Epidemiologie: antw
Omhoog

  1. Waar of vals.
     
    Een gezond afweersysteem kan de meeste infecties de baas waar
    Een antigeen is een lichaamsvreemd eiwit. waar
    Gammaglobulines zijn antigenen. vals
    Polio wordt veroorzaakt door een bacterie. vals
    Toxoplasmose (kattenziekte) wordt veroorzaakt door een gist. vals
    Virussen kunnen verkoudheid, griep, leverontsteking, mazelen, aids, polio, vele vormen van diarree, ... veroorzaken. waar
    HIV veroorzaakt tuberculose. vals
    Salmonella, gonorroe, syfilis, tuberculose worden veroorzaakt door bacteriën. waar
    Clostridium botulinum veroorzaakt een voedselvergiftiging. waar
    De enige in België verplichte vaccinatie is die tegen polio. waar
    Hepatitis B is een SOA waar
    Hepatitis A wordt overgedragen via besmet water of voedsel via het spijsverteringsstelsel. waar
    Eieren en gevogelte zijn vatbaar voor salmonella. waar
    Leukocyten kunnen bij infectie uit de bloedbaan komen. waar
    Corticosteroïden stimuleren het afweersysteem. vals
    Medicijnen tegen kanker kunnen de werking van de WBC verstoren. waar
    Antibiotica werd VOOR de eerste vaccins ontdekt. vals
  2. Leg uit: epidemiologie.
    vroeger: de leer der epidemieën,
    nu de leer der ziektetoestanden
  3. Omschrijf volgende begrippen: besmetting, infectie en ontsteking en illustreer met een voorbeeld.
    besmetting: overbrengen van levende mo (mo die zich nog kunnen vermenigvuldigen)
    infectie:proces waarbij mo de natuurlijke afweer hebben doorbroken, de mo vermenigvuldigen zich en brengen schade aan (lokaal of algemeen)
    ontsteking = inflammatie = reactie op een prikkel met pijn, zwelling, warmte, roodheid als gevolg
  4. Omschrijf volgende begrippen: endogene -en kruisinfectie en illustreer met een voorbeeld.
    een endogene infectie = auto-infectie = een infectie met kiemen die voorheen bij de patiënt al waren. Onder invloed van verminderde afweer veroorzaken mo nu een infectie. vb schimmelinfectie na een antibioticakuur
    een kruisinfectie, dit is het gevolg van een besmetting met mo die voordien nog niet bij de patiënt leefden.
  5. Geef een indeling van de pathogene micro-organismen, leg uit en illustreer met een voorbeeld.
    conventioneel pathogene mo vb hepatitisvirussen, griepvirussen, deze mo veroorzaken altijd een infectie (voor zover er geen specifieke immuniteit is, natuurlijk of kunstmatig), soms asymptomatisch
    conditioneel pathogene mo behoren tot de commensalen vb stafylococcus, ze veroorzaken slechts een infectie onder bepaalde voorwaarden. Als ze op plaatsen komen waar ze normaal niet thuishoren, vb een niet steriele blaassondage ==> blaasinfectie (= lokale infectie). Bij patiënten met verminderde weerstand kunnen zij ook een veralgemeende infecteer veroorzaken.
    opportunistische mo zijn gelegenheidsdieven, doch veroorzaken nooit bij gezonde personen een infectie vb MRSA
  6. Kan het dat ik hepatitis B doormaak, zonder dat ik symptomen heb? Hoe noemen we dit verloop? Hoe kan men dan weten dat je de ziekte doormaakt??
    ja, asymptomatisch verloop, door via bloedonderzoek antistoffen op te sporen
  7. Welke 2 factoren beïnvloeden het ontstaan van een infectie?
    virulentie van het mo (Hoe sterk is de aanval?)
    de weerstand van de besmette persoon (Hoe sterk is de verdediging?)
  8. Welke factoren beïnvloeden de virulentie van een micro-organisme?
    milieu: gunstige fysische levensvoorwaarden
    productie van schadelijke afscheidingsproducten: toxinen
    groeisnelheid
    MID = minimaal invasieve dosis = minimale besmettingsdosis = het minimum aantal mo die nodig is om een infectie te veroorzaken.
