Andere disciplines

Beginpagina

Een korte samenvatting over :

Japanse wapens

FOTO14
De Japanse feodale krijger zag er angstaanjagend uit.  Gekleed in zijn lichtgewicht pantser en uitgerust met allerhande wapens, ging hij de strijd zelfverzekerd tegemoet.  Oorlogen kwamen frequent voor en kennis van wapens was dus evident.  Behalve de noodzakelijke know-how inzake oorlogsvoering, beheerste de samoerai echter eveneens heel wat minder krijgshaftige vaardigheden zoals bloemschikken, of theeceremonies, kalligrafie, schilderen en dichten.
De moderne beoefening van het budo of bujitsu zijn heden ten dage niet meer gericht op het elimineren van de vijand maar zijn veeleer bedoeld als technische vaardigheid.  De training zorgt hier voor een juiste houding en mentaliteit ten opzichte van deze antieke wapens.  Sommige onderdelen worden echter vandaag de dag nog steeds door de Japanse politie bestudeerd.  De hiernavolgende lijst is verre van compleet maar geeft desondanks een idee over de grootte van het gebruikte arsenaal.
       

houten wapens

: tambo, hambo, jo en rokushaku-bo, pijl en boog ...
       

metalen wapens

: katana, tanto, yari, naginata, tessen, gikigan, hoko, juken ...
 
Naar het begin van de pagina

Wapens

FOTO15

Zwaard (katana)


Hoewel niet het oudste Japanse wapen, toch neemt het zwaard een centrale plaats in.  Met recht en reden werd het van de krijgsklasse het lievelingswapen.  De twee voornaamste en bekendste gevechtssystemen die door de bushi werden aangewend zijn het ken-jitsu en het iai-jitsu.  Door het bestuderen van beide FOTO16systemen kan men de bugei of oude traditionele krijgskunst beter als geheel leren kennen en appreciëren.
De bushi droeg vroeger steeds twee zwaarden.  Zij markeerden zijn adellijke geboorte en hoge sociale status.  Noch in oorlog-, noch in vredestijd deed de bushi afstand van zijn klingen.  De o-dachi (lang zwaard) en de ko-dachi (kort zwaard) hadden elk hun eigen functie. Zij konden afzonderlijk of in combinatie gebruikt worden.  Beide hadden vlijmscherpe sneden waardoor ze snel gerespecteerd én gevreesd werden.  Het zwaard werd met beide handen boven het hoofd geheven en dan werd er gewacht om met een neerwaartse slag, de tegenstander met de snijkant uiteraard, te verwonden.  Het vereiste ontzettend veel koelbloedigheid om dát juiste moment af te wachten.
In het begin van de 18de eeuw noemde de Abe-Tate-Ryu zijn school "Kendo".  Deze ryu beschouwde zwaardvechten als een geestelijke activiteit en verkoos als aanduiding voor zijn bezigheden het geschreven "do" boven het "jitsu" als achtervoegsel.  De populariteit van het kendo nam toe in de Meiji-periode.  Kendo als hulpmiddel tot zelfontplooiing werd in alle opvoedkundige instituten verplicht .  Het was de enige uitlaat voor het zwaardvechten en werd uitgevoerd met een bamboezwaard (de shinai) en een beschermharnas (of kendogu).
De kendo training is gericht op de beheersing van zeven efficiente klappen en een steek.  Wedstrijden worden op basis van het aantal geplaatste treffers, twee uit drie, beslist.  Men krijgt punten voor treffers geplaatst op drie plaatsen van de schedel, de linker- en de rechterpols (wanneer deze zich boven schouderhoogte bevinden!), twee delen van de romp en een steek naar de keel.  De training omvat fundamentele kennis van de kamae, het vasthouden van de shinai en de gesynchroniseerde beweging van armen en benen (suburi).  Men begint uiteraard bij de basis, bouwt zijn vaardigheden langzaam op, leert uiteindelijk de aanvalsoefening (kakari-geiko).  Vervolgens komt de oefening tussen gelijken (gokaku-geiko) aan bod en de oefening voor het assisteren (hikitate-geiko).
Wanneer een klap of steek geplaatst wordt, roept de kendoka (beoefenaar kendo) uit welk lichaamsdeel geraakt werd.  Daarmee maakt hij duidelijk dat de vijand niet enkel lichamelijk maar ook geestelijk getroffen werd.  Er wordt verder veel nadruk gelegd op het "contact van de ogen" en de kiai (uitroep, kreet).

