Home Up
| |
naar publicaties van
2007
2008
|
MENSENRECHTEN NA ZESTIG JAAR,
in
Mensen Onderweg,
december 2008,
blz.22-28. |
Op 10 december 1948 werd door de UNO de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geproclameerd
als rechten die voor ieder mens, ongeacht huidskleur, status,
nationaliteit, cultuur, godsdienst of geslacht geldig zijn.
Dat is wellicht een van de belangrijkste
politieke feiten van de voorbije eeuw. Na de gruwel van de Tweede Wereldoorlog
betekende deze verklaring een grote doorbraak in de wereldwijde bescherming
van de mensenrechten. Het is overduidelijk dat vandaag 60 jaar later de
doelstellingen van dit UNO-Handvest nog niets van hun betekenis verloren
hebben. Ze blijven nog steeds van primair belang voor het versterken van de
internationale rechtsorde en het handhaven van internationale vrede en
veiligheid. Toch worden de meest essentiële principes ervan vandaag nog in
vele landen met de voeten getreden. Heel wat mensen blijven lijden onder
honger, vervolging en terreur. Velen krijgen geen kans tot vrije meningsuiting
en eerlijke rechtspraak. De gelijkheid tussen mensen, ook die tussen mannen en
vrouwen, laten dikwijls nog veel te wensen over. Soms worden zelfs militanten
voor mensenrechten vermoord door corrupte regimes. De vraag hierbij is hoe dat
komt. Ligt dit aan de onwil van bepaalde landen omwille van hun dictatoriale
machtsstructuren? Faalt de UNO in haar pogingen om weerbarstige landen te
overtuigen? Of moeten we vaststellen dat de geformuleerde basisrechten niet zo
universeel zijn als ze pretenderen te zijn? In dit artikel wil ik op deze
laatste vraag ingaan en trachten te beschrijven hoe een verruiming van de
huidige mensenrechten mogelijk zijn.
|
LANDSCHAP: DE IDYLLE
VOORBIJ,
in
Mensen Onderweg,
november 2008,
blz. 26-32.
|
Het landschap krijgt vandaag weer volop
aandacht. De groeiende milieucrisis heeft ons
bewust gemaakt van de vernietiging en de aantasting van de landschapsbeelden
in onze omgeving. Veel mensen klagen er over dat het landschap steeds meer
opschuift en verdwijnt. Het naoorlogse
leven in de tweede helft van de vorige eeuw heeft een enorme verandering
teweeggebracht in het landelijke milieu. Er heerste een radicaal geloof in de
industriële en technische vooruitgang die een sterke greep legden op het
uitzicht van het natuurlijke milieu. Het landschap werd langs alle kanten
doorsneden door autowegen, landbouwgebieden veranderden sterk onder de druk
van schaalvergroting, er werden overal industrieterreinen aangelegd, andere
gebieden werden verkaveld en omgetoverd tot woonwijken, de steden breidden
zich langzaam uit als een olievlek die de omringende dorpen overspoelde. Onze
leefomgeving werd steeds meer functioneel, de mooie plekjes werden schaarser,
bijna alles werd ingepast in een systeem van economisch nut. Zo werd het
landschap in enkele jaren op vele plaatsen onherkenbaar veranderd.
Vandaag groeit er een nieuw bewustzijn dat het
landschap essentieel is als leefomgeving voor mensen. We beginnen te beseffen
dat het een noodzakelijke achtergrond vormt voor een gezonde fysieke en
geestelijke ontwikkeling van mens en samenleving. Dit bewustzijn is niet
alleen aanwezig bij enkele actiegroepen, het wordt ook sterker bij de bredere
lagen van de bevolking en in de politieke wereld.
|
DE
HYBRIDE SAMENLEVING,
in
Mensen Onderweg,
oktober 2008, blz 26-32.
Tot voor enkele decennia was de westerse samenleving een goed gesloten geheel.
Men leefde vanuit de vanzelfsprekendheid van een eigen identiteit. Die was
grotendeels bepaald door de christelijke waarden en de idealen van het
humanisme en de Verlichting. De menselijke persoon stond er centraal met de
klemtoon op vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid (naastenliefde). Op die
basis geloofde men sterk in de opbouw van een betere wereld. Maar die westerse
identiteit was ook pretentieus en soms zelfs racistisch omdat ze ervan uitging
dat ze de beste was en als superieur model diende voor de rest van de wereld.