  9. De MID voor hepatitis B is hoog?
    neen
  10. De MID voor salmonella is hoog?
    ja
  11. Wat is een besmettingsbron, geef een indeling en leg uit.
    de plaats waar mo leven en zich vermenigvuldigen, dit kunnen mensen (dieren) of voorwerpen zijn
    gezonde kiemdrager of strooier, persoon verspreidt mo vb MRSA bij ziekenhuispersoneel
    zieke kiemdrager: vb kinderen met een besmettelijke kinderziekte
    herstellende of genezen kiemdrager vb chronisch drager van hepatitis B-virus of hepatitis C-virus
    kruisinfecties= infecties veroorzaakt door kruisbesmettingen = het overdragen van mo van de ene persoon naar de andere via mensen of via voorwerpen
  12. Bespreek onrechtstreekse en rechtstreekse besmetting.
    directe of rechtstreekse besmetting: direct contact = aanraking
    indirecte of onrechtstreekse besmetting: zonder direct contact, dus via een transportmiddel
  13. Bespreek 5 besmettingswegen (wijze) en leg uit aan de hand van een voorbeeld.
    1. per os (via eten of drinken)    vb salmonella
    2. aerogeen via de lucht            vb tb
    3. door aanraking                     vb MRSA
    4. via voorwerpen                     vb niet gesteriliseerde pincetten, inspuitingen
    5. via sex (SOA)                       vb HIV
    6. via insecten                         vb salmonella
  14. Leg uit biologische vector, illustreer met een voorbeeld.
    De biologische vector (overdrager) vb vrouwelijke anoflesmug is essentieel voor de kringloop van het mo plasmodia. De anoflesmug speelt een actieve rol.
  15. Leg uit mechanische vector, illustreer met een voorbeeld.
    De mechanische vector (overdrager) vb huisvlieg is niet essentieel voor de kringloop van het mo. vb  salmonella. De huisvlieg speelt een passieve rol.
  16. Geef de ingangswegen van mo. en illustreer met een vb.
    1. SVS: salmonella, hepatitis A
    2. AHS: tbc, mononucleosis, roodvonk, griep
    3. huid en slijmvliezen: malaria via plasmodia via de anofelesmug
    4. bloedsomloopstelsel, wonden: onsteriel werken MRSA
    5. placenta: rubella, toxoplasmose, syfillis
    6. urogenitaalstelsel: aids, syfillis
  17. Bespreek de 4 stadia van een infectie.
    1. besmetting: contact met mo
    2. incubatietijd: tijd tussenbesmetting en eerste symptomen
    3. infectie: schade aan het lichaam, symptomatisch of asymptomatisch
    4. convalescentie: tijd tussen de infectie en de volledige genezing
  18. Het historische jeugdboek "Kruistocht in een spijkerbroek" (van Thea Beckman) speelt zich af in de Middeleeuwen, rond het jaar 1212. Op bladzijde 93 kan je lezen:
    "Ze sloegen het kamp op, op een lage heuvel aan de oever en toen begon het gevecht tegen de roodvonk-epidemie."
    Leg uit en illustreer met een voorbeeld.

    1. epidemie
      een groot aantal personen, op een bepaalde plaats, op een bepaalde tijd (plots), dezelfde infectieziekte

    2. Leg uit endemie
      continu aantal infectieziekten op een bepaalde plaats

    3. Leg uit pandemie, illustreer met een voorbeeld.
      een epidemie in een zeer groot gebied