Begin bladzijde

Zwaardtrekken (iai-jitsu)

FOTO17Iai-jitsu bestaat erin om het zwaard snel uit de schede te trekken zodra de tegenstander de intentie vertoonde om tot de aanval over te gaan.  Jinsuke stichtte de Shin Muso Hayashizaki Ryu.  Hij gaf les in het zwaardvechten op een zuiver defensieve basis.
Juist dit defensieve element is het karakteristieke verschil met kenjitsu.  Uitwerkingen van Jinsuke's stijl bleven niet achter en 412 verschillende ryu werden officieel gecatalogiseerd.  Iai-jitsu was voornamelijk gericht op een doeltreffende bescherming, wanneer de aangevallene zich moest verdedigen terwijl hij juist in een passieve positie verkeerde; zittend, gehurkt of geknield.
Weliswaar werden een aantal methodes ontwikkeld die zich niet beperkten tot een positie laag bij de grond.  Leermeesters zoals Muzumo Masakatsu voerden aanvalstechnieken in.  Hij onderwees hoe de vijand kon worden uitgeschakeld nog voor hij de gelegenheid had zijn zwaard te trekken (sen-no-sen).
Tijdens de Meiji periode werd het iai-jitsu andermaal beinvloed en groeide zo uit tot zijn rijpere vorm : het iai-do.




Begin bladzijde

Speerkunst (so-jitsu)

De So-Hei (bergpriesters), van de militante orthodoxe Boeddhisten, vonden de speer een welkome aanvulling van hun arsenaal.  Zij kenden reeds de naginata die ongeveer op een soortgelijke wijze werd gehanteerd.  Het was dus een ideale aanwinst.  De techniek die zij ontwikkelden was duidelijk superieur aan die van de krijgers.  Het is pas rond 1221 dat de krijgslieden zich in hoge mate gingen toeleggen op het gebruik van de speer.
Tijdens de Muromachi-periode werd dit wapen veelvuldig op slagvelden gebruikt.  De daarbij horende techniek kreeg de benaming so-jitsu.  Systematisch onderricht resulteerde in de komst van zo'n 460 ryu.  Aan de so-jitsu ontleenden de Japanners de technieken van het stoten en pareren.  Dat werd juken-jitsu genoemd, of met andere woorden : het bajonetvechten.
 
FOTO18
Begin bladzijde

 Bajonet (jukendo)

Reeds in de Edo-periode vinden we de oorsprong terug van jukendo, de "kunst van het bajonetvechten".  In zuiver Japanse stijl stond het bekend als juken-jitsu en werd reeds ontwikkeld tijdens het Meji-tijdperk. FOTO19
De bajonet was één van de meest geduchte wapens van de Japanse soldaat  De technieken werden gebruikt tijdens de Chinees-Japanse oorlog, de Bokseropstand, de Russisch-Japanse oorlog, de Eerste Wereldoorlog en de gevechten in China (1937-1941).  Het efficient gebruik van de bajonet werd aangeleerd in de Toyama Gakko, een militaire school te Tokyo.  Het feit dat de bajonet, net zoals zwaard, pijl en boog en de naginata kon gebruikt worden, niet alleen om geestelijke discipline aan te kweken, maar ook om de fysieke fitheid te bevorderden  en dat tot competitiesport kon leiden, bracht mee dat men deze tak in militaire en ex-militaire kringen ging herwaarderen.
Jukendo (de "weg van de bajonet") is de naam van een moderne budodiscipline.  In 1956 werd de Zen Nihon Juken-Do Renmei opgericht onder voorzitterschap van generaal Imamara Hitoshi.  Volgens een voorzichtige schatting zijn er naar verluid zo'n 280.000 juken-do beoefenaars in Japan !!
De fundamentele jukendo technieken (ook wel "kiso" genoemd), herleven volgens de Shitotsu of rechte stoottechnieken. Tijdens de wedstrijden zijn de jukendo strijders uitgerust met een kendo-gu.  Deze kledij moet weerstand bieden aan de geweldige stoten van het houten geweer met imitatiebajonet (ofte mokujo).  Vaste regels zijn opgelegd om de shiai (wedstrijdgevecht) te beoordelen.  Trefpunten zijn onder meer het hart, de lagere linkerzijde en de keel.  Kata wordt eveneens ingetraind.  De vaardigheid om de juiste ma-ai te bekomen (= afstand tussen twee beoefenaars) is uitermate van belang.  Buiten de Japanse strijdkrachten zijn er maar weinig burgers die belang stellen in deze zeer recente budovorm.
Begin bladzijde

 De Hellebaard (naginata)

