy Warhol Museum, Pittsburgh
    Andy Warhol Museum voor Moderne Kunst, Medzilaborce, Slowakije
    ARKEN Museum for Moderne Kunst, Ishøj, Denemarken
    Ars Aevi, Sarajevo
    Astrup-Fearnleymuseum voor Moderne Kunst, Oslo

B

    Museum Berggruen, Berlijn
    Fondation Beyeler, Riehen, Zwitserland
    Biënnale van Venetië, een belangrijke tweejaarlijkse, internationale tentoonstelling van hedendaagse kunst in Venetië
    Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam

C

    Centre Georges Pompidou, Parijs
    Centre Pompidou Málaga, Malaga
    Centre Pompidou-Metz, Metz
    Cobra Museum voor Moderne Kunst Amstelveen, Amstelveen
    Centraal Museum, Utrecht

D

    Documenta, een belangrijk vijfjaarlijks kunstevenement in het Duitse Kassel
    De Appel arts centre, centrum voor hedendaagse kunst, Amsterdam

E

    Emile Van Dorenmuseum, Genk

F

    Museum Folkwang, Essen, Duitsland
    Fundació Joan Miró, Barcelona, Spanje

G

    Galerie für Zeitgenössische Kunst Leipzig
    Gemeentemuseum Den Haag
    Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) in Gent
    J. Paul Getty Museum, Malibu, VS
    Van Gogh Museum, Amsterdam
    Deutsche Guggenheim, Berlijn
    Peggy Guggenheim Collection in Venetië
    Guggenheim Hermitage Museum in Las Vegas
    Guggenheim Museum, Bilbao
    Guggenheim Museum, New York

H

    Hamburger Bahnhof - Museum für Gegenwart, Berlijn
    Hamburger Kunsthalle, Hamburg


K

    Käthe-Kollwitz-Museum, Keulen
    Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel
    Kröller-Müller Museum, Otterlo
    Kiasma, Helsinki
    Kunstmuseum Bonn
    Kunsthal Rotterdam
    Kunsthalle, Kiel, Duitsland
    Kunsthalle Mannheim
    Kunsthaus Bregenz

L

    Museé national Fernand Léger, Biot, Frankrijk
    Lille Métropole Museum voor Moderne kunst, Hedendaagse kunst en Art brut, Villeneuve-d'Ascq
    Listasavn Føroya, Tórshavn, Faeröer, Denemarken
    Lokaal 01, onderzoeks- en presentatie-instelling voor beeldende kunst in Breda en Antwerpen
    Louisiana Museum of Modern Art, Humlebæk, Denemarken
    Ludwig Forum für Internationale Kunst, Aken

M

    Metropolitan Museum of Art, New York (ook andere stromingen)
    Migros Museum für Gegenwartskunst, Zürich, Zwitserland
    Munch-museet, Oslo
    Musée d'Art moderne et contemporain, Straatsburg
    Musée d'Art moderne et d'Art contemporain (MAMAC), Luik
    Musée d'Art Moderne et d'Art Contemporain (MAMAC), Nice
    Musée d'Art Moderne Grand-Duc Jean (MUDAM), Luxemburg
    Museo de Arte Contemporáneo de Castilla y León (MUSAC), León
    Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía, Madrid
    Museu d'Art Contemporani de Barcelona (MACBA), Barcelona
    Museu de Arte Contemporânea, Niterói, Brazilië
    Museu de Arte Moderna, Rio de Janeiro, Brazilië
    Museum Belvédère, Heerenveen
    Museum De Pont, Tilburg
    Museum Frieder Burda, Baden-Baden
    Museum für Moderne Kunst (MMK), Frankfurt am Main
    Museum Jan Cunen, Oss, Nederland
    Museum Kunstpalast, Düsseldorf
    Museum Ludwig, Keulen
    Museum of Contemporary Art (Los Angeles), VS
    Museum of Contemporary Art (Sydney), Australië
    Museum of Modern Art, New York
    Museum of the Image, Breda
    Museum Ostwall im Dortmunder U, Dortmund, Duitsland
    Museum Schloss Moyland, Bedburg-Hau
    Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (MUHKA) (ook andere stromingen)
    Museum voor Moderne Kunst Arnhem

N

    National Gallery of Art, Washington
    Nederlands Instituut voor Mediakunst, Amsterdam
    Neue Nationalgalerie, Berlijn


P

    Paula Modersohn-Becker Museum, Bremen
    Picasso-museum, Parijs
    Museum De Pont, Tilburg
    Provinciaal Museum voor Moderne Kunst (PMMK), Oostende


R

    Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía, Madrid
    Musée Rodin, Parijs

S

    San Francisco Museum of Modern Art, San Francisco
    Sprengel-Museum, Hannover
    Stedelijk Museum, Amsterdam
    Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK), Gent
    Stedelijk Museum Schiedam, Schiedam
    Staatsgalerie Stuttgart, Stuttgart
    Szépművészeti Múzeum, Boedapest, Hongarije

T

    Rijksmuseum Twenthe, Enschede
    Tate Modern, Londen
    Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid

U

    Ullens Center for Contemporary Art, Peking

V

    Museum Het Valkhof, Nijmegen
    Van Abbemuseum, Eindhoven
    Museum Voorlinden, Wassenaar

W

    Walker Art Center, Minneapolis
    Whitney Museum of American Art, New York
    Witte de With, Centrum voor hedendaagse kunst, Rotterdam






Frank Vereeken, ik denk, beleef en schep

Belgium

(c) frank vereeken