  19. Geef de indeling van onze verdediging tegen pathogene mo.
    1. plaatselijke barrières (niet specifiek)
    2. algemene weerstand (niet specifiek)
    3. specifieke weerstand of immuniteit
  20. Bespreek de plaatselijke barrières als verdedigingsmechanisme.
    huid: mechanische barrière, zweet werkt bactericide
    natuurlijke openingen:
    1. neus: trilhaarepitheel, slijmproductie
    2. mond: mo gaan naar de maag pH = 2-4
    3. urethra: zure pH van de urine pH = 4
    4. vagina: döderleinbacillen zorgen voor een zuur milieu en werken aldus bactericide
    5. oog: traansecretie
    6. oor: trilhaar en oorsmeer
  21. Bespreek onze algemene niet specifieke afweer als verdedigingsmechanisme (niet meer kennen)
    1. humorale barrière: bloed is bactericide
    2. cellulaire barrière: mo==> leucocytose ==>fagocytose (3 stadia)
      1. diapedese: leucocyten --> uit de haarvaten ---> naar de mo
      2. chemotaxis: fagocyten (neutrofiele granulocyten) en grote fagocyten (=macrofagen) worden aangetrokken door geïnfecteerde weefsels
      3. fagocytose: opeten van mo
  22. Vanaf wanneer spreekt men van leucocytose?
    meer dan 10000 WBC per mm3
  23. Geef 3 voorbeelden van natuurlijke immuniteit en leg uit
    1. erfelijke immuniteit: via de genen
    2. aangeboren immuniteit: overdracht van antilichamen tijdens de zwangerschap vb antistoffen tegen waterpokken; tijdelijk
    3. verworven immuniteit: antilichamen worden door de persoon zelf aangemaakt
  24. Geef 2 voorbeelden van kunstmatige immuniteit en leg uit.
    1. actieve kunstmatige immuniteit (door vaccinatie; via verzwakte of dode mo, lichaam maakt zelf antistoffen, zonder ziek te worden, voor enkele maanden tot levenslang)
      vb hepatitis B, tetanusvaccin, griepvaccin
    2. passieve kunstmatige immuniteit (door inenten met gammaglobulines, korte duur immuniteit)
      vb tegen tetanus, botulisme, kroep
  25. Geef een andere term voor: "de tijd vb 2à 3 weken tussen de blootstelling aan de ziekteverwekker bv waterpokken (=virus) en de eerste symptomen (uitslag)".
    incubatietijd
  26. Om een infectie te kunnen veroorzaken moet het mo eerst een aantal hindernissen overwinnen, bv de huid, hoesten, antibacteriële werking van het speeksel, maagzuur, traanvocht.
    Tot welke verdedigingsmechanisme behoren deze hindernissen?
    tot de plaatselijke barrières
  27. Vul aan.
    "Miljoenen bacteriën bewonen de huid, de neus, de mond, de darmen en de vagina. Deze organismen fungeren als ............................... die ons beschermen tegen .............................." (ziekteverwekkers).
    barrière, pathogenen
  28. Vul aan.
    Veel ernstige infectieziekten zijn door ........................ vrijwel volledig verdwenen.
    vaccinatie
  29. Geef 2 redenen waarom infectieziekten nu niet meer doodsoorzaak nummer 1 zijn in België.
    vaccinaties, en het gebruik van antibiotica, betere riolering, betere voeding, beter water
  30. Geef de naam van 2 infectieziekten waarvoor quarantaine nu nog nodig is.
    MRSA, open tb
  31. Wat ontstaat indien micro-organismen binnendringen in het lichaam en bij gunstige omstandigheden zich vermenigvuldigen en schade aanrichten.
    een infectie
  32. Hoe noemt men de plaatselijke of algemene respons op een infectie?
    een ontstekingsreactie
  33. Wat is een otitis media?
    middenoorontsteking
  34. Geef een andere term voor ons immuunsysteem.
    afweersysteem
  35. Hoe noemen we het systeem van cellen en eiwitten die antigenen herkennen en vernietigen?
    immuunsysteem
  36. geef de naam van een ziekte die ons immuunsysteem sterk onderdrukt.
    AIDS
  37. Veel mo kunnen het lichaam via een wonde binnendringen. Geef de naam van een mo die vaak iva een vuile straatwonde ons lichaam binnendringd.
    clostridium tetani
  38. Waarom mag men vuil linnen niet op de grond werpen in een ziekenhuis.
    In een ziekenhuis verblijven veel personen met een verminderde weerstand (verlaagd afweersysteem). Een ziekenhuis is een huis met zeer veel pathogene kiemen. Pathogene kiemen of micro-organismen kan je overal terugvinden, maar zeker ook op de grond en in vuil linnen. Dus wanneer je vuil linnen op de grond werpt, dan doe je heel veel pathogenen opvliegen in de lucht. Veel ziekteverwekkers worden verspreid door de lucht en kunnen zo ingeademd worden door verzwakte patiënten met ziekenhuisinfecties als gevolg!!