Een van de oudste wapens van de bugei is de naginata, een wapen dat sterke gelijkenis vertoont met onze hellebaard.
FOTO20Het wordt vaak beschreven als een zwaard dat aan een stok is vastgemaakt.  Het gebruik van de naginata wordt omstreeks 200 vC gesitueerd, lang na de invoer van metaal uit het vasteland.  Volgens een theorie is de naginata een kopie van de Chinese hellebaard uit die tijd.  In de Han- en Wei-periodes bezat China inderdaad ongeveer zo'n wapen. Het bleek een uiterst effectief wapen tegen een staand of bereden leger te zijn.
In de 11de eeuw propageerden de bushi de naginata als bruikbaar wapen op het slagveld, maar door zijn lengte en aanzienlijk gewicht had het zijn beperkingen.  In beboste of beperkte ruimten waren de mogelijkheden beknot.
De naginata had inmiddels een belangrijke rol gespeeld in de training voor vrouwen.  Het naginata-jitsu vormde voor hen een welkome afwisseling aan hun aan huis gebonden leven.  Rond ongeveer het midden van het Edo-regime werd het zelfs mode om wedstrijden tegen mannen te houden, waarbij net als bij kendo, beschermende kledij werd gedragen.
Leerlingen beoefenden ongeveer vier jaar lang de grondslagen met de naginata : het snijden, het pareren, blokkeren, steken en ontwijken. FOTO21 Er werd geoefend met een sparringpartner die uitgerust was met een bokken (houten zwaard).  De echte gevechtsmethoden werden in kata geleerd.
Naginata-do, ondergeschikt aan kendo, specialiseerde zich uitsluitend in dit wapen.  Deze trend werd nog versterkt toen de Japanse kendo federatie het toezicht verkreeg op alle naginata-do stijlen.
Tegenwoordig is het een populaire vorm van lichamelijke opvoeding voor meisjes.
 
 
 
 


Begin bladzijde

Staf en stok (bo en jo)

In 316 bojitsu ryu is de Chinese invloed evident.  De bojitsu systemen zijn anders dan de later ontwikkelde jojitsu.
Het bestaan van een systematisch bo- en jojitsu systeem kan pas worden aangetoond in de late Kamakura en de vroege Muromachi tijd.  De bo noemde men de rokushaku bo (staf van zes voet lang) die een duim of meer in doorsnede was.  Hij was gemaakt van hard eikehout. FOTO22 Het Japanse taal maakt een onderscheid tussen de ideogrammen van bo en jo en suggereert hiermee dat de wapens verschillende eigenschappen hebben, en dus ook andere aanwendingstechnieken.  Wanneer de lengte van het wapen meer dan 5 voet bedraagt, wordt het als een staf beschouwd.  Is hij korter, dan wordt het een stok genoemd.  De diameters zijn proportioneel.  De bo wordt met beide handen gebruikt; dit geeft kracht en accuraatheid.  Hij is bijzonder effectief op een afstand van ongeveer twee meter.  Op kortere afstand vermindert duidelijk zijn efficiëntie.
De techniek houd ondermeer in : slaan, pareren, blokkeren, porren, van richting veranderen, tegenhouden, in bedwang houden, maaien en afschudden van een gewapende vijand.  De kunst bestaat erin het wapen snel heen en weer te laten glijden en het voortdurend anders vast te houden, zo kan men de lengte kleiner doen lijken om de tegenstander dichterbij te lokken, of langer om hem precies juist op afstand te houden.  Muso Gonnosuke ontwikkelde het jojitsu en noemde het Shindo Muso-ryu.
De vierenzestig technieken die in deze school in een vaste volgorde worden aangeleerd, vormen een keurig afgerond geheeld.
 
Begin bladzijde

Boogschieten (kyudo)

FOTO23Kyudo, de weg van boog en pijl, is een martiale kunst die buiten Japan vrijwel nooit te bekijken valt, laat staan dat de westerling er in een gebied als Europa aan zou willen beginnen.  Alleen in Frankrijk bestaat er een groep Zen-beoefenaars die het kyudo beoefenen.
In Japan is kyudo in allereerste plaats een school van meditatie; en op het moment van diepste concentratie schiet men de pijl af.  Het doelwit hierbij is van ondergeschikt belang.  De beoefenaars maken zich geestelijk één met doel en pijl waarbij de voorbereide actie een religieuze, geestelijke (Zen) handeling heeft.  Tijdens de Muromachi periode (rond 1380) ontstonden de twee belangrijkste kyu-jitsu scholen : de Osagawa ryu en de Kioko ryu.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Begin bladzijde

De waaier (tessen)

De klassieke krijgsman sloeg geen enkel object over wanneer het als wapen gebruikt kon worden.
Wanneer hij met huiselijke werken bezig was, lagen de zwaarden meestal terzijde.  Hij droeg echter vaak een waaier in zijn brede gordel.  En dus was hij eigenlijk nooit zonder wapen.  In een noodsituatie kon de krijgsman zich gemakkelijk verdedigen met een, wat voor anderen onschuldig voorwerp leek; namelijk de tessen.
Er werden twee types ontwikkeld.  Een die geopend kon worden en zeer geleek op een gewone waaier.  De andere kon niet opengemaakt worden en had de vorm van een gesloten waaier.  Beide types waren geconstrueerd in ijzer.  Hard hout was soms een vervanger en maakte de waaier lichter in handeling.
De technieken waren afgeleid van de korte stok en omvatten :
            sashikate - de juiste draagwijze van de tessen in de gordel.
            uke - blokkeren
            nagashi - pareren
            osae - houden
            uchi - slagen
            tsuki - stoten
            juji dome - in combinatie met de ko-dachi (kort zwaard) kon de kruisblok gevormd worden.
In de 16de eeuw was het de Shinkage ryu die als eerste de basis legde voor de tessen.
 
  FOTO24
Begin bladzijde