Voor de westerling bestond er slechts één mens- en wereldbeeld met een
universele waarde. In eigen huis waren er altijd wel interne nuances tussen
godsdienstige, politieke en filosofische strekkingen, er waren zelfs
(godsdienst)oorlogen en perioden van duidelijk verval zoals het tijdelijk
succes van het nazisme. Maar over deze verschillen en verschrikkingen heen
overheerste een gezamenlijke identiteit. Men had geen begrip voor wat er
leefde in andere culturen en maatschappijen. Sinds enkele jaren is daar
verandering in gekomen. Het wordt
almaar duidelijker dat de idee van een eenduidig, door iedereen gedeeld en
onveranderlijk kader van waarden en normen, het fundament van onze culturele
identiteit, gebaseerd is op een illusie. Onze
vanzelfsprekendheden en onze superioriteit worden pertinent in vraag gesteld.
Je kan niet langer spreken van één identiteit. Onze samenleving is op korte
tijd onder druk van technologie, globalisering en immigratie een mengeling
geworden van vele overtuigingen, culturen, waarden en mensbeelden. En dat
heeft verregaande gevolgen voor onze manier van leven, ons gedrag, onze
opvattingen en onze zekerheden. |
|
ETHIEK IN
VERANDERENDE TIJDEN,
in
Mensen Onderweg,
september 2008,
blz. 26-32. |
Ethiek beleeft vandaag een nieuwe hoogconjunctuur. Ethische kwesties komen
overal aan de orde. Niet alleen in het privéleven, maar ook in de brede
maatschappij. Het gaat bovendien niet om een nieuwe vorm van preutsheid of
zedenpreken. Meer en meer mensen beginnen zich de vraag te stellen hoe we in
onze tijd die volop in verandering is met elkaar en met de dingen moeten
omgaan. Er komen zoveel nieuwe dingen op ons af die de vanzelfsprekendheden
waarin we gewend zijn te leven doorbreken. We hebben er ook niet direct nieuwe
oplossingen voor. Globalisering, technologische vernieuwingen,
milieuproblematiek, industriële risico’s, migratiestromen, mensenhandel,
economische superwinsten, noem maar op. Hoe kunnen of moeten we met al die
dingen omgaan? Onze traditionele normen helpen ons hierin weinig of niets
vooruit. Ze komen uit een andere tijd, waarin de problemen ook anders gesteld
werden. Vandaar is het noodzakelijk onze ethische principes fundamenteel bij
te stellen om de nieuwe uitdagingen van de huidige maatschappij op een
verantwoorde wijze te kunnen aanpakken.
|
DE WERELD ALS SUPERMARKT,
in
Mensen Onderweg,
juli-augustus, 2008,
blz. 22-27.
|
De supermarkt is sinds
enkele decennia een van de sterkste symbolen in onze samenleving. Ze stelt op
ostentatieve wijze de zeer verscheiden veelheid van goederen tentoon die
vandaag te koop zijn voor wie over het nodige geld beschikt. Bovendien roept
ze de gretigheid wakker bij de consument om de producten zomaar uit de rekken
te plukken en er voluit van te genieten. De shoppingmalls (winkelcentra) en
hypermarkten doen dit zelfs in veelvoud en worden uitgebouwd tot luxe
winkelpromenades. Ze verleiden de consumenten om urenlang rond te dwalen in
een paradijs vol verlokkingen. Het symbool supermarkt speelt steeds meer in op
de menselijke droom om alle wensen onmiddellijk te kunnen vervullen. Toch gaat
dit artikel niet als zodanig over de supermarkt en het daarmee verbonden
koopgedrag. Het wil eerder laten zien hoe onze leefwereld zelf een supermarkt
geworden is, hoe in die wereld bijna alles verkrijgbaar is en hoe mensen
verplicht worden om permanent te kiezen tussen een haast onoverzichtelijk
aanbod. Welke impact heeft dit op het gedrag en de leefstijl van de
hedendaagse mens? Kan de mens op de duur deze druk nog aan? Of wordt het leven
geleidelijk één groot pretpark waarin we eindeloos kunnen genieten?
|
BURGERLIJKE SOLIDARITEIT,
in
Mensen Onderweg,
juni 2008, blz. 26-32.
|
In iedere samenleving is
solidariteit een van de belangrijkste basispijlers. Zonder solidariteit wordt
een samenleving onvermijdelijk een los geheel van individuen. Op termijn leidt
dat naar een implosie van het natuurlijk sociaal weefsel die vooral de
zwakkeren sterk treft. Anderzijds is in een steeds complexer wordende
samenleving zoals de onze solidariteit niet eenvoudig en vanzelfsprekend.