    Nog erger als je vuil linnen op de grond werpt wanneer een ander aan de wondzorg bezig is!!
    Het aantal ziekenhuisinfecties ligt in Vlaanderen nog steeds zeer hoog!
  39. Ik ben een HIV-infectie opgelopen. Doch ik heb helemaal geen symptomen. Kan ik dan anderen besmetten?
    ja, want dan ben je drager van het virus
  40. Ik ben zwanger. Ik ben drager van het HB-virus. Wat nu?
    Er is gevaar van besmetting bij de geboorte. Men zal het kind na de geboorte specifieke immunoglobulinen tegen hepatitis B toedienen en vaccineren
  41. Welke dieren dragen de verwekkers van de pest over?
    vlooien (Xenopsylla cheopis) van ratten besmet met Yersinea pestis
  42. Vanwaar komt de naam builenpest?
    De lymfeklieren (meestal in de lies) van geïnfecteerde personen zetten op en raken gevuld met pus.
  43. Leg uit. "Sinds begin 2004 is er een vogelgriepepidemie onder pluimvee in verschillende Aziatische landen die veroorzaakt wordt door het aviaire influenzavirus-A-H5N1. Recent zijn ook uitbraken gemeld onder kippen in Turkije, Roemenië en Kroatië. Alleen in Vietnam, Cambodja, Indonesië en Thailand zijn gevallen van vogelgriep H5N1 bij de mens vastgesteld. "
    epidemie: een groot aantal vogels, op een bepaalde plaats, op een bepaalde tijd (2004), dezelfde infectieziekte
    virussen:
    micro-organismen zonder celstructuur bestaande uit nucleïnezuur en eiwitmantel, kleiner dan bacteriën, die zich slechts kunnen voortplanten in een gastheercel
  44. Sommige micro-organismen verspreiden zich door het lymfestelsel, een belangrijk onderdeel van het afweersysteem. Als de micro-organismen een lymfeklier bereiken worden ze aangevallen door een bepaald type van witte bloedcel. (= ....................................)
    Waar en waarom voelt de huisarts, bij vermoeden van keelontsteking?
    lymfocyten, in de hals, nagaan van gezwollen lymfeklieren
  45. Soms verspreiden micro-organismen zich via de bloedbaan. Wat betekent bacteriëmie?
    Dit is een besmetting van het bloed met levende micro-organismen.  Door de bactericide werking van het bloed, worden de micro-organismen vernietigd, zodat het niet tot een sepsis komt.
    Dit kan voorkomen na tandheelkundige ingrepen, maar ook bij huidinfecties zoals acne. Normaliter is een bacteriëmie niet gevaarlijk. Bij mensen die echter hartklepbeschadigingen of een kunstklep hebben, kunnen de bacteriën zich op de hartklep nestelen, waardoor deze gaat ontsteken.
  46. Wat is het belangrijkste doel van een ontsteking?
    Het opruimen van de infectiehaard.
  47. Bacteriële toxinen en chemische boodschappers die in het beschadigde weefsel vrijkomen trekken fagocyten aan. Hoe noemen wij dit stadium in onze cellulaire afweer?
    chemotaxis
  48. Geef de naam voor kapotte bacteriën, kapoote WBC en kapotte cellen?
    etter of pus
  49. Hoe noemen we etter of pus met een vlies eromheen?
    abces
  50. Hoe noemen we de leucocyten die micro-organismen opeten?
    fagocyten, macrofagen (= grote fagocyt)
  51. Waar of vals
    Virusinfecties veroorzaken vaak hoge koorts, spierpijn, hoofdpijn en lusteloosheid. Deze symptomen worden deels veroorzaakt door eiwitten die ons lichaam maakt om de infectie te bestrijden.
    waar
  52. Bacteriën kunnen in de bloedbaan terechtkomen, zich vermenigvuldigen toxinen afscheiden die een sterke reactie veroorzaken. Een dergelijke bloedvergiftiging gaat gepaard met hoge koorts en rillingen. Geef een term voor deze toestand.
    sepsis of septikemie
  53. Leg de onderlijnde woorden uit.
    Cryptosporidiose is een portozoaire parasiet. Het is een opportunistische infectie en veelvuldig de doodsoorzaak bij aids-patiënten.
