Maria Ernestina Schellaert van Obbendorf vrouwe van Schinnen (1742-1767)

new
Geslacht

Vrouw

Leeftijd

78 jaar

 
Geboren

12-5-1689

te

Schinnen

Overleden

31-5-1767

te

Schinnen

Begraven

2-6-1767

te

Schinnen

Vader 

Jan Adam Schellaert van Obbendorf van Reulsdorp

  Geboren 

12-10-1656

  Overleden 

7-3-1723

Moeder 

Sophia Pijls

 
 
Broer 

Joannes Adamus

Broer 

Reinerus *28-12-1683

Broer 

Joannes Guilielmus *17-9-1686

Broer 

Walramus *3-4-1691

Zus 

Anna Catherina *28-6-1693

Zus 

Joanna Sibilla *25-4-1696

Zus 

Maria Anna *20-3-1704

BRONNEN:

MARIA ERNESTINA DE SCHELLARDT VAN OBBENDORF
VAN REULSDORF
1742-1767,
geboren te Mehove-Schinnen den 12 Mei 1689, dochter van Jan Adam en Sophia Pijls. Zij was Vrouwe van Schinnen, Leeuwen, Broich en Reuschenberg (bij Setterich).
Op de buitengewone vergadering der schepenen op ter Borgh, op 3 Juli 1742, drie dagen na de begrafenis van den gebiedenden Heer, werd diens testament geopend en voorgelezen. Luidens den inhoud werd Maria Ernestina de Schellardt tot erfgename aangesteld van de roerende en onroerende, alsmede de jurisdictioneele goederen. Michiel Hoen verklaart plechtig "het heerlick gesagh in haeren naem te accepteren ende versoeckt uyt crachte van het gemeld testament sonder uytstel in de reëele en actuëele possessie te worden gesteld van de Heerlichheyt Schinnen als haere Gebiedende Vrouwe".
Den 19 October daaropvolgende werd de heerlijkheid als Valkenburgsch leen namens haar verheven door Reiner Gorten. 1)
Bij akte van donatie verleden voor de schepenbank te Schinnen op 2 December 1734 stond zij aan haar neef Walram Winand Adam, heer van Schinnen, af hare goederen bestaande in den hof Mehove met de daaraan behoorende gronden gelegen te Puth en te Oirsbeek met den last dat zij gedurende haar leven bij hem op ´t kasteel te Schinnen zou inwonen en volgens haren staat kost en kleeding genieten, of in geval dat zij van daar zou weggaan, hij haar jaarlijks 600 gulden brabantsch zoude uitkeeren; verder dat hij aan hare twee zusters, religieuzen in het adellijk klooster te Nieuwerck jaarlijks aan ieder een uitkeering zoude doen van 30 rijksdaalders, tot verzekering waarvan de acceptant tot onderpand stelde den genoemden hof Mehove, den hof Stammen en den oliemolen te Heisterbrug (Overdrachtregister van Schinnen op het Rijksarchief te Maastricht). (Zie bijvoegsel no. 10).
Den 4 Mei 1756 nam Maria Ernestina te leen bij Petrus Delhogne, wijnkcoper te Maastricht, 2000 gulden brabantsch op tegen 5 % en 6 % zoo de rente binnen 2 jaren betaald werd, en van dienzelfden hof
´) Deze was de broeder van kapelaan Henricus Gorten te Schinnen, en ge-neraal-ontvanger van het land van Valkenburg, drossaard der graafschappen Geleen en Amstenrade.