Zolang de verbanden tussen mensen duidelijk en overzichtelijk blijven, zijn
mensen bereid elkaar te ondersteunen en te helpen, zoals in stam- en
familieverbanden of in goed omschreven naties (verbonden door taal, cultuur of
geschiedenis). Wanneer de relaties tussen mensen minder direct worden of zelfs
helemaal anoniem, blijken mensen minder bereid zich het lot van anderen aan te
trekken. In een sterk complexe samenleving waarin bovendien de eigen
financiële belangen, prestige en macht sterk worden beklemtoond, dreigt
solidariteit helemaal te verdwijnen, zeker tegenover groepen of volkeren
waarmee men weinig affiniteit heeft. Dat is een uiterst gevaarlijke
ontwikkeling. Daarom is het dringend nodig ons af te vragen hoe in onze
geglobaliseerde wereld een nieuwe invulling kan gegeven worden aan burgerlijke
solidariteit. Hoever draagt onze verantwoordelijkheid als burgers voor de
problemen van de hele wereld? Worden we daarin niet overvraagd? Behoort
solidariteit essentieel tot burgerschap of is solidariteit eerder privézaak?
|
HET ONBESCHAAMDE IK,
in
Mensen Onderweg,
mei 2008,
blz. 26-32
|
We
leven in een tijd waarin vele mensen het gevoel hebben dat alles mogelijk is.
Reclame en media schotelen dagelijks beelden voor die werelden oproepen zonder
grenzen. Niets is nog te ver of te veel. We veroveren het heelal en dringen
binnen tot in de diepste structuren van de levende organismen. We zijn ervan
overtuigd dat we nog maar aan het begin van geweldige ontwikkelingen staan die
ons leven grondig zullen veranderen. Meer dan ooit wordt duidelijk dat niets
nog heilig is. Alles wordt onderworpen aan de regels van wetenschap,
technologie, informatica en economie. Zij worden immers gezien als de sporen
waarlangs we onze toekomst een nieuw gezicht kunnen geven. Zij zijn de
sleutels voor de poorten die het rijk van de onbeperkte mogelijkheden openen.
Toch is het niet zo vanzelfsprekend dat alles (altijd) kan of mag. Er komen
voortdurend meer spanningen naar boven tussen het technisch haalbare en de
menselijke levenskwaliteit. De grote vraag blijft of we als mensen alles
moeten (of mogen) maken wat we (technisch)
kunnen. Wordt de menselijke waarde uitsluitend bepaald door nuttigheid of moet
ons handelen uiteindelijk gericht zijn op wat voor mensen waardevol is? Waar
liggen onze grenzen?
|
AUTONOMIE EN SOCIALE ELLENDE,
in
Mensen Onderweg,
april 2008, blz.
22-27
In de westerse samenleving ligt de klemtoon sterk op de waarde van het
autonome individu.
Autonome mensen zijn in staat zoveel mogelijk over hun eigen leven te
beschikken en zelfstandig te kunnen leven. Autonomie wordt sterk gekoppeld aan
zelfverwerkelijking. Wie autonoom is, gaat zelf op zoek naar wat waardevol en
belangrijk is en durft kritisch te kijken, zowel naar anderen als naar
zichzelf.
Toch is
autonomie
in de praktijk niet zo vanzelfsprekend. Er is
heel wat sociale
ellende in de wereld,
zodat vele mensen verhinderd worden autonoom te leven.
Velen
hebben geen dak boven hun hoofd,
hebben geen onderwijs genoten, hebben geen werk, moeten leven van een klein
pensioentje of hebben weinig of geen toegang tot gezondheidszorgvoorzieningen.
Op wereldschaal leven miljarden mensen onder de armoedegrens en wordt de kloof
tussen rijk en arm almaar groter. Kortom, velen komen niet toe aan de
minimale voorwaarden voor een autonoom bestaan. Hoe is dit mogelijk in een
maatschappij die nochtans over voldoende middelen blijkt te beschikken om de
sociale ellende op te lossen? Wie is daar verantwoordelijk voor?
|
|
EUROPA TUSSEN VEELHEID EN EENHEID,
in
Mensen Onderweg,
maart 2008, blz.