    1. Een infectie door een protozo (oerdiertje) die gebruik maakt van de verminderde afweer om zich ten koste van de patiënt te vermenigvuldigen en schade te veroorzaken.
    2. parasiet= organisme dat leeft ten koste van ander organisme
    3. protozo ééncellig organisme, oerdiertje
    4. infectie = toestand waarbij m.o. zich vermenigvuldigen, de afweer van de patiënt overwinnen en schade berokkenen
    5. opportunstisch = indien de omstandigheden gunstig zijn, vb bij verminderde afweer van de patiënt
    6. AIDS = Acquired Immuno-Deficiency Syndrome
  54. Hoe noemen we een ziekte die in een bepaalde populatie steeds een aantal personen infecteert?
    een endemische ziekte
  55. Vul aan.
    Epidemieën van gevaarlijke ............................... zoals de ................ in de 14° eeuw en de ................ in de 17° en 18° eeuw veroorzaakten een plotselinge afname van de bevolking?
    infectieziekten, pest, pokken
  56. Wanneer en door wie werd het eerste vaccin in het Westen geïntroduceerd? Waartegen was dit vaccin? Leefde die man voor Pasteur en Koch? Wat was zijn nationaliteit?
    1796, einde 18° eeuw
    Jenner
    vaccin met koepokken tegen de gewone pokken
    Jenner leefde voor Pasteur en Koch
    Engelsman
  57. Tot in welke periode wasten artsen hun handen NIET voor operaties of bevallingen? Wie kon deze praktijk introduceren? Leefde die man voor Pasteur en Koch? Wat was zijn nationaliteit?
    midden 19° eeuw
    Ignaz Semmelweis leefde in de tijd van Pasteur (4 jaar ouder dan Pasteur)
    Hongaars arts (1818-1865)
  58. Wie bewees dat een ziektekiem de oorzaak was van antrax?
    R. Koch
  59. Wie bewees dat een ziektekiem de oorzaak was van hondsdolheid (rabies)?
    Pasteur
  60. Wie maakte vaccins tegen antrax en hondsdolheid?
    Pasteur
  61. Waarom moeten we voor het toedienen van een injectie in een ziekenhuis steeds de huid ontsmetten?
    Omdat we bij een IM of SC-inspuiting de huidbarrière doorbreken en mo kunnen binnenbrengen in het lichaam.  Daarenboven is een ziekenhuis een huis vol met zeer pathogene en vaak ook resistente micro-organismen.
  62. Bespreek de verworven (specifieke) immuniteit.
    Ons lichaam leert antigenen van pathogenen herkennen (na besmetting), en produceert daartegen specifieke antistoffen. De antistoffen vallen dan het antigeen aan en blijven nadien aanwezig.
    Bepaalde cellen hebben een geheugen voor antigenen, waardoor ze een volgende keer veel sneller kunnen reageren.
  63. Wat is de job van lymfevaten?
    Deze vaten vervoeren WBC en pathogenen van het geïnfecteerd weefsel naar de lymfeklieren. Hier worden de pathogenen vernietigd.
  64. Hoe noemt de grootste lymfeklier?
    de milt, lien of splen, De milt is bij de mens een vuistgroot orgaan , gelegen onder het middenrif, links achter de maag.
  65. Wat is lymfe?
    het vocht dat door de lymfevaten stroomt, is weefselvocht of extracellulairvocht of interstitieel vocht. Wanneer er een teveel aan weefselvocht is, wordt dit vocht opgenomen via het lymfestelsel. De lymfe gaat dan naar de lymfeklieren, daar wordt de lymfe gefilterd om micro-organismen en andere ongewenste stoffen te verwijderen. Vandaar gaat de lymfe via de venae subclaviae naar de bloedsomloop gebracht.
