Fotografie is rond 1820 ontstaan
met de camera obscura. In 1981 komen
de eerste digitale fotocamera's.
In 1990 kwam Adobe Photoshop op de
markt, de standaard voor digitale fotobewerking en de vervanging van de
donkere kamer. Fotografie is de opvolger van de schilderkunst en de
voorloper van de film.
In 1816 maakte Joseph Nicéphore Niépce de eerste foto. Hij deed dit
door een doos te maken met een heel klein gaatje erin. Binnen de doos
maakte hij een achterwand met een lichtgevoelige plaat. Door een aantal
uur het gaatje in de doos open te houden, ontstond er op de achterwand
een afbeelding. Dit principe van fotograferen is in de loop der jaren
nooit veranderd. Het gaatje van de doos heet nu een lens en de
lichtgevoelige achterwand is tegenwoordig een lichtgevoelige
elektronische sensorchip.
Toch is er sinds de eerste foto heel veel veranderd op het gebied van
de fotografie. De eerste ontwikkeling betrof de lichtgevoelig
achterwand. Doordat dit materiaal in het begin weinig lichtgevoelig was
had men een sluitertijd van soms wel acht uur nodig. Na experimenten
met zilverjodide en zilvernitraat, lukte het om een papier te
ontwikkelen dat middels zilvernitraat en zoutoplossingen een gefixeerde
foto kon produceren. Het fixeren van de foto was belangrijk omdat
lichtgevoelig materiaal lichtgevoelig blijft en na verloop van tijd
altijd een zwarte foto oplevert. De foto moet daarom gefixeerd worden
zodat het lichtgevoelige proces stopgezet wordt en de foto blijft zoals
hij op dat moment is. Het lichtgevoelig materiaal op basis van
zilvernitraat was veel gevoeliger voor licht zodat de sluitertijden
verkort werden tot enkele minuten. De lensen werden ook beter, met name
de Hongaarse Petzval lens (1840), met een F waarde van 3.5, verkortte
de sluitertijd aanzienlijk. Met een flits van magnesium poeder die werd
aangestoken door de fotograaf kon de sluitertijd beperkt worden tot een
fractie van een seconde.
De eerste foto’s waren uniek, er kon geen tweede exemplaar van gedrukt
worden. Dit kwam omdat de foto’s direct op het papier werden gebrand in
plaats van op een negatief. De eerste negatieven werden rond 1850
ontwikkeld. Dit waren glasplaten waarop zilverbromide in een
gelatinelaag ingebed werd. Deze ontwikkeling zorgde ervoor dat de
fotocamera dichter bij de gewone burger kwam. In juli 1888 kwam de
Eastman's Kodak camera op de markt met de slogan "U drukt op de knop en
wij doen de rest". De eerste 35-mm-negatieven werden rond 1930
ontwikkeld. Deze negatieven worden nog steeds in analoge camera’s
gebruikt. De Hasselblad maakte gebruik van grotere negatieven zoals de
6- bij-60-mm-negatieven, waarmee enorme vergrotingen haarscherp
afgedrukt konden worden.
Tussen 1930 en 2000 werden zwart-wit fotorolletjes ontwikkeld in een
donkere kamer. De professional of de fanatieke amateur had op zijn
zolderkamer een donkere kamer. Filmrolletjes konden ontwikkeld worden
door, gedurende een bepaald aantal seconden, met een negatief en een
lichtbron op het fotopapier te schijnen. Hoe langer er belicht werd,
hoe donkerder de foto. Hierna moest het fotopapier in drie
verschillende baden gedompeld worden zodat het fotopapier gefixeerd
werd. Het laatste bad was met water gevuld om de chemicaliën af te
spoelen. Om te kunnen werken in een donkere kamer werd er van speciaal
rood licht gebruik gemaakt, dit licht had geen effect op het fotopapier
waardoor er toch licht was in de donkere kamer.
Hoewel de eerste kleurenfoto al in 1860 werd gemaakt, werden de eerste
kleurenfoto’s voor consumenten pas rond 1960 gemaakt. Dit kwam omdat
het maar niet lukte de kleur rood vast te leggen zodat kleurenfoto’s
nooit een goede afspiegeling van de werkelijkheid gaven.