8-14
Sinds enkele jaren is Europa totaal
van aanzicht veranderd. Sinds de val van de Berlijnse Muur in 1989 is in
Europa de verscheidenheid van volkeren, culturen en religies sterk toegenomen.
Ook de recente groei van de Europese Unie tot een bonte verzameling van 27
landen heeft hierin een grote rol gespeeld. Bovendien heeft in diezelfde
periode een sterke immigratie uit andere werelddelen het straatbeeld alleen
maar kleurrijker en verscheidener gemaakt. Heel wat mensen vrezen dat het
klassieke Europa geleidelijk zijn eigenheid uit handen geeft. Het leidt
volgens hen naar een onherkenbare mengelmoes waarin iedere orde en samenhang
zoek zijn. Daarin zullen dan onvermijdelijk spanningen en conflicten ontstaan
die op de duur onbeheersbaar zullen worden. Ze hebben schrik van de groeiende
diversiteit die de eenheid afbreekt. Maar is het wel nodig alles te herleiden
tot een eenheidscultuur die alle verschillen verdoezelt? Zijn de vele
gezichten die Europa vandaag tekenen juist niet een bron van rijkdom? Is
verscheidenheid niet de basis voor verdere ontwikkeling? Vanzelfsprekend is
dat zeker niet, maar een sterke uitdaging is het in ieder geval wel. Hoe kan
deze nieuwe en haast onoverzichtelijke veelheid leiden tot een intercultureel
Europa waarin de verscheidenheid niet wordt onderdrukt, maar voluit kansen
krijgt? |
| HET JAAR VAN DE INTERCULTURELE DIALOOG,
in
Mensen Onderweg,
januari-febr. 2008, blz. 26-32. |
Onze samenleving maakt vandaag een grondige
verandering door. Zowel de uitbreiding van de Europese Unie als de grote
instroom van vreemde culturen heeft een enorme invloed op de algemene
leefstijl en de denkkaders van de bevolking. We zijn ons daar misschien nog
niet voldoende van bewust, maar het gebeurt stap voor stap, voor een deel
zelfs geruisloos. Het wordt hoog tijd daaraan ruime aandacht te schenken. Zo
niet lopen we gevaar onszelf te verliezen in een ondoorzichtige culturele
mengelmoes en voorbij te gaan aan de enorme kansen die deze culturele
uitdaging ons biedt. Daarom heeft de Europese Unie het jaar 2008 uitgeroepen
tot het Jaar van de Interculturele Dialoog. Zij
heeft hiermee drie belangrijke doelstellingen: de Europese bevolking
doordringen van het belang van zo'n dialoog, gemeenschappelijke waarden en
wederzijds respect bevorderen en tenslotte uitwisselingen en discussies
aanmoedigen.
2007
|
DUURZAAMHEID: DE GRENZEN VOORBIJ?,
in
Mensen Onderweg,
december 2007,
blz. 17-23 |
In de tweede helft van vorige eeuw is de
westerse wereld geleidelijk een maatschappij van verspilling geworden. De
economische groei en de technologische ontwikkeling hebben een enorme
hoeveelheid goederen ter beschikking gesteld en dat in een steeds sneller
tempo. De hype is maar pas begonnen. Het hele leven wordt rage. Niets ontsnapt
er aan. We worden langs alle kanten meegesleurd in een systeem van productie
en consumptie dat volledig gebaseerd is op het permanent vernieuwen van het
aanbod, meestal in dienst van grote winsten. De reclame roept ons op trendy en
eigentijds te zijn. Tegelijk worden we echter geconfronteerd met een dreigende
uitputting van onvervangbare grondstoffen en de verslechtering van het
leefklimaat. Steeds meer stelt zich de vraag naar duurzaamheid, een manier van
leven die onze aarde minder belast en meer aandacht schenkt aan een
kwalitatieve leefstijl. Less is more. Maar zijn wij als kinderen van een
consumptiecultuur daar nog wel toe bereid? We hebben dringend nood aan
politieke moed en verantwoord leiderschap. Op die basis kan bij mensen een
mondiale verantwoordelijkheid groeien: de kracht van versobering.