  66. Waar worden b-lymfocyten en T-lymfocyten aangemaakt, wat is hun job?
    Alle bloedcellen worden in het rode beenmerg aangemaakt. Het rode beenmerg maakt multipotente stamcellen. Multipotente stamcellen hebben de potentie om uit te groeien tot de diverse bloedcellen, een erytrocyt, een trombocyt of één van de 5 soorten leucocyten. De multipotente stamcel kan zich delen in een myeloïde stamcel en een lymfoïde stamcel.
    De myeloïde stamcel kan zich verder dlen in een erytroblast (voorstadium erytrocyt), een megakaryoblast (voorstadium tormbocyt), en een myeloblast (voorstadium van 4 typen leucocyten; basofiele, eosinofiele, neutrofiele leucocyten (granulaire WBC)en monocyten (agranulaire leucocyt, kan zich verder ontwikkelen tot macrofaag).
    Uit de  lymfoïde stamcel ontwikkelen zich in
    b-lymfocyten en T-lymfocyten met hulp van de lyfeklieren en de thymus (zwezerik). Deze lymfocyten worden in de lymfeklieren aangemaakt. b-lymfocyten (immunoglobulinen) vormen antilichamen, T-lymfocyten vallen het micro-organisme aan.
  67. "Als een soort vuilnisvak eten neutrofielen (een type WBC)een bacterie op."
    Hoe noemt men dit proces?
    fagocytose of celeten
  68. Monocyten (een type WBC) groeien uit tot een lelijke monstercel: de macrofaag. Macrofagen fagocyteren micro-organismen.
    Tot welk verdedigingsmechanisme behoort dit proces?
    Dit proces behoort tot de niet specifiek weerstand (algemene weerstand).
  69. Wat gebeurt er met het aantal leucocyten bij een infectie?
    het gaat omhoog
  70. Wat ontstaat er wanneer een antistof een binding maakt met een antigeen?
    een immuuncomplex
  71. Geef 2 voorbeelden van mo die mij via een druppelinfectie willen aanvallen.
    Bespreek de plaatselijke barrière voor mo die via de de trachea ons lichaam willen binnendringen.
    mycobacterium tuberculose, griepvirussen, staphylococcus pneumonaiae, mycoplasma pneumonaiae, schimmel of gistinfectie door Candida,
    Ciliën, kleine haarvormige uitsteeksels van cellen die de bronchiën bekleden (en het neusslijmvlies), transporteren slijm met bacteriën omhoog, waarna het kan worden uitgehoest en of ingeslikt (en naar het maagzuur gezonden).
  72. Bij de meeste ooginfecties is het bindvlies aangetast door een bacterie of virus, een doorzichtig vlies dat het wit van de ogen en de oogleden bekleed.
    Geef de naam van dit vlies. Geef ook de naam van dit vlies wanneer het ontstoken is.
    conjunctiva, conjunctivitis
  73. Infectie van het hoornvlies, infectieuze keratitis, is zeldzaam vergeleken met een ontsteking van het bindvlies van het oog. Herpes simplex is de meest gekende oorzaak.
    Geef een andere term voor hoornvlies en bindvlies van het oog.
    cornea en conjuctiva
  74. Ontsteking van de oogleden heet blefaritis. Geef de medische term ontsteking van het vaatvlies van het oog.
    choroïditis
  75. Waarom mag je je lenzen nooit in je mond steken? Waarom moet je steeds je handen wassen voor je je lenzen in of uitdoet?
    In onze mond en op onze handen zitten miljoenen micro-organismen, lenzen komen in nauw en langdurig contact met het vochtige bindvlies van het oog.
  76. Wat betekenen de termen otitis externa en otitis media?
    ontsteking van het uitwendig oor, ontsteking van het middenoor
  77. "Er bestaan ook heel agressieve schimmels. Een veel voorkomende is Aspergillus. Eigenlijk komen ze overal voor, maar voor mensen met weinig weerstand kunnen ze heel gevaarlijk zijn. Ze veroorzaken vooral infecties in de luchtwegen."
    Wat is een infectie?
