Info-bronnen

iDevice-pictogram Leesactiviteit
In de Verenigde Staten is er sinds enkele jaren in het onderwijs steeds meer belangstelling voor de activerende werkvorm die WebQuest (WebKwestie) wordt genoemd. Deze is geïntroduceerd en beschreven door Bernie Dodge, die zich bij de opzet heeft laten leiden door de onderwijskundige ideeën van Marzano.
 
Kort gezegd is een WebKwestie een onderzoeksgerichte opdracht waarbij de informatie, in ieder geval voor een flink deel, afkomstig is uit bronnen op internet. Een WebKwestie gaat verder dan het zoeken van een antwoord op een vraag. Leerlingen moeten met een vraagstelling aan de slag die hun denken op een hoger plan brengt. Zij worden gedwongen om de verworven informatie om te zetten in een product. Dit product kan een oplossing voor een probleem zijn, maar ook een hypothese of een ontwerp voor een poster of het maken van een maquette.

Dodge onderscheidt twee types WebKwesties:

De kortdurende WebKwesties
De leerling besteedt aan de kortdurende WebKwestie een tot drie lesuren. Doel van de kort durende WebKwestie is dat leerlingen leren kennis verwerven en die ook integreren in reeds aanwezige kennis. Als de WebKwestie is doorlopen is de leerling aan de slag geweest met een substantiële hoeveelheid informatie waaraan hij ook betekenis heeft gegeven.
De langdurende WebKwestie
In de langdurende WebKwestie gaat het vooral om het uitbreiden en verfijnen van kennis. Op het eind van de WebKwestie heeft de leerling een behoorlijke hoeveelheid informatie diepgaand geanalyseerd en verwerkt. Bovendien heeft hij - op een wijze dat anderen erop kunnen reageren - aangetoond dat hij de materie begrijpt.

Webopdrachten bestaan altijd uit de volgende elementen: een introductie; een uitdagende taak; informatiebronnen; een beschrijving van het te doorlopen proces; ingebouwde begeleidingscomponenten om het proces te ondersteunen en een afsluiting. De manier waarop webopdrachten worden opgezet is sterk geënt op technieken uit het afstandsonderwijs en bijvoorbeeld de nadruk die daarin gelegd wordt op ingebouwde begeleidingscomponenten (zoals studeeraanwijzingen, diagrammen, overzichten, enzovoorts) die bedoeld zijn om de docent voor de klas zo goed mogelijk te vervangen.

Een goede WebKwestie, waarbij de leerling efficiënt gebruik maakt van zijn tijd, internet en andere bronnen, voldoet aan de volgende eisen:

1. In een inleiding wordt doel en achtergrond van de opdracht uitgelegd. De opdracht moet voor de leerlingen in een context worden geplaatst en een duidelijke plaats in het curriculum hebben.
2. De opdracht moet haalbaar, uitdagend en motiverend zijn. Je kunt dit op verschillende manieren bereiken. Enkele voorbeelden.

De leerling krijgt de rol van detective die een probleem moet oplossen of op zoek moet naar een schat of verloren voorwerp;
De leerling moet als journalist een artikel schrijven voor een krant of tijdschrift;
De leerlingen wisselen via e-mail gegevens uit met leerlingen in een andere stad of ander land;
De leerlingen zijn wetenschappers en moeten een probleem oplossen.

3. De opdracht bevat een overzicht van de informatiebronnen. Vaak zullen dit internetsites zijn, maar uiteraard kan ook gebruik worden gemaakt van boeken, kranten en tijdschriften. Visuele bronnen zijn vaak zeer geschikt.
4. De opdracht moet eenduidig zijn. Toelichting moet niet of nauwelijks nodig zijn. Het verdient daarom aanbeveling te werken met een stappenplan, waarin de leerlingen stap voor stap duidelijk gemaakt wordt wat er van hem wordt verwacht.
5. De opdracht bevat zonodig aanwijzingen voor het verwerken van de informatie. Deze aanwijzingen kunnen de vorm hebben van bijvoorbeeld deelvragen, of aanwijzingen om schema’s, tijdbalken of oorzaak/gevolg diagrammen te gebruiken.
6. De leerlingen geven de resultaten van hun onderzoek weer in een schriftelijk verslag, een mondelinge presentatie, een diapresentatie, een powerpoint presentatie of een internetsite.

Facultatieve aanvullingen
7. Eventueel kan hieraan nog een rapportage van de werkzaamheden worden toegevoegd, waarin de leerling duidelijk maakt hoe het onderzoek is verlopen, welke zaken goed gingen en welke niet en wat hij een volgende keer anders wil doen.
8. De leerling kan de opdrachten alleen maken, maar er kunnen goede argumenten zijn om leerlingen in groepjes van twee of drie de opdrachten te laten maken. In dat geval moet het werk van het ene groepslid aanvullend zijn op dat van de anderen. Overleg, uitwisselen van informatie, ideeën en meningen en het samenvatten van informatie zijn dan belangrijke elementen.
9. De opdracht hoeft zich niet te beperken tot een vak, maar kan zeer goed interdisciplinair zijn.

(Bovenstaande informatie is overgenomen van Bernie Dodge, hoogleraar onderwijs technologie aan San Diego State University en enigszins bewerkt).

Het maken van een webopdracht is dus niet veel anders dan het opstellen van een les. Het zal de leerlingen aan het werk zetten doordat je ze aan een interessante en uitvoerbare taak zet. Je geeft ze daarbij de belangrijkste informatiebronnen die ze als gids nodig hebben om de opdracht te voltooien. Daarnaast geef je ook aan hoe je het werk zal beoordelen. Zo weten de kinderen waar ze aan toe zijn.

De verschillende onderdelen van een webopdracht zijn de bouwstenen voor de hele opdracht. Deze manier van werken moet voor alle web-opdrachten hetzelfde zijn.