|
VOORBIJ DE CULTUUR VAN DE ANGST,
in
Mensen Onderweg,
november 2007,
blz. 22-26. |
Angst maakt in onze huidige wereld een steeds groter deel uit
van het bestaan. Mensen zijn bang geworden. Ze hebben het gevoel haast overal
bedreigd te zijn. Dat niet alleen in de onmiddellijke dagelijkse leefomgeving,
maar ook op mondiaal vlak. Angst voor ziektes en
onbekende virussen, voor straatcriminaliteit en steekpartijen, voor
kindermisbruik, genetische manipulatie, milieuverontreiniging, voor het
verlies van de job, voor de steeds grotere toestroom van vreemdelingen, voor
terroristische aanslagen overal ter wereld, noem maar op. De
angst
dat er iets mis kan gaan, dat er iets onherroepelijk kan gebeuren met je zelf
of je gezin of dat iedere daad negatieve gevolgen kan hebben, is een
onlosmakelijk deel geworden van onze samenleving. Sterker nog, angst bepaalt
in steeds grotere mate niet alleen wat we wel of niet doen, maar ook onze
motivatie om iets te doen. Je hoort steeds vaker de roep om veiligheid,
voorzichtigheid, zekerheid, het beperken van risico’s, de vraag naar sterkere
controles en nultolerantie, blauw op straat, affiches ‘zonder haat straat’, enzovoort. Maar is die angst wel gegrond? Wordt zij niet opgeklopt door
de dagelijkse beelden en berichten in de nieuwsmedia en door allerlei
instanties die er economisch nut uit halen? We moeten vermijden in een
angstpsychose terecht te komen en durven zien dat de huidige situatie -zeker
in het westen- misschien wel een mate van veiligheid biedt die uniek is in de
geschiedenis. Misschien moeten we zelfs leren zien dat de angst zelf de
grootste bedreiging vormt voor onze toekomst.
|
HET BANALE EN HET EXTREME,
in
Mensen Onderweg,
oktober 2007, blz. 26-31.
|
Onze cultuur staat vandaag
sterk onder druk. Meer dan ooit worden we geconfronteerd met een overvloed van
banale en extreme dingen, uitspraken, gedragingen, opvattingen en leefstijlen.
Het komt dagelijks tot uiting op de televisie, in de reclame- en de
modewereld, in de populaire weekbladen, in de kunst en de literatuur, in de
commercie, maar ook in de menselijke omgang, in het samenleven, ja zelfs in de
politiek. Big Brother, Paris Hilton, extreem nationalisme, vreemdelingenhaat,
superhoge lonen en ontslagpremies van CEO’s, de megalomane bouwprojecten in
Dubai, het succes van extreme geweldfilms, inhoudsloze tv-series, noem maar
op. Soms wordt het banale of het extreme verheerlijkt als een vorm van kunst
of als leefstijl, meestal leidt het echter naar vervlakking of chaos. Maar er
is meer aan de hand. Banaliteit en extremisme werken wederzijds sterk op
elkaar in. Allerlei vormen van het extreme worden steeds meer banaal en
vanzelfsprekend en allerlei vormen van het banale worden steeds meer extreem
en opgehemeld. Zo worden bijvoorbeeld extreem-rechtse partijen in het
politieke domein geleidelijk aanvaard als democratische partijen en wordt
anderzijds de banaliteit van Big Brother door miljoenen mensen verheerlijkt
als een buitengewone ervaring. Welke impact hebben deze verschuivingen op het
gedrag van mensen en op de leefstijl van onze samenleving als geheel. Lopen we
ons op de duur niet te pletter op een muur van leegte en onzin?
|
MONDIALE RECHTVAARDIGHEID,
in
Mensen Onderweg,
september 2007, nog te
verschijnen.
|
Men spreekt vandaag veel
over de groeiende kloof tussen rijke en arme landen, maar men lukt er niet in
het tij te keren. De cijfers zijn onrustbarend. Volgens het World
Development Report 2007 van de Wereldbank beschikken vandaag de 15,7 % van
de mensen die wonen in rijke landen over 79 % van het totale mondiale inkomen,
terwijl de andere 84,3 % het resterende 21 procent moet delen. Jaarlijks
sterven 10 miljoen kinderen aan de gevolgen van die armoede. Sommigen spreken
in dit verband over één van de grootste misdaden tegen de menselijkheid.