    Hoe noemt men een infectie die slechts voorkomt bij patiënten met verminderde afweer?
    infectie:proces waarbij Aspergillus de natuurlijke afweer doorbroken heeft, Aspergillus kan zich vermenigvuldigen en schade toebrengen  (vb longontsteking)
    een opportunistische infectie
  78. Spinnen zijn geen insecten vliegen wel. Spinnen hebben 8 poten, vliegen hebben 6 poten. Tussen de facetogen (duizenden kleine oogjes) van de vliegen zitten voelsprieten. De huisvlieg is een van de vele soorten vliegen die eieren leggen in rottende planten, kadavers van dieren en in mest, met als gevolg dat vliegen vaak infectieziektes overdragen.
    1. Geef de naam van een micro-organisme dat de vlieg kan overbrengen.
    2. Is de huisvlieg een mechanische of een biologische vector?
      salmonella
      een mechanische vector (overdrager); hij is niet essentieel voor de kringloop van het micro-organisme. De huisvlieg speelt een passieve rol.
  79. Waar leven en vermenigvuldigen salmonellabacteriën zich?
    Via welke wijze (weg) kunnen salmonellabacteriën ons bereiken?
    Wat is de porte d'entree?
    Waaruit bestaat in dit geval de eerste verdediging van de mens (plaatselijke barrière)?
    besmettingbron: vb kip, kippevlees
    besmettingswijze: indirect via voedsel (vb kippevlees)
    plaatselijke barrière: maagsap met pH van 2 tot 4, doden vele bacteriën
    porte d'entree: spijsverteringsstelsel
  80. De salmonella bacteriën die het zuurbad van de maag overleefd hebben gaan nu naar de villi van de darm. Wat zijn darmvilli?
    Villi zijn vlokken of vingertjes ter hoogt van de dunne darm, met als doel het darmoppervlak te vergroten.
  81. Hoe noemt men het proces waarbij bacteriën vermeerderen in aantal?
    vermenigvuldiging door splitsing of deling
  82. Een 12-tal uur na de besmetting van mijn darm met salmonella, zijn er al meer dan een miljoen nieuwe salmonellabacteriën.  Die bacteriën vallen de cellen van de darmwand aan en veroorzaken schade.
    Hoe noemen we deze situatie?
    een infectie
  83. De geïnfecteerde (de afstervende) cellen van de wand van de dunne darm gaan stoffen afscheiden die een aantrekkingskracht hebben op de macrofagen. Hoe noemt men deze fase in de verdediging.
    chemotaxis, een fase in de cellulaire afweer
  84. De macrofagen eten de salmonellabacteriën op. Doch de deze salmonellabacteriën hebben nog een geheim wapen, de productie van toxinen. De toxinen van de salmonellabacteriën kunnen de macrofagen verlammen.
    Wat zijn toxinen?
    giftige stoffen
  85. Twaalf uur na het eten van de onvoldoende gebraden kip begin ik de eerste symptomen te voelen. Mijn spiercontracties van mijn darm veranderen van richting.
    Hoe noemen we de normale contracties van de darm?
    Wat voel ik als de spiercontracties van mijn darm veranderen van richting?
    Hoe noemt men de 12 uur tussen het eten van de kip en de eerste symptomen.
    peristaltiek, misselijkheid en braken, de incubatietijd
  86. Wat is het doel van het verdedigingsmechanisme: braken.
    De inhoud van het bovenste deel van het spijsverteringsstelsel verwijderen, en zo ook het aantal pathogenen verminderen.
  87. Wat gebeurt en met het onderste deel van mijn spijsverteringsstelsel bij een salmonella-infectie?
    Mijn spiercontracties van mijn dikke darm versnellen, ik krijg krampen en ik diarree.
  88. Waar en via welke weg kunnen, salmonellabacteriën die zich in het weefselvocht bevinden, naartoe gevoerd worden?
    via de lymfevaten naar de lymfeklieren
  89. De macrofagen worden geholpen door T-helpercellen.
    Wat zijn macrofagen?
    grote fagocyten


 

 

 

Opleiding tot gediplomeerd verpleegkundige                                                                                  HBO Verpleegkunde Ic dien Roeselare