De lenzen zijn sinds 1820 net als de achterwand steeds licht gevoeliger
geworden. Tevens werden de lenzen scherper. Goede lenzen gaan tot een
lichtgevoeligheids waarde van F 1.8 en bij dure lenzen tot F1.4 daar is
sinds 1930 weinig tot geen verandering in gekomen.
De eerste kleinbeeld-spiegelreflex-camera’s voor de consument kwamen
rond 1940 op de markt. De spiegelreflex camera heeft een klapbare
spiegel die het licht naar het negatief (sensor) brengt. De spiegel
klapt open wanneer de lens open staat om het licht op het negatief
(sensor) te laten vallen, echter op dat moment kan de fotograaf niet
zien wat hij in beeld heeft. De spiegel zorgt ervoor dat de fotograaf
door zijn zoeker kan zien wat hij zal fotograferen.
De digitale reflex camera is revolutionair. In 1981 kwam Sony met de
eerste digitale camera. De kwaliteit van de afdrukken was vele malen
minder en de prijs vele malen hoger dan die van de analoge camera’s. In
1991 kostte de Kodak DCS-100 30.000 dollar. Hierdoor duurde het tot
begin 2000 voordat professionele fotografen langzaam overgingen op
digitale camera’s. In 2001 kwam bijvoorbeeld de Canon 1D uit met 4,1
megapixels. Voor de consument kwam de eerste betaalbare digitale
spiegelreflex camera in 2003 uit met de Canon 300 D. De lenzen voor
deze camera konden direct van de analoge versies worden overgenomen. De
hoeveelheid pixels die de sensor kan produceren zijn sinds 2000 ieder
jaar vergroot zodat grote afdrukken zoals A2 posters nu ook met een
consumenten spiegel reflex gemaakt kunnen worden.
Mijn eigen weg begon in 1972 met een Kodk box Cartridge premo N) 2C
(130 formaat), een gift van mijn grootvader Herman Willems. Ik heb er
mijn eerste beelden mee vastgelegd.
Dit smaakte naar meer, kleur! Wachten tot 1976 en dan de Kodak
instamatic met 110-formaat. geweldig én met flitsblokjes.
Van 1979 tot 1985 werkte ik met de Yashika Tl electro x, een
gezinstoestel dat al snel het mijne werd.
Al snel wou ik meer licht en dus beter glas, het werd een tweede
handstoestel, de Nikon FM met 1:2 standaard lens 50mm.
Dit heb ik van 1985 tot 1990 gebruikt.
Van 1989 tot 1995 een gloednieuwe Nikon 401s met autofocus, een
revelatie. Eerste reisfoto's in Egypte!
Als tweede toestel (1990-1991) voor dia's gebruikte ik de Nikon 601 met
teleobjectiefv an sigma (300mm).
Van 1995 tot 2005 werkte ik met de Nikon 801s, het beste toestel dat ik
ooit had. Mijn materiaal werd uitgebreid met
beter glas, filtersystemen en flitsers.
Aangezien de 601 te traag focust werd dit vervangen door een
tweedehands Nikon F50 (1991 tot 2001)
2004, het jaar waarin ik de kodak
gold film en Fujuchrome, sensia 100 diafilm verliet om de digitale
sprong te wagen
koos ik voor de Nikon D70 (nikkor D-type).
Vanaf 2012 werd de D70
noodgedwongen vervangen door de Nikon D300S en een tweede toestel
D300 gebruik ik als
rezerve voor het teleobjectief.
Huidig materiaal:
Macro Sigma 50mm
Tamron 90mm
Nikkor 19-35mm
Sigma 150 - 600mm
Nikkor, 50 mm 1:1:8 -polarisatiefilter en filtersysteem Cockin
Zoom 35-75 Nikkor & Nikkor 35-80 D
Nikkor DX VR 18-200 mm f/3.5-5.6G IF ED II
Flits: Nikon 600
Remote