Waarom voelen we ons niet schuldig? De meeste mensen staan niet stil bij dit
probleem omdat ze er geen besef van hebben hoe ons westers leefpatroon de
basis vormt van deze enorme wantoestanden. Het lijkt een ver-van-mijjn-bed
show. Bovendien, zo denken ze, we doen toch veel voor ontwikkelingshulp en
besteden heel veel geld aan het wereldwijd bestrijden van de armoede en de
onderdrukking. Doen we dan niet genoeg? Hoeveel moeten we dan van onze rijkdom
afstaan? En ligt de oorzaak van het probleem niet bij de plaatselijke
bevolking en hun leiders zelf? Om dat te onderstrepen, schermt men nogal
makkelijk met voorbeelden als China, Singapore en ook enkele Afrikaanse landen
die erin geslaagd zijn tegen de stroom op te roeien en zelfs enige welvaart te
creëren. Toch moeten we dit met een korreltje zout nemen. In de meeste arme
landen verergert de armoede. Kunnen we dan daar niets aan doen? De
regeringsleiders van de rijke landen hebben in 2000 bij de opmaak van de
milleniumdoelstellingen beloofd de armoede tegen 2015 tot de helft terug te
brengen. Maar voorlopig ziet het er niet naar uit dat dit project gaat lukken,
integendeel we gaan er in verschillende plekken zelfs nog op achteruit. Er is
blijkbaar meer nodig dan goede bedoelingen en ronkende verklaringen. Er moet
een grondige mentaliteitsverandering komen in de rijke landen.
|
DROMEN VAN 'HET ANDERE',
in
Mensen Onderweg,
juli-aug. 2007, blz.
26-32.
|
Dromen, vooral dagdromen, is op weg gaan, verlangen, een beetje
uit jezelf treden. Het is een speelse confrontratie met ‘het andere’. Het
begrip ‘het andere’ roept enorm veel op. Je komt het voortdurend tegen in
allerlei samenstellingen. Bijvoorbeeld als titel van organisaties en
manifestaties of als reclameboodschap: het Andere Boek, het Andere Reizen, het
Andere Landschap, het Andere Amerika, het Andere Oosten, het Andere
Speelgoed, het Andere Gezicht van de Techniek, zelfs het Andere Koffiesysteem.
Maar we spreken ook over het andere geslacht, het andere debat over Europa,
het andere team, het andere eind van de wereld, van het ene uiterste in het
andere, het andere ras, het andere gelaat, het andere aanvaarden, omgaan met
‘het andere’. Hoe komt het toch dat we zoveel over ‘het andere’ spreken en
dromen? Is dit een teken van ontevredenheid met ons dagelijks lot of is het
eerder zoeken naar verruiming, het openen van perspectieven? De volksmond zegt
makkelijk dat dromen bedrog zijn, maar vertellen dromen ons ook niet over wat
we zouden willen zijn of doen? Maken ze in ons dan niet het verlangen wakker
naar een betere wereld, naar wat nog niet is, maar wat nog komen moet. Dromen
van het andere heeft wellicht iets te maken met onze onstilbare honger naar
intenser geluk, met het willen overschrijden van onze grenzen, onze
geslotenheid. Dromen van ‘het andere’ is dan leven met een open geest, zoeken
naar verdere vervulling. Enkele modellen - louter bij wijze van associatie -
geven een beeld: in reizen, in tuinen en boomhutten, in de religieuze utopie
en in onze dromen van een betere wereld.
|
GEDACHTEN BIJ VERSTEDELIJKING,
in
Mensen Onderweg,
juni 2007, blz. 26-32.
Overal in de wereld grijpt de verstedelijking snel om zich heen.
In 2030 zal meer dan 60% van de
wereldbevolking in stedelijke agglomeraties wonen. De hele wereld wordt
geleidelijk aan één grote stad. Dat is vooral zichtbaar als een territoriaal
fenomeen waarin de stedelijke agglomeraties zich voortdurend uitbreiden door
nieuwe woonwijken, lintbebouwing, KMO-zones, fabrieken, winkelcentra,
ziekenhuizen, verkeersassen en infrastructuur voor openbaar vervoer. Volgens
de gegevens van het Federaal Wetenschapsbeleid neemt in België de
verstedelijking op het ogenblik met 2 m² per seconde toe, dit stemt overeen
met de oppervlakte van twee voetbalvelden per uur. Indien dit ritme aanhoudt
is België binnen twee eeuwen helemaal stedelijk gebied geworden.