— 98 —
1200 gulden in ´t jaar 1757, waartoe de hof Mehove verpand werd. Dit kapitaal behoorde in 1768 aan den schoonzoon van Delhogne, Paul Kerens te Maastricht en bedroeg toen 7200 gulden Maastrich­ter munt.
Maria Ernestina stond in hoog aanzien bij haar volk door haar goedigen en minzamen omgang en hare mildheid jegens de armen. In de pastoreele registers komt zij dikwijls voor als meter. Haar testament van 26 October 1758 levert het beeld van haar leven. Op den dag harer begrafenis moesten 3 Hoogmissen gezongen worden, elke met 3 heeren, die bij het zingen van het officiëler overledenen door 24 priesters moesten bijgestaan worden. Haar beste kleeding-stukken gaf zij met eene som gelds aan de kerk om er misgewaden van te maken. Gedurende één jaar moesten op ieder der Guatertem-perdagen 4 malders roggen (16 vaten) tot brood worden gebakken ten behoeve der armen die den kerkdienst bijwoonden. Hare beide zusters, Johanna Sibilla en Maria Anna, religieuzen in ´t adellijk stift te Nieuwerck legateerde zij gedurende haar leven den Brons-raedter erfpacht, bestaande in 11 malders haver en 11 malders rogge^welke erfrente na den dood harer zusters zou aankomen aan haar neef, Adam Alexander Graaf van Schellardt te Geysteren aan wien zij ook vermaakte alle pretentiën ten laste der heeren Baron van Bongaerdt en van Leroodt, welke zaak nog-hangende was bij ´t keizerlijk hof te Wetzlar. Nog vermaakte zij dezen Adam Alexander den hof Mehove met de daarbij behoorende gronden, alsmede de halve heerlijkheid Leeuwen bi-j Roermond, zijnde Graaf Adam Alexander krachtens ´t testament van Walram van Schellardt van 16 September 1740 benoemd tot universeel erfgenaam van de heerlijkheid en van de familiegoederen te Schinnen. Tot executeurs van haar testament benoemde zij den pastoor en den secretaris der schepenbank Schinnen.
Maria Ernestina overleed op ´t adellijk huis ter Borgh den 31 Mei 1767 in den ouderdom van 78 jaren. Haar lichaam werd bijgezet in den grafkelder harer voorouders te Schinnen den 2 Juni.
Zij had geene beschikking gemaakt van hare mobilaire goederen en het riddergoed Broich. De meubels werden op verzoek van Graaf Adam Alexander 20 Juli 1767 gescheiden van die, welke afkomstig waren van Walram en door het schepengerecht geïnventariseerd. Op 30 October 1767 werd door de erfgenamen, den schepen Paes Limpens, de familie Pijls en Hoen overgegaan tot de deeling harer nagelaten roerende goederen. Den 9 Maart 1774 zagen Joannes Pijls, gehuwd niet Maria Leenaerts, Sophia Pijls, de weduwe Dieteren, Henricus Pijls, Elisabeth en Maria Pijls, erfgenamen van Maria Ernestina van moederszijde, af van hunne rechten op ´t riddergoed Broich in het land van Gulick ten gunste van Baron A. Geyer te Aken (Overdrachtregister van Schinnen op het Rijksarchief te Maastricht).
Bron: Bijdrage tot de geschiedenis van de Voormalige heerlijkheid Schinnen, H. Pijls, 1928

Kerk Schinnen
"van de ornamenten is de mooie zilveren stralenmonstrans uit de 17e eeuw het mooiste sieraad.
Aan den voet staat te lezen: Walraaf Schellardt en Maria Hoen, Heer en Vrouwe tot Schinnen 1628. Aan de andere zijde: Renovatum per Mariam Ernestinam Baronissam de Schellardt Dominam actualem in Schinnen 1758.
Bron: Bijdrage tot de geschiedenis van de Voormalige heerlijkheid Schinnen, H. Pijls, 1928

De geschiedenis van kasteel Terborg gaat heel ver terug en begint bij Karel de Grote. Deze keizer beloonde een vertrouweling met een stuk grond in Schinnen, en die begon met de bouw van een burcht. In de 17e eeuw heeft de burcht met een verdieping verhoogd en heeft een kapel gekregen. Op kasteel Terborg waren kerkers, een pijnbank en zelfs een galg. De bewoners van adel heersten over de eenvoudige arme boeren en dagloners. Maar er broeide verzet. De streek werd geplaagd door de Bokkenrijders en tijdens het bewind van Freule Ernestine van Obbendorff werd zo een bokkenrijder, Henske genaamd, in het Spaubekerbos gevangen genomen. Hij moest in de Grote Zaal van Terborg voor de Freule verschijnen om veroordeeld te worden, maar de boef zag kans zich naar de kapel te slepen, die alleen vanuit de Grote Zaal te bereiken was (en nog steeds alleen zo te bereiken is). Eenmaal daar beriep hij zich op de onschendbaarheid van het kerkelijk asiel. De Freule raadpleegde een rechtsgeleerde die van oordeel was dat de kerkelijke onschendbaarheid, helaas voor Henske, niet voor een huiskapel gold. Henske werd buiten aan de galg opgehangen. Na een tragisch ongeluk is de laatste telg van het geslacht in 1763 overleden. Er volgde een lange periode van leegstand en verval. De familie Stassen heeft kasteel Terborg weer in oude glorie hersteld en er worden nu appartementen verhuurd en antiek verkocht. 2-Canto heeft een bewuste keuze gemaakt voor kasteel Terborg als achtergrond voor hun nieuwste videoclip. De geest van Henske dwaalt nog steeds rond (zoals te zien in de clip).
Bron: http://www.2-canto.nl/project.htm

laatst gewijzigd 29.08.2004