Maar deze steeds verdere
materiële bezetting van het natuurlijk milieu is niet het enige probleem.
Verstedelijking is ook een geestelijk en sociaal-cultureel fenomeen dat de
hele wereld doordringt. De mensen – niet alleen in steden, maar ook in
landelijke gebieden – gaan anders denken en leven. Hun bestaan verandert
drastisch door een nieuwe leefstijl die zich uit in nieuwe behoeften, nieuw
gedrag, nieuwe denkpatronen, nieuwe vormen van communicatie en ruimtelijke
mobiliteit. De huidige steden geven de tendensen aan die de basis zullen
vormen voor een radicale verandering van de hele samenleving. Het wordt steeds
moeilijker om het begrip ‘stad’ alleen nog te gebruiken voor wat we trationeel
als een stedelijk gebied beschouwden. Alles wordt stad.
|
|
EEN RADICAAL
AUTONOME ETHIEK, in De Leeswolf,
mei 2007 (jg. 13, nr. 4), blz. 282-283.
|
Dit artikel is een uitgebreide recensie van het
boek van Paul Cliteur, Moreel Esperanto: naar een autonome ethiek,
Amsterdam, 2007. De volledige tekst kan je vinden in deze website. Klik op
RECENSIE.
|
DE BURGER
AAN ZET,
in
Mensen Onderweg,
mei 2007, blz. 18-24. |
Het vertrouwen in de democratie staat de
laatste jaren sterk onder druk, al beseft de doorsneeburger wel dat
uiteindelijk alleen de democratie een basis kan zijn voor een menswaardige
samenleving. Het groot probleem is echter dat de afstand tussen politiek en
burgers erg groot geworden is, zodat men makkelijk de indruk krijgt dat het
allemaal verkeerd loopt. Bovendien confronteren de media ons regelmatig met de
gebreken en onfrisse praktijken (fraude, machtsstrijd, belangenvermenging,
e.a.) bij politici. Ook de onmacht om snelle oplossingen te creëren voor
actuele hete hangijzers vreten het vertrouwen sterk aan, zoals de
migratiepolitiek, verkeersmobiliteit, milieu, veiligheid, enzovoort. Misschien
verwacht de burger tegenwoordig teveel van de democratie als staatsbestel. Hij
is een passieve burger geworden die de dingen op hun beloop laat, zelf nog
weinig initiatief neemt en verlangt dat de politici en hun administratie alles
voor hem oplossen. Maar oplossingen kunnen niet zo maar uit de lucht vallen.
Daarvoor moet de burger ook zelf zijn steentje bijdragen, misschien zelfs meer
dan één. De vraag is dus erg groot of en hoe de burger zich in het
democratisch bestel meer actief moet gaan opstellen, zodat een betere
verstandhouding en samenwerking met politici mogelijk wordt. Zijn stem
uitbrengen bij de verkiezingen is uiteraard een belangrijke bijdrage, maar de
taak van de burger reikt toch wel verder. Wat is dan die taak en hoe kan hij
die optimaal invullen?
|
OVER DE
TIJDSGEEST - NIEUWE UITDAGINGEN,
in
Mensen Onderweg,
april 2007, blz. 26-32.
Iedere tijd heeft een eigen geest. Die geest uit zich in
ideeën, opvattingen, gedragingen, leefpatronen, moraal en godsdienst. Volgens
sommigen ziet de huidige tijdsgeest er niet rooskleurig uit. Er stellen zich
vele vragen over onze toekomt. De grote vraag is
volgens hen zelfs: hebben wij nog wel toekomst? Dat heeft uiteraard meestal te
maken met negatieve gevoelens van onrust, onzekerheid en onveiligheid of met
de gevoelens van onmacht bij allerlei schokkende ervaringen als oorlog,
terreur, geweld, verloedering van het milieu, armoede, honger en zo verder.
Zulke kijk is echter te eenzijdig en maakt het erg moeilijk om een nieuwe
omschrijving van waarden te vinden die een positievere kijk op de tijdsgeest
mogelijk maken. Moeten we niet erkennen dat onze wereld altijd een mengeling
van goed en kwaad is en dat we moeten leren het goede zo te accentueren dat de
wereld op termijn beter wordt? Het groot probleem is dat we steeds zo sterk
overrompeld worden door wat er rondom ons gebeurt, dat we niet steeds de
nodige afstand kunnen nemen. Het komt er op aan een positief kritische houding
te ontwikkelen die ons helpt het koren van het kaf te scheiden. Alleen dan
kunnen we een evenwichtige visie op de tijdsgeest krijgen en aanvoelen hoe
belangrijk het is de positieve mogelijkheden van die geest te leren waarderen.
Het is in dit artikel uiteraard
onmogelijk de hele tijdsgeest te beschrijven. Het is slechts een selectie van
enkele aspecten die het meest in het oog springen en misschien het leven
steeds meer gaan bepalen. We beperken ons expliciet tot maatschappelijke
items.
|
|
FOLTERING IS
ALTIJD IMMOREEL,
in
Mensen Onderweg,
maart 2007, nog te
verschijnen. |
We werden in de voorbije jaren onverwacht maar
sterk opgeschrikt door de gruwelijke foto’s van folteringen in de
gevangenissen van Abu Ghraib en Guantànamo Bay Niemand hield het voor
mogelijk. Foltering is terug van weggeweest. Niet dat foltering helemaal
verdwenen was, maar ze was ver van ons bed. Ze bleek alleen nog maar te
bestaan in enkele dictatoriale of militaire regimes, ver weg. In onze westerse
democratische staten leek foltering een folklore, een schandelijke praktijk
uit een barbaars verleden. Maar nu worden we plots wakker geschud. Volgens een
rapport van Amnesty International wordt er nog altijd gefolterd in meer dan
zeventig landen. En het blijkt zelfs dat ook verschillende landen uit onze
westerse democratische wereld er niet vies van zijn. Ter verdediging worden
dan allerlei argumenten gegeven, vooral rond informatieverwerving en
bescherming van de burgers. Sommigen zegslieden doen het zelfs overkomen dat
in bepaalde gevallen foltering niet alleen noodzakelijk, maar zelfs goed is.
Dat is uiteraard een verdraaiing van alle morele regels. Goede foltering
bestaat niet. Wat voor argumenten zou je immers kunnen inroepen om foltering
te accepteren? Foltering is een misdaad tegen de menselijkheid. Je stoot
onmiddellijk op één van de meest uitdrukkelijke mensenrechten, namelijk de
lichamelijke integriteit van ieder individu. Volgens de Internationale
Conventie tegen Foltering ‘heeft niemand het recht anderen te martelen, onder
geen enkele voorwaarde, het weze dan oorlog, politieke instabiliteit of een
staat van beleg.’
|
GELIJKE KANSEN VOOR IEDEREEN,
in
Mensen Onderweg,
januari-februari 2007,
blz. 8-14. |
Discriminatie
en uitsluiting zijn nog altijd een dagelijkse realiteit voor miljoenen mensen
die in de Europese Unie wonen en werken.
Al werden in de laatste decennia reeds heel wat inspanningen geleverd op het
vlak van het gelijkekansenbeleid, toch blijven vrouwen, kinderen, ouderen,
allochtonen, holebi’s, gehandicapten, enzovoort nog dikwijls verstoken van
voldoende of gelijke kansen om hun leven volwaardig te realiseren. Vanuit die
vaststelling heeft de Europese Commissie het jaar 2007 uitgeroepen tot het
Jaar van Gelijke Kansen voor iedereen als een gezamenlijke inspanning om
gelijkheid en niet-discriminatie te promoten in de Europese Unie. Dit
initiatief vormt het kernstuk van een algemene strategie die werd uitgetekend
om alle vormen van discriminatie effectief aan te pakken en de verscheidenheid
als basis van samenleven te waarderen en te bevorderen. Tot vandaag stootte de
concrete uitvoering van de Europese antidiscriminatiewet op teveel hinderpalen
en werd zij in verschillende lidstaten te makkelijk uitgesteld of zelfs opzij
geschoven. Om dat euvel te verhelpen wil de
Europese Commissie vooral nieuwe impulsen geven om de volledige toepassing van
deze wet te verzekeren. Prioritaire aandacht zal daarom gaan naar twee
fundamentele grondrechten: niet-discriminatie en gelijke kansen. Op basis van
een groeiend wederzijds respect hoopt men aldus het samenleven te verbeteren
en vooral de achterstelling van verschillende individuen en bevolkingsgroepen
effectief weg te werken.
|